Terug
Gepubliceerd op 31/08/2021

2021_CBS_02306 - Omgevingsvergunning - het oprichten van een gekoppelde woning plus bijgebouw gelegen St. Gerardusstraat (202100406SS) - Vergunning

College van Burgemeester en Schepenen
ma 30/08/2021 - 13:30 Bureau AD
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis; Nadine Laeremans; Bart Julliams; Ben Van Looveren; Tom Corstjens; Marlon Pareijn; Pieter Cowé; Francois Mylle, Algemeen Directeur

Afwezig

Griet Smaers

Secretaris

Francois Mylle, Algemeen Directeur

Voorzitter

Vera Celis
2021_CBS_02306 - Omgevingsvergunning - het oprichten van een gekoppelde woning plus bijgebouw gelegen St. Gerardusstraat (202100406SS) - Vergunning 2021_CBS_02306 - Omgevingsvergunning - het oprichten van een gekoppelde woning plus bijgebouw gelegen St. Gerardusstraat (202100406SS) - Vergunning

Motivering

Aanleiding en context

UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 20/09/2021


Verslag van de omgevingsambtenaar

 

Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2021112777

Dossiernummer gemeente: 202100406

 

De gemeente Geel heeft op 30 juni 2021 een aanvraag ontvangen voor het oprichten van een gekoppelde eengezinswoning plus bijgebouw. De aanvraag werd op 22 juli 2021 volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Gegevens van de aanvrager

de heer Niels Druyts wonende te Tielensteenweg 14/1 te 2460 Kasterlee en mevrouw Yana Van den Bergh wonende te Drijvelden 2 te 2200 Herentals

 

Gegevens van de  ligging

Administratieve ligging: St. Gerardusstraat

Kadastrale ligging: afdeling 3 sectie K nr. 1233Y

 

Verslag

  1. Stedenbouwkundige basisgegevens

 

Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.

De aanvraag is volgens het gewestplan gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:

woongebied

De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.

 

Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.

 

Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Het bouwterrein maakt als lot 18 deel uit van de goedgekeurde verkaveling d.d. 28/11/2016 met kenmerk gemeente 2127. Deze verkaveling is voor he tterrein van de aanvraag onderzoek op verzoek

 

Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

De aanvraag is niet gesitueerd in een algemeen of bijzonder plan van aanleg of in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het gewestplan.

De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van de goedgekeurde niet vervallen verkaveling 2127

 

Overeenstemming met dit plan

De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.

 

Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen

///

 

Verordeningen

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.

algemene bouwverordening inzake weekendverblijven goedgekeurd op 8 juli 2005.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.

algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen goedgekeurd op 12 mei 2012.

 

  1. Historiek

Volgende vergunningen en/of weigeringen werden verleend:

  • Verkavelingsvergunning (2127) voor verkavelen in 16 loten voor vrijstaande bebouwing, 8 loten voor gekoppelde bebouwing, 9 loten voor aaneengesloten bebouwing, 1 sociaal lot en een nieuw aan te leggen wegenis - goedgekeurd op 28/11/2016.

 

  1. Beschrijving van de omgeving en de aanvraag

Het ontwerp

De aanvraag handelt over de oprichting van een gekoppelde eengezinswoning plus afzonderlijk bijgebouw.

Het betreft hier een hoekperceel waardoor er sprake is van twee voortuinstroken.

De woning wordt ingeplant op 5 meter van de rooilijnen en tegen de linker perceelsgrens.

De muur tegen de perceelsgrens wordt volledig op het eigen terrein opgericht.

De bouwdiepte bedraagt 12 meter, bouwbreedte 7,50 meter, kroonlijsthoogte 6,50 meter en nokhoogte 11,05 meter. De woning heeft een zadeldak met dakbasis 9 meter en dakhelling 45°.

De woning wordt opgericht in gevelsteen rood genuanceerd, dakpannen blauw gesmoord en zwart aluminium buitenschrijnwerk.

Er wordt een bijgebouw opgericht op een plaats die in de verkaveling is vastgelegd, tegen de achterste en linker perceelsgrens. Afmeting 6 x 3 meter met bouwhoogte 3 meter voorzien van plat dak.

De oprit naar de garage heeft een breedte van 4 meter.

Er worden geen bomen gerooid noch terreinophogingen uitgevoerd.

