Terug
Gepubliceerd op 11/12/2020

2020_CBS_03541 - Omgevingsvergunning (2020000363-ML/JH): Antwerpseweg 142, Regularisatie kantoorgebouw en IIOA voor afvalverwerking - Vergunning

College van Burgemeester en Schepenen
ma 07/12/2020 - 13:00 Bureel AD
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis, Griet Smaers, Marleen Verboven, Bart Julliams, Ben Van Looveren, Tom Corstjens, Marlon Pareijn, Francois Mylle

Afwezig

Nadine Laeremans

Secretaris

Francois Mylle

Voorzitter

Vera Celis
2020_CBS_03541 - Omgevingsvergunning (2020000363-ML/JH): Antwerpseweg 142, Regularisatie kantoorgebouw en IIOA voor afvalverwerking - Vergunning 2020_CBS_03541 - Omgevingsvergunning (2020000363-ML/JH): Antwerpseweg 142, Regularisatie kantoorgebouw en IIOA voor afvalverwerking - Vergunning

Motivering

Aanleiding en context

Uiterste beslissingsdatum voor dit dossier: 14/12/2020*

*Vergunningen verleend na deze datum worden geacht stilzwijgend te zijn geweigerd. 

VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR

 Stedenbouwkundige basisgegevens

 

Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.

Koninklijk besluit van 28 juli 1978 - Gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28/07/1978 

bestemming: woonuitbreidingsgebieden

 

De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.

De aanvraag is niet gelegen in een ruimtelijk uitvoeringsplan.

Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

De aanvraag is niet gesitueerd in een algemeen of bijzonder plan van aanleg of in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het gewestplan.

 

Overeenstemming met dit plan

De aanvraag is niet in overeenstemming met de bestemming en met de stedenbouwkundige voorschriften.

 

Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen

Niet van toepassing.

 

Verordeningen

  • Hemelwaterputten (gewestelijk)
  • gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - parkeervoorzieningen
  • gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen
  • gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening

 

 

Historiek

  • Stedenbouwkundige vergunning (OS): 08359, Het bouwen van een stapelruimte - Vergund
  • Stedenbouwkundige vergunning reguliere procedure: 2012/00158, Verlegging en sanering poielveldloop - Vergund
  • ARAB/milieu informatiedossier: 1984/A/04028, Metaalbewerking - Niet vergund
  • Melding omgevingsvergunning: 201900424, Bovengrondse opslagtank propaan 1750 liter - 

 

Aanvulling historiek

Het bedrijf is reeds 5 jaar gevestigd op die locatie zonder geldige milieuvergunning. Volgens de exploitant heeft hij het tijdelijk kantoorgebouw, bestaande uit containers, daar gebouwd na aanraden van stad Geel. Hij is ervan op de hoogte dat de locatie woonuitbreidingsgebied is, en dat een permanent gebouw zetten op deze locatie niet mocht. Er werd hem destijds meegedeeld dat de ontwikkelingsperspectieven voor dit gebied nog niet vastliggen.

De exploitant heeft voor de tijdelijke constructie geen stedenbouwkundige vergunning aangevraagd, noch een milieuvergunnning voor de activiteiten die hij er uitvoert. Na een controle door omgevingsinspectie heeft de exploitant een aanvraag ingediend voor de IIOA. De aanvraag werd onvolledig verklaard omdat het kantoorgebouw dat deel uitmaakt van de activiteit niet werd opgenomen in de aanvraag. Dit werd in deze aanvraag rechtgezet. 

Beschrijving van de omgeving en de aanvraag

De aanvraag betreft een IIOA voor afvalverwerking en het regulariseren van kantoorruimte

Type handelingen: stedenbouwkundige handelingen, exploitatie van een ingedeelde inrichting

Rubrieknummer

Omschrijving

Klasse

2.2.1.c)1°

Opslag en sortering van niet-gevaarlijk afval: 95 ton EPS afval (ZONDER VOORWERP (het artikel betreft inrichtingen waar twee of meer afvalstromen van elkaar worden gescheiden))

2

2.2.2.b)1°

Opslag en mechanische behandeling van niet-gevaarlijke afvalstoffen;  95 ton EPS afval (ZONDER VOORWERP (betreft artikel betreft inrichtingen waar twee of meer afvalstromen van elkaar worden gescheiden))

