Terug
Gepubliceerd op 31/08/2021

2021_CBS_02311 - Omgevingvergunning (202100361 -ML/NVP): Asterstraat 74, Nieuwbouw eengezinswoning en bronbemaling klasse 3 - Vergunning

College van Burgemeester en Schepenen
ma 30/08/2021 - 13:30 Bureau AD
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis; Nadine Laeremans; Bart Julliams; Ben Van Looveren; Tom Corstjens; Marlon Pareijn; Pieter Cowé; Francois Mylle, Algemeen Directeur

Afwezig

Griet Smaers

Secretaris

Francois Mylle, Algemeen Directeur

Voorzitter

Vera Celis
2021_CBS_02311 - Omgevingvergunning (202100361 -ML/NVP): Asterstraat 74, Nieuwbouw eengezinswoning en bronbemaling klasse 3 - Vergunning 2021_CBS_02311 - Omgevingvergunning (202100361 -ML/NVP): Asterstraat 74, Nieuwbouw eengezinswoning en bronbemaling klasse 3 - Vergunning

Motivering

Aanleiding en context

Uiterste beslissingsdatum voor dit dossier: 05/09/2021*

Beslissingen genomen na deze datum worden geacht stilzwijgend te zijn geweigerd.


VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR

De aanvraag ingediend door mevrouw Mia Gysen wonende te Djepstraat 44 te 2440 Geel en de heer Staf Kauwenberghs wonende te Djepstraat 44 te 2440 Geel,werd ingediend op 8 juni 2021

De aanvraag werd ontvankelijk en volledig verklaard op 11 augustus 2021.

 

De aanvraag heeft betrekking op een terrein, gelegen Asterstraat 74, kadastraal bekend: afdeling 3 sectie L nrs. 824P2 en 824K3

 

Het betreft een aanvraag tot het herbouwen van een eengezinswoning.

De aanvraag omvat: stedenbouwkundige handelingen en de exploitatie van een of meerdere ingedeelde inrichtingen of activiteiten: bronbemaling klasse 3

 

Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten.

 

VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR

Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2021092747

Dossiernummer gemeente: 202100361Inrichtingsnummer: 20210526-0023

 

De gemeente Geel heeft op 8 juni 2021 een aanvraag ontvangen voor het herbouwen van een eengezinswoning. De aanvraag werd op 11 augustus 2021 volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Gegevens van de aanvrager

mevrouw Mia Gysen wonende te Djepstraat 44 te 2440 Geel en de heer Staf Kauwenberghs wonende te Djepstraat 44 te 2440 Geel

 

Gegevens van de  ligging

Administratieve ligging: Asterstraat 74

Kadastrale ligging: afdeling 3 sectie L nrs. 824P2 en 824K3

 

Verslag

Stedenbouwkundige basisgegevens

     

    Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.

    De aanvraag is volgens het gewestplan gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:

    woongebied

    De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.

     

    Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :

    De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.

     

    Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :

    De aanvraag is volgens het ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakeningslijn kleinstedelijk gebied Geel goedgekeurd op 10 april 2012gelegen in Afbakeningslijn kleinstedelijk gebied Geel

     

     

    De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling

     

    Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

    De aanvraag is gesitueerd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het ruimtelijke uitvoeringsplan.

     

    Overeenstemming met dit plan

    De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.

     

    Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen

     

     

    Verordeningen

    gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.

    gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.

    algemene bouwverordening inzake weekendverblijven goedgekeurd op 8 juli 2005.

    gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.

    algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.

    gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.

    gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen goedgekeurd op 12 mei 2012.

     

    Historiek

    Er zijn geen historische dossiers voor deze aanvraag.

     

    Beschrijving van de omgeving en de aanvraag

    Stedenbouwkundige handeling

    Het ontwerp stelt de oprichting voor van een vrijstaande woning met carport, na sloping van de bestaande woning.

     

    De woning wordt ingeplant op 5 meter uit de rooilijn, op 3 meter van de linker perceelsgrens en op 3,4 meter rechter perceelsgrens.

     

    De nieuwe woning heeft een gevelbreedte van 13,80 meter en een bouwdiepte van 16,80 meter.

