Terug
Gepubliceerd op 23/12/2019

2019_GR_00247 - Belasting op drijfkracht

Gemeenteraad
ma 16/12/2019 - 20:00 Ooievaarsnest
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Luc Van Laer, Vera Celis, Nadine Laeremans, Griet Smaers, Marleen Verboven, Bart Julliams, Griet Verhesen, Brigitte Kempen, Pieter Verhesen, Noël Devos, Rosa Van Cleempoel, Ben Van Looveren, Luc Verguts, Elhasbia Zayou, Ivan Wartel, Pieter Cowé, Marlon Pareijn, Benny Eyckmans, Tinne Vangeel, Greet Bakelants, Lea Neyens, Tinne Van Gelder, Evelien Lievens, Greet Daems, Gareth Van der Velde, Petra Gyesbreghs, Timmy Vanuytsel, Lieselotte Thys, Dirk Kennis, Tom Corstjens, Fonsy Bellinckx, Griet Ceusters, Francois Mylle

Afwezig

Patrick Graux

Secretaris

Francois Mylle

Voorzitter

Luc Van Laer

Stemming op het agendapunt

2019_GR_00247 - Belasting op drijfkracht
Goedgekeurd

Aanwezig

Luc Van Laer, Vera Celis, Nadine Laeremans, Griet Smaers, Marleen Verboven, Bart Julliams, Griet Verhesen, Brigitte Kempen, Pieter Verhesen, Noël Devos, Rosa Van Cleempoel, Ben Van Looveren, Luc Verguts, Elhasbia Zayou, Ivan Wartel, Pieter Cowé, Marlon Pareijn, Benny Eyckmans, Tinne Vangeel, Greet Bakelants, Lea Neyens, Tinne Van Gelder, Evelien Lievens, Greet Daems, Gareth Van der Velde, Petra Gyesbreghs, Timmy Vanuytsel, Lieselotte Thys, Dirk Kennis, Tom Corstjens, Fonsy Bellinckx, Griet Ceusters, Francois Mylle
Stemmen voor 25
Evelien Lievens, Nadine Laeremans, Benny Eyckmans, Griet Smaers, Fonsy Bellinckx, Vera Celis, Noël Devos, Ben Van Looveren, Brigitte Kempen, Greet Bakelants, Marlon Pareijn, Tinne Vangeel, Elhasbia Zayou, Bart Julliams, Marleen Verboven, Griet Ceusters, Griet Verhesen, Lea Neyens, Tom Corstjens, Dirk Kennis, Luc Verguts, Pieter Cowé, Pieter Verhesen, Tinne Van Gelder, Luc Van Laer
Stemmen tegen 4
Ivan Wartel, Petra Gyesbreghs, Rosa Van Cleempoel, Timmy Vanuytsel
Onthoudingen 3
Greet Daems, Gareth Van der Velde, Lieselotte Thys
Blanco stemmen 0
Ongeldige stemmen 0
2019_GR_00247 - Belasting op drijfkracht 2019_GR_00247 - Belasting op drijfkracht

Motivering

Aanleiding en context

De financiële toestand van de stad;

Bedrijven gebruiken motoren om hun machines aan te drijven;

Argumentatie

Het feit dat de algemene bedrijfsbelasting niet van toepassing is:

- op bedrijven die een jaarlijkse aanvraag hebben gedaan om buiten de toepassing van de algemene bedrijfsbelasting te vallen;

- op elektriciteitsproducenten die als economische hoofdactiviteit de productie van elektriciteit hebben met een vestiging op het grondgebied van Geel.

Juridische grond

Art.170 §4 van de grondwet;

Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, en latere wijzigingen;

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd;

Besluit

De gemeenteraad beslist:

Artikel 1

Voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 vestigt de stad voor de nijverheids-, handels- en landbouwbedrijven een jaarlijkse belasting per kilowatt op motoren, ongeacht de krachtbron waarmede zij voortbewogen worden.

De belasting is verschuldigd voor de motoren die de belastingplichtige voor de uitbating van zijn inrichting of van deze bijgebouwen gebruikt. Dienen als bijgebouw van een inrichting beschouwd: elke instelling of onderneming en elke werf van om het even van welke aard, die gedurende een ononderbroken tijdvak van minstens drie maanden op het grondgebied van de stad gevestigd is.

