Terug
Gepubliceerd op 04/10/2022

2022_CBS_02514 - Omgevingsvergunning - herindeling van een inrichting en overname en uitbreiding van bestaande vergunning voor Ship Handling Terminal Meerhout (202200267NC) - Advies

College van Burgemeester en Schepenen
ma 03/10/2022 - 13:00 Bureau AD
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis; Nadine Laeremans; Griet Smaers; Bart Julliams; Tom Corstjens; Marlon Pareijn; Pieter Cowé; Luc Van Laer; Francois Mylle, Algemeen Directeur; Pieterjan Descheemaeker, MOW; Nica Curinckx, AWV

Secretaris

Francois Mylle, Algemeen Directeur

Voorzitter

Vera Celis
2022_CBS_02514 - Omgevingsvergunning - herindeling van een inrichting en overname en uitbreiding van bestaande vergunning voor Ship Handling Terminal Meerhout (202200267NC) - Advies 2022_CBS_02514 - Omgevingsvergunning - herindeling van een inrichting en overname en uitbreiding van bestaande vergunning voor Ship Handling Terminal Meerhout (202200267NC) - Advies

Motivering

Aanleiding en context

UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 03/10/2022

 

Verslag van de omgevingsambtenaar

 

Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2022055170

Dossiernummer gemeente: 202200267 Inrichtingsnummer: 20220120-0046

 

De deputatie heeft op 11 mei 2022 een aanvraag ontvangen voor herindeling van een inrichting en overname en uitbreiding van bestaande vergunning. De aanvraag werd op 25 mei 2022 volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Gegevens van de aanvrager

Ship Handling Terminal Meerhout BV gevestigd te Nijverheidsweg 15 te 2450 Meerhout

 

Gegevens van de  ligging

Administratieve ligging: Hezemeerheide zn

Kadastrale ligging:  sectie A nrs. 143K, 145E, 1606R2, 1606F en afdeling 3 sectie K nrs. 779B2

 

Verslag

  1. Stedenbouwkundige basisgegevens

 

Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.

De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:

industriegebied

De industriegebieden zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.

 

Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.

 

Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is volgens het ruimtelijk uitvoeringsplan RUP zonevreemde woningen goedgekeurd op 29 januari 2009 gelegen in overdruk zonevreemde woningen II

 

 

De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling

 

Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

De aanvraag is gesitueerd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het ruimtelijke uitvoeringsplan.

 

Overeenstemming met dit plan

De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.

 

Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen

 

 

Verordeningen

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.

algemene bouwverordening inzake weekendverblijven goedgekeurd op 8 juli 2005.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.

algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen goedgekeurd op 12 mei 2012.

 

  1. Historiek

 2012/V1/00932 - Milieuvergunning - Minerale producten

  1. Beschrijving van de omgeving en de aanvraag

Met voorliggende aanvraag wenst de exploitant enerzijds de volledige overname van de vergunning te melden en anderzijds een hernieuwing en verandering van de vergunning te bekomen. De vorige vergunning werd op 06/12/2012 verleend aan Belgian Bulk Company bvba.

De bouwaanvraag betreft het herindelen van het terrein met als doel het verhogen van de opslagcapaciteit.

Volgende werken worden uitgevoerd:

-          Demonteren van bestaande opslagboxen

-          Opnieuw plaatsen van de opslagboxen in een andere indeling

-          Uitbreiden bestaande asfaltverharding voor het plaatsen van een bureelcontainer en het aanleggen van parkeerplaatsen

-          Het plaatsen van een weegbrug

-          Het installeren van een wielenwas

-          Het vellen van enkele bomen om de kade vrij te maken

Het terrein bevindt zich op grondgebied Geel, Laakdal en Meerhout.

Op grondgebied van Geel wordt een deel van de opslagboxen geplaatst en een stukje van de weegbrug.

Tussen de bestaande hoogspanningsmasten komt een onverharde zone voor grondopslag. De stapelhoogte bedraagt maximaal 8m.

De groenbuffer langs Winkelomseheide blijft behouden, waardoor de zichtbaarheid vanaf de straat beperkt zal zijn.

Iioa

Ship Handling Terminal Meerhout wenst met voorliggende aanvraag een vergunning te bekomen voor een brede waaier aan logistieke activiteiten. Onder meer volgende kernactiviteiten:

        Op- en overslag van niet-uitloogbare afval- en grondsoorten (bouw- en slooppuin met inbegrip van niet-teerhoudend asfalt);

        Opslag van diverse grondstoffen voor o.m. de bouwnijverheid in betonnen opslagboxen;

        Schepen laden en lossen.