    De gevelhoogte is 6,50 meter. De woning wordt voorzien van een plat dak.  Het plat dak op niveau +1 wordt voorzien als groendak. Het dak op niveau +2 wordt voorzien met zonnepanelen.

     

    De gevels van de woning worden opgericht in een donker -gebeitste houten gevelbekleding met open voegen en verticale plaatsing.

     

    Het bouwvolume bedraagt 954,05 m³.

     

    Er wordt een carport ingeplant in de bouwvrije zijtuinstrook links van de woning.  De carport wordt ingeplant op 5,98 meter achter de voorgevelbouwlijn.  De bouwhoogte bedraagt 3,50 meter en is voorzien van een plat dak.

    Akte wordt genomen van de specifieke akkoordverklaring met verbintenis.

     

    De toegang tot de woning wordt uitgevoerd in niet-waterdoorlatend materiaal over een oppervlakte van 29,83 m².

    De toegang tot de carport wordt voorzien in waterdoorlatend materiaal over een oppervlakte van 65,40 m².

    Het overige wordt als tuin aangelegd met streekeigen beplanting.

     

    Achteraan het perceel wordt een bestaand en vergund geacht bijgebouw behouden. Dit bijgebouw doet dienst als fietsberging / tuinberging.

     

    Ingedeelde inrichting of activiteit

    Er wordt een bronbemaling aangevraagd die technisch noodzakelijk is voor de bouw van de kelder. 

    Volgende rubrieken en hoeveelheden worden aangevraagd: 

    Rubriek

    Omschrijving 

    klasse

    53.2.2°a)

    Bronbemaling die technisch noodzakelijk is voor de bouw van een kelder, met een deibet van 12.000 m³/ jaar

    3

     

     

    Openbaar onderzoek

    De aanvraag werd getoetst aan de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

    De aanvraag moet niet openbaar gemaakt worden. De vereenvoudigde vergunningsprocedure wordt gevolgd.

     

    Adviezen

    Op 17 augustus 2021 werd het advies ontvangen van Openbare Werken

     

    Motivatie en voorwaarden riolering

    Het perceel is gelegen in centraal gebied. Er is een gemengd rioleringsstelsel aanwezig op openbaar domein.

    Bij de sloop moet er worden bekeken of er een huisaansluiting aanwezig is. Als deze aanwezig is, moet deze herbruikt worden en men dient zelf de huisaansluitputjes DWA en RWA te plaatsen op eigen terrein nabij de rooilijn met onderlinge afstand van min. 0,5m en max. 1m. De huisaansluitputjes dienen van kunststof te zijn (RWA: grijs met diameter 250mm, DWA: roodbruin met diameter 315mm). Na de putjes moet men een gemengde aansluiting met opsplitsing   voorzien.  Als er geen aansluiting is, dient men contact op te nemen met de dienst Openbare Werken en verkeer via grondgebondenzaken@Geel.be.

    De bouwheer dient te zorgen voor een gescheiden stelsel van droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA) op zijn perceel tot aan de rooilijn.

    De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.

    De afvoerbuis voor het regenwater moet worden aangesloten op het huisaansluitputje RWA als men een noodoverloop voorziet vanuit de infiltratievoorziening. De afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater moet aangesloten worden op het huisaansluitputje DWA.

    Putten (hemelwaterput, infiltratieput) dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.

    Voor het afvalwater voorziet men een gescheiden stelsel van fecaal water (toilet) en grijs water (douche, lavabo, …) tot buiten de woning wat een gunstig concept is. Men voorziet een sifonput met stankslot waar beide afvoeren samenkomen om geurhinder te vermijden.

    Volgens de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater is men verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing en het gebruik dient te gebeuren uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw of verharding.

    De hemelwaterput moet aan volgende voorwaarden voldoen:

    De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.

    Het volume van de hemelwaterput moet minimum 5000L bedragen. Men voorziet een volume van 10.000L.

    Men dient de afvoeren van het volledige dak hier op aan te sluiten.

    De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Er moeten minstens 2 aftappunten aangesloten worden op de hemelwaterput, waarvan één aftappunt voor de spoeling van toiletten. Men voorziet herbruik voor het spoelen van de toiletten en voor een buitenkraan (bevloeiing tuin, wassen auto's en fietsen).

