Terug
Gepubliceerd op 22/09/2020

2020_CBS_02794 - Omgevingsvergunning - het ophogen van landbouwgrond gelegen hoek Stokt / Meeuwstraat (202000263SS) - Vergunning

College van Burgemeester en Schepenen
ma 21/09/2020 - 13:00 Bureel AD
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis, Griet Smaers, Marleen Verboven, Bart Julliams, Ben Van Looveren, Tom Corstjens, Marlon Pareijn, Francois Mylle

Afwezig

Nadine Laeremans

Secretaris

Francois Mylle

Voorzitter

Vera Celis
2020_CBS_02794 - Omgevingsvergunning - het ophogen van landbouwgrond gelegen hoek Stokt / Meeuwstraat (202000263SS) - Vergunning 2020_CBS_02794 - Omgevingsvergunning - het ophogen van landbouwgrond gelegen hoek Stokt / Meeuwstraat (202000263SS) - Vergunning

Motivering

Aanleiding en context

UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 19/10/2020

 

Verslag van de omgevingsambtenaar

 

Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2020067691

Dossiernummer gemeente: 202000263

 

De gemeente  heeft op 08/06/2020 een aanvraag Aanvraag omgevingsproject ontvangen voor het ophogen van landbouwgrond. De aanvraag werd op 06/07/2020 volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Gegevens van de aanvrager

de heer Eddy Bens 

Hulsterveld 3 te 2440 Geel

 

Gegevens van de  ligging

Administratieve ligging:

Kadastrale ligging: Afdeling 13373, sectie L, perceel 460A, 461A

 

Verslag

 

  1. Stedenbouwkundige basisgegevens

 

Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.

Koninklijk besluit van 28 juli 1978 - Gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28/07/1978 

bestemming: agrarische gebieden

De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.

 

De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg

Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

 

De aanvraag is gesitueerd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het ruimtelijke uitvoeringsplan.

 

Overeenstemming met dit plan

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en met de stedenbouwkundige voorschriften.

 

Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen

Niet van toepassing.

 

Verordeningen

  • Hemelwaterputten (gewestelijk)
  • gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening
  • gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen
  • gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - parkeervoorzieningen
  • Toegankelijkheid (gewestelijk)
  • Weekendverblijven (gewestelijk)
  • Wegen voor voetgangersverkeer (gewestelijk)

 

  1. Historiek

Aanvulling historiek

///

 

  1. Beschrijving van de omgeving en de aanvraag

De aanvraag betreft het ophogen van landbouwgrond

Type handelingen: stedenbouwkundige handelingen

 

Het ontwerp

Het betreft hier percelen kadastraal gekend als Geel 3de Afdeling Sectie L nrs. 460/A en 461/A.
De percelen zijn volgens het gewestplan gelegen in agrarische gebieden.
Het gaat over een akker, dit jaar is er mais geplant.

Het gaat over grond die volgens de aanvrager voor het deel dat wordt aangevraagd laaggelegen is waardoor ze in het voorjaar meestal te nat is om goed te bewerken en in het najaar te nat is om het gewas probleemloos te oogsten.
De bodemstructuur verslecht door het te nat zijn van de gronden bij het bewerken, hierdoor is de opbrengst op dit deel van het perceel ook minder dan op het hoger gelegen deel.
 Door het ophogen zal de grond beter bewerkbaar zijn en zal de bodemstructuur verbeteren waardoor de opbrengsten zullen toenemen.

De gezamenlijke oppervlakte van de twee percelen bedraagt 97 are 60 ca waarvan 43 are 76 ca worden opgehoogd.De teelaarde zal worden verwijderd waarna er een opvulling zal gebeuren met niet-verontreinigde bodem, daarna word de
 teelaarde terug geplaatst. Na de werken krijgen we een landbouwgrond die deels hoger gelegen is en afwatert naar de bestaande gracht.

Het Departement Landbouw & Visserij verleend een vooorwaardelijk gunstig advies d.d.03/08/2020 ref.2020_003709_v1.