2

2.2.2.f)1°

Opslag en mechanische behandeling van andere niet-gevaarlijke afvalstoffen; 95 ton EPS-afval (NIEUW)

 

17.1.2.2.1°

Opslag van 1750 liter propaangas voor de verwarming van de kantoorgebouwen (NIEUW)

3

17.3.2.1.1.1°b)

Opslag van 0,85 ton (1000 liter) diesel voor het aandrijven van de stroomgenerator. (NIEUW)

3

23.2.1°b)

Inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 53 kW (NIEUW)

3

15.1.1°

Stallen van voertuigen, andere dan personenwagens: 6 voertuigen (NIEUW)

3

17.4.

Opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen in kleine verpakkingen (NIEUW): 3000 liter

3

17.3.6.2°b)

Opslagcapaciteit van 30 ton bindmiddel en vervaardigd product dat wordt gekenmerkt door gevaarsymbool GHS07 en GHS05 (NIEUW)

2

16.3.2°a)

Koelinstallaties (6 x 5 kW) en luchtcompressoren (2 x 10 kW): 50 kW (NIEUW)

3

17.3.4.2°b)

Opslagcapaciteit van 30 ton bindmiddel en vervaardigd product dat wordt gekenmerkt door gevaarsymbool GHS07 en GHS05 (NIEUW)

2

 

De aanvraag betreft het plaatsen van enkele containers die de kantoren voor de firma KREBO bvba zullen huisvesten. De bouwheer huurt de desbetreffende zone waarop zich momenteel al een grote opslag / werkhal bevindt. Door het gebrek van enkele kantoorruimtes op de site, wenst de bouwheer een kantoorruimte op te richten op deze locatie. Aangezien de verhuurder nog verdere plannen heeft op de site en de bouwheer geen idee heeft hoelang er nog gebruik kan gemaakt worden van de site, dient het kantoorgebouw van tijdelijke aard te zijn.

Het kantoorgebouw is hierdoor opgebouwd uit enkele gestapelde containers die onderling verbonden zijn. Door de industriële aard van de site integreert deze ingreep zich perfect op de site. Er is bewust gekozen om de kantoorruimte zo dicht mogelijk tegen de perceelsgrens te plaatsen zodoende de bouwheer nog voldoende manoeuvreerruimte heeft om met vrachtwagens en andere voertuigen de site te gebruiken. Het containergebouw heeft evenwijdig met de perceelsgrens een volledig gesloten gevel. Alle raamopeningen die zijn aangebracht zijn gericht naar de site om de link tussen de opslaghal en parkeerruimte optimaal te benutten. De bouwheer huurt de zone ondertussen vanaf 15-09-2015 en zowel de werkhal als de verhardingen zijn volledig vergund. Dit alles samen betreft +/- 3000 m². 

Het tijdelijke containergebouw dat fungeert als kantoorgebouw werd ondertussen ook al opgericht. Enkele maanden geleden heeft er een milieu-inspectie plaatsgevonden bij de bouwheer. Er werd toen aangehaald dat er een milieuvergunning nodig is voor de activiteiten die plaatsvinden op de site. Hierbij werd er eveneens gevraagd de tijdelijke constructie van containers als kantoorruimte te vergunnen. De aanvraag betreft dus een regularisatie van de tijdelijke constructie (kantoorruimte voor 5 personen). Door de onzekerheid van de duur dat men nog gebruik kan maken van de site, is het opnieuw de bedoeling dat de aanvraag gebeurt voor een constructie van tijdelijke duur. De looptijd van de vergunning is echter niet gekend. Door de ligging van de site en de positionering van het containergebouw, heeft de plaatsing van deze constructie geen enkele invloed op de omgeving of omliggende percelen.

Het bedrijf is gespecialiseerd in de verwerking van piepschuim tot Thermotec, een themisch isolerend bouwmateriaal bestaat uit een mineraal cement en EPS-parels. Het voorwerp van de aanvraag is de regularisatie van de IIOA  met rubrieken voor afvalwerking van niet-gevaarlijke stoffen, machines voor de verwerking van EPS-materiale, opslag van EPS en gevaarlijke stoffen, koelinstallaties en voertuigen. 

 

Openbaar onderzoek

Overeenkomstig de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is de gewone procedure van toepassing en moet de aanvraag openbaar gemaakt worden.