    De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

    De infiltratievoorziening moet aan volgende voorwaarden voldoen:

    Het volume van de infiltratievoorziening dient minimum 5107,5L te bedragen en  de infiltratieoppervlakte minimum 8,172m². Men voorziet een infiltratievoorziening met een volume van 7500L en een oppervlakte van 12m². Men voorziet een noodoverloop naar de openbare gemengde riolering . Dit is geen verplichting maar wordt wel toegestaan.

    Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende deskundige (VLARIO-keuring). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.

     

    Motivatie en voorwaarden toegang tot het perceel

    Men mag 2 toegangen (inrit auto en paadje) tot het perceel voorzien. Men voorziet 2 toegangen waarbij de maximale toegestane toegangsbreedte van 6m wordt gerespecteerd. De auto-inrit is 3m breed en het paadje ongeveer 1m. Waar de toegangen komen zijn de boordstenen van de stoep reeds verlaagd. Er dient dus in principe geen aanpassing van het openbaar domein aangevraagd te worden.

     

    Advies: volledig voorwaardelijk gunstig

     

    Project-MER

     

     

    1. Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen

    Wegenis

    Het perceel is gelegen langsheen een gemeenteweg.

     

    Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie «wonen», «verblijfsrecreatie», dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, «gemeenschapsvoorzieningen» of «openbare nutsvoorzieningen», kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.

    § 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken. Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.

    § 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.

    § 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :

    1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;

    2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;

    3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.

     

    Watertoets

     

    Artikel 8 van het decreet van 5 juli 2013 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad van 8 oktober 2013) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets genoemd wordt. Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een risicozone, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

    Enkel wordt bij toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt.  Dit moet gecompenseerd worden door de plaatsing van een hemelwaterput of de aanleg van een infiltratievoorziening.

     

    Milieuaspecten

     

    Water

    Voor de bouw van de kelder wordt een bronbemaling aangevraagd met een debiet van 12.000 m³/jaar. De bemalingnota werd als bijkomende informatie aangeleverd. 

     

    Uit de bemalingsnota blijkt dat er een max. debiet van 3.4m³ per uur en 81 m³ per dag, met een diepte van 3.8 m-mv zal worden opgepompt met een totaal jaardebiet van 3487m³ per jaar. Rekening houdend met de foutmarge van de berekeningen wordt een debiet van 4000m³ per jaar weerhouden voor de vergunning.

     

    Binnen de invloedstraal van 117 meter vanaf de rand is geen verontreiniging aanwezig noch is hier een speciale beschermingszone aanwezig.

     

    Het water moet worden afgevoerd conform de waterladder. Het water moet in eerst instantie zoveel mogelijk worden geïnfiltreerd. Waneneer dat niet kan is hergebruik de volgende optie. De aanvrager geeft aan het water zoveel mogelijk ter plaatse te willen houden en te gebruiken. De aanvrager zal met de firma van bronbemaling bekijken of een gracht technisch haalbaar is. De aanvrager zal regenwaterputten in de buurt vullen en het water ter beschikking te stellen van de buren. 

    Hierbij moet gewezen worden op de verplichting om een bijkomende vergunning aan te vragen voor het oppompen en gebruiken van grondwater wanneer meer dan 500m³ per jaar wordt gebruikt of wanneer het water wordt aangewend voor professioneel gebruik (groendienst, landbouw,..) 

    Wanneer het water ter beschikking wordt gesteld van de buren moeten volgende voorwaarden in acht worden genomen:

    • Een signalisatiebord “Geen drinkbaar water” moet worden voorzien bij het aftappunt
    • Afnemen is enkel toegestaan tussen 7u en 19u en niet toegelaten op zon- en feestdagen. Afficheer de uren waarop afname mogelijk is duidelijk ter plaatse, samen met de vermelding van niet-drinkbaar water.
    • Vermeld wie water mag afnemen en de manier waarop (bijvoorbeeld enkel buurtbewoners met een tuinslang

     

    Indien infiltratie en hergebruik niet voldoende is, mag het water worden geloosd op de regenwaterafvoer gelegen in de Waaiburg. Bij lozing op de regenwaterafvoer moet de exploitant een zand-en ijzerfliter plaatsen om schade aan het rioleringsstelsel te voorkomen. 