Daarvoor zijn tevens verschillende randactiviteiten nodig zoals een verdeelslang, de opslag van diesel, een zeef- en breekinstallatie, …

De volgende rubrieken worden aangevraagd:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

2.1.1.a)2°

De opslag van ca. 108.000 ton inerte afvalstoffen en niet teerhoudend asfalt (Nieuw)

108000 ton

1

6.5.1°

een verdeelslang op de dieseltank van 10.000 liter (Nieuw)

1 verdeelslang

3

12.1.2.1°a)

Een diesel aggregaat van 260 kW (Nieuw)

260 kW

3

15.1.1°

een standplaats voor 12 voertuigen/machines (4 vrachtwagens, 3 loaders, 2 bestelwagens, 2 hydraulische kranen en 1 veegmachine) (Ongewijzigd)

12 voertuigen

3

16.3.2°a)

de vergunde airco van 3 kW werd nooit geplaatst de nieuwe kantoren worden voorzien van een nieuwe airco installatie van 5 kW, het totaal vermogen gaat van 10 kW naar 12 kW(Verandering)

12 kW

3

17.3.2.1.1.1°b)

10.000 liter diesel in een bovengrondse tank;

2.500 liter diesel (aggregaat) in een bovengrondse tank (Nieuw)

10,41 ton

3

19.6.1°d)

De opslag van max. 120.000 m³ hout in openlucht (Nieuw)

120000

2

30.1.1°b)

Enkel de breek/-zeefinstallatie van 150 kW blijft behouden, deze rubriek vermindert met 260 kW (Verandering)

150 kW

2

30.10.1°

Bijkomende opslag van 1,5 ha (Verandering)

4,5 ha

2

61.2.2°

De opslag van ca. 110.000 m³ TOP (Nieuw)

110.000

2

De volgende rubrieken zijn niet langer van toepassing: 6.1.3.a), 6.2.2.a), 12.2.2, 15.2, 15.4.1, 17.3.3.1.a), 17.3.6.1.b), 17.3.7.1, 17.3.9.1, 17.4, 29.5.2.1.a) en 31.1.3.

Vroegtijdige hernieuwing

De exploitant vraagt een vroegtijdige hernieuwing van de vergunning. In artikel 70 van het omgevingsvergunningsdecreet is opgenomen dat de hernieuwing van een omgevingsvergunning ten vroegste 24 maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning aangevraagd worden. In afwijking hiervan kan deze echter vroeger dan 24 maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning aangevraagd worden als

  1. een overname van de vergunde ingedeelde inrichting of activiteit door een andere exploitant gepland is;
  2. de exploitant een belangrijke verandering van de vergunde ingedeelde inrichting beoogt. In dat geval heeft de vergunningsaanvraag zowel betrekking op de delen van de inrichting of activiteit die verder in exploitatie blijven als op de geplande verandering.

Een belangrijke verandering wordt op het omgevingsloket als volgt verduidelijkt: ‘Onder belangrijke verandering wordt verstaan een verandering die een aanzienlijke impact heeft op de inrichting of activiteit, die een significante investering vereist en die de kern van de ingedeelde inrichting of activiteit raakt/aangaat. De bevoegde overheid gaat geval per geval na of de beoogde verandering effectief aanzienlijk is en als dit niet zo blijkt te zijn kan de vergunningverlenende overheid de vraag tot hernieuwing weigeren. Bovendien wordt het dossier in zijn geheel bekeken en niet enkel de geplande verandering.’

De exploitant geeft aan dat in voorliggend geval een overdracht aan de basis ligt om de vroegtijdige hernieuwing aan te vragen.

 

Zie opgeladen bijlage. 

 

de antwoorden op de onvolledigheidsverklaring van het dossier met OMV referentie 2022004760 worden ook als bijlage hier op geladen.

 

  1. Openbaar onderzoek

Overeenkomstig de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is de gewone procedure van toepassing en moet de aanvraag openbaar gemaakt worden.

Het openbaar onderzoek werd gehouden van 4 juni 2022 t.e.m. 3 juli 2022. Er werden geen bezwaarschriften ingediend.

Er werd geen informatievergadering gehouden.

 

  1. Adviezen

Op 2 juni 2022 werd het advies ontvangen van Pidpa


Advies: voorwaardelijk gunstig

Op 8 juni 2022 werd het advies ontvangen van Fluvius System Operator

"Aangezien uw aanvraag niet gaat over een project (het bouwen van een meersgezinswoning of de aanpassing van het aantal eenheden), kunnen wij u via deze weg geen advies geven voor elektriciteit en aardgas en verwijzen we naar onze website: https://www.fluvius.be/nl/thema/aansluitingen.