De aanvraag betreft het ophogen van een akker gelegen in herbevestigd agrarisch gebied (HAG).
De aanvrager baat een melkveebedrijf uit. Het bedrijf wordt door het Departement Landbouw en Visserij beschouwd als een volwaardige landbouwexploitatie.
Het betrokken perceel is 0,86ha groot. De terreinwerken van voorliggende aanvraag beperken zich tot 0,4376ha, dit in de noordoostelijke zijde van het perceel, namelijk de zone waar er een waterproblematiek vastgesteld wordt.
Het perceel is niet gelegen binnen effectief of mogelijks overstromingsgevoelig gebied.
 Het Departement Landbouw en Visserij heeft geen bezwaren bij voorliggende reliëfwijziging en formuleert een voorwaardelijk gunstig advies. Voorliggende aanvraag voorziet in een beperkte aanhoging, dit zowel qua oppervlakte als qua hoogte( tot max. ± 30cm).

De betrokken percelen zijn niet opgenomen in de biologische waarderingskaart.

Op Geopunt-kaart, Digitaal Hoogtemodel zijn geen noemenswaardige depressies te zien. Enkel de lokale depressies mogen uitgevuld worden.

 

  1. Openbaar onderzoek

Overeenkomstig de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is de gewone procedure van toepassing en moet de aanvraag openbaar gemaakt worden.

Het openbaar onderzoek werd gehouden van 10/07/2020 t.e.m. 08/08/2020. Er werden 0 bezwaren ingediend.

 

  1. Adviezen

Op 13/07/2020 werd advies gevraagd aan departement landbouw en visserij (hoofdbestuur) - dept. landbouw en visserij, buitendienst antwerpen.

 

  1. Project-MER

///

 

  1. Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen

 

Planologische toets

De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op te minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden (artikel 11 van het Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen).

Wegenis

Het perceel is gelegen langsheen een gemeenteweg.

Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie « wonen », « verblijfsrecreatie », dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, « gemeenschapsvoorzieningen » of « openbare nutsvoorzieningen », kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.

§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken.

Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.

§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend.

Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.

§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :
1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;
2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;
 3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.

Watertoets

Artikel 8 van het decreet van 5 juli 2013 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad van 8 oktober 2013) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets genoemd wordt. Het voorliggende project ligt niet in een recent overstroomd gebied of een risicozone, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

Mer-screening

///

Natuurtoets

///

Erfgoed-/archeologietoets

///

Mobiliteit

///

Toegankelijkheidstoets

///

Decreet grond- en pandenbeleid

///

Scheidingsmuren

///

Milieuaspecten

///

 

Goede ruimtelijke ordening

///

 

Resultaten openbaar onderzoek

Het openbaar onderzoek werd gehouden door aanplakking op de gewone aanplakplaatsen, van 10/07/2020 tot 08/08/2020.

Resultaat: er werden 0 bezwaren ingediend.

Het openbaar onderzoek wordt als volgt geëvalueerd:

///

 

Bespreking adviezen

De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van volgende adviezen:

Het advies van departement landbouw en visserij (hoofdbestuur) - dept. landbouw en visserij, buitendienst antwerpen afgeleverd op 07/08/2020 is volledig gunstig

Opmerkingen adviezen:

///

 

Besluit

///

 

Voorwaarden

De vergunning heeft betrekking op de aangevraagde werken.

Voorliggende aanvraag voorziet in een beperkte aanhoging, dit zowel qua oppervlakte als qua hoogte( tot max. ± 30cm op lokale plaatsen) die strikt moet gevolgd worden bij de uitvoering van de werken.

De aan te voeren grond dient, zoals in de beschrijvende nota (stedenbouw) wordt aangehaald, minstens te voldoen de VLAREBO-norm (artikel 162):
'Met behoud van de toepassing van artikel 161 kan uitgegraven bodem alleen als bodem worden gebruikt onder de drie volgende voorwaarden:
1° het gehalte aan stenen die niet van nature aanwezig zijn, bedraagt maximaal 5 massaprocent;
2° de afmeting van de stenen die niet van nature aanwezig zijn, is niet groter dan 50 mm. Voor de opvulling van een groeve, graverij, uitgraving of andere put, vergund volgens rubriek 60 van bijlage 1 bij titel I van
het VLAREM, kunnen, behalve voor de bovenste laag van 150 cm, de stenen die niet van nature aanwezig zijn, een afmeting van maximaal 200 mm hebben, op voorwaarde dat het gehalte aan die grotere stenen maximaal één massaprocent bedraagt;
3° het gehalte aan andere bodemvreemde materialen bedraagt maximaal één massa- en volumeprocent.'
 Bodemvolumes niet-verdachte grond groter dan 250 m3 of verdachte grond, ongeacht het volume, moeten steeds voorzien zijn van een technisch verslag in toepassing van het VLAREBO. Dat vermeldt of het gehalte en de afmeting van eventuele stenen voldoen aan de normering.

