Verslag van de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar Aanvraag tot stedenbouwkundig attest Dossiernummer: 2453 RO |
De gemeente Geel heeft op 02/10/2020 een aanvraag om stedenbouwkundig attest ontvangen voor het bouwen van een eengezinswoning. Op 13/10/2020 werd het dossier ontvankelijk en volledig verklaard.
Gegevens van het perceel
Administratieve ligging: Stelen te 2440 Geel |
Kadastrale ligging: 5e afdeling, sectie M, perceel 378R |
|
Verslag
DEEL 1: Geldende wettelijke en reglementaire voorschriften
1.A. Voorschriften inzake ruimtelijke ordening ( ruimtelijke uitvoeringsplannen, plannen van aanleg, verkavelingsvoorschriften, verordeningen, ...) + bepalingen van het plan en de voorschriften die van toepassing zijn + eventuele uitzonderingsbepalingen.
Ligging volgens de plannen van aanleg, de ruimtelijke uitvoeringsplannen, de verkavelingen
De aanvraag is volgens het goedgekeurd Koninklijk besluit van 28 juli 1978 - Gewestplan Herentals-Mol gelegen in woongebieden.
In deze gebieden gelden de stedenbouwkundige voorschriften van het KB van 28/07/1978 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, alsmede voor agrarische bedrijven.
Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.
(Artikel 5 van het Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichtingen en toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen).
Bepalingen van het plan die van toepassing zijn op de aanvraag
Het perceel is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling, een BPA of een RUP.
De voorschriften van het geldende gewestplan zijn van toepassing.
Afwijkings- en uitzonderingsregels zonevreemde woningen, gebouwen en constructies
Niet van toepassing.
Verordeningen
De volgende verordeningen zijn van toepassing op de aanvraag:
1.B. Andere voorschriften en decreten (zoals monumenten en landschappen, wegen, natuurwetgeving, ...)
Beschermde monumenten, landschappen, stads- en dorpsgezichten
Niet van toepassing.
Watertoets
Artikel 8 van het decreet van 5 juli 2013 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad van 8 oktober 2013) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets genoemd wordt. Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een risicozone, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
Enkel wordt bij toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt. Dit moet gecompenseerd worden door de plaatsing van een hemelwaterput of de aanleg van een infiltratievoorziening.
Andere
Niet van toepassing.
Externe Adviezen
Niet van toepassing.
Openbaar onderzoek
Er werd geen openbaar onderzoek gehouden. De aanvraag valt niet onder de bouwaanvragen die moeten openbaar gemaakt worden volgens de regels vermeld in het uitvoeringsbesluit betreffende de openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen.
DEEL 2: Verenigbaarheid met de geldende wettelijke en reglementaire voorschriften en de goede ruimtelijke ordening.
2.A. Beschrijving van de bouwplaats, de omgeving en de aanvraag (+ eventuele historiek)
Het perceel is gelegen langs een gemeenteweg (Stelen).
Art. 4.3.5. §1 uit de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bepaalt dat een stedenbouwkundige vergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie “wonen”, “verblijfsrecreatie”, “dagrecreatie”, “handel”, “horeca”, “kantoorfunctie”, “diensten”, “industrie”, “ambacht”, “gemeenschapsvoorzieningen” of “openbare nutsvoorzieningen”, kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.
§2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken.
Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.
§3. In het geval de bouwheer instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, kan de stedenbouwkundige vergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de stedenbouwkundige vergunning voor de wegeniswerken is verleend.
Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.
§4. De voorwaarde, vermeld in §1, is niet van toepassing:
1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;
2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;
3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.
Er werden verschillende voorstellen ingediend.
Voorstel 1 en 2 betreffen het oprichten van een meergezinswoning.
Overeenkomstig de stedelijke beleidsvisie betreffende het oprichten van appartementen en dakappartementen kunnen op deze plaats geen meergezinswoningen worden toegestaan.
Voorstel 6 betreft een aaneengesloten eengezinswoning tot tegen de perceelsgrens van Stelen nr. 33. Ruimtelijk kan dit niet worden toegestaan omdat er dan een te lang lint van aaneengesloten bebouwing zou ontstaan. Dit is ruimtelijk niet inpasbaar op deze locatie.
