UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 01/12/2020
Termijn van orde
Verslag van de omgevingsambtenaar
Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2020132078
Dossiernummer gemeente: 202000494
Inrichtingsnummer:20200810-0032
De provincie Antwerpen heeft op 06/10/2020 een aanvraag Aanvraag omgevingsproject ontvangen voor het het bouwen exploiteren van een nieuwe melkveestal, het aanleggen van een mestsilo, mestafstort, erfverharding, infiltratievoorzieining en transfokabine bij een bestaand melkveebedrijf
Gegevens van de aanvrager
De Schutter LV
St.-Willebrordshoeve 1 te 2440 Geel
Gegevens van de ligging
Administratieve ligging:
Kadastrale ligging: Afdeling 13372, sectie A, perceel 887A2, 887C2, 887E2, , 887G2, 887W, , 887X, 887Z
Verslag
Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.
Koninklijk besluit van 28 juli 1978 - Gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28/07/1978
bestemming: landschappelijk waardevolle agrarische gebieden
De landschappelijke waardevolle gebieden zijn gebieden waarvoor bepaalde beperkingen gelden met het doel het landschap te beschermen of aan landschapsontwikkeling te doen.
In deze gebieden mogen alle handelingen en werken worden uitgevoerd die overeenstemmen met de in grondkleur aangegeven bestemming, voor zover zij de schoonheidswaarde van het landschap niet in gevaar brengen.
bestemming: bestaande hoogspanningsleidingen
Ruimtelijk uitvoeringsplan RUP zonevreemde woningen (enkel van toepassing op zonevreemde woningen) goedgekeurd op 29/01/2009
bestemming: overdruk zonevreemde woningen II
bestemming: overdruk zonevreemde woningen IV
De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg
Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag
De aanvraag is gesitueerd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het ruimtelijke uitvoeringsplan.
Overeenstemming met dit plan
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en met de stedenbouwkundige voorschriften.
Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen
Niet van toepassing.
Verordeningen
Aanvulling historiek
///
De aanvraag betreft het bouwen en exploiteren van een melkveestal, het aanleggen van een mestsilo, mestafstort, erfverharding, infiltratievoorzieining en transfokabine
Het betreft het hernieuwen en veranderen door uitbreiden en wijzigen van een ingedeelde inrichting die volgende rubrieken omvat volgens de aanvrager:
Rubrieknummer | Omschrijving | Klasse |
17.3.2.1.1.1°b) | Opslag van 4,17 ton gasolie in een bovengrondse tank van 5.000 | 3 |
53.8.2° | Hernieuwing en uitbreiding met 2.500 m³/jaar door uitbreiding van grondwaterwinning 1 met 7.064 m³/jaar en vermindering van grondwaterwinning 2 met 4.564 m³/jaar Grondwaterwinning 1 op een diepte van 132 m met een maximaal opgepompt debiet van 50 m³/dag en 15.064 m³/jaar en grondwaterwinning 2 op een diepte van 86 m met een maximaal opgepompt debiet van 550 m³/dag en 14.936 m³/jaar | 2 |
45.14.3° | Hernieuwing en uitbreiding met 3.300 m³ groenvoeders Opslag van 7.050 m³ groenvoeders in sleufsilo's | 2 |
45.4.e)1° | Hernieuwing en uitbreiding met 13,75 ton melk Opslag van 25,75 ton melk | 3 |
28.2.c)2° | Hernieuwing, wijziging naar rubriek 28.2.c.2 en uitbreiding met 7.301 m³ mest Opslag van 12.301 m³ mengmest | 2 |
19.6.2°c) | Hernieuwing, wijziging naar rubriek 19.6.2.c en regularisatie naar de opslag van 1.200 m³ hooi en stro in een gebouw Opslag van 1.200 m³ hooi en stro in een gebouw | 2 |
17.4.1 | Hernieuwing en vermindering met 130 L gevaarlijke producten in kleine verpakkingen Opslag van 160 L gevaarlijke producten in kleine verpakkingen | 3 |
16.3.2°a) | Hernieuwing, wijziging naar rubriek 16.3.2.a na VLAREM trein 2017 en vermindering met 9,5 kW Melkkoelinstallatie met een vermogen van 5,5 kW | 3 |
15.1.1° | Stallen van 15 landbouwvoertuigen | 3 |
9.4.3.c)2° | Hernieuwing, reorganisatie binnen de bestaande stallen en uitbreiding met 293 runderen Stallen van 602 runderen waarvan: - 141 runderen < 1 jaar - 93 runderen tussen 1-2 jaar - 368 melkkoeien | 1 |
6.5.1° | Hernieuwing en wijziging naar rubriek 6.5.1 na CLP-verordening Een verdeelslang bij de bovengrondse tank van 5.000 liter | 3 |
6.4.1° |
Omschrijving van de gecoördineerde toestand Opslag van 400 liter olie in vaten van 200 liter
| 3 |
12.2.1 | Transformator met een individueel nominaal vermogen van 160 kVA | 3 |
De stedenbouwkundige handelingen uit de aanvraag betreft het uitvoeren van werken bij een landbouwbedrijf.
