Terug
Gepubliceerd op 21/09/2021

2021_CBS_02556 - Omgevingsvergunning (202100438 krv) voor het oprichten van een nieuwe woning na sloping bestaande woning langs Goorakker 19 - Vergunning

College van Burgemeester en Schepenen
ma 20/09/2021 - 13:00 1.14
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis; Nadine Laeremans; Bart Julliams; Tom Corstjens; Marlon Pareijn; Pieter Cowé; Luc Van Laer; Francois Mylle, Algemeen Directeur

Afwezig

Griet Smaers

Secretaris

Francois Mylle, Algemeen Directeur

Voorzitter

Vera Celis
2021_CBS_02556 - Omgevingsvergunning (202100438 krv) voor het oprichten van een nieuwe woning na sloping bestaande woning langs Goorakker 19 - Vergunning 2021_CBS_02556 - Omgevingsvergunning (202100438 krv) voor het oprichten van een nieuwe woning na sloping bestaande woning langs Goorakker 19 - Vergunning

Motivering

Aanleiding en context

UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 06/10/2021 

 

 

Verslag van de omgevingsambtenaar

 

Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2021104208

Dossiernummer gemeente: 202100438

 

De gemeente Geel heeft op 9 juli 2021 een aanvraag ontvangen voor het bouwen van een vrijstaande woning. De aanvraag werd op 7 augustus 2021 volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Gegevens van de aanvrager

mevrouw Evelyn Clapdorp wonende te Goorakker 19 te 2440 Geel en de heer Stijn Vansant wonende te Goorakker 19 te 2440 Geel

 

Gegevens van de  ligging

Administratieve ligging: Goorakker 19

Kadastrale ligging: afdeling 5 sectie N nr. 1059H

 

Verslag

  1. Stedenbouwkundige basisgegevens

 

Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.

De aanvraag is volgens het gewestplan gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:

woongebied

De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.

agrarisch gebied

De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.

 

Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.

 

Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling

 

Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

De aanvraag is niet gesitueerd in een algemeen of bijzonder plan van aanleg of in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het gewestplan.

 

Overeenstemming met dit plan

De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.

 

Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen

 

 

Verordeningen

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.

algemene bouwverordening inzake weekendverblijven goedgekeurd op 8 juli 2005.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.

algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen goedgekeurd op 12 mei 2012.

 

  1. Historiek

Volgende vergunningen en/of weigeringen werden verleend:

  • Stedenbouwkundige vergunning (12505) voor het oprichten van een veranda - goedgekeurd op 14/04/1998.
  • Verkavelingsvergunning (1430) voor nieuwe verkaveling - goedgekeurd op 13/08/1984.

 

  1. Beschrijving van de omgeving en de aanvraag

De aanvraag volgens de architect

 

Deze aanvraag voorziet in het herbouwen van een ééngezinswoning op een gewijzigde plaats en in andere grootorde maar wel binnen de toelaatbare contouren van de verkavelingsvoorwaarden. Het perceel is dus gelegen in een verkaveling met dossiernr. 034/1184 en werd goedgekeurd d.d. 13/08/1984.

 

De globale woning omvat een totale bouwdiepte van 17m en is opgericht op de voorziene voorgevelbouwlijn. De zijgevels bevinden zich op minstens 3m van de zijdelingse perceelsgrenzen. De totale bouwbreedte van de woning is voorzien om 35m00 met inbegrip van hoofdbouw-verbindingsmuur-aanbouw en uitgezonderd carport. Gezien de luchtigheid van de combinatie tussen aanbouw en hoofdbouw kan geoordeeld worden dat dergelijke breedte geen probleem vormt in het aanwezige straatbeeld, tevens verwijzende naar de reeds bestaande voorgevelbreedte van de huidige woning met aanbouw, zijnde 32m00 waarbij de bestaande woning ( + 19m32) zelfs nog 2m breder is dan de nieuw te voorziene toestand. In het nieuwe ontwerp omvat de hoofdbouw een breedte van 17m30 en wordt de bestaande verbindingsmuur een aantal meters verlengd. Het bestaande deel aan de linkerzijde (inzake garages en tuinpoort met tuinmuur) blijft behouden en zit niet vervat in de afbraak.

 

De maximale kroonlijsthoogte van het hoofdelijk dakgedeelte is voorzien op 6m00 ten opzichte van het aanpalend grondpeil. De globale woning, met inbegrip van aanbouwen en dakkapellen, bevindt zich volledig binnen de maximaal toelaatbare contouren zoals wordt bepaald in de verkavelingsvoorschriften. De maximale contouren worden hierbij bepaald door een uiterste kroonlijsthoogte van 7m00 (t.o.v. grondpeil), een bouwdiepte van 17m00 en dakhelling gelegen tussen de 25° en 60°.