 

 

Advies:  geen advies

Op 2 juni 2022 werd het advies ontvangen van Pidpa


Advies: voorwaardelijk gunstig

Op 13 juni 2022 werd het advies ontvangen van Brandweerzone Kempen - Hulpverleningszone 5 (Geel)


Advies: geen advies

Op 25 mei 2022 werd het advies ontvangen van Departement Omgeving

De afdeling GOP - Team Bodem, Natuurlijke Rijkdommen en Landinrichting geeft geen advies over het aspect Natuurlijke Rijkdommen.

 

Advies: geen advies

Op 4 juli 2022 werd het advies ontvangen van Departement Omgeving

Er wordt geen advies uitgebracht.

 

Advies: volledig geen advies


Op 15 juni 2022 werd het advies ontvangen van ELIA ASSET

Advies: volledig geen bezwaar


Op 22 juni 2022 werd het advies ontvangen van Air Products

Wij zijn ter plekke niet betrokken met onze leidingen, en geven derhalve geen advies.

Advies:  geen advies


Op 28 Juni werd het advies ontvangen van de Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen

Advies: voorwaardelijk gunstig


Er werd advies gevraagd aan Fluvius System Operator



Op 24 juni 2022 werd het advies ontvangen van Openbare Werken

Er werd advies gevraagd aan Openbare Werken maar het advies werd niet ontvangen binnen de termijn.  Het advies wordt geacht stilzwijgend gunstig te zijn.

 

  1. Project-MER

De aanvraag heeft betrekking op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij het besluit van de Vlaamse Regering d.d. 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.- screening. De aanvraag werd daarom getoetst aan de criteria van bijlage II van het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid (DABM). Op basis van het aanvraagdossier kan aangenomen worden dat de opmaak van een project-MER geen meerwaarde zal zijn bij het beoordelen of het project aanzienlijke milieueffecten zal veroorzaken. Er wordt gesteld dat de aanvraag niet MER-plichtig is.  

 

  1. Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen

Planologische toets

Industriegebieden zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk : bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop (artikel 7 van het Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen).

Wegenis

Het perceel is gelegen langsheen een gemeenteweg (Nijverheidstraat, Meerhout)/ gewestweg (Winkelomseheide, Geel).

 

Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie «wonen», «verblijfsrecreatie», dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, «gemeenschapsvoorzieningen» of «openbare nutsvoorzieningen», kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.

§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken. Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.

§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.

§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :

1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;

2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;

3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.

Watertoets

Artikel 8 van het decreet van 5 juli 2013 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad van 8 oktober 2013) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets genoemd wordt. Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een risicozone, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

Enkel wordt bij toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt.  Dit moet gecompenseerd worden door de plaatsing van een hemelwaterput of de aanleg van een infiltratievoorziening.

Natuurtoets

De exploitatie is gelegen op 1.450 m van VEN-gebied, 2.050 m van Habitatrichtlijngebied en ca. 10 km van Vogelrichtlijngebied. 

Gelet op de beperkte emissies op de inrichting, er wordt enkel diesel verbruikt voor de generator en de voertuigen, lijkt gesteld te kunnen worden dat de exploitatie geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in VEN-gebied zal veroorzaken, noch dat de exploitatie een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van habitatrichtlijngebieden zal veroorzaken, op voorwaarde dat de exploitant zich houdt aan de voorwaarden opgelegd in de relevante wetgeving en voor zover de exploitant zich gedraagt naar de code van goede natuurpraktijk.


Milieuaspecten

Water

Bedrijfsafvalwater

De exploitant vraagt geen lozing van bedrijfsafvalwater aan. Op basis van de informatie in de aanvraag is het niet duidelijk hoe de afwatering van het potentieel verontreinigd hemelwater, afkomstig van de opslag van gebeurt. Conform artikel 5.2.1.7. van Vlarem II zijn voor de lozing van verontreinigd hemelwater de sectorale normen vermeld in bijlage 5.3.2, 48° van Vlarem II, van toepassing.

Daar het in casu slechts de opslag van inerte afvalstoffen en niet teerhoudend asfalt betreft dient er conform art. 5.2.1.7. van Vlarem II geen slibvang of KWS-afscheider voor de behandeling van het verontreinigd hemelwater voorzien te worden.

De exploitant geeft aan dat het hemelwater niet verontreinigd wordt door de onoverdekte opslag van de afvalstoffen, daar inerte afvalstoffen en niet-teerhoudend asfalt geen uitlooggedrag vertonen en het hemelwater dus niet potentieel zullen verontreinigen. Aangezien de tussentijdse opslagplaats voor grond enkel zal bestaan uit grond die voldoet aan de bepalingen voor het gebruik van bodemmaterialen, vermeld in het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 en het VLAREBO-besluit van 14 december 2007 lijkt gesteld te kunnen worden dat ook deze niet voor een verontreiniging van het hemelwater zal zorgen.