De belasting is niet verschuldigd aan de stad, zetel van de inrichting voor de motoren, gebruikt in hierboven bedoelde bijgebouwen, in de verhouding waarin de motoren belast worden door de stad of gemeente waar het bijgebouw gelegen is. Wanneer hetzij een inrichting, hetzij een hierboven bedoeld bijgebouw, geregeld en duurzaam een verplaatsbare motor gebruikt voor de verbinding met één of meer bijgebouwen of met een verkeersweg, is daarvoor de belasting verschuldigd in de gemeente of stad waar hetzij het hoofdgebouw, hetzij de inrichting gevestigd is.

Artikel 2

Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld op een algemene aanslagvoet van 19 EUR per kilowatt. Deze belasting wordt geheven op motoren ongeacht de krachtbron waarmede zij voortbewogen worden.

Artikel 3

Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld op een algemene aanslagvoet van 19 EUR per kilowatt. Deze belasting wordt geheven op motoren ongeacht de krachtbron waarmede zij voortbewogen worden.

Artikel 4

De belasting wordt gevestigd op hierna vermelde grondslag: 

a) omvat de inrichting slechts één motor, dan wordt de belasting gevestigd volgens de kracht opgegeven in het besluit waarbij vergunning tot het plaatsen van de motor wordt verleend, of akte genomen wordt van de plaatsing.

b) omvat de inrichting verschillende motoren, dan wordt de belastbare kracht vastgesteld door de krachten, opgegeven in het besluit waarbij de vergunning tot het plaatsen van de motoren verleend of akte van de plaatsing genomen wordt, op te tellen, en deze som te voorzien van een simultaanfactor, veranderd volgens het aantal motoren. Deze factor, gelijk aan de eenheid van één motor, wordt tot en met 30 motoren met 1/100 van de eenheid per bijkomende motor verminderd, en blijft daarna onveranderd en gelijk aan 0,70 voor 31 motoren en meer.

c) motoren tot en met 0,50 KW zijn niet belastbaar; voor het overige worden de gedeelten KW voor een ganse eenheid aangerekend of verwaarloosd, naargelang zij al dan niet 0,50 KW overschrijden.

Artikel 5

Zijn belastingvrij: 1. De motoren die gans het jaar stilliggen. Het stilliggen voor een duur, gelijk aan of langer dan een maand geeft aanleiding tot belastingvermindering, in verhouding tot het aantal maanden gedurende dewelke de motoren stilgelegd werden. Voor de berekening van de vermindering wordt rekening gehouden met de simultaanfactor welke op de inrichting van toepassing is. Geen belastingvermindering kan verleend worden, tenzij op ter post aangetekende of tegen ontvangstbewijs afgegeven berichten, waarbij de datum van het stilleggen en de datum van het terug in gang stellen van de motor bekendgemaakt wordt aan het stadsbestuur. Voor de berekening van de belastingvermindering gaat de stillegging eerst in na ontvangst van het eerste bericht. Bij afwijking van de in de laatste twee zinnen voorziene procedures, zal de vrijstelling ten voordele van de bouwondernemingen die verplaatsbare motoren gebruiken, volgens de hierna bepaalde regelen kunnen bekomen worden: deze ondernemingen zullen, voor iedere aan de belasting onderworpen machine, een boekje moeten bijhouden, waarin de dagen worden vermeld gedurende dewelke de machine in gebruik is, en de werf waar zij is opgesteld. Aan het einde van het jaar zal de ondernemer zijn aangifte invullen aan de hand van de in elk boekje voorkomende gegevens, met dien verstande dat er over de gegrondheid van de in de boekjes ingeschreven gegevens steeds fiscaal toezicht kan worden uitgeoefend. Deze procedure is echter voorbehouden voor de bouwondernemingen die een geregelde boekhouding voeren, die een schriftelijke aanvraag tot het schepencollege zullen richten, en de toelating van het schepencollege zullen bekomen hebben. Met een inactiviteit voor een duur van een maand wordt gelijkgesteld de activiteit die beperkt is tot 1 dag werk op vier weken in de bedrijven die met de VDAB een akkoord hebben aangegaan inzake de activiteitsvermindering om een massaal ontslag van het personeel te voorkomen. Met een inactiviteit voor één maand wordt eveneens gelijkgesteld, de inactiviteit gedurende een periode van vier weken, gevolgd door een activiteitsperiode van één week, als het gebrek aan werk te wijten is aan economische oorzaken.