 

Op het globale perceel zal er vooraan een toegang behouden blijven ten behoeve van de oprit naar de bestaande garages, aan de rechterzijde wordt een nieuwe toegang voorzien in functie van een op te richten carport. Aangezien het huidige globale perceel in het verleden werd samengesteld uit 2 delen, kan geoordeeld worden dat gezien dit verleden en gezien de grootorde van de straatbreedte van het perceel, dat bijkomende oprit toegelaten kan zijn. De carport zal worden opgericht op 5m00 vanaf de voorgevelbouwlijn, een bouwdiepte omvat van 6m75 en een kroonlijsthoogte van 2m50 gemeten vanaf het bestaande grondpeil. Voor het oprichten van de betreffende carport is reeds een goedgekeurde verklaring van de aanpalende rechterbuur bekomen. Deze kan teruggevonden worden in deze nota als bijlage 03. De volledige huidige voorliggende bouwaanvraag werd eveneens door de aanpalende rechterbuur doorgenomen en ondertekend.

 

 

 

Het ontwerp

Deze aanvraag stelt de oprichting voor van een vrijstaande woning na afbraak van de bestaande woning. De garage, tuinpoort en tuinmuur links van de bestaande woning blijven behouden.

 

De nieuwe woning wordt ingeplant op 12 meter uit de wegas en op 3 meter van de rechter perceelsgrens. In de rechterbouwvrije zijtuinstrook wordt op 5 meter uit de voorgevel een carport opgericht.

De akkoordverklaring van de rechts aanpalende eigenaar m.b.t. de oprichting van een garage of carport in de bouwvrije zijtuinstrook werd aan het dossier toegevoegd.

De carport heeft een oppervlakte van  20,25 m² en een gevelhoogte van 2,5 meter.

 

De bestaande garage met opritlaan links van de woning blijft behouden. Een nieuwe oprit naar de carport rechts wordt aangelegd met een breedte van  3 meter.

De woning wordt ingeplant op een perceel met een breedte van 48,89 meter. Er werden destijds 2 percelen voor vrijstaande bebouwing samengevoegd tot 1 perceel.

De nieuwe woning heeft een gevelbreedte van 17,3 meter en een totale bouwdiepte van 17 meter. De kroonlijsthoogte is afwisselend 5 en 6 meter. De nokhoogte bedraagt 10,5 meter.

 

De woning wordt opgericht in een rood-oranje genuanceerde gevelsteen met een donkergrijs buitenschrijnwerk en een dakbedekking in donkere pannen voor het hoofdgebouw.

 

 

 

  1. Openbaar onderzoek

De aanvraag werd getoetst aan de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

De aanvraag moet niet openbaar gemaakt worden. De vereenvoudigde vergunningsprocedure wordt gevolgd.

 

  1. Adviezen

Op 6 september 2021 werd het advies ontvangen van Openbare Werken

Motivatie en voorwaarden riolering

Het perceel is gelegen in centraal gebied. Er is een gemengd rioleringsstelsel aanwezig op openbaar domein. 

Men dient de bestaande aansluiting te herbruiken en men moet zelf de huisaansluitputjes DWA en RWA plaatsen op eigen terrein nabij de rooilijn met onderlinge afstand van min. 0,5m en max. 1m. De huisaansluitputjes dienen van kunststof te zijn (RWA: grijs met diameter 250mm, DWA: roodbruin met diameter 315mm). Na de putjes dient men een gemengde aansluiting met opsplitsing te voorzien. Als men geen noodoverloop voorziet vanuit de infiltratievoorziening naar de openbare riolering hoeft men geen huisaansluitputje RWA te plaatsen.

De bouwheer dient te zorgen voor een gescheiden stelsel van droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA) op zijn perceel tot aan de rooilijn. 

De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.

De afvoerbuis voor het regenwater moet worden aangesloten op het huisaansluitputje RWA als men een noodoverloop voorziet vanuit de infiltratievoorziening. De afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater moet aangesloten worden op het huisaansluitputje DWA. 

Putten dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.

Voor het afvalwater voorziet men een gescheiden stelsel van fecaal water (toilet) en grijs water (douche, lavabo, …) tot buiten de woning wat een gunstig concept is. Men voorziet een sifonput waar beide afvoeren samenkomen om geurhinder te vermijden.

Volgens de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater is men verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing en het gebruik dient te gebeuren uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw of verharding.

De hemelwaterput moet aan volgende voorwaarden voldoen:

De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.

Het volume van de hemelwaterput moet minimum 5000L bedragen. De bouwheer voorziet een volume van 7500L wat voldoende werd gemotiveerd.