Waterbesparende maatregelen

De exploitant voorziet in diverse infiltratiebekkens met een gezamenlijke oppervlakte van 873 m².

Lucht

De voornaamste bron van luchtverontreiniging ten gevolge van de exploitatie van een op- en overslag van inerte afvalstoffen en niet-teerhoudend asfalt zal stofvorming zijn. De exploitant geeft aan dat volgende stuifgevoelige stoffen opgeslagen zullen worden:

        45.000 m² minerale producten: SC1 – SC3

        20.000 m² inerte afvalstoffen: SC1 – SC3

        25.000 m² TOP: SC2 – SC3

De totale jaarlijkse doorzet van minerale producten en inerte afvalstoffen tezamen zal maximaal circa 295.000 ton bedragen. Voor de TOP zal deze totale jaarlijkse doorzet maximaal ca. 400.000 ton bedragen.

De exploitant geeft aan regelmatig te zullen sproeien tijdens periodes van langdurige droogte of wanneer stofemissies dreigen te ontstaan. Zo zal de stofemissie maximaal vermeden worden. Voor dit doel zal de onderneming voorzien in mobiele sproei installaties die in geval van noodzaak onmiddellijk kunnen worden ingezet. Deze installaties zullen worden gevoed door middel van kanaalwater. Een aanvraag tot captatie van kanaalwater is in behandeling bij de Vlaamse Waterweg, wanneer er een captatieverbod geldt op het kanaalwater wordt er water gehaald bij het RWZI Geel.

De exploitant dient er op gewezen te worden dat hij de bepalingen in afdeling 4.4.7 van Vlarem II m.b.t. beheersing van niet-geleide stofemissies, strikt dient na te leven. De exploitant neemt in bijlage E4 bij de aanvraag overslaggegevens m.b.t. stuivende stoffen op. Vermits (onder meer) de opslagcapaciteit voor stuivende stoffen meer dan 5.000 m² grondoppervlak bedraagt, zijn artikels 4.4.7.2.4 tot en met 4.4.7.2.9 van Vlarem II van toepassing.


Geluid

De mogelijke bronnen van geluid zijn de aanvoer en overslag van producten, bewegingen van bedrijfseigen voertuigen op het terrein en de zeef- en breekinstallatie. De inrichting is gelegen in industriegebied.

De activiteiten noodzakelijk bij het laden en lossen van goederen is een van de grootse bronnen van geluid op de site. Het af een aanrijden van vrachtverkeer binnen de inrichting genereert de gebruikelijke motorgeluiden, alsook het laden en lossen van schepen. De exploitant vraagt een afwijking op art. 5.2.1.6. §4 van Vlarem II. De exploitant wenst de laad- en losactiviteiten uit te voeren tussen 5u00 en 22u00.

In de richting van het meest nabije woongebied wordt aan de noord-west-zijde van de inrichting voorzien in de opslag van gronden (TOP) met een hoogte van minstens 7 m waardoor volgens de exploitant een natuurlijke geluidsbuffer wordt gecreëerd.

De exploitant neemt verder nog volgende maatregelen:

-          De snelheden van de transportmiddelen en de machines op het bedrijfsterrein wordt beperkt tot 10 km/uur.

-          Signalisatiegeluiden van achteruit rijdende wielladers en voertuigen zullen zoveel mogelijk worden beperkt maar mogen vanuit het oogpunt van de veiligheid uiteraard niet volledig worden uitgeschakeld.

-          Het gebruik van andere geluidsbronnen zoals radio’s e.d. zal tot een minimum beperkt worden.

-          Tevens wordt getracht zo weinig mogelijk oneffenheden op de vloer van het bedrijfsterrein te hebben waardoor in voorkomend geval harde slagen e.d. de omgevingsrust kan worden verstoord.

-          De breek- en zeefinstallatie wordt zoveel mogelijk tussen de opslaghopen gelokaliseerd, zodat een natuurlijke buffer wordt gecreëerd tussen de geluidsbron (de motor van de installatie) enerzijds en de omgeving anderzijds.

-          De breek- en zeefinstallatie is voorzien van stabilisatoren die de overdracht van trillingen naar de omgeving toe tot een absoluut minimum beperken. De motoren zijn omkast met geluidsisolerende materialen. Er wordt benadrukt dat er geen puin wordt gebroken, enkel klei en leem, waardoor geluidshinder beperkt blijft.

-          Bij het laden van materialen die geluidshinder kunnen veroorzaken zoals bijvoorbeeld ongebroken betonpuin, ter dege rekening zal worden gehouden met het beperkten van de valhoogte tijdens het laden van deze producten om ook voor wat betreft deze activiteit de geluidsoverdracht naar de omgeving toe zo beperkt mogelijk te houden.