 

  1. Openbaar onderzoek

De aanvraag werd getoetst aan de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

De aanvraag moet niet openbaar gemaakt worden. De vereenvoudigde vergunningsprocedure wordt gevolgd.

 

  1. Adviezen

Op 18 augustus 2021 werd het advies ontvangen van Openbare Werken

Motivatie en voorwaarden riolering

Het perceel is gelegen in collectief geoptimaliseerd buitengebied. Er is een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig op openbaar domein. Men bouwt de woning in een nieuwe verkaveling waar de huisaansluitputjes RWA en DWA reeds aanwezig zijn op de percelen. Men dient deze te gebruiken. De huisaansluitputjes bij dit perceel liggen ter hoogte van de rooilijn ongeveer in het midden van de zijde waar de voorgevel van de woning komt.

De bouwheer dient te zorgen voor een gescheiden stelsel van droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA) op zijn perceel tot aan de rooilijn. 

De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.

De afvoerbuis voor het regenwater moet worden aangesloten op het huisaansluitputje RWA als men een noodoverloop voorziet. De afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater moet aangesloten worden op het huisaansluitputje DWA. 

Voor het afvalwater voorziet men een gescheiden stelsel van fecaal water (toilet) en grijs water (douche, lavabo, …) wat een gunstig concept is. Waar de afvoeren samenkomen voorziet men best een dubbele sifonput om geurhinder te vermijden. 

Putten (hemelwaterput en septische put) dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn. Men plaatst de putten niet in de voortuinstrook.

Volgens de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening   inzake hemelwater is men verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing dient te gebeuren voor het gebouw in gebruik genomen wordt.

De hemelwaterput dient aan volgende voorwaarden te voldoen:

De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.

Het volume van de hemelwaterput moet minimum 5000L bedragen. Men voorziet een volume van 7500L. 

De afvoer van het volledige dak van de woning en het bijgebouw dient men hier op aan te sluiten.  

De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Er moeten minstens 2 aftappunten aangesloten worden op de hemelwaterput, waarvan één aftappunt voor de spoeling van een toilet. De bouwheer voorziet herbruik voor 2 toiletten, wasmachine en 2 buitenkranen. 

De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

De infiltratievoorzieining dient aan volgende voorwaarden te voldoen:

Het volume van de infiltratievoorziening dient minimum 1200L te bedragen en de infiltratieoppervlakte minimum 1,92m².   Men is niet verplicht een noodoverloop te voorzien naar het openbaar rioleringsstelsel maar het wordt wel toegestaan.

Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende deskundige (VLARIO-keurder). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.

Motivatie en voorwaarden toegang tot het perceel

Men dient de  2 toegangen (paadje en auto-inrit) op de plaats te voorzien zoals ingetekend op het weg-en rioleringsplan van de verkaveling. Volgens het inplantingsplan in het dossier respecteert men de positie van deze 2 toegangen.

 

Advies: volledig voorwaardelijk gunstig

 

  1. Project-MER

///

 

  1. Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen

Wegenis

Het perceel is gelegen langsheen een gemeenteweg.

 

Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie «wonen», «verblijfsrecreatie», dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en caffé, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, «gemeenschapsvoorzieningen» of «openbare nutsvoorzieningen», kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.

§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken. Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.

§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.

§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :

1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;

2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;

3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.

Watertoets

Artikel 8 van het decreet van 5 juli 2013 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad van 8 oktober 2013) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets genoemd wordt. Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een risicozone, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

Enkel wordt bij toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt.  Dit moet gecompenseerd worden door de plaatsing van een hemelwaterput of de aanleg van een infiltratievoorziening.

Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening

De aanvraag is inpasbaar in de omgeving en verenigbaar met de goede plaatselijke aanleg.

 

Resultaten openbaar onderzoek

Er diende over de aanvraag geen openbaar onderzoek gehouden te worden.

Niet van toepassing.

 

Bespreking adviezen

De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van het volgend advies en beoordeeld deze als volgt:

  •  Het advies van Openbare Werken afgeleverd op 18 augustus 2021 is voorwaardelijk gunstig.

 

Conclusie

 

 

De vergunning heeft betrekking op de aangevraagde werken.