In voorstel 3 wordt een gegroepeerde bebouwing voorzien met Stelen 37 als kopgebouw, rechtsaanpalend een aaneengesloten eengezinswoning met een gevelbreedte van 8 m en daartegen nog een eengezinswoning met een gevelbreedte van 8,06 m als kopgebouw.
In voorstel 4 wordt een aaneengesloten bebouwing van 3 percelen voorzien tussen Stelen 33 en 37.Dit is ruimtelijk niet inpasbaar op deze locatie.
In voorstel 5 wordt een eengezinswoning met een gevelbreedte van 16,06 m als gekoppelde bebouwing voorzien tegen Stelen 37.
Voorstellen 3 en 5 zijn ruimtelijk aanvaardbaar en kunnen voor vergunning in aanmerking komen.
Voor voorstel 3 is er eerst nog een omgevingsvergunning vereist voor het verkavelen van gronden. Men gaat immers een grond verdelen in twee of meer kavels om ten minste één van deze kavels te verkopen of te verhuren voor méér dan negen jaar, om er een recht van erfpacht of opstal op te vestigen, of om één van deze overdrachtsvormen aan te bieden, zelfs onder opschortende voorwaarde, zulks met het oog op woningbouw of de oprichting van constructies.
De bouwlijn dient aan te sluiten aan deze van Stelen 37.
De maximum bouwdiepte op het gelijkvloers bedraagt 17 m en op de verdieping 13 m. De dakbasis is 9 m.
De maximum kroonlijsthoogte bedraagt 6,5 m indien er gebouwd wordt met een zadeldak en 7 m indien een plat dak wordt voorzien.
2.B. Verenigbaarheid met voorschriften inzake ruimtelijke ordening (ruimtelijke uitvoeringsplannen, plannen van aanleg, verkavelingsvoorschriften, verordeningen, ...)
De aanvraag is voor voorstel 3 en 5 in overeenstemming met de voorschriften inzake ruimtelijke ordening.
2.C. Verenigbaarheid met andere voorschriften
De aanvraag is in overeenstemming met de andere voorschriften.
2.D. Beoordeling van de externe adviezen
Niet van toepassing.
2.F. Beoordeling van de goede plaatselijke aanleg
De aanvraag is voor voorstel 3 en 5 inpasbaar in de omgeving en verenigbaar met de goede plaatselijke aanleg.
2.G. Eindadvies en voorstel van voorwaarden
Voorstel 1 en 2 betreffen het oprichten van een meergezinswoning.
Overeenkomstig de stedelijke beleidsvisie betreffende het oprichten van appartementen en dakappartementen kunnen op deze plaats geen meergezinswoningen worden toegestaan.
Voorstel 6 betreft een aaneengesloten eengezinswoning tot tegen de perceelsgrens van Stelen nr. 33.
Voorstel 4 betreft een aaneengesloten bebouwing van 3 percelen voorzien tussen Stelen 33 en 37.
Ruimtelijk kunnen voorstel 4 en 6 niet worden toegestaan omdat er dan een te lang een te bombastisch lint van aaneengesloten bebouwing zou ontstaan.
Er wordt een gunstig advies gegeven voor voorstel 3 en 5, onder volgende voorwaarden:
Voor voorstel 3 is er eerst nog een omgevingsvergunning vereist voor het verkavelen van gronden. Men gaat immers een grond verdelen in twee of meer kavels om ten minste één van deze kavels te verkopen of te verhuren voor méér dan negen jaar, om er een recht van erfpacht of opstal op te vestigen, of om één van deze overdrachtsvormen aan te bieden, zelfs onder opschortende voorwaarde, zulks met het oog op woningbouw of de oprichting van constructies.
De bouwlijn dient aan te sluiten aan deze van Stelen 37.
De maximum bouwdiepte op het gelijkvloers bedraagt 17 m en op de verdieping 13 m. De dakbasis is 9 m.
De maximum kroonlijsthoogte bedraagt 6,5 m indien er gebouw wordt met een zadeldak en 7 m indien een plat dak wordt voorzien.
Bij de afbraak van de bestaande bebouwing dienen de nodige voorzorgsmaatregelen te worden getroffen om de aanpalende woning geen schade te berokkenen.
Voorafgaandelijk moet er een plaatsbeschrijving van de linksaanpalende woning worden opgemaakt, een controle door een burgerlijk ingenieur te worden uitgevoerd en een ABR polis te worden afgesloten.