Gelet op de genomen maatregelen en op de ligging in industriegebied lijkt de exploitatie geen onaanvaardbaar risico op geluidshinder te veroorzaken in de dagperiode. Met betrekking tot de gevraagde afwijking lijkt gesteld te kunnen worden dat de ligging van de exploitatie als gunstige factor ervaren kan worden. De exploitant dient de activiteiten tussen 5u00 en 7u00 en tussen 19u00 en 22u00 tot een minimum te beperken. De zeef- en breekinstallatie mag niet geopereerd worden tussen deze uren. Indien er klachten komen met betrekking tot geluidshinder afkomstig van de exploitatie dient de exploitant een akoestisch onderzoek uit te laten voeren waarin de activiteiten getoetst worden aan de relevante beoordelingscriteria en eventuele milderende maatregelen voorgesteld worden.


Mobiliteit

De exploitant geeft aan dat zo veel als mogelijk ingezet wordt op transport via het kanaal. Zo wordt het aantal vrachtwagens zo veel als mogelijk geminimaliseerd. De exploitant geeft aan dagelijks 1 schip en 12 vrachtwagens te verwachten. Jaarlijks komt dit neer op 200 schepen en 3.500 vrachtwagens. De locatie is gelegen nabij het op- en afrittencomplex van de E313 te Laakdal. De gegenereerde mobiliteit lijkt op basis van bovenstaande in overeenstemming met de lokale mobiliteitssituatie, mede omdat de exploitant inzet op scheepstransport.


Bodem

De exploitant vraagt de opslag van volgende stoffen:

-          De opslag van ca. 108.000 ton inerte afvalstoffen en niet teerhoudend asfalt.

-          De opslag van ca. 110.000 m³ TOP die voldoet aan een toepassing overeenkomstig het VLAREBO.

Gelet op de aard van bovenstaande producten lijkt gesteld te kunnen worden dat er geen risico bestaat op bodemverontreiniging.

De exploitant tevens de opslag aan van:

-          10.000 liter diesel in een bovengrondse tank en 2.500 liter diesel (aggregaat) in een bovengrondse tank.

-          De opslag van 120.000 m³ hout Met betrekking tot de houtopslag lijkt er zich geen risico op bodemverontreiniging te manifesteren.

De bovengrondse houders waarin diesel wordt opgeslagen zijn dubbelwandig en voorzien van een overvulbeveiliging. Conform art. 5.17.4.3.1. van Vlarem II dienen beide houders voorzien te worden van een inkuiping of een permanent lekdetectiesysteem teneinde brandverspreiding, bodem- of grondwaterverontreiniging te voorkomen.

Voor de bevoorrading van de bedrijfseigen voertuigen (kraan, wiellader) is op het terrein niet voorzien in een vloeistofdichte piste. Ter voorkoming van bodemverontreiniging vanwege deze bevoorradingsactiviteiten zal worden voorzien in een mobiele opvangvoorziening die tijdens het tanken onder de te bevoorraden tank wordt geschoven teneinde eventuele morsverliezen tijdens het tanken op te vangen.
Tevens zal voorzien worden in absorberende korrels om desgevallend mors- of lekverliezen die naast de opvangeenheid terecht zouden komen onmiddellijk met deze absorberende korrels op te ruimen. Gelet op het gegeven dat in Vlarem II niet expliciet een vloeistofdichte piste voorgeschreven wordt voor een verdeelslang, lijkt de aangevoerde oplossing te voldoen aan de bepalingen van art. 5.6.2.1.2. van Vlarem II.


Gevaarlijke producten

De exploitant vraagt de opslag aan van 10,41 ton diesel in 2 bovengrondse houders (10.000 liter en 2.500 liter). De exploitant dient meteen na ingebruikname van de houders een attest, conform art. 5.17.4.3.16. van Vlarem II, voor de houders van stookolie te bezorgen aan de toezichthoudende overheid.


Afval

De exploitant vraagt de opslag van 108.000 ton inerte afvalstoffen en niet teerhoudend asfalt. De inrichting is, conform art. 5.2.1.2. van Vlarem II, voorzien van een geijkte weegbrug. De exploitant voegt bij de aanvraag een voorstel van een werkplan, conform art. 5.2.1.3. van Vlarem II.

Overwegende dat OVAM als adviesverlenende instantie optreedt en gelet op hun expertise inzake deze materie, lijkt het aangewezen om het advies van OVAM m.b.t. de gevraagde rubrieken en het werkplan te volgen.


Gevraagde afwijking

De exploitant geeft aan dat enkele bijzondere voorwaarden uit de vorige vergunning (d.d. 06/12/2012) niet meer van toepassing zijn en stelt voor volgende bijzondere voorwaarde een alternatief voor:

“De noordelijke zijde van de site dient meer gesloten te worden door plaatsing van een aarden wal/talud t.h.v. de gevraagde westelijke 10 m brede groenzone.”