Volgende werken worden uitgevoerd:
- regulariseren van 3 sleufsilo's die anders uitgevoerd zijn dan vergund
- het bouwen van een nieuwe melkveestal met een oppervlakte van 2304m²
- het aanleggen van een ondergronds mestafstort
- het plaatsen van een bovengrondse mestsilo
- het aanleggen van een sleufsilo
- het aanleggen van erfverharding in beton
- het aanleggen van een infiltratievoorziening
- het plaatsen van een transfocabine
De stal heeft een kroonlijsthoogte van 3,64 m en een nokhoogte van 5,77 m en wordt opgericht op 25 m uit de as van de weg (dreef).
De mestsilo wordt naast de stal gebouwd, ook naast de dreef en heeft een hoogte van 2 m (bovengronds).
Er is een erfbeplantingsplan toegevoegd aan de aanvraag. Er wordt een beperkt groenscherm voorzien bestaande uit een gemengde haag aan de zuidzijde (straatkant) van de boerderij, een bomenrij langs de westzijde om de bestaande bebouwing af te schermen en bomen gecombineerd met haag ten noorden van de nieuwe stal. In het erfbeplantingsplan is eveneens de dreef (eigendom van de stad) en een bestaande haag ter hoogte van de inrit opgenomen.
Er werd een openbaar onderzoek georganiseerd van 26/10/2020 t.e.m. 24/11/2020. Er werden 0 bezwaren ingediend.
Op 12/10/2020 werd advies gevraagd aan onroerend erfgoed - adviezen@onroerenderfgoed.be.
Op 22/10/2020 werd advies gevraagd aan geel - openbare werken en verkeer.
Op 22/10/2020 werd advies gevraagd aan intercommunale ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen - milieu - juridische dienst IOK.
Op 10/11/2020 werd advies gevraagd aan departement landbouw en visserij (hoofdbestuur) - dept. landbouw en visserij, buitendienst Antwerpen.
Op 23/11/2020 werd advies gevraagd aan provincie Antwerpen - dienst integraal waterbeleid.
Niet van toepassing
Planologische toets
De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op te minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden (artikel 11 van het Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen).
De aanduiding landschappelijk waardevol gebied is een overdruk van het landelijk gebied.
De bedoeling van de overdruk is in de eerste plaats het bestaande landschapskarakter zoveel mogelijk te bewaren en bijzondere aandacht te besteden aan de esthetische aspecten van nieuwe inplantingen of verbouwingen.
Wegenis
Het perceel is gelegen langsheen een gemeenteweg (St.-Willebrordshoeve).
Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie « wonen », « verblijfsrecreatie », dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, « gemeenschapsvoorzieningen » of « openbare nutsvoorzieningen », kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.
§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken.
Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.
§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend.
Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.
§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :
1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;
2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;
3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.
Watertoets
Artikel 8 van het decreet van 5 juli 2013 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad van 8 oktober 2013) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets genoemd wordt. Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een risicozone, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
Enkel wordt bij toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt. Dit moet gecompenseerd worden door de plaatsing van een hemelwaterput of de aanleg van een infiltratievoorziening. Dit wordt verder besproken onder de milieuaspecten.
Mer-screening
De voortoets die aan het dossier werd toegevoegd toont aan dat er geen risico op betekenisvolle aantasting van de actuele en mogelijke toekomstige habitats in habitatrichtlijngebied is.
Er dient geen passende beoordeling opgemaakt te worden voor de geplande uitbreiding en exploitatie van de inrichting.
Natuurtoets
De locatie van de aanvraag is gelegen op:
Erfgoed-/archeologietoets
///
Mobiliteit
Dit wordt besproken bij de milieuaspecten.