2. De voertuigen waarop de verkeersbelasting toepasselijk is, alsmede deze welke speciaal van die belasting zijn vrijgesteld.

3. De motor die een elektrische generator aandrijft, voor het gedeelte van het vermogen dat gebruikt wordt voor het aandrijven van de generator.

4. De motoren die in gasstations gebruikt worden om de compressoren aan te drijven, welke instaan voor het drukregime in de vervoerleidingen.

5. De persluchtmotor.

6. De motoren, gebruikt voor watermaling, alsmede deze gebruikt voor ventilatie en verlichtingstoestellen. Uittreksel uit de notulen van de gemeenteraad.

7. De motoren van draagbare toestellen.

8. De reservemotor, dit wil zeggen deze waarvan de werking niet onmisbaar is voor de goede gang van zaken, en die slechts werkt in uitzonderingsgevallen, voor zover zijn inwerkingstelling niet voor gevolg heeft dat de productie verhoogd wordt.

9. De motocultoren, welke beschouwd worden als voertuigen-werktuigmachines, speciaal bestemd voor de landbouw.

10. De wisselmotor, dit wil zeggen deze die uitsluitend bestemd is voor hetzelfde werk als een andere, welke hij tijdelijk moet vervangen. De reserve- en wisselmotoren kunnen aangewend worden om terzelfdertijd te werken als deze normaal gebruikt wordt gedurende de nodige tijd om de voortzetting van de productie te verzekeren.

 

Artikel 6

Levert een onlangs geplaatste motor niet dadelijk het normaal rendement op omdat de ermede aan te drijven installaties onvolledig zijn, dan wordt de niet gebruikte kracht aanzien als reservekracht, in zover dat zij 20 % van de in het vergunningsbesluit opgegeven kracht overtreft. Deze kracht wordt voorzien van de simultaanfactor die op de inrichting van toepassing is. In dat geval is de aangegeven kracht slechts geldig voor drie maanden, en moet de aangifte om het kwartaal vernieuwd worden zolang deze uitzonderingstoestand duurt. Onder onlangs geplaatste motoren wordt verstaan deze waarvan de ingebruikstelling dateert van het voorgaande of het voorlaatste jaar. 

Artikel 7

De motoren die van de belasting vrijgesteld zijn, alsmede deze welke stil liggen worden niet in aanmerking genomen voor het bepalen van de simultaanfactor.

Artikel 8

Wanneer de motoren uit oorzaak van een ongeval niet meer in staat zijn om meer dan 80 % van de geleverde kracht te verbruiken, wordt de belasting berekend op de verbruikte kracht, op voorwaarde dat de gedeeltelijke activiteit minstens drie maanden duurt, en dat de beschikbare kracht niet voor andere doeleinden wordt gebruikt. De gedeeltelijke buiten gebruikstelling moet binnen de acht dagen bericht worden aan het gemeentebestuur bij aangetekend schrijven of schriftelijk tegen ontvangstbewijs.