Men dient de afvoeren van het volledige dak en van het bijgebouw hier op aan te sluiten.

De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Er moeten minstens 2 aftappunten aangesloten worden op de hemelwaterput, waarvan één aftappunt voor de spoeling van toiletten. De bouwheer voorziet herbruik voor 3 toiletten, wasmachine, binnen- en buitenkraan en tuinberegening.

De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

De infiltratievoorziening moet aan volgende voorwaarden voldoen:

Het volume van de infiltratievoorziening dient minimum 5457,25L te bedragen en  de infiltratieoppervlakte minimum 8,7316m². De bouwheer voorziet een infiltratievoorziening met een volume van 7500L en een oppervlakte van 15,26m². Men voorziet een noodoverloop naar het openbare rioleringsstelsel. Dit is geen verplichting maar wordt wel toegestaan.

De bouwheer voorziet een buitenzwembad. De overloop dient te worden aangesloten op de RWA, de filter op de DWA. Indien het gaat om een gecombineerd systeem (overloop en filter) waarbij geen opsplitsing mogelijk is, dient men aan te sluiten op DWA.

Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende deskundige (VLARIO-keuring). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.

Motivatie en voorwaarden toegang tot het perceel

Er mogen maximaal 2 toegangen worden voorzien met samen een maximale toegangsbreedte van 6m. Men behoudt de bestaande toegang van 3m en men voorziet een nieuwe toegang van 3m. Voor de aanpassing van het openbaar domein (bermverharding en boordsteenverlaging) moet men een aanvraag doen. De kosten voor deze aanpassing zijn ten laste van de bouwheer/aanvrager.

 

Advies: volledig voorwaardelijk gunstig

 

  1. Project-MER

 

 

  1. Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen

Planologische toets

De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, alsmede voor agrarische bedrijven.

Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.

(Artikel 5 van het Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichtingen en toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen)

 

Met achterliggend

 

De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op te minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden (artikel 11 van het Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen).

Wegenis

Het perceel is gelegen langsheen een gemeenteweg (Goorakker).

 

Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie «wonen», «verblijfsrecreatie», dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en caffé, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, «gemeenschapsvoorzieningen» of «openbare nutsvoorzieningen», kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.

§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken. Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.

§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.

§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :

1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;

2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;

3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.

Watertoets

Artikel 8 van het decreet van 5 juli 2013 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad van 8 oktober 2013) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets genoemd wordt. Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een risicozone, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

Enkel wordt bij toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt.  Dit moet gecompenseerd worden door de plaatsing van een hemelwaterput of de aanleg van een infiltratievoorziening.

Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening

De aanvraag is inpasbaar in de omgeving en verenigbaar met de goede plaatselijke aanleg.

 

Resultaten openbaar onderzoek

Er diende over de aanvraag geen openbaar onderzoek gehouden te worden.

Niet van toepassing.

 

Bespreking adviezen

De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van het volgend advies en beoordeeld deze als volgt:

  •  Het advies van Openbare Werken afgeleverd op 6 september 2021 is voorwaardelijk gunstig.

 

Conclusie

Stedenbouwkundig Advies

Gunstig met voorwaarden

 

{MERGEFIELD M_SHE.T_Dossier.R_VerslagOMGVAmbtenaar.F_VoorwaardenMetOpmaak}

 

 

Lasten

Niet van toepassing

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan  bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:
 

De woning dient ingeplant en opgericht overeenkomstig de aanduidingen van de goedgekeurde plannen.

Nota wordt genomen van de akkoordverklaring van de rechts aanpalende eigenaar m.b.t. de oprichting van een carport in de bouwvrije zijtuinstrook.

De bestaande garage met oprit links van de woning blijven behouden.

 

De bouwvrije voortuinstrook mag slechts voor de helft verhard worden, met een maximum breedte van 6 meter. Het overige dient aangelegd als tuin en als dusdanig onderhouden.

Alle verhardingen dienen uitgevoerd in waterdoorlatende materialen zowel in afwerking (toplaag) als fundering.

 

 

Motivatie en voorwaarden riolering

Het perceel is gelegen in centraal gebied. Er is een gemengd rioleringsstelsel aanwezig op openbaar domein. 

 

Men dient de bestaande aansluiting te herbruiken en men moet zelf de huisaansluitputjes DWA en RWA plaatsen op eigen terrein nabij de rooilijn met onderlinge afstand van min. 0,5m en max. 1m. De huisaansluitputjes dienen van kunststof te zijn (RWA: grijs met diameter 250mm, DWA: roodbruin met diameter 315mm). Na de putjes dient men een gemengde aansluiting met opsplitsing te voorzien. Als men geen noodoverloop voorziet vanuit de infiltratievoorziening naar de openbare riolering hoeft men geen huisaansluitputje RWA te plaatsen.