Toegankelijkheidstoets
///
Decreet grond- en pandenbeleid
///
Scheidingsmuren
///
Milieuaspecten
Geuid en trillingen
Geluidshinder afkomstig van de inrichting is minimaal en eigen aan de activiteiten van het agrarisch bedrijf. De aan- en afvoer van runderen is beperkt daar er op jaarbasis slechts een beperkt aantal runderen worden aangekocht of verkocht. De geluidshinder afkomstig van ventilatie is verwaarloosbaar aangezien de rundveestallen op natuurlijke wijze verlucht worden. Ook de lawaaihinder afkomstig van de dieren is door een goede isolatie van de stallen verwaarloosbaar of tot een minimum beperkt. Daarnaast zijn deze geluiden eigen aan het bestemmingsgebied en de inrichting. De transformator wordt geplaatst in een apart, goed geïsoleerd gebouw.
Lucht
Betreffende de emissies naar lucht, dient er in de veehouderij rekening te houden met de uitstoot van stof, geur en ammoniak. Deze uitstoot is inherent aan het houden van dieren. Ammoniak ontstaat door het contact tussen vaste mest en urine. De ammoniak die toch ontsnapt zal de stal verlaten via de natuurlijke of mechanische verluchtingswegen en komt zo in de hogere luchtlagen terecht. Op die manier wordt de hinder naar de omgeving tot een minimum beperkt. Het betreft in hoofdzaak niet geleide en moeilijk kwantificeerbare emissies.
Stofemissies
In Vlarem wordt in bijlage 4.4.2. 'Algemene emissiegrenswaarden voor lucht', een grenswaarde van 20 mg/Nm³ vooropgesteld bij een massastroom van meer dan 200 g/u. Gelet op de literatuurgegevens kan ervan uitgegaan worden dat deze norm wordt gerespecteerd.
De activiteiten aan en afrijden en het werken met de landbouwmachines kunnen ook aanleiding geven tot stofontwikkeling. Door de aanwezige verharding zal de stofhinder naar de omgeving beperkt blijven. Door zijn erf zuiver te houden en oogstresten en grond te verwijderen, kan stofontwikkeling beperkt worden. Door het voorzien van een kwalitatief groenscherm kan een deel van het stof dat op de site ontstaat al gevangen worden en neerslaan.
Stallucht
Voor rundveehouderijen zijn geen afstandsregels opgenomen, enkel verbodsregels. Gezien de ligging in het agrarische gebied is voldaan aan de verbodsregels.
Geuremissies
De woningen zijn gelegen in het agrarisch gebied waar de geurdrempel hoger kan worden gelegd.
Eventuele geurhinder kan het gevolg zijn van de veeteeltactiviteiten van het bedrijf zelf en de omliggende veeteeltbedrijven. Het bedrijf wordt op uiterst nette manier geëxploiteerd. Er kan dus worden aangenomen dat de bestaande inrichting thans zonder noemenswaardige hinder voor de onmiddellijke omgeving wordt uitgebaat
Bodem
De inrichting omvat enkele activiteiten die een potentiele impact kunnen hebben op de bodem. Het betreft het stallen van de voertuigen, opslag van brandstoffen met vulpistool en andere gevaarlijke producten, de mestopslag en de transformator.
De exploitant voorziet in de aanvraag in mitigerende maatregelen ten aanzien van het aspect bodem. De aanvraag voorziet in volgende milderende maatregelen:
Water
grondwater
De aanvraag voorziet in een een uitbreiding van de vergunning aan voor grondwaterwinning 1 (diepte 132 m) met debiet van 2500 m³/jaar om te komen tot een debiet van 50 m3/dag en 15064 m3/jaar en een vermindering voor grondwaterwinning 2 (diepte 86 m) met een debiet van 4564 m³/jaar om te komen tot een debiet van 550 m3/dag en 14936 m3/jaar
Wat grondwaterwinning 1 betreft: wordt het opgepompte grondwater gebruikt als drinkwater voor de dieren, het reinigen van de melkinstallatie en tevens in de huishoudelijke activiteiten van het gezin. Het water dat wordt gebruikt voor de dieren en het reinigen van de melkinstallatie dient in principe aan dezelfde voorwaarden voldoen als drinkwater voor menselijke consumptie. Enkel het grondwater/hemelwater dat wordt gebruik voor de huishoudelijke activiteiten, wordt geloosd.
Wat grondwaterwinning 2 betreft: wordt het opgepompt grondwater gebruikt voor het beregenen van akkerbouwgewassen in teeltwisseling (er zal 15 ha beregend worden, men vraagt een maximaal debiet van ca 100 liter/m2).