Artikel 9

Wanneer de installatie van een nijverheidsbedrijf voorzien is van meetapparaten voor het maximum kwartuurvermogen, waarvan de opnemingen maandelijks door de leverancier van elektrische energie worden gedaan met het oog op het factureren ervan en bijaldien het bedrijf belast werd op grond van het bepaalde in de artikelen 1 tot 7 gedurende een periode van minstens twee jaar, wordt het bedrag der belastingen, betreffende de volgende dienstjaren, op verzoek van de exploitant,vastgesteld op basis van een belastbaar vermogen, bepaald in functie van de variatie, van het ene tot het ander jaar, van het rekenkundige gemiddelde der twaalf maandelijkse maximumkwartuurvermogens. Daartoe berekent het bestuur de verhouding tussen het vermogen, dat voor het jongste belastingjaar op grond van het bepaalde in artikel 1 tot 7 aangeslagen werd en het rekenkundig gemiddelde der 12 maandelijkse maximum-kwartuurvermogens opgenomen tijdens hetzelfde jaar; deze verhouding wordt verhoudingsfaktor genoemd. Vervolgens wordt het belastbaar vermogen elk jaar berekend door vermenigvuldiging van het rekenkundig gemiddelde der twaalf maximum-kwartuurvermogens van het jaar met de verhoudingsfactor. De waarde van de verhoudingsfaktor wordt niet gewijzigd zolang het rekenkundig gemiddelde van de maximumkwartuurvermogens van een jaar niet meer dan 20 % verschilt van die van het refertejaar d.w.z. van het jaar dat in aanmerking werd genomen voor de berekening van de verhoudingsfactor. Bedraagt het verschil meer dan 20 % dan telt het bestuur de belastbare elementen teneinde een nieuwe  verhoudingsfactor te berekenen. Om van het voordeel van de bepalingen van dit artikel te genieten, moet de exploitant voor 31 januari van het belastingjaar een schriftelijke aanvraag bij het stadsbestuur indienen met opgave van de maandelijkse waarden van het maximumkwartuurvermogen welke in zijn installaties werden opgenomen tijdens het jaar, voorafgaand aan dat met ingang waarvan hij om toepassing van deze bepalingen verzoekt; hij moet er zich voorts toe verbinden bij zijn jaarlijkse aangifte de opgave der maandelijkse waarden van het maximumkwartuurvermogen van het belastingjaar te voegen en het bestuur toe te laten ten allen tijde de in zijn installatie gedane metingen van het maximum-kwartuurvermogen, vermeld op de facturen voor levering van elektrische energie, te controleren. De exploitant die deze wijze van aangifte, controle en aanslag kiest, verbindt er zich door zijn keuze voor een tijdvak van vijf jaar. Behoudens verzet van de exploitant of van het bestuur bij het verstrijken van het optietijdvak, wordt dit stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van vijf jaar.

Artikel 10

De belastbare elementen worden geteld door het stadsbestuur. De belastingplichtige ontvangt van het stadsbestuur een aangifteformulier dat door hem, behoorlijk ingevuld en ondertekend, uiterlijk 1 maand na verzending moet worden teruggestuurd. De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen is verplicht spontaan aan het stadsbestuur de gegevens te verstrekken die nodig zijn voor de toepassing van de belasting, uiterlijk op 30 september van het aanslagjaar.

Artikel 11

Bij gebrek aan aangifte binnen de gestelde termijn, of ingeval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige kan de belasting ambtshalve ingekohierd worden volgens de gegevens waarover het stadsbestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep. Vooraleer het college van burgemeester en schepenen tot ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag overgaat betekent zij per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de belasting is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de derde werkdag die volgt op de verzending van de kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen. De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag kan slechts geldig worden ingekohierd gedurende een periode van drie jaar volgend op 1 januari van het aanslagjaar. Deze termijn wordt met twee jaar verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling schade te berokkenen. 

Artikel 12

Op de ambtshalve ingekohierde belasting zal een belastingverhoging als volgt worden toegepast en afzonderlijk in het kohier en op het aanslagbiljet worden vermeld, afgezien van het feit of het om één of meerdere overtredingen per aanslagjaar gaat:

- 10 % bij een eerste overtreding;

- 40 %, 70 % en 100 % bij respectievelijk een tweede, derde en vierde overtreding, met dien verstande dat een correcte aangifte gedurende twee opeenvolgende jaren de goede trouw in hoofde van de belastingplichtige volledig herstelt. Vanaf de vijfde opeenvolgende overtreding zal de belastingverhoging 200 % van de ambtelijk in te kohieren belasting bedragen.

Artikel 13

De overtredingen vermeld in art.10 eerste lid worden vastgesteld door de beëdigde ambtenaar, aangewezen door het college van burgemeester en schepenen.

Artikel 14

De vestiging en de invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen, gebeurt zoals bepaald in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen. Latere aanvullingen en wijzigingen zijn eveneens van toepassing.