Alle vrijgekomen gevels en dakranden moeten na de sloping waterdicht worden afgewerkt.
Gevolg dient gegeven aan art. 681 van het Burgerlijk Wetboek m.b.t. dakdrop. Dit wil zeggen dat het dak zodanig moet aangelegd worden dat het regenwater op het eigen terrein afloopt.
De regenafvoer moet dus op het eigen terrein voorzien worden.
De scheidingsmuur kan enkel te paard opgericht worden indien er een uitdrukkelijk akkoord is tussen beide partijen. Zij moeten op het eigen perceel nog een spouw en een muur van min. 14 cm voorzien. Indien er geen akkoord is tussen beide partijen dient ieder op zijn eigendom te bouwen. In dit geval zijn beide partijen verplicht een muur tegen de perceelsgrens op te richten.
Conform het decreet van de Vlaamse Regering van 8 MEI 2009 houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders - dient er minimaal één correct geïnstalleerde rookmelder te worden voorzien per woongelegenheid. Deze dient bij voorkeur te worden geplaatst in de ruimte waarop de slaapkamers uitgeven.
De plaatsing van een hemelwaterput bij elke woning is verplicht overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering dd. 05/07/2013 inzake hemelwaterputten. Die hemelwaterput dient aan volgende eisen te voldoen:
* met een inhoud overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 5/07/2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater die met een pomp wordt uitgerust;
* de volledige dakoppervlakte dient in één of meerdere hemelwaterputten af te wateren;
* de overloop van de hemelwaterput dient aangesloten op een infiltratievoorziening.
* de hemelwaterput en infiltratievoorziening dienen geplaatst te zijn alvorens het gebouw in gebruik wordt genomen;
* de hemelwaterput dient bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, voorzien te worden op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn;
* de hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen, die toegevoegd wordt in bijlage bij de stedenbouwkundige vergunning;
* het water uit de hemelwaterput dient te worden herbruikt voor tenminste 2 verschillende aftappunten bv. buitenkraan, wasmachine, spoeling wc…
De woning(en) moet(en) voldoen aan de EPB-eisen.
De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160 mm.
De afval- en regenwaters dienen via een gescheiden stelstel te worden afgevoerd.
Indien er geen huisaansluitputjes aanwezig zijn, dienen deze te worden geplaatst door de bouwheer.
De eventuele plaatsing van een mazouttank dient te beantwoorden aan de installatievoorwaarden, opgelegd in de Vlaremwetgeving zoals beschreven in bijlage bij de bouwvergunning.
Er mogen geen werken uitgevoerd worden op het openbaar domein zonder voorafgaandelijke toelating en onder de vooropgestelde voorwaarden van het stadsbestuur.
De kosten voor het uitvoeren van aanpassingswerken aan het openbaar domein of het verplaatsen van nutsvoorzieningen zijn ten laste van de bouwheer.
De droogzuiging dient aangesloten te worden op de RWA-aansluiting van het toekomstig gebouw; tevens zijn de Vlarem-voorwaarden (artikel 5.53.6.1. Vlarem II) van toepassing.
De vloerpas ligt op maximum 20 cm en kan verhoogd worden door het aantal meter tussen de voorgevel en de rooilijn te vermenigvuldigen met 2 cm, en dit tot een maximum van 40 cm.
Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
2.G. Eindadvies en voorstel van voorwaarden
Voorstel 1 en 2 betreffen het oprichten van een meergezinswoning.
Overeenkomstig de stedelijke beleidsvisie betreffende het oprichten van appartementen en dakappartementen kunnen op deze plaats geen meergezinswoningen worden toegestaan.
Voorstel 6 betreft een aaneengesloten eengezinswoning tot tegen de perceelsgrens van Stelen nr. 33.
Voorstel 4 betreft een aaneengesloten bebouwing van 3 percelen voorzien tussen Stelen 33 en 37.
Ruimtelijk kunnen voorstel 4 en 6 niet worden toegestaan omdat er dan een te lang een te bombastisch lint van aaneengesloten bebouwing zou ontstaan.