     

    Conform Vlarem II moet de installatie worden uitgerust met een debietmeter. Bij elke aankoppeling en afkoppeling van de meter wordt de meterstand genoteerd in een logboek dat ter inzage wordt gehouden van de toezichthouder.

     

    Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening

    De aanvraag is inpasbaar in de omgeving en verenigbaar met de goede plaatselijke aanleg.

     

    Resultaten openbaar onderzoek

    Er diende over de aanvraag geen openbaar onderzoek gehouden te worden.

    Niet van toepassing.

     

    Bespreking adviezen

    De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van het volgend advies en beoordeeld deze als volgt:

    •  Het advies van Openbare Werken afgeleverd op 17 augustus 2021 is voorwaardelijk gunstig.

     

    Conclusie

     

    De omgevingsambtenaar geeft voorwaardelijk gunstig advies.

     

    De vergunning kan worden verleend onder volgende voorwaarden:

     

    Stedenbouwkundige handeling:

     

    De woning dient ingeplant op 5 meter uit de rooilijn en verder opgericht zoals aangeduid op het bouwplan.

     

    De carport dient ingeplant zoals voorzien op het goedgekeurde inplantingsplan. Nota wordt genomen van de specifieke akkoordverklaring met verbintenis.

     

    Gevolg dient gegeven aan art. 681 van het Burgerlijk Wetboek m.b.t. dakdrop. Dit wil zeggen dat het dak zodanig moet aangelegd worden dat het regenwater op het eigen terrein afloopt. 

    De regenafvoer moet dus op het eigen terrein voorzien worden.

     

    Elke woning dient uitgerust met één of meer rookmelders of moet beschikken over een branddetectiesysteem dat gekeurd en gecertificeerd is door een daartoe erkend organisme.

    De rookmelder dient conform te zijn aan NBN EN 14.604, reageert op de rookontwikkeling bij brand door het produceren van een scherp geluidssignaal, en is niet van het ionische type.
     Opmerkingen inzake de plaatsing van de rookmelders: minstens één rookmelder per bouwlaag, in kamerwoningen moet elke kamer ermee uitgerust zijn, mogelijke opstelling in de hal, gang, slaapkamer, living, wasplaats, kelder, verwarmingslokaal; plaatsing wordt afgeraden in de badkamer, keuken, garage.

     

    De woning moet voldoen aan de EPB-eisen.

     

    Motivatie en voorwaarden riolering

    Het perceel is gelegen in centraal gebied. Er is een gemengd rioleringsstelsel aanwezig op openbaar domein. 

    Bij de sloop moet er worden bekeken of er een huisaansluiting aanwezig is. Als deze aanwezig is, moet deze herbruikt worden en men dient zelf de huisaansluitputjes DWA en RWA te plaatsen op eigen terrein nabij de rooilijn met onderlinge afstand van min. 0,5m en max. 1m. De huisaansluitputjes dienen van kunststof te zijn (RWA: grijs met diameter 250mm, DWA: roodbruin met diameter 315mm). Na de putjes moet men een gemengde aansluiting met opsplitsing   voorzien.  Als er geen aansluiting is, dient men contact op te nemen met de dienst Openbare Werken en verkeer via grondgebondenzaken@Geel.be.

    De bouwheer dient te zorgen voor een gescheiden stelsel van droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA) op zijn perceel tot aan de rooilijn. 

    De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.

    De afvoerbuis voor het regenwater moet worden aangesloten op het huisaansluitputje RWA als men een noodoverloop voorziet vanuit de infiltratievoorziening. De afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater moet aangesloten worden op het huisaansluitputje DWA. 

    Putten (hemelwaterput, infiltratieput) dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.

    Voor het afvalwater voorziet men een gescheiden stelsel van fecaal water (toilet) en grijs water (douche, lavabo, …) tot buiten de woning wat een gunstig concept is. Men voorziet een sifonput met stankslot waar beide afvoeren samenkomen om geurhinder te vermijden.

    Volgens de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater is men verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing en het gebruik dient te gebeuren uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw of verharding.