Het openbaar onderzoek werd gehouden van 10/09/2020 t.e.m. 09/10/2020. Er werden 0 bezwaren ingediend.

 

Adviezen

Op 31/08/2020 werd advies gevraagd aan OVAM - vlaremadvies@ovam.be.

Op 01/09/2020 werd advies gevraagd aan ANB - adviezen en vergunningen antwerpen.

Op 01/09/2020 werd advies gevraagd aan  VMM - advies grondwater antwerpen.

Op 01/09/2020 werd advies gevraagd aan AWV- district geel.

 

Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen

 

Planologische toets

Woonuitbreidingsgebieden zijn uitsluitend bestemd voor groepswoningbouw zolang de bevoegde overheid over de ordening van het gebied niet heeft beslist, en zolang, volgens het geval, ofwel de overheid geen besluit tot vaststelling van de uitgaven voor de voorziening heeft genomen, ofwel omtrent deze voorzieningen geen met waarborgen omklede verbintenis is aangegaan door de promotor. De woonuitbreidingsgebieden zijn reservezones van het woongebied en een instrument tot het voeren van een grondbeleid.

Wegenis

Het perceel is gelegen langsheen een gewestweg.

Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie « wonen », « verblijfsrecreatie », dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, « gemeenschapsvoorzieningen » of « openbare nutsvoorzieningen », kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.

§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken.

Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.

§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend.

Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.

§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :
1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;
2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;
 3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.

Watertoets

Artikel 8 van het decreet van 5 juli 2013 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad van 8 oktober 2013) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets genoemd wordt. Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt in een risicozone.

Mer-screening

Dit project valt niet onder de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage volgens het MER-besluit.

Natuurtoets

Het dichtsbijzijnde beschermingsgebied; GEN-gebied: De gebroekte Nete, ligt op 3014 meter van het project. Het is aannemelijk te stellen dat dit project geen negatieve impact heeft op dit gebied. 


Mobiliteit

Het bedrijf is gelegen aan de Antwerpseweg, een van de drukte verkeeraders van Geel. De ontsluiting naar grote wegen is hier gunstig, echter is deze weg nu reeds erg verzadigd. 


Milieuaspecten

Afvalverwerking

Krebo bvba is gespecialiseerd in het verwerken van de afvalstroom EPS (beter gekend als piepschuim). De firma werkt hiervoor samen met de firma Ecofill. Ecofill treedt op als inzamelaar, handelaar of makelaar (IHM) voor de ophaling van deze afvalstroom bij de diverse containerparken van IOK/MOG (Milieubedrijf Geel/Olen).
De afvalstroom wordt verzameld in grote plastic zakken of kartonnen dozen. Het betreft dus een mono-afvalstroom, voornamelijk bestaande uit zuiver EPS
 verpakkingsmateriaal. Het afval wordt rechtstreeks door de containerparken of via Ecofill aangeleverd bij Krebo.


 Na aankomst op de site wordt de afvalstroom gecontroleerd en nagekeken, eventuele verontreinigingen of vreemde materialen worden verwijderd. Vervolgens wordt het afval (tijdelijk) opgeslagen in de hal op een vloeistofdichte vloer. De plastic zakken of kartonnen dozen waarin het afval werd aangevoerd wordt apart gehouden en gesorteerd om opgehaald te worden door een geregistreerde IHM. Vervolgens wordt het EPS afval binnen in de hal op een transportband gelegd richting de vermaler/shredder. Er is nog een magneet gemonteerd boven de aanvoerband om eventuele metalen uit de afvalstroom te halen. Het EPS kan vermalen worden tot groottes variërend van 1 mm tot 8 mm. De shreddermachine en aanvoerband zijn voorzien van een elektrische aarding. De volledige verwerking van het EPS-afval vindt binnen de hal op een vloeistofdichte vloer plaats. 

Nadat het EPS vermalen is, wordt het opgeslagen in grote zak-silo's in afwachting van gebruik. In het totaal kan er ongeveer 200 m³ worden opgeslagen in 5 silo's van elk 40 m³. Er wordt een maximale opslag van 95 ton beoogd op de site.

