Uiterste beslissingsdatum voor dit dossier: 20/11/2020*
*na deze datum wordt de vergunning geacht stilzwijgend te zijn geweigerd.
Om praktische redenen vraagt de exploitant deze vergunning zo snel mogelijk te behandelen.
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
De aanvraag ingediend door de heer Dirk Meeusen, Bospad 1 te 2450 Meerhout,werd ingediend op 11/07/2020
De aanvraag werd ontvankelijk en volledig verklaard op 07/08/2020.
De aanvraag heeft betrekking op een terrein, gelegen Winkelomseheide 241 te 2440 Geel, kadastraal bekend: Afdeling 13373, sectie K, perceel 778A7
Het betreft een aanvraag voor het plaatsen van een KWO-installatie in een garageherstelplaats.
De aanvraag omvat: exploitatie van een ingedeelde inrichting
Rubrieknummer | Omschrijving | Klasse |
53.6.1° | KWO-installatie met een opgepompt debiet van 27.000 m3 (NIEUW) | 2 |
16.3.2°a) | warmtepomp met een totaal vermogen van 12,3 kW (2 x 6,15 kw) (NIEUW) | 3 |
6.4.1° | Smeerolie in vaten (10 x 200 l) (ONGEWIJZIGD) | 3 |
12.2.1° | Transformator (160 kVA) (ONGEWIJZIGD) | 3 |
15.1.1° | 3 Bestelwagens(ONGEWIJZIGD) | 3 |
15.2 | Werkplaats voor het onderhoud van motorvoertuigen met zes hefbruggen (ONGEWIJZIGD) | 3 |
15.4.1° | Wassen van motoren (ONGEWIJZIGD) | 3 |
15.6.1° | (tijdelijk) Stallen van geaccidenteerde motoren in de werkplaats (ONGEWIJZIGD) | 3 |
17.4 | Opslag van gevaarlijke producten in kleine verpakkingen (ontvetter, antivries, reiniging- en onderhoudsproducten) (ONGEWIJZIGD) | 3 |
3.4.1°a) | Lozen van bedrijfsafvalwater afkomstig van het wassen van voertuigen via een KWS-afscheider in de openbare riolering (1 m³/uur) (ONGEWIJZIGD) | 2 |
Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten.
Stedenbouwkundige basisgegevens
Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.
Koninklijk besluit van 28 juli 1978 - Gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28/07/1978
bestemming: industriegebieden
Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvestingng van het bewakingspersoneel omvatten.
Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de ander industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.
Ruimtelijk uitvoeringsplan RUP zonevreemde woningen (enkel van toepassing op zonevreemde woningen) goedgekeurd op 29/01/2009
bestemming: overdruk zonevreemde woningen II
De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg
Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag
De aanvraag is gesitueerd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het ruimtelijke uitvoeringsplan.
Overeenstemming met dit plan
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en met de stedenbouwkundige voorschriften.
Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen
Niet van toepassing.
Verordeningen
Historiek
Aanvulling historiek
///
Beschrijving van de omgeving en de aanvraag
De aanvraag betreft Dirk Meeusen Motoren bvba
Type handelingen: exploitatie van een ingedeelde inrichting
Voorwerp van de aanvraag
Dirk Meeusen Motoren bvba is gespecialiseerd in de verkoop en onderhoud van BMW motoren. Het bedrijf heeft een nieuwe site aangekocht te Geel. De activiteiten zullen bestaan uit de verkoop en het herstel van BMW-motoren.
De site bestaat uit een toonzaal voor de verkoop van motoren en personenuitrusting met bijhorende kantoorruimte voor een efficiënte afhandeling van de administratieve zaken en sanitaire ruimtes ten behoeve van het comfort van de medewerkers en klanten. De onderhoudswerkzaamheden vinden plaats in de werkplaats. Er gebeuren geen carrosseriewerkzaamheden (geen spuitcabine aanwezig).
De ingedeelde inrichtingen en activiteiten van de derde klasse zijn reeds vergund en maken geen voorwerp uit van de aanvraag.
Met voorliggende aanvraag wordt een IIOA van de 2de klasse aangevraagd, namelijk een KWO-installatie. De installatie zal instaan voor het verwarmen en koelen van de gebouwen.
Openbaar onderzoek
Overeenkomstig de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is de gewone procedure van toepassing en moet de aanvraag openbaar gemaakt worden.
Het openbaar onderzoek werd gehouden van 13/08/2020 t.e.m. 11/09/2020. Er werden 1 bezwaren ingediend.
Adviezen
Op 07/08/2020 werd advies gevraagd aan Vlaamse Milieumaatschappij - advies Grondwater Antwerpen.
Op 07/08/2020 werd advies gevraagd aan Agentschap Wegen en Verkeer - AWV - district Geel.
Op 07/08/2020 werd advies gevraagd aan Aquafin nv - omv@aquafin.be.
Op 07/08/2020 werd advies gevraagd aan Stad Geel - Openbare werken en verkeer.
Project-MER
///
Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen
Planologische toets
///
Wegenis
///
Watertoets
Mogelijke schadelijke effecten voor het water zouden kunnen ontstaan door wijziging van de kwaliteit van het oppervlaktewater of het grondwater, wijziging van infiltratie naar het grondwater, wijziging van de grondwatervoorraden en het grondwaterstromingspatroon, wijziging van het overstromingsregime, het afvoergedrag of de structuurkwaliteit van de waterloop, en wijziging van waterafhankelijke natuur.
Deze aanvraag heeft geen mogelijke schadelijke effecten op het water aangezien het water dat wordt opgepompt weer terug wordt gepompt in hetzelfde waterlichaam (op het beperkte debiet van spuiwater na). Er wordt enkel warmte en koude onttrokken aan het grondwater. Per jaar wordt er 32 m2 spuiwater opgepompt, dat wordt geloosd in de gracht/ regenwaterafvoer. Dit spuiwater is water afkomstig van de leidingen waardoor het grondwater wordt gepompt, en bevat zodoende enkel zand.
Mer-screening
Bijlage II van het MER-besluit. 10J Werken voor het onttrekken van grondwater.
Er zijn geen aanzienlijke effecten te verwachten.
Natuurtoets
De exploitatie ligt op ruime afstand van VEN-gebied (ca 1,6 km), habitatrichtlijngebied (1,6 km) en vogelrichtlijngebied (2,7 km). Op 380 m ligt het dichtstbijzijnde natuurreservaat.
Gelet op de aard en de ligging van de exploitatie en op basis van de beschikbare gegevens in de omgevingsvergunningsaanvraag lijkt het aanneembaar te stellen dat de exploitatie geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in VEN-gebied zal veroorzaken, noch dat de exploitatie een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van habitatrichtlijngebieden zal veroorzaken, op voorwaarde dat de exploitant zich houdt aan de voorwaarden opgelegd in de relevante wetgeving en voor zover de exploitant zich gedraagt naar de code van goede natuurpraktijk
Milieuaspecten
Water
Afvalwater:
In de aanvraag wordt een uitbreiding gevraagd voor rubriek 3.4. voor het lozen van bedrijfsafvalwater met een debiet van meer dan 2 m³/uur.
Voorheen was 1 m³/uur vergund. Dit afvalwater is afkomstig van de herstellingsplaats voor motoren en wordt via een KWS-afscheider geloosd op de gracht.
Deze uitbreiding wordt gevraagd voor het lozen van het spuiwater dat afkomstig is van het spuien van de KWO-installatie. Tijdens het spuien worden de bronnen en het leidingwerk schoongespoeld. Het grondwater wordt hierbij met een hoog debiet uit een bron onttrokken en geloosd. Het spuiwater bestaat uit zuiver grondwater dat, door de kracht van het spuien, kleine hoeveelheden zand kan bevatten. Het opgepompte water wordt namelijk fysisch gereinigd door middel van een zandfilter alvorens het door de warmtepomp passeert. Dit doet men om de verschillende onderdelen van het systeem te beschermen tegen beschadigen die kunnen ontstaan als gevolg van de aanwezigheid van zand in het water. Aangezien het water niet is verontreinigd mag het beschouwd worden als regenwater en mag het zodoende rechtstreeks worden geloosd op de gracht en later (bij aanwezigheid gescheiden riolering) op de RWA. Indien nodig wordt er voor de lozing nog een zandvang geplaatst om te voldoen aan de lozingsvoorwaarden van Vlarem II.
Grondwater
Voor de KWO-installatie wordt grondwater aangewend voor opslag van koude en warmte. Dat wil zeggen dat de exploitant grondwater zal oppompen. Dit grondwater passeert vervolgens een warmtewisselaar die de energie voor het verwarmen of koelen van de ruimtes uit het grondwater onttrekt. Daardoor warmt het water op of koelt het water af. Dat water wordt vervolgens teruggepompt in dezelfde watervoerende laag.
De impact op de grondwaterlaag is dus beperkt doordat er enkel energie uit/ in de grondwaterlaag wordt gehaald/ toegevoegd. Er zal slechts een beperkt debiet worden opgepompt en worden geloosd. Conform artikel 5.53.6.2.7. blijft het spuidebiet beperkt tot minder dan 500 m³/jaar. Hierdoor moet er geen aparte rubriek aangevraagd worden voor het oppompen van grondwater.
Zowel op de spuileiding als op de grondwaterleiding moeten voorzien zijn van een meetinrichting conform afdeling 5.53.3, betreffende meetinrichtingen voor het opgepompte grondwater, Vlarem II.
Bodem
Om verplaatsing van bodem- en grondwaterverontreinigingen te vermijden, dient te worden nagegaan of in de omgeving van de projectlocatie gekende verontreinigingen aanwezig zijn. Door grondwateronttrekking en -injectie kunnen verontreinigingen namelijk zowel horizontaal als verticaal worden verplaatst. Een horizontale verplaatsing is mogelijk doordat de verontreiniging tijdens onttrekking in de richting van de bronfilter wordt aangetrokken. Een verticale verplaatsing is mogelijk door het induceren van een stijghoogteverschil over een slecht doorlatende laag. Het verplaatsen van een verontreiniging is niet gewenst waardoor geen vergunning zal worden toegekend voor de KWO-installatie. Er werd aan de opsteller van de vergunningsaanvraag gevraagd om hierover een inschatting te geven, conform de code van de goede praktijk voor KWO-installaties en de Technische Richtlijn Grondwaterhandelingen (OVAM,2012).
Op basis van de gegevens ingewonnen bij de stad Geel over de verontreinigingen in de buurt; de gegevens aangeleverd door VMM die verklaren dat deze grondwaterwinning waarschijnlijk geen invloed heeft op de verontreinigingen; de verklaring van de bodemsaneringsdeskundige van een schadegeval in Acaciastraat 18A, die meent dat de grondwaterwinning voldoende diep zit met een laag debiet en zodoende geen invloed heeft op voornoemde bodemverontreiniging, kan besloten worden dat de grondwaterwinning geen invloed heeft op de aanwezige verontreinigingen in de buurt.
Lucht
Koelinstallaties:
De koelinstallaties die eveneens wordt aangevraagd voor de KWO-installatie hebben een gezamenlijk vermogen van 12,3 kW (2 x 6.15kW). Als koelmiddel wordt R410a gebruikt met een GWP (global warming potential) van 2088. Het CO2-equivalent van de toestellen is zodoende 12,946 ton. De installaties moeten daarom jaarlijks onderworpen worden aan een lekdichtheidscontrole.
Geluid
De koelinstallatie en de pompen van de KWO-installatie kunnen mogelijk een bron zijn van geluid. De installaties worden binnen geplaatst en zijn volgens de aanvrager uitgerust met de meest actuele, geluidsarme technieken. Op basis van deze informatie kan afgeleid worden dat het geluidsniveau tot een aanvaardbaar niveau wordt beperkt.
Globaal kan gesteld worden dat de risico’s voor de externen veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde exploitatie bij naleving van de opgelegde exploitatievoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen beperkt worden.
Goede ruimtelijke ordening
///
Resultaten openbaar onderzoek
Het openbaar onderzoek werd gehouden door aanplakking op de gewone aanplakplaatsen, van 13/08/2020 tot 11/09/2020.
Resultaat: er werden 1 bezwaren ingediend.
Het openbaar onderzoek wordt als volgt geëvalueerd:
Het bezwaar betreft een opmerking over de eigendomsstatuten van de grond met ligging
Kleinemeerdijk 39 te Geel. De eerste opmerking is daarbij niet relevant voor dit dossier. Een tweede onderdeel vermeldt de bekommernis voor geluidsoverlast die gepaard gaat met een KWO-installatie.
Het bezwaarschrift wordt daarom deels gegrond en ontvankelijk verklaard. In het onderdeel geluid bij milieuaspecten wordt dit besproken. Er wordt geoordeeld dat de geluidsoverlast te verwaarlozen is doordat de KWO-installatie zich in een gesloten ruimte bevindt.
De aanvraag betreft een nieuwe ingedeelde inrichting klasse 2 waardoor deze aanvraag onderworpen is aan een openbaar onderzoek.
Bespreking adviezen
De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van volgende adviezen:
Het advies van Vlaamse Milieumaatschappij - advies grondwater Antwerpen afgeleverd op 29/09/2020 omvat “Geen advies” en wordt in die zin als gunstig beoordeeld.
Het advies van Agentschap Wegen en Verkeer - AWV - district Geel afgeleverd op 14/09/2020 is volledig gunstig
Het advies van Aquafin nv - omv@aquafin.be werd niet tijdig aangeleverd, en zal in die zin als gunstig beoordeeld worden.
Het advies van Stad Geel - Openbare werken en verkeer afgeleverd op 28/08/2020 is “geen bezwaar”
Opmerkingen adviezen:
///
Besluit
De omgevingsambtenaar geeft gunstig advies.
Voorwaarden
Het spuiwater van de KWO-installatie mag rechtstreeks worden geloosd in de gracht / toekomstige regenwaterafvoer.
De exploitant zorgt ervoor dat het water voldoet aan de lozingsnormen voor lozing in oppervlaktewater conform de algemene voorwaarden opgenomen in artikel 4.2.2.1.1. van VLAREM II. Hiervoor dient de exploitant eventueel een zandvang te voorzien alvorens het water in de gracht/ RWA terecht komt.
Het college van burgemeester en schepenen beslist kennis te nemen van het verslag van de omgevingsambtenaar en maakt het zich eigen.
Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag ingediend door Dirk Meeusen Motoren BVBA voor de uitbreiding van de vergunning voor een werkplaats/opslagplaats gelegen te Winkelomseheide 241 te Geel en kadastrale ligging afdeling 13373 sectie K, perceel 0778/A7 te vergunnen onder voorwaarden.
Volgende voorwaarden worden opgelegd:
De exploitant zorgt ervoor dat het water voldoet aan de lozingsnormen voor lozing in oppervlaktewater conform de algemene voorwaarden opgenomen in artikel 4.2.2.1.1. van VLAREM II. Hiervoor dient de exploitant eventueel een zandvang te voorzien alvorens het water in de gracht/ RWA terecht komt.
De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM zijn van toepassing.
De algemene en sectorale milieuvoorwaarden staan in titel II van het VLAREM. Bij wijziging van VLAREM wordt de exploitant geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. De integrale en geconsolideerde tekst van titel II van het VLAREM is raadpleegbaar op de Milieunavigator, via de link: https://navigator.emis.vito.be/
Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen drie jaar na de aanvang van de vergunde stedenbouwkundige handelingen;
4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.
Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee of drie jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.
§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;
3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.
§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.
Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.
In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.
Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.
De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.
De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.
De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.
Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.
De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.
Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:
1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;
2° het betrokken publiek;
3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;
4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;
5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;
6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.
Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:
1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.
Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.
In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:
1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;
2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;
3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.
Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.
Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:
1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;
2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;
3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.
De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.
Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.
Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.
Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.
Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:
4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.
Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.
Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.
Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.
Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.
De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.
Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.
Mededeling
Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.