Uiterste beslissingsdatum voor dit dossier: 02 oktober 2020*
*art. 32, §4 Omgevingsvergunningendecreet: Als geen beslissing is genomen binnen de vastgestelde of in voorkomend geval verlengde termijn, wordt de omgevingsvergunning geacht te zijn geweigerd.
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
De aanvraag ingediend door IMMOTO NV, D'Herbouvillekaai 100 te 2020 Antwerpen BELGIE,werd ingediend op 20/05/2020
De aanvraag werd ontvankelijk en volledig verklaard op 23/06/2020.
De aanvraag heeft betrekking op een terrein, gelegen Turnhoutseweg 18 te 2440 Geel, kadastraal bekend: Afdeling 13372, sectie B, perceel 653R5
Het betreft een aanvraag voor de hernieuwing van de vergunning voor een tankstation
De aanvraag omvat: exploitatie van een ingedeelde inrichting
Stedenbouwkundige basisgegevens
Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.
Koninklijk besluit van 28 juli 1978 - Gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28/07/1978
bestemming: woongebieden
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.
Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.
De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg
De aanvraag is niet gelegen in een ruimtelijk uitvoeringsplan
Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag
De aanvraag is niet gesitueerd in een algemeen of bijzonder plan van aanleg of in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het gewestplan.
Overeenstemming met dit plan
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en met de stedenbouwkundige voorschriften.
Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen
Niet van toepassing.
Verordeningen
Historiek
Beschrijving van de omgeving en de aanvraag
De aanvraag betreft de hernieuwing van de vergunning voor een tankstation gelegen te Turnhoutseweg 18
Type handelingen: exploitatie van een ingedeelde inrichting
Rubrieknummer | Omschrijving | Klasse |
3.4.1°a) | Het lozen van bedrijfsafvalwater – dat geen gevaarlijke stoffen bevat - in een gracht, met een maximaal debiet van 1,16 m³/uur, 3 m³/dag en 62 m³/jaar via een KWS-afscheider (VERANDERING: van 0.9m³/u naar 1.16m³/u; 9 m³/dag naar 3m³/dag; van 900m³/jaar naar 62m³/jaar) | 3 |
6.5.2 | Tankstation: 8 brandstofverdeelslangen (VERANDERING: van 12 naar 8) | 2 |
17.3.2.1.1.1°b) | Opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (GHS02) in een ondergrondse, dubbelwandige dieselhouder van 15.000 liter (= 12.495 kg) (HERNIEUWING) | 3 |
17.3.2.2.2°a) | Opslagplaatsen voor 20.000 liter (= 15.500 kg) ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 (GHS02) : | 2 |
Het betreft de hernieuwing van de lopende milieuvergunning voor onbepaalde duur en actualisatie van deze milieuvergunning voor een reeds vergund tankstation.
De exploitant beschikt momenteel over volgende vergunningsbesluiten (beide afgeleverd door de provincie Antwerpen): milieuvergunningsbesluit d.d. 14 juni 2001 en aktename melding d.d. 13 oktober 2001.
De inrichting is nog vergund tot 14 juni 2021.
Openbaar onderzoek
Overeenkomstig de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is de gewone procedure van toepassing en moet de aanvraag openbaar gemaakt worden.
Het openbaar onderzoek werd gehouden van 29/06/2020 t.e.m. 28/07/2020. Er werden 0 bezwaren ingediend.
Adviezen
Op 23/06/2020 werd advies gevraagd aan departement omgeving - milieu advies: geen advies ontvangen
Project-MER
Deze inrichting valt niet onder de bijlage van het MER-besluit. Er werd daarom geen MER-ontheffingsnota toegevoegd.
Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen
Wegenis
De exploitaite is gelegen aan voldoende uitgeruste wegen.
Watertoets
De inrichting is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied of in recent overstroomd gebied. Het betreft volledig bestaande gebouwen en/of constructies.
Natuurtoets
De exploitatie ligt op ruime afstand van VEN-gebied (ca 750 m), habitatrichtlijngebied (> 1,5 km) en vogelrichtlijngebied (> 2 km).
Gelet op de aard en de ligging van de exploitatie en op basis van de beschikbare gegevens in de omgevingsvergunningsaanvraag lijkt het aanneembaar te stellen dat de exploitatie geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in VEN-gebied zal veroorzaken, noch dat de exploitatie een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van habitatrichtlijngebieden zal veroorzaken, op voorwaarde dat de exploitant zich houdt aan de voorwaarden opgelegd in de relevante wetgeving en voor zover de exploitant zich gedraagt naar de code van goede natuurpraktijk.
Erfgoed-/archeologietoets
Nvt
Mobiliteit
Op jaarbasis wordt er gemiddeld 1.550.000 liter brandstoffen verkocht in het tankstation. Dit betekent dat er gemiddeld een 7 à 10-tal (maximaal 10 à 12) transportbewegingen per maand zijn (bevoorrading tankstation via (eigen) tankwagens).