Hierna worden deze EPS-korrels op dezelfde site gebruikt als grondstof voor het vervaardigen van het product Thermotec. Hiervoor wordt gemiddeld in het productieproces 10 kg EPS-afval per m³ afgewerkt product gebruikt. Thermotec bestaat uit een mineraal cement en EPS-parels. Thermotec kan gebruikt worden voor vloer-en zwembadisolatie. Het cement en de EPS-parels worden gemengd op de werf waar ze zullen worden gebruikt.
De exploitant vraagt twee rubrieken aan voor dezelfde afvalstof (zuivere EPS korrels). Eén voor de opslag en sortering (rubriek 2.2.1.c)1°) en één voor de opslag en mechanische bewerking (rubriek 2.2.2.b)1°). Aangezien het over dezelfde afvalstoffen gaat voor beiden rubrieken en het een monoafvalstoom betreft, dient dit volledig ingedeeld worden onder de rubriek voor de opslag en mechanische behandeling (2.2.2.f)1°).


Piepschuimkorrels worden makkelijk elektrostatisch geladen en kleven overal aan. De principes van Operation Clean Sweep® dienen te worden toegepast. Er dient extra zorg gedragen te worden om spills te vermijden. Indien ze toch voorkomen, moeten alle noodzakelijke maatregelen genomen worden om verspreiding in de omgeving en riolering te voorkomen. De exploitant brengt aan de hand van een gedocumenteerde audit in kaart waar kunststoffen in het milieu kunnen komen. Op die plaatsen neemt de exploitant extra maatregelen.  Alle voorzorgsmaatregelen dienen opgenomen te worden in het werkplan. Werknemers dienen hiertoe de nodige opleiding te krijgen. De verslagen van de audits, overzicht van de opleidingen en aanwezigheden en het werkplan dienen ter inzage gehouden te worden van de exploitant. De te volgen werkwijzes worden ten alle tijden geafficheerd op de werkplaatsen. 

De aangevraagde activiteit draagt positief bij tot het sluiten van materialenkringlopen en duurzame materialenbeleid. Verder worden de activiteiten uitgevoerd op een vloeistofdichte ondergrond binnen in de hal waardoor de impact van spills van het EPS-afval beperkt wordt. Ten slotte wordt het terrein volgens de exploitant zo proper mogelijk gehouden door regelmatig de borstelmachine te gebruiken en alle activiteiten binnen uit te voeren. 

Opslag gevaarlijke producten 

De bovengrondse opslag in vaste opslagtank voor propaangas staat naast het te vergunnen kantoorgebouw. De afstand tot het gebouw en tot de perceelgrens is, voor zover kan afgeleid worden uit de aanvraag en luchtfoto's, niet in overeenstemming met de Vlarem-voorschriften. De afstand mag overbrugd worden conform artikel 5.17.3.3.3.§2 met een veilligheidscherm. Op de luchtfoto is een scherm te zien rond de tank richting kantoorgebouw en terrein maar niet richting perceelgrens. Een verduidelijking van de toestand m.b.t. de afstand tot de perceelsgrens dient via het omgevingsloket te worden bezorgd. 

Verder is er opslag van gevaarlijke producten met eigenschappen GHS05 en GHSO7 aangevraagd. Het gaat hier om bindmiddel en afgewerkt product (EPS-parels + bindmiddel). De aanvrager vermeldt dat er 5 ton bindmiddel en afgewerkt opslagcapaciteit aanwezig is. Aangezien de gegevens in het aanvraagformulier niet overal overeenkwamen werd aan de exploitant verduidelijking gevraagd. Hieruit blijkt dat er een opslagcapaciteit is die veel groter is, namelijk 24 ton bindmiddel en 5,4 ton afgewerkt product, beide met gevaareigenschappen GHS05 en GHS07. Zij worden ingedeeld in rubriek 17.3.6.2°.b) en 17.3.4.2°b). 

Voor de aandrijving van de stroomgenerator is er een opslaghoeveelheid van 1000 liter of 830 kilo diesel. De opslag van diesel gebeurd in een dubbelwandige tank die op een vloeistofdichte vloer staat in de hal. De tank is gekoppeld aan de stroomgenerator. 

Tot slot wordt ook rubriek 17.4 aangevraagd met een hoeveelheid van 3000 liter aan producten in kleine verpakkingen waaronder onderhoudsproducten, verf en additieven. 