    De hemelwaterput moet aan volgende voorwaarden voldoen:

    De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.

    Het volume van de hemelwaterput moet minimum 5000L bedragen. Men voorziet een volume van 10.000L.

    Men dient de afvoeren van het volledige dak hier op aan te sluiten.

    De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Er moeten minstens 2 aftappunten aangesloten worden op de hemelwaterput, waarvan één aftappunt voor de spoeling van toiletten. Men voorziet herbruik voor het spoelen van de toiletten en voor een buitenkraan (bevloeiing tuin, wassen auto's en fietsen).

    De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

    De infiltratievoorziening moet aan volgende voorwaarden voldoen:

    Het volume van de infiltratievoorziening dient minimum 5107,5L te bedragen en  de infiltratieoppervlakte minimum 8,172m². Men voorziet een infiltratievoorziening met een volume van 7500L en een oppervlakte van 12m². Men voorziet een noodoverloop naar de openbare gemengde riolering . Dit is geen verplichting maar wordt wel toegestaan.

    Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende deskundige (VLARIO-keuring). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.

     

    Motivatie en voorwaarden toegang tot het perceel

    Men mag 2 toegangen (inrit auto en paadje) tot het perceel voorzien. Men voorziet 2 toegangen waarbij de maximale toegestane toegangsbreedte van 6m wordt gerespecteerd. De auto-inrit is 3m breed en het paadje ongeveer 1m. Waar de toegangen komen zijn de boordstenen van de stoep reeds verlaagd. Er dient dus in principe geen aanpassing van het openbaar domein aangevraagd te worden.

     

    Indien voor de uitvoering van de stedenbouwkundige handelingen een bronbemaling geplaatst zal worden, moet deze aangevraagd worden via het omgevingsloket voor de start van de bronbemaling. De bronbemaling moet voldoen aan de bepalingen van Vlarem II afd. 5.53.6.1. Het bemalingswater moet zoveel mogelijk terug in de grond worden ingebracht buiten de onttrekkingszone. Hiervoor kan gebruikgemaakt worden van infiltratieputten, infiltratiebekkens of infiltratiegrachten. Indien dit technisch onmogelijk is mag het water geloosd worden via de RWA-aansluiting.

     

    Er mogen geen werken uitgevoerd worden op het openbaar domein zonder voorafgaandelijke toelating en onder de vooropgestelde voorwaarden van het stadsbestuur.

     

    De kosten voor het uitvoeren van aanpassingswerken aan het openbaar domein of het verplaatsen van nutsvoorzieningen zijn ten laste van de bouwheer.

     

    De vloerpas ligt op maximum 20 cm en kan verhoogd worden door het aantal meter tussen de voorgevel en de rooilijn te vermenigvuldigen met 2 cm, en dit tot een maximum van 40 cm.

    Het peil van de woning ligt hiermee maximum 30 cm boven de as van de weg.

     

    De slopingswerken dienen uitgevoerd overeenkomstig de aanduidingen van het goedgekeurde plan.

     

    Bovendien moeten de nodige maatregelen genomen worden om de verkeersveiligheid optimaal te verzekeren.

     

    De nodige veiligheidsmaatregelen moeten in acht worden genomen.

     

    Indien er asbest aanwezig is op de werf, dient bij de sloop en verwijdering van het asbesthoudend materiaal de bepalingen van Vlarem II Hfdst. 6.4. opgevolgd te worden (www.asbestinfo.be).

     

    Hinder naar de buurt moet zoveel mogelijk worden voorkomen. De verantwoordelijke neemt maatregelen ter voorkoming van hinder in de omgeving ten gevolge van o.a. stof, geluid, geur, water, afval,... Ten allen tijde worden de werken uitgevoerd in overstemming met de van toepassing zijnde voorwaarden uit VLAREM II en de politiecodex.