Het aantal transportbewegingen van personenvoertuigen van en naar het tankstation is moeilijk in te schatten (sterk afhankelijk van de hoeveelheden brandstoffen per tankbeurt). Gemiddeld kunnen 125 à 175 bezoekers (maximaal 200 à 225) per dag worden ingeschat.
Er ontstaan geen gevaarlijke verkeerssituaties gezien het exploitatieterrein van de inrichting voldoende groot is. De voertuigen die komen tanken kunnen volledig op het eigen perceel staan en ook de tankwagen heeft voldoende ruimte om op het exploitatieterrein te manoeuvreren. Er is voldoende zichtbaarheid om geen verkeersonveilige situaties te creëren.
Milieuaspecten
Water
Bedrijfsafvalwater
De exploitant vraagt vergunning voor de lozing van bedrijfsafvalwater met een max. lozingsdebiet van 1,16 m³/uur, 3 m³/dag en 62 m³/jaar via een KWS-afscheider in een gracht.
Er ontstaat bedrijfsafvalwater door contact van hemelwater met eventueel gemorste brandstofdruppels aan de vloeistofdichte tankpiste voor voertuigen die tevens dienst doet als bevoorradingszone voor de tankwagens.
Het bedrijfsafvalwater wordt geloosd via een KWS- afscheider in oppervlaktewater (aanpalende gracht).
Er dient opgemerkt te worden dat bij lozing in oppervlaktewater de KWS-afscheider conform artikel 4.2.3bis2 van Vlarem II dient te beschikken over een coalescentiefilter. Uit het dossier kan niet afgeleid worden of er coalescentiefilters aanwezig zijn.
De afvoerkanalen, de KWS-afscheider en het lozingspunt werden aangeduid op het uitvoeringsplan dat in bijlage aan de aanvraag gevoegd werd.
De exploitant wordt er op gewezeen dat de milieuvoorwaarden m.b.t. de werking en het onderhoud van de KWS-afscheider sinds 1/10/2019 werden ondergebracht in afdeling 4.2.3bis van Vlarem II. Deze voorwaarden dienen strikt nageleefd te worden.
Uit het dossier blijkt dat er voor de KWS-afscheider een logboek wordt bijgehouden waarin de driemaandelijkse visuele controles van de KWS-afscheider worden genoteerd alsook de data van ledigingen.
Uit het dossier blijkt dat het debiet van de KWS-afscheider 3 l/sec bedraagt. Dit stemt overeen met 10,8 m³/uur, wat ruimschoots volstaat om het berekende lozingsdebiet te kunnen verwerken. Er kan dus gesteld worden dat de KWS-afscheider voldoende groot gedimensioneerd is.
De VMM hanteert sinds juni 2017 volgende berekeningswijze voor advisering van de lozingsdebieten voor verontreinigd hemelwater:
http://www.consultes.be/files/docs/1500465315_20170719-milieuflits-juli-nieuwe-aanpak-advisering-verontreinigd-regenwater.pdf https://www.vmm.be/water/afvalwater/lozing_verontreinigd_regenwater_tw.pdf).
In deze berekeningen wordt voor de bepaling van het dag- en uurdebiet rekening gehouden met piekdebieten bij regenweer. Hierbij worden de volgende berekeningen gehanteerd:
De exploitant neemt in de bijlage m.b.t. de lozing van afvalwater op dat de oppervlakte van de vloeistofdichte tankpiste 127 m² bedraagt (inclusief luifel met oppervlakte van ongeveer 54 m²). De exploitant hanteert de aanpak van VMM bij de berekening van de lozingsdebieten.
De exploitatie is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied.
Op het Geoloket zonerings- en uitvoeringsplannen kan afgeleid worden dat de exploitatie gelegen is in centraal gebied.
Huishoudelijk afvalwater
Het betreft een onbemand tankstation zonder sanitaire voorzieningen. Bijgevolg ontstaat er geen huishoudelijk afvalwater op deze inrichting.
Niet verontreinigd hemelwater
Het hemelwater dat op de luifel valt wordt rechtstreeks geloosd in de gracht.
Daar er op deze inrichting geen water gebruikt wordt, is hergebruik van hemelwater niet mogelijk.
Lucht
Uit het toegevoegde keuringsattest kan afgeleid worden dat er ontluchtingsleidingen aanwezig zijn en dat het tankstation is uitgerust met een damprecuperatiesysteem fase I en fase II voor het verdelen van benzine euro 95 en benzine superplus 98.
De geurhinder bij tankstations is minimaal. Enkel zeer plaatselijk bij het tanken zelf kan er een beperkte hoeveelheid van de vluchtige brandstof verdampen en kan er enige lichte geurhinder ontstaan. Buiten de inrichting is hiervan evenwel niets meer te merken.
Gelet op bovenstaande kan geconcludeerd worden dat alle noodzakelijke maatregelen naar luchtemissies toe genomen werden en dat de effecten naar de lucht toe te verwaarlozen zijn.
Gevaarlijke producten
De exploitant vraagt een vergunning voor de opslag van 12,5 ton ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3, met name:
Uit het toegevoegde keuringsattest kan afgeleid worden dat de opslagtanks voorzien zijn van een overvulbeveiliging en een lekdetectiesysteem. De exploitant geeft aan dat de tanks periodiek gecontroleerd worden, conform de Vlarem-voorschriften.