De werken dienen uitgevoerd te worden overeenkomstig het goedgekeurde dossier.

De woning situeert zich op een hoekperceel en wordt ingeplant op 5 meter achter de rooilijnen, en tegen de linker perceelsgrens.

De muur tegen de perceelsgrens wordt volledig op het eigen terrein opgericht.

De bouwdiepte bedraagt 12 meter, bouwbreedte 7,50 meter, kroonlijsthoogte 6,50 meter en nokhoogte 11,05 meter. De woning heeft een zadeldak met dakbasis 9 meter en dakhelling 45°.

De woning wordt opgericht in gevelsteen rood genuanceerd, dakpannen blauw gesmoord en zwart aluminium buitenschrijnwerk.

De woning moet voldoen aan de EPB-eisen.

Elke woning dient uitgerust met één of meer rookmelders of moet beschikken over een branddetectiesysteem dat gekeurd en gecertificeerd is door een daartoe erkend organisme.

De rookmelder dient conform te zijn aan NBN EN 14.604, reageert op de rookontwikkeling bij brand door het produceren van een scherp geluidssignaal, en is niet van het ionische type.

Opmerkingen inzake de plaatsing van de rookmelders: minstens één rookmelder per bouwlaag, in kamerwoningen moet elke kamer ermee uitgerust zijn, mogelijke opstelling in de hal, gang, slaapkamer, living, wasplaats, kelder, verwarmingslokaal; plaatsing wordt afgeraden in de badkamer, keuken, garage.

Er wordt een bijgebouw opgericht op een plaats die in de verkaveling is vastgelegd, tegen de achterste en linker perceelsgrens. Afmeting 6 x 3 meter met bouwhoogte 3 meter voorzien van plat dak. De gevels tegen de perceelsgrenzen worden uitgevoerd in een duurzaam en esthetisch materiaal.

Gevolg dient gegeven aan art. 681 van het Burgerlijk Wetboek, d.w.z. dat het regenwater op eigen terrein dient opgevangen.

Motivatie en voorwaarden riolering

Het perceel is gelegen in collectief geoptimaliseerd buitengebied. Er is een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig op openbaar domein. Men bouwt de woning in een nieuwe verkaveling waar de huisaansluitputjes RWA en DWA reeds aanwezig zijn op de percelen. Men dient deze te gebruiken. De huisaansluitputjes bij dit perceel liggen ter hoogte van de rooilijn ongeveer in het midden van de zijde waar de voorgevel van de woning komt.

De bouwheer dient te zorgen voor een gescheiden stelsel van droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA) op zijn perceel tot aan de rooilijn. 

De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.

De afvoerbuis voor het regenwater moet worden aangesloten op het huisaansluitputje RWA als men een noodoverloop voorziet. De afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater moet aangesloten worden op het huisaansluitputje DWA. 

Voor het afvalwater voorziet men een gescheiden stelsel van fecaal water (toilet) en grijs water (douche, lavabo, …) wat een gunstig concept is. Waar de afvoeren samenkomen voorziet men best een dubbele sifonput om geurhinder te vermijden. 

Putten (hemelwaterput en septische put) dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn. Men plaatst de putten niet in de voortuinstrook.

Volgens de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening   inzake hemelwater is men verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing dient te gebeuren voor het gebouw in gebruik genomen wordt.

De hemelwaterput dient aan volgende voorwaarden te voldoen:

De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.

Het volume van de hemelwaterput moet minimum 5000L bedragen. Men voorziet een volume van 7500L. 

De afvoer van het volledige dak van de woning en het bijgebouw dient men hier op aan te sluiten.  

De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Er moeten minstens 2 aftappunten aangesloten worden op de hemelwaterput, waarvan één aftappunt voor de spoeling van een toilet. De bouwheer voorziet herbruik voor 2 toiletten, wasmachine en 2 buitenkranen. 

De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

De infiltratievoorzieining dient aan volgende voorwaarden te voldoen:

Het volume van de infiltratievoorziening dient minimum 1200L te bedragen en de infiltratieoppervlakte minimum 1,92m².  Men is niet verplicht een noodoverloop te voorzien naar het openbaar rioleringsstelsel maar het wordt wel toegestaan.

Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende deskundige (VLARIO-keurder). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.