     

    Ingedeelde inrichting of activiteit: Bronbemaling

     

    Algemene voorwaarden: Hoofdstuk 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6 van VLAREM II 

    Sectorale voorwaarden: Hoofdstuk 5.53 van VLAREM II 

    Bijzondere milieuvoorwaarden

    De waterladder moet worden toegepast bij de lozing van het water afkomstig van de bronbemaling; 

    • In eerste instantie moet het netto debiet zoveel mogelijk worden beperkt. Dit kan door het opgepompte water ter plaatse te infiltreren.  
    • Indien dit technische niet (volledig) mogelijk is kan het water worden aangewend voor gebruik. Wanneer het water ter beschikking wordt gesteld van derden moeten volgende voorwaarden worden gerespecteerd:
      1.  Een signalisatiebord “Geen drinkbaar water” moet worden voorzien bij het aftappunt
      2. Afnemen is enkel toegestaan tussen 7u en 19u en niet toegelaten op zon- en feestdagen. Afficheer de uren waarop afname mogelijk is duidelijk ter plaatse, samen met de vermelding van niet-drinkbaar water.
      3. Vermeld wie water mag afnemen en de manier waarop (bijvoorbeeld enkel buurtbewoners met een tuinslang.
      4. Het water is uitsluitend voor huishoudelijk gebruik.
    • Het overige water mag worden geloosd op de regenwaterafvoer van de Waaiburg. Bij lozing op de regenwaterafvoer moet de exploitant een zand-en ijzerfliter plaatsen om schade aan het rioleringsstelsel te voorkomen. 

     

    Conform Vlarem II moet de installatie worden uitgerust met een debietmeter. Bij elke aankoppeling en afkoppeling van de meter wordt de meterstand genoteerd in een logboek dat ter inzage wordt gehouden van de toezichthouder.

     

    Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van het advies van de omgevingsambtenaar en maakt dit zich eigen.

     

    Besluit

    Het college van burgemeester en schepenen beslist:

    Artikel 1

    De aanvraag ingediend door mevrouw Mia Gysen wonende te Djepstraat 44 te 2440 Geel en de heer Staf Kauwenberghs wonende te Djepstraat 44 te 2440 Geel, wordt vergund onder voorwaarden.

    De aanvraag betreft de bouw van een eengezinswoning en een bronbemaling.

     

    Volgende rubrieken en hoeveelheden zijn hierbij vergund

    Rubriek

    Omschrijving 

    klasse

    53.2.2°a)

    Bronbemaling die technisch noodzakelijk is voor de bouw van een kelder, met een debiet van 4.000 m³/ jaar

    3

    Artikel 2

    Voorwaarden

     

    Stedenbouwkundige handeling

     

    De woning dient ingeplant op 5 meter uit de rooilijn en verder opgericht zoals aangeduid op het bouwplan.

     

    De carport dient ingeplant zoals voorzien op het goedgekeurde inplantingsplan. Nota wordt genomen van de specifieke akkoordverklaring met verbintenis.

     

    Gevolg dient gegeven aan art. 681 van het Burgerlijk Wetboek m.b.t. dakdrop. Dit wil zeggen dat het dak zodanig moet aangelegd worden dat het regenwater op het eigen terrein afloopt. 

    De regenafvoer moet dus op het eigen terrein voorzien worden.

     

    Elke woning dient uitgerust met één of meer rookmelders of moet beschikken over een branddetectiesysteem dat gekeurd en gecertificeerd is door een daartoe erkend organisme.

     

    De rookmelder dient conform te zijn aan NBN EN 14.604, reageert op de rookontwikkeling bij brand door het produceren van een scherp geluidssignaal, en is niet van het ionische type.
     

    Opmerkingen inzake de plaatsing van de rookmelders: minstens één rookmelder per bouwlaag, in kamerwoningen moet elke kamer ermee uitgerust zijn, mogelijke opstelling in de hal, gang, slaapkamer, living, wasplaats, kelder, verwarmingslokaal; plaatsing wordt afgeraden in de badkamer, keuken, garage.

     

    De woning moet voldoen aan de EPB-eisen.

     

    Motivatie en voorwaarden riolering

    Het perceel is gelegen in centraal gebied. Er is een gemengd rioleringsstelsel aanwezig op openbaar domein. 