Er wordt een gunstig advies gegeven voor voorstel 3 en 5, onder volgende voorwaarden:
Voor voorstel 3 is er eerst nog een omgevingsvergunning vereist voor het verkavelen van gronden. Men gaat immers een grond verdelen in twee of meer kavels om ten minste één van deze kavels te verkopen of te verhuren voor méér dan negen jaar, om er een recht van erfpacht of opstal op te vestigen, of om één van deze overdrachtsvormen aan te bieden, zelfs onder opschortende voorwaarde, zulks met het oog op woningbouw of de oprichting van constructies.
De bouwlijn dient aan te sluiten aan deze van Stelen 37.
De maximum bouwdiepte op het gelijkvloers bedraagt 17 m en op de verdieping 13 m. De dakbasis is 9 m.
De maximum kroonlijsthoogte bedraagt 6,5 m indien er gebouw wordt met een zadeldak en 7 m indien een plat dak wordt voorzien.
Bij de afbraak van de bestaande bebouwing dienen de nodige voorzorgsmaatregelen te worden getroffen om de aanpalende woning geen schade te berokkenen.
Voorafgaandelijk moet er een plaatsbeschrijving van de linksaanpalende woning worden opgemaakt, een controle door een burgerlijk ingenieur te worden uitgevoerd en een ABR polis te worden afgesloten.
Alle vrijgekomen gevels en dakranden moeten na de sloping waterdicht worden afgewerkt.
Gevolg dient gegeven aan art. 681 van het Burgerlijk Wetboek m.b.t. dakdrop. Dit wil zeggen dat het dak zodanig moet aangelegd worden dat het regenwater op het eigen terrein afloopt.
De regenafvoer moet dus op het eigen terrein voorzien worden.
De scheidingsmuur kan enkel te paard opgericht worden indien er een uitdrukkelijk akkoord is tussen beide partijen. Zij moeten op het eigen perceel nog een spouw en een muur van min. 14 cm voorzien. Indien er geen akkoord is tussen beide partijen dient ieder op zijn eigendom te bouwen. In dit geval zijn beide partijen verplicht een muur tegen de perceelsgrens op te richten.
Conform het decreet van de Vlaamse Regering van 8 MEI 2009 houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders - dient er minimaal één correct geïnstalleerde rookmelder te worden voorzien per woongelegenheid. Deze dient bij voorkeur te worden geplaatst in de ruimte waarop de slaapkamers uitgeven.
De plaatsing van een hemelwaterput bij elke woning is verplicht overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering dd. 05/07/2013 inzake hemelwaterputten. Die hemelwaterput dient aan volgende eisen te voldoen:
* met een inhoud overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 5/07/2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater die met een pomp wordt uitgerust;
* de volledige dakoppervlakte dient in één of meerdere hemelwaterputten af te wateren;
* de overloop van de hemelwaterput dient aangesloten op een infiltratievoorziening.
* de hemelwaterput en infiltratievoorziening dienen geplaatst te zijn alvorens het gebouw in gebruik wordt genomen;
* de hemelwaterput dient bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, voorzien te worden op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn;
* de hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen, die toegevoegd wordt in bijlage bij de stedenbouwkundige vergunning;
* het water uit de hemelwaterput dient te worden herbruikt voor tenminste 2 verschillende aftappunten bv. buitenkraan, wasmachine, spoeling wc…
De woning(en) moet(en) voldoen aan de EPB-eisen.
De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160 mm.
De afval- en regenwaters dienen via een gescheiden stelstel te worden afgevoerd.
Indien er geen huisaansluitputjes aanwezig zijn, dienen deze te worden geplaatst door de bouwheer.
De eventuele plaatsing van een mazouttank dient te beantwoorden aan de installatievoorwaarden, opgelegd in de Vlaremwetgeving zoals beschreven in bijlage bij de bouwvergunning.
Er mogen geen werken uitgevoerd worden op het openbaar domein zonder voorafgaandelijke toelating en onder de vooropgestelde voorwaarden van het stadsbestuur.
De kosten voor het uitvoeren van aanpassingswerken aan het openbaar domein of het verplaatsen van nutsvoorzieningen zijn ten laste van de bouwheer.
De droogzuiging dient aangesloten te worden op de RWA-aansluiting van het toekomstig gebouw; tevens zijn de Vlarem-voorwaarden (artikel 5.53.6.1. Vlarem II) van toepassing.
De vloerpas ligt op maximum 20 cm en kan verhoogd worden door het aantal meter tussen de voorgevel en de rooilijn te vermenigvuldigen met 2 cm, en dit tot een maximum van 40 cm.