De exploitant stelt volgend alternatief voor:

“Aan de noordelijke zijde van het terrein wordt een TOP voorzien. Deze opslaghopen zullen dienst doen als natuurlijke geluidsbuffer en zal hetzelfde effect hebben als het aanleggen van een aarden wal/talud.”

Op basis van de informatie die de exploitant kan deze gevolgd worden in de argumentatie dat een TOP met minimale hoogte van 7 meter een gelijkaardige geluidsisolatie kan bieden als een aarden wal/talud.

De exploitant wenst bijkomend twee afwijkingen te vragen op sectorale voorwaarden. Het betreffen artikel 5.2.1.6 §4 en 5.2.1.5 §5 van VLAREM II. Artikel 5.2.1.6 §4 van VLAREM II stelt “tenzij anders bepaald in de milieuvergunning en onverminderd andere voorwaarden inzake het voorkomen van geluidshinder zijn rustverstorende werkzaamheden verboden op werkdagen vóór 7 uur en na 19 uur, en op zon- en feestdagen.”.

De exploitant motiveert de afwijking als volgt:

“De afwijking op de werktijden is noodzakelijk om de bedrijfsactiviteiten vlot te kunnen blijven uitvoeren en vooral om de nodige flexibiliteit te kunnen garanderen voor de binnenvaart aangezien de sluizen in het Waalse landsgedeelte ’s nachts onbemand zijn. Binnen de inrichting wenst men derhalve de laad- en losactiviteiten aan te vangen vanaf 5h ‘s morgens tot 22h ‘s avonds, zaterdag van 7.00 h tot 13.00 h. In bepaalde gevallen worden schepen geladen met vrachten die rechtstreeks van de vrachtwagen op het schip worden verplaatst. Daarom wenst de exploitant tevens voor deze aanvoer te kunnen genieten van de voormelde afwijking. Rekening houdend met de preventieve voorzieningen die zullen worden genomen ter voorkoming van geluidshinder naar de omgeving toe zoals omschreven in bijlage E5 bij deze aanvraag, menen we te mogen stellen dat voldoende waarborgen aanwezig zullen zijn om de hinder naar de buurt toe tot een absoluut minimum te beperken, ook indien de activiteiten met betrekking tot het laden en lossen worden aangevat vanaf 05.00 uur ’s morgen en zouden duren tot 22.00 uur ’s avonds. Bovendien moet worden vermeld dat deze aanvangs- en einduren niet dagelijks zullen worden toegepast bij de uitbating van de inrichting maar eerder sporadisch aan de orde zullen zijn.”

De exploitant stelt volgende alternatieve voorwaarde voor:

“In afwijking van artikel 5.2.1.6 §4 van VLAREM II wordt de afwijking verleend voor het laden en lossen van schepen en vrachtwagens op weekdagen vanaf 05.00 uur ’s morgens tot 22.00 uur ’s avonds.”

Gelet op de ligging van de exploitatie, op het gegeven dat dit slechts sporadisch zal voorkomen en op de genomen preventieve maatregelen lijkt de gevraagde afwijking eventueel toegestaan te kunnen worden. De exploitant dient de operationele werkzaamheden tussen 5u00 en 7u00 en tussen 19u00 en 22u00 wel tot een minimum te beperken. Het opereren van de zeef- en breekinstallatie lijkt niet noodzakelijk buiten de daguren te moeten gebeuren. Het verdient de aanbeveling om het gebruik van de zeef- en breekinstallatie niet toe te laten van 19u00 tot 7u00 indien deze de rust verstoort.

Artikel 5.2.1.5 §5 van VLAREM II stelt:

“Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit wordt langsheen de randen van de inrichting een groenscherm van minstens 5m breedte aangelegd. Het groenscherm bestaat uit streekeigen laag- en hoogstammige dichtgroeiende gewassen.”

De exploitant geeft volgende motivering voor deze afwijking:

“Aan de oostelijke zijde van het bedrijfsterrein is een groenscherm voorzien op het eigen bedrijfsterrein met een breedte van 3 m. Het betreft hier een bestaande vergunde toestand zoals opgenomen in de omgevingsvergunning van Bulk Care Company die door middel van de voorliggende omgevingsvergunningsaanvraag integraal wordt overgenomen.”

De exploitant stelt volgende alternatieve voorwaarde voor:

“In afwijking van artikel 5.2.1.5 §5 van VLAREM II wordt de bijzondere voorwaarden met betrekking tot de aanleg van het groenscherm behouden zoals geformuleerd in de vergunning die wordt overgenomen van Belgian Bulk Company, met name: “aan de oostzijde van de inrichting dient een 2 meter hoog hekwerk met groenbeplanting te worden voorzien en een 3 m brede groenaanleg bestaande uit hoogstammig groen.”