 

De bouwheer dient te zorgen voor een gescheiden stelsel van droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA) op zijn perceel tot aan de rooilijn. 

De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.

De afvoerbuis voor het regenwater moet worden aangesloten op het huisaansluitputje RWA als men een noodoverloop voorziet vanuit de infiltratievoorziening. De afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater moet aangesloten worden op het huisaansluitputje DWA. 

 

Putten dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.

Voor het afvalwater voorziet men een gescheiden stelsel van fecaal water (toilet) en grijs water (douche, lavabo, …) tot buiten de woning wat een gunstig concept is. Men voorziet een sifonput waar beide afvoeren samenkomen om geurhinder te vermijden.

 

Volgens de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater is men verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing en het gebruik dient te gebeuren uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw of verharding.

De hemelwaterput moet aan volgende voorwaarden voldoen:

De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.

Het volume van de hemelwaterput moet minimum 5000L bedragen. De bouwheer voorziet een volume van 7500L wat voldoende werd gemotiveerd.

Men dient de afvoeren van het volledige dak en van het bijgebouw hier op aan te sluiten.

De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Er moeten minstens 2 aftappunten aangesloten worden op de hemelwaterput, waarvan één aftappunt voor de spoeling van toiletten. De bouwheer voorziet herbruik voor 3 toiletten, wasmachine, binnen- en buitenkraan en tuinberegening.

 

De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

De infiltratievoorziening moet aan volgende voorwaarden voldoen:

Het volume van de infiltratievoorziening dient minimum 5457,25L te bedragen en  de infiltratieoppervlakte minimum 8,7316m². De bouwheer voorziet een infiltratievoorziening met een volume van 7500L en een oppervlakte van 15,26m². Men voorziet een noodoverloop naar het openbare rioleringsstelsel. Dit is geen verplichting maar wordt wel toegestaan.

 

De bouwheer voorziet een buitenzwembad. De overloop dient te worden aangesloten op de RWA, de filter op de DWA. Indien het gaat om een gecombineerd systeem (overloop en filter) waarbij geen opsplitsing mogelijk is, dient men aan te sluiten op DWA.

 

Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende deskundige (VLARIO-keuring). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.

 

Motivatie en voorwaarden toegang tot het perceel

Er mogen maximaal 2 toegangen worden voorzien met samen een maximale toegangsbreedte van 6m. Men behoudt de bestaande toegang van 3m en men voorziet een nieuwe toegang van 3m. Voor de aanpassing van het openbaar domein (bermverharding en boordsteenverlaging) moet men een aanvraag doen. De kosten voor deze aanpassing zijn ten laste van de bouwheer/aanvrager.

 

 

Elke woning dient uitgerust met één of meer rookmelders of moet beschikken over een branddetectiesysteem dat gekeurd en gecertificeerd is door een daartoe erkend organisme. De rookmelder dient conform te zijn aan NBN EN 14.604, reageert op de rookontwikkeling bij brand door het produceren van een scherp geluidssignaal, en is niet van het ionische type.
 Opmerkingen inzake de plaatsing van de rookmelders: minstens één rookmelder per bouwlaag, in kamerwoningen moet elke kamer ermee uitgerust zijn, mogelijke opstelling in de hal, gang, slaapkamer, living, wasplaats, kelder, verwarmingslokaal; plaatsing wordt afgeraden in de badkamer, keuken, garage.

De woning moet voldoen aan de EPB-eisen.

 

Indien voor de uitvoering van de stedenbouwkundige handelingen een bronbemaling geplaatst zal worden, moet deze aangevraagd worden via het omgevingsloket voor de start van de bronbemaling. De bronbemaling moet voldoen aan de bepalingen van Vlarem II afd. 5.53.6.1. Het bemalingswater moet zoveel mogelijk terug in de grond worden ingebracht buiten de onttrekkingszone. Hiervoor kan gebruikgemaakt worden van infiltratieputten, infiltratiebekkens of infiltratiegrachten. Indien dit technisch onmogelijk is mag het water geloosd worden via de RWA-aansluiting.

 

Er mogen geen werken uitgevoerd worden op het openbaar domein zonder voorafgaandelijke toelating en onder de vooropgestelde voorwaarden van het stadsbestuur.

De kosten voor het uitvoeren van aanpassingswerken aan het openbaar domein of het verplaatsen van nutsvoorzieningen zijn ten laste van de bouwheer.

 

De vloerpas ligt op maximum 20 cm en kan verhoogd worden door het aantal meter tussen de voorgevel en de rooilijn te vermenigvuldigen met 2 cm, en dit tot een maximum van 40 cm. Het peil van de woning ligt hiermee maximum 32 cm boven de as van de weg.