Afvalwater

Het water afkomstig van de te-vergunnen bureau-ruimte wordt opgevangen in een bovengrondse hemelwatertank Het water wordt aangewend voor het spoelen van de toiletten. Er wordt geen bedrijfsafvalwater geproduceerd. 

Geluid

De schredderinstallatie staat in een afgesloten hal die is gelegen op 85 m van woongebied. De schredder vermaalt in principe enkel kunststof. Daarboven staat de schredder opgesteld in een gesloten hal. De exploitant dient ten allen tijden maatregelen te nemen om de buurt niet te hinderen. 

De stroomgroep op diesel is volgens de aanvrager niet ingedeeld. Deze heeft een vermogen van 125 kW. De generator is samen met de dieseltank opgesteld in de hal. Bijkomende informatie over de stroomgenerator werd opgevraagd bij de exploitant om duidelijkheid te krijgen over het type toestel en het vermogen in kVA. Uit deze informatie kan afgeleid worden dat het gaat om een relatief nieuw toestel, geplaatst op verharde ondergrond, dichtbij de poort. Het toestel is enkel in werking wanneer de schredder in dienst wordt gesteld.

Bodem

de opslag van gevaarlijke producten en afvalverwerking rubriek 2 is een VLAREBO-activiteit, in de indelingslijst staat in kolom 4 een A. De exploitant is verplicht om bij sluiting, overdracht en om de 20 jaar een bodemonderzoek te verrichten. 

Bij het morsen van producten zoals cement moet de exploitant de spill direct op vakkundige wijze opkuisen om te voorkomen dat producten in het milieu terecht komen. De exploitant deelde telefonisch mee dat het cement bij het scheuren van een zak wordt opgekuist en terug wordt verwerkt.

Lucht

koelinstallaties

Er worden 6 koelinstallaties  van 5kW aangevraagd. Uit de aanvraag kan niet afgeleid worden wat het koelmiddelen inhoudsvermogen is van de individuele toestellen, noch wordt er informatie gegeven over het koelmiddel. Er kunnen zodoende ook geen uitspraken gedaan worden over de keuringsfrequentie en over het al dan niet verboden zijn van het gebruikte koelmiddel. De exploitant wordt daarom gewezen op de verstrengde frequentie van onderzoeken voor installaties die gebruikmaken van F-gassen. Meer informatie over F-gassen en de berekening van keuringsfrequenties: https://omgeving.vlaanderen.be/bepalingen-voor-koelinstallaties-met-f-gassen-enof-ozonlaag-afbrekende-stoffen 

De exploitant moet ten allen tijden voldoen aan de bepalingen opgenomen in artikel 5.16.3.3 Koelinstallaties van Vlarem II. Conform §3 worden in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de IIOA modaliteiten en de frequentie van die onderzoeken nader bepaald. Om de impact naar de omgeving door het lekverliezen tgv. F-gassen te beperken wordt voorgesteld een onderzoeksfrequentie op te leggen van minimum 3 jaar, indien geen andere verstrengde bepalingen conform VLAREM . Tijdens dit onderzoek wordt de installatie onderworpen aan een volledige controle en onderhoud. De overige voorschriften voor exploitatie van koelinstallaties blijven van toepassing.

 

De exploitant vraagt een afwijking van de sectorale voorwaarden: 

Weegbrug
De exploitant vraagt een afwijking aan voor de sectorale voorwaarde uit VLAREM II die betrekking heeft op het gebruik van een geijkte weegbrug (art. 5.2.1.2.§2). Van de verplichting tot het plaatsen van een weegbrug mag van de OVAM worden afgeweken indien de exploitant op een andere wijze kan voldoen aan zijn registratieverplichtingen overeenkomstig VLAREMA.
Volgens de exploitant zullend de aangevoerde afvalstoffen (via IOK en/of Ecofill) voorzien zijn van de nodige transportdocumenten en weegbonnen. Van de bonnen kan men altijd afleiden hoeveel afvalstoffen er binnen komen en worden deze zo opgenomen in de registers. De OVAM kan deze afwijking als gunstig beoordelen als er te allen tijde weegbonnen aanwezig zijn bij het geleverde EPS-afval.

