De financiële toestand van de stad die de invoering vergt van alle rendabele belastingen.
Artikelen 41 ,162 en 170 van de grondwet.
Artikelen 465 tot en met 470bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.
Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, en latere wijzigingen.
Er wordt voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 een jaarlijkse aanvullende gemeentebelasting gevestigd ten laste van de rijksinwoners die belastbaar zijn in de gemeente op 1 januari van het aanslagjaar.
De belasting wordt vastgesteld op 7 % van het volgens artikel 466 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 berekende grondslag voor hetzelfde aanslagjaar. Deze belasting wordt gevestigd op basis van het inkomen dat de belastingplichtige heeft verworven in het aan het aanslagjaar voorafgaande jaar.
De vestiging en de inning van de gemeentelijke belasting zullen door het toedoen van het bestuur der directe belastingen geschieden, overeenkomstig de bepalingen vervat in de artikelen 466 en volgende van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.
Een afschrift van deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid bezorgd.