Volgens het DOV-loket, rubriek 53.8 is het dieptecriterium op deze plaats 100 m. De exploitatie is tevens gelegen buiten een grondwaterbeschermingszone.
Het advies van VMM werd nog niet ontvangen. De voorwaarden die hierin opgelegd worden, moeten integraal nageleegd worden.
Afwijking bijzondere milieuvoorwaarden:
Waterbesparende maatregelen
Het waterverbruik op het bedrijf beperkt zich in belangrijke mate enkel tot het drinkwater voor de dieren.
Door selectie, een gepast voederrantsoen en een goede stalinrichting wordt er steeds naar gestreefd om het verbruik van water tot een minimum te beperken.:
De exploitant wenst ook een hemelwaterput aan te leggen die groter is dan de verordening hemelwaterputten voorschrijft. Dit zit vervat in de afwijking. Het dossier voorziet een hemelwaterput met een volume van 298.000 liter. Er wordt hergebruik voorzien voor reiniging van de stallen. Dit hergebruik wordt geschat op 1.873 m³/jaar, wat ongeveer 5.132 l/dag is. Het hemelwater wordt nuttig hergebruikt. Uit de infortmatie uit het dossier is het volume van de hemelwaterput te verantwoorden. De exploitant dient het hergebruik van het hemelwater consequent te blijven toepassen.
Op het terrein is een infiltratiezone aanwezig met een oppervlakte van 30 m² en heeft een volume van 9000l. Op dit infiltratiebekken wordt enkel de nieuw te bouwen stal en verhardingen opgenomen. Voor de bestaande stal wordt geen infiltratiecapaciteit voorzien. Hierdoor zou de infiltratievoorziening een volume van 66 m³ moeten hebben. De exploitant dient de bestaande bebouwing en verharding af te leiden naar een infiltratiezone. Als echter infiltratie mogelijk is op eigen terrein, geldt de verplichting voor de infiltratievoorziening niet. Het is aangesezen dat de exploitant bijkomend onderbouwd hoe de infiltratie van de bestaande bebouwing zal plaatsvinden.
Biodiversiteit
De bijkomende bebouwing en verharding en de activiteiten van de inrichting hebben een impact op de biodiversiteit in de omgeving. Het bebouwen van niet verharde delen, heeft een negatieve impact op de biodiversiteit. Door het voorzien van milderende maatregelen kan dit verlies gecompenseerd worden en zelfs een vrrijking van het natuurlijke leven betekenen. Door een kwalitatie groenscherm te voorzien wordt de negatieve impact van de aanvraag ondervangen. Daarnaast zorgt een kwalitatief groenscherm ook voor postieve visuele impact op de omgeving en wordt een mogelijkheid geboden tot het vangen van stof die van de activiteiten afkomstig kunne zijn.
Om al deze functies te vervullen meot het groenscherm voldoende breed uitgevoerd worden. Het groenscherm dient uitgevoerd te worden door een combinatie van hoogstam en een ondergoei met inheemse struiken en heesters.
Uit de luchtfoto's blijkt dat er na aflevering van de huidige milieuvergunning en laatst goedgekeurde stedenbouwkundige vergunning aanwezig groen verwijderd werd. Momenteel beperkt het groenscherm zich tot een dreef die zich situeert langs de openbare weg waar het bedrijf gelegen is.
Eerder vergunde groenschermen werden niet uitgevoerd dan wel verwijderd.
Het perceel is gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. De bedoeling van deze overdruk is in de eerste plaats het bestaande landschapskarakter zoveel mogelijk te bewaren en bijzondere aandacht te besteden aan de esthetische aspecten van nieuwe inplantingen of verbouwingen. Een inpassing in het landbouwlandschap dringt zich dus op. Een kwalitatief groenscherm kan dit faciliteren.
De aanvraag voorziet in een erfbeplantingsplan met aanduidng van groene elementen. Het erfbeplantingsplan geeft volgende groene elementen aan :
Aan de oostzijde waar zich de mestopslag bevindt wordt geen groenscherm voorzien. Het perceel is gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Er dient bijzonder aandacht besteedt te worden aan het estetisch karakter van de bebouwing en het karakter van het landschap dient bewaard te blijven. Een mestopslag, hoewel noodzakelijk voor een veebedrij, is een ingrijpende infrastructuur in het landschap. De geplande mestopslag steekt 4 m boven het maaiveld uit. De buffering van deze mestopslag wordt in het landschapsintegratieplan niet opgenomen. Ook de oostzijde van de uitbreiding, met in het bijzonder aan de mestopslag dient voorzien te worden met een grenscherm. De breedte van het groenscherm bedraagt 6 m bestaande uit inheemse soorten (www.plantvanhier.be) en hoogstam in een plantverband van 15m.