Hoewel er verplichtingen inzake grondverzet voor de aannemer zijn die de grond kwijt wil, dient de ontvanger/landbouwer en de vergunningverlenende- en toezichthoudende overheid er op toe te zien dat deze Vlarebo-regels gerespecteerd worden.
 De aan te voeren grond dient bij voorkeur van dezelfde textuurklasse te zijn als deze die aanwezig is op het perceel (lemig zand (s)).

Langsheen de noord-/westelijke perceelsgrens bevindt zich een houtkant. Ophogen onder de kroonprojectie van deze houtkant is niet toegelaten tenzij de aanvrager kan aantonen dat er langsheen deze perceelsgrens een gracht aanwezig is tussen de houtkant en de akker.

Een perceelbrede ophogingen zijn hier niet aanvaardbaar. Enkel het wegwerken van lokale depressies zijn aanvaardbaar.

In een duurzaam landbouwsysteem dient de landbouwfunctie aangepast te worden aan het fysisch milieu en niet omgekeerd.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:
 

De vergunning heeft betrekking op de aangevraagde werken.

Voorliggende aanvraag voorziet in een beperkte aanhoging, dit zowel qua oppervlakte als qua hoogte( tot max. ± 30cm op lokale plaatsen) die strikt moet gevolgd worden bij de uitvoering van de werken.

De aan te voeren grond dient, zoals in de beschrijvende nota (stedenbouw) wordt aangehaald, minstens te voldoen de VLAREBO-norm (artikel 162):
'Met behoud van de toepassing van artikel 161 kan uitgegraven bodem alleen als bodem worden gebruikt onder de drie volgende voorwaarden:
1° het gehalte aan stenen die niet van nature aanwezig zijn, bedraagt maximaal 5 massaprocent;
2° de afmeting van de stenen die niet van nature aanwezig zijn, is niet groter dan 50 mm. Voor de opvulling van een groeve, graverij, uitgraving of andere put, vergund volgens rubriek 60 van bijlage 1 bij titel I van
het VLAREM, kunnen, behalve voor de bovenste laag van 150 cm, de stenen die niet van nature aanwezig zijn, een afmeting van maximaal 200 mm hebben, op voorwaarde dat het gehalte aan die grotere stenen maximaal één massaprocent bedraagt;
3° het gehalte aan andere bodemvreemde materialen bedraagt maximaal één massa- en volumeprocent.'
 Bodemvolumes niet-verdachte grond groter dan 250 m3 of verdachte grond, ongeacht het volume, moeten steeds voorzien zijn van een technisch verslag in toepassing van het VLAREBO. Dat vermeldt of het gehalte en de afmeting van eventuele stenen voldoen aan de normering.

Hoewel er verplichtingen inzake grondverzet voor de aannemer zijn die de grond kwijt wil, dient de ontvanger/landbouwer en de vergunningverlenende- en toezichthoudende overheid er op toe te zien dat deze Vlarebo-regels gerespecteerd worden.
 De aan te voeren grond dient bij voorkeur van dezelfde textuurklasse te zijn als deze die aanwezig is op het perceel (lemig zand (s)).

Langsheen de noord-/westelijke perceelsgrens bevindt zich een houtkant. Ophogen onder de kroonprojectie van deze houtkant is niet toegelaten tenzij de aanvrager kan aantonen dat er langsheen deze perceelsgrens een gracht aanwezig is tussen de houtkant en de akker.

Een perceelbrede ophogingen zijn hier niet aanvaardbaar. Enkel het wegwerken van lokale depressies zijn aanvaardbaar.

In een duurzaam landbouwsysteem dient de landbouwfunctie aangepast te worden aan het fysisch milieu en niet omgekeerd.