Ontoegankelijkheid
De exploitant vraagt een afwijking aan in verband met de ontoegankelijkheid van de site. Gezien het hier gaat om een bedrijf dat vanop de straat niet zichtbaar is en enkel bereikbaar is langs een poort. De toegankelijkheid is dus al beperkt. Bovendien is er een poort voorzien bij de in- en uitrit van het bedrijfsterrein en een draadafspanning, links en recht wordt het terrein door gebouwen omwald, achteraan is een beperkt groenscherm. Gezien de activiteiten zich beperken tot 1 afvalstroom, EPS, lijkt deze afwijking gegeven te kunnen worden. De overige bepalingen in het artikel blijven echter van toepassing: de in- en uitrit voor vrachtwagens is voldoende breed om geen gevaarlijke verkeerssituaties te creëren noch op het terrein, noch op de openbare weg. De poorten worden enkel open gehouden onder toezicht van de exploitant of zijn bevoegde afgevaardigde. Buiten de normale openingsuren worden de poorten op slot gehouden.

Groenscherm
De exploitant vraagt een afwijking aan in verband met het voorzien van een groenscherm. Gezien de beperkt ruimte, beperkte zichtbaarheid vanop straat of de omgeving kan deze afwijking toegestaan worden. 

 

Globaal kan gesteld worden dat de risico’s voor de externen veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde exploitatie bij naleving van de opgelegde exploitatievoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen beperkt worden.

 

Goede ruimtelijke ordening

De aanvraag is niet inpasbaar in de omgeving en niet verenigbaar met de goede plaatselijke aanleg.

Conform artikel 68.§5 van het omgevingsvergunningendecreet kan een tijdelijke vergunning worden verleend met met het oog op de herlokalisatie van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit die niet verenigbaar is met de ruimtelijke bestemming. 

Resultaten openbaar onderzoek

Het openbaar onderzoek werd gehouden door aanplakking op de gewone aanplakplaatsen, van 10/09/2020 tot 09/10/2020.

Resultaat: er werden 0 bezwaren ingediend.

 

Bespreking adviezen

De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van volgende adviezen:

Het advies van Openbare Vlaamse AfvalstoffenMaatschappij - vlaremadvies@ovam.be afgeleverd op 19/10/2020 is volledig gunstig. Het advies werd verwerkt in het advies van de omgevingsambtenaar

Het advies van agentschap voor natuur en bos - adviezen en vergunningen Antwerpen afgeleverd op 30/09/2020 is  geen_advies

Het advies van Vlaamse Milieumaatschappij - advies grondwater Antwerpen afgeleverd op 01/09/2020 is   geen_advies

Het advies van agentschap wegen en verkeer - AWV- district geel afgeleverd op 04/09/2020 is volledig gunstig.

 

Besluit

De omgevingsambtenaar beslist om deels gunstig, onder strikte voorwaarden, en deels ongunstig te adviseren. 

Gezien de aanvaardbare impact die het bedrijf heeft op de omgeving en ondanks de onverenigbaarheid met de stedenbouwkundige bestemming, zoals deze nu is, wordt voorgesteld om een  omgevingsvergunning te verlenen voor duur van 5 jaar na de beslissingdatum. Hierbij wordt beroep gedaan op artikel 68, §5 van het omgevingsvergunningendecreet.
 Na deze datum vervalt de vergunning voor de stedenbouwkundige handeling en de ingedeelde activiteit. 

 

Voorwaarden

Stedenbouwkundige handeling

Woonuitbreidingsgebieden zijn uitsluitend bestemd voor groepswoningbouw zolang de bevoegde overheid over de ordening van het gebied niet heeft beslist, en zolang, volgens het geval, ofwel de overheid geen besluit tot vaststelling van de uitgaven voor de voorziening heeft genomen, ofwel omtrent deze voorzieningen geen met waarborgen omklede verbintenis is aangegaan door de promotor. De woonuitbreidingsgebieden zijn reservezones van het woongebied en een instrument tot het voeren van een grondbeleid.