     

    Bij de sloop moet er worden bekeken of er een huisaansluiting aanwezig is. Als deze aanwezig is, moet deze herbruikt worden en men dient zelf de huisaansluitputjes DWA en RWA te plaatsen op eigen terrein nabij de rooilijn met onderlinge afstand van min. 0,5m en max. 1m. De huisaansluitputjes dienen van kunststof te zijn (RWA: grijs met diameter 250mm, DWA: roodbruin met diameter 315mm). Na de putjes moet men een gemengde aansluiting met opsplitsing   voorzien.  Als er geen aansluiting is, dient men contact op te nemen met de dienst Openbare Werken en verkeer via grondgebondenzaken@Geel.be.

     

    De bouwheer dient te zorgen voor een gescheiden stelsel van droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA) op zijn perceel tot aan de rooilijn. 

    De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.

    De afvoerbuis voor het regenwater moet worden aangesloten op het huisaansluitputje RWA als men een noodoverloop voorziet vanuit de infiltratievoorziening. De afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater moet aangesloten worden op het huisaansluitputje DWA. 

    Putten (hemelwaterput, infiltratieput) dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.

     

    Voor het afvalwater voorziet men een gescheiden stelsel van fecaal water (toilet) en grijs water (douche, lavabo, …) tot buiten de woning wat een gunstig concept is. Men voorziet een sifonput met stankslot waar beide afvoeren samenkomen om geurhinder te vermijden.

     

    Volgens de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater is men verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing en het gebruik dient te gebeuren uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw of verharding.

    De hemelwaterput moet aan volgende voorwaarden voldoen:

     

    De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.

    Het volume van de hemelwaterput moet minimum 5000L bedragen. Men voorziet een volume van 10.000L.

    Men dient de afvoeren van het volledige dak hier op aan te sluiten.

    De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Er moeten minstens 2 aftappunten aangesloten worden op de hemelwaterput, waarvan één aftappunt voor de spoeling van toiletten. Men voorziet herbruik voor het spoelen van de toiletten en voor een buitenkraan (bevloeiing tuin, wassen auto's en fietsen).

     

    De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

    De infiltratievoorziening moet aan volgende voorwaarden voldoen:

    Het volume van de infiltratievoorziening dient minimum 5107,5L te bedragen en  de infiltratieoppervlakte minimum 8,172m². Men voorziet een infiltratievoorziening met een volume van 7500L en een oppervlakte van 12m². Men voorziet een noodoverloop naar de openbare gemengde riolering . Dit is geen verplichting maar wordt wel toegestaan.

     

    Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende deskundige (VLARIO-keuring). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.

     

    Motivatie en voorwaarden toegang tot het perceel

    Men mag 2 toegangen (inrit auto en paadje) tot het perceel voorzien. Men voorziet 2 toegangen waarbij de maximale toegestane toegangsbreedte van 6m wordt gerespecteerd. De auto-inrit is 3m breed en het paadje ongeveer 1m. Waar de toegangen komen zijn de boordstenen van de stoep reeds verlaagd. Er dient dus in principe geen aanpassing van het openbaar domein aangevraagd te worden.

     

    Indien voor de uitvoering van de stedenbouwkundige handelingen een bronbemaling geplaatst zal worden, moet deze aangevraagd worden via het omgevingsloket voor de start van de bronbemaling. De bronbemaling moet voldoen aan de bepalingen van Vlarem II afd. 5.53.6.1. Het bemalingswater moet zoveel mogelijk terug in de grond worden ingebracht buiten de onttrekkingszone. Hiervoor kan gebruikgemaakt worden van infiltratieputten, infiltratiebekkens of infiltratiegrachten. Indien dit technisch onmogelijk is mag het water geloosd worden via de RWA-aansluiting.

     

    Er mogen geen werken uitgevoerd worden op het openbaar domein zonder voorafgaandelijke toelating en onder de vooropgestelde voorwaarden van het stadsbestuur.

     

    De kosten voor het uitvoeren van aanpassingswerken aan het openbaar domein of het verplaatsen van nutsvoorzieningen zijn ten laste van de bouwheer.

     

    De vloerpas ligt op maximum 20 cm en kan verhoogd worden door het aantal meter tussen de voorgevel en de rooilijn te vermenigvuldigen met 2 cm, en dit tot een maximum van 40 cm.

    Het peil van de woning ligt hiermee maximum 30 cm boven de as van de weg.