In bijlage aan het aanvraagdossier is de CLP-omzettingstabel toegevoegd.
Uit het toegevoegde keuringsattest, de bijlage m.b.t. de effecten op de omgeving en het bijgevoegde uitvoeringsplan kan afgeleid worden dat:
Geluid en trillingen
Het stationair laten draaien van motoren wordt zoveel mogelijk vermeden. Er wordt enkel met eigen tankwagens bevoorraad, de chauffeurs zijn op de hoogte dat hierbij de motoren dienen stilgelegd te worden.
De leveringen van brandstoffen gebeuren gravitair zodat het geluidsniveau zich beperkt tot dat van een stilstaande vrachtwagen.
Aan het tankstation werden pictogrammen opgehangen waarbij bestuurders er worden gewezen motoren en autoradio’s stil te leggen tijdens het tanken.
Gezien bovenstaande maatregelen zullen de effecten van geluid en trillingen eerder te verwaarlozen zijn.
Licht of straling
De verlichting van het tankstation is noodzakelijk voor de veiligheid van de klanten. De verlichting blijft tot een minimum beperkt. Het reclame-LED-prijzenbord blijft evenwel 24u/24u branden.
De effecten van licht of straling worden als niet aanzienlijk aanschouwd.
Afval
Er zal een selectieve inzameling van de afvalstoffen gebeuren zodat deze maximaal kunnen gerecycleerd worden.
Het betreft voor deze inrichting enerzijds het restafval uit de vuilnisbakken en anderzijds het oliehoudend afval dat ontstaat bij het ledigen van de KWS-afscheider.
Risico zware ongevallen
De exploitant neemt volgende maatregelen om het risico op zware ongevallen te beperken of om in te kunnen grijpen bij een ongeval:
Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de exploitant de nodige maatregelen treft om zware ongevallen te voorkomen of om in te kunnen grijpen indien zich alsnog een zwaar ongeval voordoet.
Bodem
De exploitant neemt volgende maatregelen om potentiële bodemverontreiniging tegen te gaan:
Uit bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de exploitant de nodige maatregelen neemt om het risico op bodemverontreiniging tot een aanvaardbaar minimum te beperken.
Besluit milieutechnische beoordeling
Met betrekking tot de onderzochte milieutechnische aspecten in voorliggende beoordeling lijkt gesteld te kunnen worden dat er geen indicaties zijn tot het verlenen van een negatief advies.
Er wordt opgemerkt dat bij lozing in oppervlaktewater de KWS-afscheider conform artikel 4.2.3bis2 van Vlarem II dient te beschikken over een coalescentiefilter. Uit het dossier kan niet afgeleid worden of er coalescentiefilters aanwezig zijn.
Globaal kan gesteld worden dat de risico’s voor de externen veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde exploitatie bij naleving van de opgelegde exploitatievoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen beperkt worden.
Goede ruimtelijke ordening
De exploitatie is in overeenstemming met de stedenbouwkundige voorschriften.
Resultaten openbaar onderzoek
Het openbaar onderzoek werd gehouden door aanplakking op de gewone aanplakplaatsen, van 29/06/2020 tot 28/07/2020.
Resultaat: er werden 0 bezwaren ingediend.
Het openbaar onderzoek wordt als volgt geëvalueerd:
De aanvraag is onderworpen aan een openbaar onderzoek.
Bespreking adviezen
De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van volgende adviezen:
Het advies van departement omgeving - milieu advies werd niet tijdig aangeleverd, en zal in die zin als gunstig beoordeeld worden.
Besluit
De omgevingsambtenaar verleent positief advies onder voorwaarden.
Voorwaarden
Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van het verslag van de omgevingsambtenaar en maakt het zich eigen.
Het college van burgemeester en schepenen beslist vergunning te verlenen aan IMMOTO NV, D'Herbouvillekaai 100 te 2020 Antwerpen voor de exploitatie van een tankstation gelegen te Turnhoutseweg 18, 2440 Geel, kadastraal bekend als Afdeling 13372, sectie B, perceel 653R5, onder voorwaarden.
Voorwaarden:
De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM zijn van toepassing.
De algemene en sectorale milieuvoorwaarden staan in titel II van het VLAREM. Bij wijziging van VLAREM wordt de exploitant geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. De integrale en geconsolideerde tekst van titel II van het VLAREM is raadpleegbaar op de Milieunavigator, via de link: https://navigator.emis.vito.be/
Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen drie jaar na de aanvang van de vergunde stedenbouwkundige handelingen;
4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.
Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee of drie jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.
§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;
3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.
§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.
Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.
In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.
Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.
De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.
De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.
De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.
Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.
De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.
Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:
1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;
2° het betrokken publiek;
3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;
4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;
5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;
6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.
Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:
1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.
Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.
In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:
1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;
2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;
3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.
Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.
Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:
1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;
2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;
3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.
De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.
Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.
Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.
Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.
Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:
4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.
Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.
Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.
Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.
Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.
De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.
Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.
Mededeling
Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.