Gelet op het gegeven dat deze vrijstelling blijkbaar reeds toegekend werd, gelet op de bestaande toestand, lijkt het aangewezen deze afwijking te verlenen zoals gevraagd door de exploitant.


Conclusie

Met betrekking tot de onderzochte milieutechnische aspecten in voorliggende beoordeling en op basis van de gegevens in de aanvraag lijkt gesteld te kunnen worden dat er geen indicaties zijn tot het verlenen van een negatief advies. Het lijkt echter wel aangewezen om bij eventuele vergunningverlening in de mate van het mogelijke rekening te houden met onderstaande bemerkingen, aanvullingen, aanbevelingen en/of voorstellen voor bijzondere voorwaarden.

Indien er klachten komen met betrekking tot geluidshinder afkomstig van de exploitatie dient de exploitant een akoestisch onderzoek uit te laten voeren waarin de activiteiten getoetst worden aan de relevante beoordelingscriteria en eventuele milderende maatregelen voorgesteld worden.

De bovengrondse houders waarin diesel wordt opgeslagen zijn dubbelwandig en voorzien van een overvulbeveiliging. Conform art. 5.17.4.3.1. van Vlarem II dienen beide houders voorzien te worden van een inkuiping of een permanent lekdetectiesysteem teneinde brandverspreiding, bodem- of grondwaterverontreiniging te voorkomen.

De exploitant dient meteen na ingebruikname van de houders een attest, conform art. 5.17.4.3.16. van Vlarem II, voor de houders van stookolie te bezorgen aan de toezichthoudende overheid.

Overwegende dat OVAM als adviesverlenende instantie optreedt en gelet op hun expertise inzake deze materie, lijkt het aangewezen om het advies van OVAM m.b.t. de gevraagde rubrieken en het werkplan te volgen.


Goede ruimtelijke ordening

Opportuniteitstoets

Overeenkomstig artikel 4.3.1§1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) dient een omgevingsvergunning te worden geweigerd indien het aangevraagde onverenigbaar is met de goede ruimtelijke ordening. De beoordelingsgronden van de goede ruimtelijke ordening worden omschreven in art. 4.3.1§2 van de VCRO.


Functionele inpasbaarheid

Een herindeling van een inrichting en de overname en uitbreiding van een bestaande vergunning stelt geen beperking aan het gebruik van het perceel. De bestemming van het perceel wordt door de aanvraag niet geschaad.


Ruimtegebruik – schaal- bouwdichtheid.

De aanvraag heeft geen impact op het ruimtegebruik van het perceel. Visueel-vormelijk De aanvraag heeft geen impact op de visueel-vormelijke uitstraling in de omgeving.


Cultuurhistorische aspecten

De aanvraag is niet gesitueerd in een beschermd landschap of dorpsgezicht. De aanvraag heeft geen invloed op de cultuurhistorische aspecten van het perceel en de omgeving.


Mobiliteit

De aanvraag heeft geen invloed op de mobiliteit.


Bodemreliëf

De aanvraag heeft geen impact op het bodemreliëf.


Hinderaspecten – gezondheid

De aanvraag brengt geen extra hinder met zich mee voor de omgeving, gezondheidsaspecten worden niet geschaad.


Er kan geconcludeerd worden dat het project in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening en aanleg

 

Resultaten openbaar onderzoek

Het openbaar onderzoek werd gehouden  van 4 juni 2022 tot en met 3 juli 2022. Naar aanleiding van het openbaar onderzoek werden er geen bezwaarschriften ontvangen.

 

Bespreking adviezen

De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van de volgende adviezen en beoordeeld deze als volgt:

  • Het advies van Pidpa, afgeleverd op 2 juni 2022 is voorwaardelijk gunstig.
  • Het advies van Fluvius System Operator, afgeleverd op 8 juni 2022 is geen advies.
  • Het advies van Pidpa, afgeleverd op 2 juni 2022 is voorwaardelijk gunstig.
  • Het advies van Brandweerzone Kempen - Hulpverleningszone 5 (Geel), afgeleverd op 13 juni 2022 is voorwaardelijk gunstig.
  • Het advies van Departement Omgeving, afgeleverd op 25 mei 2022 is geen advies.
  • Het advies van Departement Omgeving, afgeleverd op 4 juli 2022 is geen advies.
  • Het advies van ELIA ASSET, afgeleverd op 15 juni 2022 is geen bezwaar.
  • Het advies van Air Products, afgeleverd op 22 juni 2022 is geen advies.
  • Het advies van de Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen, afgeleverd op 28 juni 2022 is voorwaardelijk gunstig.
  • Het advies van Fluvius System Operator, er werd geen advies ontvangen binnen de termijn.
  •  Het advies van Openbare Werken . Er werd geen advies ontvangen binnen de termijn.