     

    De slopingswerken dienen uitgevoerd overeenkomstig de aanduidingen van het goedgekeurde plan.

     

    Bovendien moeten de nodige maatregelen genomen worden om de verkeersveiligheid optimaal te verzekeren.

     

    De nodige veiligheidsmaatregelen moeten in acht worden genomen.

     

    Indien er asbest aanwezig is op de werf, dient bij de sloop en verwijdering van het asbesthoudend materiaal de bepalingen van Vlarem II Hfdst. 6.4. opgevolgd te worden (www.asbestinfo.be).

     

    Hinder naar de buurt moet zoveel mogelijk worden voorkomen. De verantwoordelijke neemt maatregelen ter voorkoming van hinder in de omgeving ten gevolge van o.a. stof, geluid, geur, water, afval,... Ten allen tijde worden de werken uitgevoerd in overstemming met de van toepassing zijnde voorwaarden uit VLAREM II en de politiecodex.

     

    Ingedeelde inrichtingen of activiteiten: bronbemaling

     

    Algemene voorwaarden: Hoofdstuk 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6 van VLAREM II

    Sectorale voorwaarden: Hoofdstuk 5.53 van VLAREM II

    Bijzondere milieuvoorwaarden

    • De waterladder moet worden toegepast bij de lozing van het water afkomstig van de bronbemaling; In eerste instantie moet het netto debiet zoveel mogelijk worden beperkt. Dit kan door het opgepompte water ter plaatse te infiltreren.  
    • Indien dit technische niet (volledig) mogelijk is kan het water worden aangewend voor gebruik. Wanneer het water ter beschikking wordt gesteld van derden moeten volgende voorwaarden worden gerespecteerd:
      1.  Een signalisatiebord “Geen drinkbaar water” moet worden voorzien bij het aftappunt
      2. Afnemen is enkel toegestaan tussen 7u en 19u en niet toegelaten op zon- en feestdagen. Afficheer de uren waarop afname mogelijk is duidelijk ter plaatse, samen met de vermelding van niet-drinkbaar water.
      3. Vermeld wie water mag afnemen en de manier waarop (bijvoorbeeld enkel buurtbewoners met een tuinslang.
      4. Het water is uitsluitend voor huishoudelijk gebruik.
    • Het overige water mag worden geloosd op de regenwaterafvoer van de Waaiburg. Bij lozing op de regenwaterafvoer moet de exploitant een zand-en ijzerfliter plaatsen om schade aan het rioleringsstelsel te voorkomen.

     

    Conform Vlarem II moet de installatie worden uitgerust met een debietmeter. Bij elke aankoppeling en afkoppeling van de meter wordt de meterstand genoteerd in een logboek dat ter inzage wordt gehouden van de toezichthouder.

     

    De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM zijn van toepassing.

    De algemene en sectorale milieuvoorwaarden staan in titel II van het VLAREM. Bij wijziging van VLAREM wordt de exploitant geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. De integrale en geconsolideerde tekst van titel II van het VLAREM is raadpleegbaar op de Milieunavigator, via de link:   https://navigator.emis.vito.be/

     

    Artikel 3

    Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

     

    Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

    1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

    2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

    3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen drie jaar na de aanvang van de vergunde stedenbouwkundige handelingen;

    4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

     

    Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee of drie jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

     

    § 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

    1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

    2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;

    3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.

     

    § 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

     

    Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

     

    Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.

     

    In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

     

    Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.



     

    De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.



     

    De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.



     

    De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

     

    Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

     

     

    Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

     

    De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

     

    Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:


    1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;

    2° het betrokken publiek;

    3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;


    4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;


    5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;


    6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.

     

    Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:


    1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;


    2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;


    3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

     

    Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

     

    In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:

    1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;

    2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;

    3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

     

    Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

     

    Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:

    1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;

    2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

    3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

     

    De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

     

    Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

     

    Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

     

    Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

     

    Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

     

    Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid: 

    1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener; 

    2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing; 

    3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek: 

    1. een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
    2. b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden; 

    4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld. 

     

    Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken: 

    1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks; 

    2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht; 

    3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°. 

     

    Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014. 

     

    Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending. 

     

    Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier. 

     

    De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden. 

     

    Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is. 

     

    Mededeling

     

    Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.