Mobiliteit
Er is geen personeel tewerkgesteld. In kader van personenverkeer, zijn er enkel de gewone gezinsverplaatsingen van toepassing. Het aantal transporten wordt om economische redenen zo beperkt mogelijk gehouden. Via de St.-Willebrordshoeve, Koningshoefsedijk en de Heide is er aansluiting op de N118 tussen Retie en Geel. In Geel is er aansluiting op de R14 rond Geel. Via De R14 is er aansluiting op de E313 richting Antwerpen of Hasselt.
In de nieuwe situatie zal het aantal transporten stijgen van 210 transporten per jaar naar 350 transporten per jaar door de stijging van het aantal runderen. De transporten vinden zo veel mogelijk plaats via primaire en secundaire wegen. Door de goede omsluiting rond het bedrijf wordt er geen nadelig effect verwacht op de omgeving.
Op basis van de informatie uit het dossier kan geconcludeerd worden dat de effecten van mobiliteit als niet aanzienlijk aanschouwd kunnen worden.
Licht en straling
De exploitant treft de nodige maatregelen om lichthinder te voorkomen. Het gebruik en de intensiteit van lichtbronnen in open lucht zijn beperkt tot de noodwendigheden inzake uitbating en veiligheid. De verlichting is dermate geconcipieerd dat niet-functionele lichtoverdracht naar de omgeving maximaal wordt beperkt. De effecten van licht of straling worden als niet aanzienlijk aanschouwd.
Afval
Het bedrijf is een landbouwbedrijf hetgeen met een beperkt aantal grondstoffen (water, voeder, energie, …) werkt. De voeders die gebruikt worden, worden (grotendeels) zelf geteeld. Door een efficiënte opvolging van de verschillende productie- en processtromen op het bedrijf wordt er steeds gestreefd om de productie van afval en afvalstoffen tot een minimum te beperken. Het optreden van verpakkingsafval op het bedrijf is sterk beperkt. De voeders worden in bulk geleverd en op het bedrijf opgeslagen in gesloten silo’s zodat er op dit vlak geen probleem bestaat met betrekking tot verpakkingsafval. Met uitzondering van de dierlijke mest geproduceerd op bedrijfsniveau, komen er op het bedrijf geen echte nevenproducten voor.
De geproduceerde dierlijke mest wordt terug als meststof gebruikt op eigen grond of op grond van andere landbouwers. De exploitant dient hierbij te voeldoen aan de bepalingen van het Mestdecreet.
De ophaling en de verwerking van dierlijk afval (vb. de kadavers van op het bedrijf gestorven dieren) is als volgt geregeld: de exploitant dient de aanwezigheid van dit afval minstens 1 maal per week melden aan een erkende ophaler (Rendac). Deze laatste is er toe gehouden is dit afval op te halen binnen een voorgeschreven termijn van twee werkdagen. Krengen van grote dieren worden bewaard onder een passende, gesloten afdekking uit duurzaam en goed onderhoudbaar materiaal.
Voor het overige bedrijfsafval dient de exploitant te voldoen aan de bepalingen uit art. 4.3.2 Vlarema wat betreft het gescheiden aanbieden van bedrijfsafvalstoffen.
Mest
Er wordt een vergunning aangevraagd voor 12301 m³ mengmestopslag. De mestkelders werden en worden uitgevoerd volgens een code van goede praktijk, zoals weergegeven in bijlage 5.9 hoofdstuk 1 van Vlarem II. Er werden of worden in geen geval overstorten of afleidingskanalen naar oppervlaktewateren of riolering voorzien. De grondplaat bestaat uit licht gewapend beton met een minimum dikte van 15 cm, conform de normen. De dikte en constructie van de opstaande muur zijn zodanig dat deze kan weerstaan aan de druk van de grond en de mest, zonder vorming van scheuren die infiltratie zouden kunnen toelaten. De aansluiting tussen bodemplaat en opstaande muur is op een degelijke manier gebeurd. De mengmestopslagcapaciteit is in de nieuwe situatie voldoende om tenminste de hoeveelheid mest te stockeren die gedurende een periode van 9 maanden wordt geproduceerd door de dieren. Voor de opslag van vaste mest wordt voorzien in de capaciteit in de potstallen. De vaste mest die aanwezig is in de stallen is niet vergunningsplichtig maar mag wel in rekening worden gebracht. Bijgevolg is voldaan aan artikel 5.9.2.2.,§5 van Vlarem II.
Globaal kan gesteld worden dat de risico’s voor de externen veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde exploitatie bij naleving van de opgelegde exploitatievoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen beperkt worden.
Goede ruimtelijke ordening
De aanvraag is inpasbaar in de omgeving en verenigbaar met de goede plaatselijke aanleg.
Resultaten openbaar onderzoek
Het openbaar onderzoek werd georganiseerd van 26/10/2020 t.e.m. 24/11/2020.
Resultaat: er werden 0 bezwaren ingediend.
Het openbaar onderzoek wordt als volgt geëvalueerd: ///
Bespreking adviezen
De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van volgende adviezen:
Het advies van onroerend erfgoed - adviezen@onroerenderfgoed.be afgeleverd op 12/10/2020 is stilzwijgend gunstig
Het subadvies van dienst openbare werken van stad Geel werd afgeleverd op 23/11/2020 en is voorwaardelijk gunstig
Het advies van Veiligheidscommissie ASTRID afgeleverd op 20/10/2020 is volledig gunstig
Het advies van geel - openbare werken en verkeer afgeleverd op 23/11/2020 is volledig gunstig
Het advies van departement landbouw en visserij (hoofdbestuur) - dept. landbouw en visserij, buitendienst antwerpen afgeleverd op 10/11/2020 is volledig gunstig
Het advies van provincie antwerpen - dienst integraal waterbeleid afgeleverd op 23/11/2020 is voorwaardelijk gunstig
Opmerkingen adviezen:
///
Vroegtijdige hernieuwing
Naar aanleiding van deze belangrijke investering wordt ook de vroegtijdige hernieuwing van de vergunning aangevraagd voor een termijn van onbepaalde duur. Artikel 70 § 1 en 2 van het decreet betreffende de omgevingsvergunning daterend van 25 april 2014 stelt het volgende: ‘§ 1.De hernieuwing van een omgevingsvergunning die of van een gedeelte ervan dat voor bepaalde duur is verleend, kan op zijn vroegst 24 maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning aangevraagd worden. Als de vergunningsaanvraag ten minste twaalf maanden voor de einddatum van een omgevingsvergunning van bepaalde duur wordt ingediend, mag de stedenbouwkundige handeling in stand worden gehouden of mag de ingedeelde inrichting of activiteit verder geëxploiteerd worden na de einddatum in afwachting van een definitieve beslissing over de aanvraag. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kan een omgevingsvergunning voor de verdere exploitatie vroeger dan 24 maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning worden aangevraagd als: 1. een overname van de vergunde ingedeelde inrichting of activiteit door een andere exploitant is gepland; 2. de exploitant een belangrijke verandering van de vergunde ingedeelde inrichting beoogt. In dat geval heeft de vergunningsaanvraag zowel betrekking op de delen van de inrichting of activiteit die verder in exploitatie blijven als op de geplande verandering.’
De aanvraag heeft betrekking op een belangrijke verandering van het bedrijf. Er wordt een nieuwe stal, sleufsilo en mestopslag gebouwd waarmee een aanzienlijke investering gepaard gaat. Voor het bedrijf is het dan ook belangrijk om de huidige einddatum vervroegd te hernieuwen en een termijn van onbepaalde duur te vragen om zo de rechtszekerheid over de gebruiksperiode van deze nieuwe investering te kunnen waarborgen.
Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Voorwaarden
Algemene voorwaarden
Sectorale voorwaarden
Sectorale voorwaarden uit hoofstuk 5 Vlarem II.
Bepalingen uit het mestdecreet
art. 4.3.2 Vlarema
Bijzondere milieuvoorwaarden
Noot aan de POVC: De aanvrager wordt gevraagd om bijkomende toelichting te geven met betrekking tot de eventuele infiltratie van het hemelwater op eigen terrein van de bestaande bebouwing. Indien dit niet of onvoldoende mogelijk is, dient het hemelwater van de bestaande bebouwing mee afgeleid te worden naar de hemelwaterput en/of de infiltratievoorziening.
Lasten
///