Motivatie en voorwaarden toegang tot het perceel

Men dient de  2 toegangen (paadje en auto-inrit) op de plaats te voorzien zoals ingetekend op het weg-en rioleringsplan van de verkaveling. Volgens het inplantingsplan in het dossier respecteert men de positie van deze 2 toegangen.

Er mogen geen werken uitgevoerd worden op het openbaar domein zonder voorafgaandelijke toelating en onder de vooropgestelde voorwaarden van het stadsbestuur.

De kosten voor het uitvoeren van aanpassingswerken aan het openbaar domein of het verplaatsen van nutsvoorzieningen zijn ten laste van de bouwheer.

De vloerpas ligt op maximum 20 cm en kan verhoogd worden door het aantal meter tussen de voorgevel en de rooilijn te vermenigvuldigen met 2 cm, en dit tot een maximum van 40 cm.

Het peil van de woning ligt hiermee maximum 30 cm boven de as van de weg.

Indien de werken gepaard gaan met grondverzet dienen de voorschriften opgenomen in het Vlarebo, het Vlaams reglement betreffende bodemsanering en bodembescherming opgevolgd te worden.

Dit houdt ondermeer in dat bij bodem afkomstig van een ontgraving groter dan 250 m³ of afkomstig van een verdachte grond, een technisch verslag moet worden opgemaakt en het transport moet vergezeld zijn van de nodige transportdocumenten omschreven in Vlarebo art. 183.

De plaats van de oprit is vastgelegd in de verkaveling. Verharding wordt uitgevoerd in waterdoorlatend materiaal.

Art 34 Afsluitingen welke toegelaten zijn in de voortuin:

  • In de voortuin hebben de draadafsluitingen, open smeedwerk en hagen een hoogte van maximum 1,20 meter met uitzondering van de inrijpoorten.
  • In bochten en kruispunten, zijn levende hagen niet hoger dan 70cm. Het zicht hierboven moet vrij zijn in functie van een goed overzicht over de rijbaan.

Art.35 Plaatsing afsluitingen in voortuin:

  • Afsluitingen worden op de rooilijn geplaatst.
  • Hagen moeten tenminste 50cm uit de rooilijn geplaatst worden.

Afsluitingen in zijtuinen en achtertuinen

Art. 36 Afsluitingen welke toegelaten zijn in zij- en achtertuinen:

  • Levende hagen of struiken.
  • Draadafsluiting, eventueel gecombineerd met palen en lage betonplaten.
  • Afsluitingen in baksteen.
  • Houten panelen.
  • Gemeenschappelijke hagen worden aangebracht op de perceelsgrens, indien ze niet gemeenschappelijk opgericht worden, moeten ze minimaal op 0,50 meter van de perceelsgrens ingeplant worden.

Art. 37 Toegelaten afmetingen en plaatsing draadafsluitingen en hagen:

  • Gemeenschappelijke tuinafsluitingen worden geplaatst op het eigen perceel
  • Niet gemeenschappelijke tuinafsluitingen worden geplaatst op het eigen perceel, levende hagen op minimum 0,50 meter van de perceelsgrens.
  • Palen gecombineerd met lage betonpanelen van max. 0,50 meter hoog en daarboven een draad: hoogte tot max. 2 meter.
  • Draadafsluiting: maximale hoogte 2 meter.
  • Een haag/struik eventueel versterkt met paaltjes en draad: maximale hoogte 2 meter.

 

Toegelaten afmetingen en plaatsing afsluitingsmuren in baksteen en houten panelen:

In de zijtuinstrook:

  • Vanaf voorgevelbouwlijn: hoogte max. 1 meter
  • Vanaf 5 meter achter de voorgevelbouwlijn: hoogte max. 2 meter

In de strook voor binnenplaatsen en tuinen:

  • Bij vrijstaande bebouwing: tot 10 meter achter de achtergevelbouwlijn en een maximale hoogte 2 meter.
  • Bij gekoppelde bebouwing en bij kopgebouwen: in het verlengde van de scheidingsmuur van het hoofdgebouw en een hoogte max. 2 meter.
  • Bij gegroepeerde en aaneengesloten bebouwing behalve kopgebouwen: afsluitingen met hoogte max. 2 meter op alle perceelsgrenzen.

 

 

Lasten

Niet van toepassing

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:

De vergunning heeft betrekking op de aangevraagde werken.