 

Conclusie

 

De omgevingsambtenaar sluit zich aan bij het advies van IOK en adviseert de vergunningsaanvraag op basis van het aanvraagdossier voorwaardelijk gunstig op voorwaarde dat:

  • m.b.t stedenbouwkundige handelingen: de werken uitgevoerd worden volgens de goedgekeurde plannen.

Bijzondere milieuvoorwaarden

  • m.b.t. geluid: de exploitant een akoestisch onderzoek uitvoert waarin de activiteiten getoetst worden aan de relevante beoordelingscriteria en eventuele milderende maatregelen voorgesteld worden indien er klachten komen met betrekking tot geluidshinder afkomstig van de exploitatie;
  • m.b.t. bodem: beide houders voorzien worden van een inkuiping of een permanent lekdetectiesysteem teneinde brandverspreiding, bodem- of grondwaterverontreiniging te voorkomen;
  • m.b.t. gevaarlijke producten: de exploitant meteen na ingebruikname van de houders een attest, conform art. 5.17.4.3.16. van Vlarem II, voor de houders van stookolie bezorgt aan de toezichthoudende overheid;
  • m.b.t. afval: uit het advies van OVAM blijkt dat de gevraagde hernieuwing en verandering m.b.t. de opslag en van afvalstoffen aanvaardbaar zijn.

indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen.

 


Lasten

Niet van toepassing

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het advies van de Intercommunale ontwikkelingsmaatschappij van de Kempen en de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen adviseert de aanvraag tot omgevingsvergunning voorwaardelijk gunstig, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

2.1.1.a)2°

De opslag van ca. 108.000 ton inerte afvalstoffen en niet teerhoudend asfalt (Nieuw)

108.000 ton

1

6.5.1°

een verdeelslang op de dieseltank van 10.000 liter (Nieuw)

1 verdeelslang

3

12.1.2.1°a)

Een diesel aggregaat van 260 kW (Nieuw)

260 kW

3

15.1.1°

een standplaats voor 12 voertuigen/machines (4 vrachtwagens, 3 loaders, 2 bestelwagens, 2 hydraulische kranen en 1 veegmachine) (Ongewijzigd)

12 voertuigen

3

16.3.2°a)

de vergunde airco van 3 kW werd nooit geplaatst de nieuwe kantoren worden voorzien van een nieuwe airco installatie van 5 kW, het totaal vermogen gaat van 10 kW naar 12 kW(Verandering)

12 kW

3

17.3.2.1.1.1°b)

10.000 liter diesel in een bovengrondse tank;

2.500 liter diesel (aggregaat) in een bovengrondse tank (Nieuw)

10,41 ton

3

19.6.1°d)

De opslag van max. 120.000 m³ hout in openlucht (Nieuw)

120.000 m³

2

30.1.1°b)

Enkel de breek/-zeefinstallatie van 150 kW blijft behouden, deze rubriek vermindert met 260 kW (Verandering)

150 kW

2

30.10.1°

Bijkomende opslag van 1,5 ha (Verandering)

4,5 ha

2

61.2.2°

De opslag van ca. 110.000 m³ TOP (Nieuw)

110.000 m³

2

De volgende rubrieken zijn niet langer van toepassing: 6.1.3.a), 6.2.2.a), 12.2.2, 15.2, 15.4.1, 17.3.3.1.a), 17.3.6.1.b), 17.3.7.1, 17.3.9.1, 17.4, 29.5.2.1.a) en 31.1.3.

Bijzondere voorwaarden

  • m.b.t stedenbouwkundige handelingen: de werken uitgevoerd worden volgens de goedgekeurde plannen.

Bijzondere milieuvoorwaarden

  • m.b.t. geluid: de exploitant een akoestisch onderzoek uitvoert waarin de activiteiten getoetst worden aan de relevante beoordelingscriteria en eventuele milderende maatregelen voorgesteld worden indien er klachten komen met betrekking tot geluidshinder afkomstig van de exploitatie;
  • m.b.t. bodem: beide houders voorzien worden van een inkuiping of een permanent lekdetectiesysteem teneinde brandverspreiding, bodem- of grondwaterverontreiniging te voorkomen;
  • m.b.t. gevaarlijke producten: de exploitant meteen na ingebruikname van de houders een attest, conform art. 5.17.4.3.16. van Vlarem II, voor de houders van stookolie bezorgt aan de toezichthoudende overheid;
  • m.b.t. afval: uit het advies van OVAM blijkt dat de gevraagde hernieuwing en verandering m.b.t. de opslag en van afvalstoffen aanvaardbaar zijn.

indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen.