Terug
Gepubliceerd op 22/09/2020

2020_CBS_02768 - Omgevingsvergunning - Advies aan deputatie voor beroep tegen weigeringsbesluit voor het oprichten van een meergezinswoning met 22 woongelegenheden en een handelsruimte langs Dr.-Van de Perrestraat 136-140(201900558NV) - Advies

College van Burgemeester en Schepenen
ma 21/09/2020 - 13:00 Bureel AD
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis, Nadine Laeremans, Griet Smaers, Marleen Verboven, Bart Julliams, Ben Van Looveren, Tom Corstjens, Marlon Pareijn, Francois Mylle

Secretaris

Francois Mylle

Voorzitter

Vera Celis
2020_CBS_02768 - Omgevingsvergunning - Advies aan deputatie voor beroep tegen weigeringsbesluit voor het oprichten van een meergezinswoning met 22 woongelegenheden en een handelsruimte langs Dr.-Van de Perrestraat 136-140(201900558NV) - Advies 2020_CBS_02768 - Omgevingsvergunning - Advies aan deputatie voor beroep tegen weigeringsbesluit voor het oprichten van een meergezinswoning met 22 woongelegenheden en een handelsruimte langs Dr.-Van de Perrestraat 136-140(201900558NV) - Advies

Motivering

Aanleiding en context

UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 7/10/2020


Het college van burgemeester en schepenen leverde in zitting van 22/06/2020 een weigering af voor het oprichten van een meergezinswoning met 22 woongelegenheden en een handelsruimte.

Er werden verscheiden bezwaarschriften ingediend.

De aanvrager is tegen deze weigering in beroep gegaan.

De deputatie vraagt advies aan het college betreffende dit beroep.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van het beroepsschrift.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen behoudt het standpunt betreffende het weigeringsbesluit van 22/6/2020 voor het oprichten van een meergezinswoning met 22 woongelegenheden en een handelsruimte omwille van volgende redenen:

De bouwdiepte van de apotheek bedraagt meer dan de maximale toelaatbare 27m00.

De locatie van het bijgebouw achteraan op het terrein met fietsenstalling is voor de gebruikers van de appartementen niet goed gelegen. De parkeerverordening dd. 2018 werd ingevoerd om het fietsgebruik zoveel mogelijk te stimuleren. Artikel 12 stelt dat de fietsstallingen eenvoudig en veilig bereikbaar moeten zijn vanuit de openbare weg en vanuit de woning. De toegangen tot het gebouw zijn enkel voorzien aan de voorkant, de straatzijde. Enkel de bewoners van de gelijkvloerse appartementen kunnen via de tuin vlot naar deze fietsenstalling die achteraan gelegen is, terwijl hier de meeste fietsen in voorzien zijn. De overige bewoners dienen via de straatzijde om te lopen via de doorrit over de parking. Dit zal het fietsen onvoldoende stimuleren.


Enkel een deel van de gelijkvloerse appartementen hebben toegang tot de gemeenschappelijke tuin.  De overige bewoners moeten via de parking en/of via de fietsenstalling om dan pas in de gemeenschappelijke tuin te geraken.  Op deze manier is er weinig meerwaarde naar woonkwaliteit.  Het doortrekken van de circulatiekernen tot aan de tuinzone kan hierbij mogelijks een oplossing bieden voor de bewoners van de appartementen op de verdieping. 

 

De terrassen op niveau 1 en 2 zijn ruim van oppervlakte, maar slechts 2 meter diep.  Indien deze naar 2,5 à 3 m kunnen worden gebracht zijn deze veel functioneler.


Terrassen op de eerste verdieping bevinden zich op minder dan 1,90 meter van de perceelsgrens.   Deze moeten zich op minstens 1,90 meter van de perceelsgrens bevinden volgens art. 678 van het Burgerlijk Wetboek.   Hierdoor kan de minimale oppervlakte van 8 m² niet overal worden behaald.

 

De gevel is 45,84 meter lang.  Er is weinig verticale opdeling waardoor het horizontale karakter hiervan heel fel wordt benadrukt.  In de Dr.-Van de Perrestraat is echter een duidelijke verticaliteit zichtbaar.  (beeldkwaliteitsplan in opmaak)

 

Volgende opmerkingen in het advies van dienst openbare werken en verkeer:
 1. Het ontwerp bevat 1 toegang zowel voor voetgangers, fietsers als gemotoriseerd verkeer.
 Vooraan is de doorgang meer dan 6,5 meter maar vanaf de gemeenschappelijke traphal is de breedte maar 4.65m. Dit is eerder beperkt. Bovendien bevindt er zich een fietsenstalling achter de traphal waarbij in – en uit naar deze stallingen is via de doorgang voor het gemotoriseerd verkeer. Dit vraagt om gevaarlijke situaties tussen fietsers en auto’s. Bovendien zal er wel eens een fiets niet goed in de stalling staan en wordt zo de doorgang voor de auto’s mogelijks gehinderd. Voorstel om te onderzoeken of fietsen ergens anders op een veiligere plaats kunnen gestald worden.
 2. Er zijn 22 parkeerplaatsen ondergronds voorzien, plaatsen 11,12 en 22 zijn moeilijk bereikbaar omdat ze zo dicht tegen de muur gelegen zijn en er beperkte manoeuvreerruimte is.
3. Vraagtekens bij het in- en uitrijden van de parkeergarage: stel dat er iemand uit de ondergrondse komt gereden en er staat een andere wagen te wachten thv P23-25 : is er dan voldoende ruimte om elkaar te kruisen?
 4. Hoe ziet men het keren van wagens op het terrein. Bv een bezoeker van de apotheek komt toe maar alle parkeerplaatsen zijn bezet -> hoe moet deze keren? Is hier een keerruimte voorzien?

 

De bemerkingen opgenomen in de bezwaarschriften.

 

Volgens art. 4.3.1 van de Vlaamse Codex:
 § 1. Een vergunning wordt geweigerd :
1° als het aangevraagde onverenigbaar is met:
a) stedenbouwkundige voorschriften, voor zover daarvan niet op geldige wijze is afgeweken;
b) verkavelingsvoorschriften inzake wegenis en openbaar groen;
d) een goede ruimtelijke ordening;
§ 2. De overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld met inachtneming van volgende beginselen :
1° het aangevraagde wordt, voor zover noodzakelijk of relevant, beoordeeld aan de hand van aandachtspunten en criteria die betrekking hebben op de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen, cultuurhistorische aspecten en het bodemreliëf, en op hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen, in het bijzonder met inachtneming van de doelstellingen van artikel 1.1.4;
2° het vergunningverlenende bestuursorgaan houdt bij de beoordeling van het aangevraagde rekening met de in de omgeving bestaande toestand, doch het kan ook de volgende aspecten in rekening brengen:
a) beleidsmatig gewenste ontwikkelingen met betrekking tot de aandachtspunten, vermeld in punt 1° ;
b) de bijdrage van het aangevraagde aan de verhoging van het ruimtelijk rendement voor zover:
1) de rendementsverhoging gebeurt met respect voor de kwaliteit van de woon- en leefomgeving;
 2) de rendementsverhoging in de betrokken omgeving verantwoord is;