De werken dienen uitgevoerd te worden overeenkomstig het goedgekeurde dossier.

De woning situeert zich op een hoekperceel en wordt ingeplant op 5 meter achter de rooilijnen, en tegen de linker perceelsgrens.

De muur tegen de perceelsgrens wordt volledig op het eigen terrein opgericht.

De bouwdiepte bedraagt 12 meter, bouwbreedte 7,50 meter, kroonlijsthoogte 6,50 meter en nokhoogte 11,05 meter. De woning heeft een zadeldak met dakbasis 9 meter en dakhelling 45°.

De woning wordt opgericht in gevelsteen rood genuanceerd, dakpannen blauw gesmoord en zwart aluminium buitenschrijnwerk.

De woning moet voldoen aan de EPB-eisen.

Elke woning dient uitgerust met één of meer rookmelders of moet beschikken over een branddetectiesysteem dat gekeurd en gecertificeerd is door een daartoe erkend organisme.

De rookmelder dient conform te zijn aan NBN EN 14.604, reageert op de rookontwikkeling bij brand door het produceren van een scherp geluidssignaal, en is niet van het ionische type.

Opmerkingen inzake de plaatsing van de rookmelders: minstens één rookmelder per bouwlaag, in kamerwoningen moet elke kamer ermee uitgerust zijn, mogelijke opstelling in de hal, gang, slaapkamer, living, wasplaats, kelder, verwarmingslokaal; plaatsing wordt afgeraden in de badkamer, keuken, garage.

Er wordt een bijgebouw opgericht op een plaats die in de verkaveling is vastgelegd, tegen de achterste en linker perceelsgrens. Afmeting 6 x 3 meter met bouwhoogte 3 meter voorzien van plat dak. De gevels tegen de perceelsgrenzen worden uitgevoerd in een duurzaam en esthetisch materiaal.

Gevolg dient gegeven aan art. 681 van het Burgerlijk Wetboek, d.w.z. dat het regenwater op eigen terrein dient opgevangen.

Voorwaarden riolering

Het perceel is gelegen in collectief geoptimaliseerd buitengebied. Er is een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig op openbaar domein. Men bouwt de woning in een nieuwe verkaveling waar de huisaansluitputjes RWA en DWA reeds aanwezig zijn op de percelen. Men dient deze te gebruiken. De huisaansluitputjes bij dit perceel liggen ter hoogte van de rooilijn ongeveer in het midden van de zijde waar de voorgevel van de woning komt.

De bouwheer dient te zorgen voor een gescheiden stelsel van droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA) op zijn perceel tot aan de rooilijn. 

De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.

De afvoerbuis voor het regenwater moet worden aangesloten op het huisaansluitputje RWA als men een noodoverloop voorziet. De afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater moet aangesloten worden op het huisaansluitputje DWA. 

Voor het afvalwater voorziet men een gescheiden stelsel van fecaal water (toilet) en grijs water (douche, lavabo, …) wat een gunstig concept is. Waar de afvoeren samenkomen voorziet men best een dubbele sifonput om geurhinder te vermijden. 

Putten (hemelwaterput en septische put) dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn. Men plaatst de putten niet in de voortuinstrook.

Volgens de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening   inzake hemelwater is men verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing dient te gebeuren voor het gebouw in gebruik genomen wordt.

De hemelwaterput dient aan volgende voorwaarden te voldoen:

De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.

Het volume van de hemelwaterput moet minimum 5000L bedragen. Men voorziet een volume van 7500L. 

De afvoer van het volledige dak van de woning en het bijgebouw dient men hier op aan te sluiten.  

De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Er moeten minstens 2 aftappunten aangesloten worden op de hemelwaterput, waarvan één aftappunt voor de spoeling van een toilet. De bouwheer voorziet herbruik voor 2 toiletten, wasmachine en 2 buitenkranen. 

De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

De infiltratievoorzieining dient aan volgende voorwaarden te voldoen:

Het volume van de infiltratievoorziening dient minimum 1200L te bedragen en de infiltratieoppervlakte minimum 1,92m².  Men is niet verplicht een noodoverloop te voorzien naar het openbaar rioleringsstelsel maar het wordt wel toegestaan.

Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende deskundige (VLARIO-keurder). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.

Voorwaarden toegang tot het perceel

Men dient de  2 toegangen (paadje en auto-inrit) op de plaats te voorzien zoals ingetekend op het weg-en rioleringsplan van de verkaveling. Volgens het inplantingsplan in het dossier respecteert men de positie van deze 2 toegangen.

Er mogen geen werken uitgevoerd worden op het openbaar domein zonder voorafgaandelijke toelating en onder de vooropgestelde voorwaarden van het stadsbestuur.

De kosten voor het uitvoeren van aanpassingswerken aan het openbaar domein of het verplaatsen van nutsvoorzieningen zijn ten laste van de bouwheer.

De vloerpas ligt op maximum 20 cm en kan verhoogd worden door het aantal meter tussen de voorgevel en de rooilijn te vermenigvuldigen met 2 cm, en dit tot een maximum van 40 cm.

Het peil van de woning ligt hiermee maximum 30 cm boven de as van de weg.

Indien de werken gepaard gaan met grondverzet dienen de voorschriften opgenomen in het Vlarebo, het Vlaams reglement betreffende bodemsanering en bodembescherming opgevolgd te worden.

Dit houdt ondermeer in dat bij bodem afkomstig van een ontgraving groter dan 250 m³ of afkomstig van een verdachte grond, een technisch verslag moet worden opgemaakt en het transport moet vergezeld zijn van de nodige transportdocumenten omschreven in Vlarebo art. 183.

De plaats van de oprit is vastgelegd in de verkaveling. Verharding wordt uitgevoerd in waterdoorlatend materiaal.

Art 34 Afsluitingen welke toegelaten zijn in de voortuin:

  • In de voortuin hebben de draadafsluitingen, open smeedwerk en hagen een hoogte van maximum 1,20 meter met uitzondering van de inrijpoorten.
  • In bochten en kruispunten, zijn levende hagen niet hoger dan 70cm. Het zicht hierboven moet vrij zijn in functie van een goed overzicht over de rijbaan.

Art.35 Plaatsing afsluitingen in voortuin:

  • Afsluitingen worden op de rooilijn geplaatst.
  • Hagen moeten tenminste 50cm uit de rooilijn geplaatst worden.

Afsluitingen in zijtuinen en achtertuinen

Art. 36 Afsluitingen welke toegelaten zijn in zij- en achtertuinen:

  • Levende hagen of struiken.
  • Draadafsluiting, eventueel gecombineerd met palen en lage betonplaten.
  • Afsluitingen in baksteen.
  • Houten panelen.
  • Gemeenschappelijke hagen worden aangebracht op de perceelsgrens, indien ze niet gemeenschappelijk opgericht worden, moeten ze minimaal op 0,50 meter van de perceelsgrens ingeplant worden.

Art. 37 Toegelaten afmetingen en plaatsing draadafsluitingen en hagen:

  • Gemeenschappelijke tuinafsluitingen worden geplaatst op het eigen perceel
  • Niet gemeenschappelijke tuinafsluitingen worden geplaatst op het eigen perceel, levende hagen op minimum 0,50 meter van de perceelsgrens.
  • Palen gecombineerd met lage betonpanelen van max. 0,50 meter hoog en daarboven een draad: hoogte tot max. 2 meter.
  • Draadafsluiting: maximale hoogte 2 meter.
  • Een haag/struik eventueel versterkt met paaltjes en draad: maximale hoogte 2 meter.

 

Toegelaten afmetingen en plaatsing afsluitingsmuren in baksteen en houten panelen:

In de zijtuinstrook:

  • Vanaf voorgevelbouwlijn: hoogte max. 1 meter
  • Vanaf 5 meter achter de voorgevelbouwlijn: hoogte max. 2 meter

In de strook voor binnenplaatsen en tuinen:

  • Bij vrijstaande bebouwing: tot 10 meter achter de achtergevelbouwlijn en een maximale hoogte 2 meter.
  • Bij gekoppelde bebouwing en bij kopgebouwen: in het verlengde van de scheidingsmuur van het hoofdgebouw en een hoogte max. 2 meter.
  • Bij gegroepeerde en aaneengesloten bebouwing behalve kopgebouwen: afsluitingen met hoogte max. 2 meter op alle perceelsgrenzen.