Overeenkomstig het actieprogramma beleidsplan ruimte Geel 2018-2026 kan momenteel geen nieuwe ontwikkeling worden toegestaan zolang er door stad Geel geen inrichtingsstudie en RUP is opgemaakt:

Door de aanwezigheid van de bestaande handels- en bedrijfsfuncties aan de Antwerpseweg, de watergevoeligheid van het gebied en de beperkte mogelijkheden voor een goede ontsluiting van het gebied, ligt een beperkte herontwikkeling naar een lokale KMO-zone met voldoende ruimte voor water en groen hier voor de hand. De stad zal voor dit gebied een inrichtingsstudie en een RUP opmaken met aandacht voor volgende elementen:

- relatie van het gebied met zijn omgeving (meer bepaald het gebied tussen Doornboomstraat en Albertkanaal)

- relatie met de omliggende woonlinten

- aanwezigheid van natuurlijke en landschappelijke elementen in het gebied - water - gewenste invulling van het gebied. Bij de opmaak van de studie en het RUP zal ook de zone tussen Doornboomstraat en het kanaal worden meegenomen.

Ingedeelde inrichting

Rubrieken 2.2.1.c)1°) en 2.2.2.b)1°) zijn zonder voorwerp; de activiteiten zijn ingedeeld onder rubriek voor de opslag en mechanische behandeling van niet-gevaarlijke stoffen(2.2.2.f)1°)

 

 Bijzondere milieuvoorwaarden

 

  • Een verduidelijking van de toestand m.b.t. de afstand van propaangastank tot de perceelsgrens dient via het omgevingsloket te worden bezorgd. 
  • De principes van Operation Clean Sweep® dienen te worden toegepast. Er dient extra zorg gedragen te worden om spills te vermijden. Indien ze toch voorkomen moeten alle noodzakelijke maatregelen genomen worden om verspreiding in de omgeving en riolering te voorkomen. De exploitant brengt aan de hand van een gedocumenteerde audit in kaart waar kunststoffen in het milieu kunnen komen. Op die plaatsen neemt de exploitant extra maatregelen.  Alle voorzorgsmaatregelen dienen opgenomen te worden in het werkplan. Werknemers dienen hiertoe de nodige opleiding te krijgen. De verslagen van de audits, een overzicht van de opleidingen en aanwezigheden bij deze opleidingen en het werkplan dienen op het bedrijf ter inzage gehouden te worden van de toezichthouden. 
  • De minimum frequentie voor onderzoek van de koelinstallaties is 3 jaar. Tijdens dit onderzoek wordt de installatie onderworpen aan een volledige controle met lekdichtheid en werking en onderhoud. De overige bepalingen voor exploitatie van koelinstallaties blijven van toepassing. De keuringsfrequentie wordt opgenomen in het logboek van de koelinstallaties.
  • In het licht van de tijdelijke vergunning kunnen de afwijkingen op de sectorale voorwaarden betreffende het groenscherm, de ontoegankelijkheid en de weegbrug worden toegestaan.
  • De vergunning wordt toegestaan voor een periode van 5 jaar na het verlenen van deze vergunning. De vergunning voor de stedenbouwkundige handeling en voor de ingedeelde inrichtingen of activiteiten vervalt de dag na het verstrijken van deze 5 jaar na vergunningsdatums.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen beslist de vergunning, aangevraagd door KREBO BVBA, Antwerpseweg 142 bus 009 - 2440 Geel met ligging Antwerpseweg 142 bus 009v, kadastrale ligging afdeling 13373 sectie L, perceelnummer 367G, te verlenen onder strikte voorwaarden. De vergunning wordt verleend voor een termijn die verstrijkt 5 jaar na de vergunningsdatum.

De vergunning betreft de regularisatie van een kantoorgebouw, opgesteld als tijdelijke constructie, en een ingedeelde inrichting of activiteit voor de verwerking van niet-gevaarlijke afvalstoffen, met aanhorigheden. 

Artikel 2

Volgende rubrieken zijn vergund:

 

Rubrieknummer

Omschrijving

Klasse

2.2.2.f)1°

Opslag en mechanische behandeling van andere niet-gevaarlijke afvalstoffen; 95 ton EPS-afval.

2

17.1.2.2.1°

Opslag van 1750 liter propaangas voor de verwarming van de kantoorgebouwen

3

17.3.2.1.1.1°b)

Opslag van 0,85 ton (1000 liter) diesel voor het aandrijven van de stroomgenerator.

3

23.2.1°b)

Inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 53 kW

3

15.1.1°

Stallen van voertuigen, andere dan personenwagens: 6 voertuigen

3

17.4.

Opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen in kleine verpakkingen: 3000 liter

3

17.3.6.2°b)

Opslagcapaciteit van 30 ton bindmiddel en vervaardigd product dat wordt gekenmerkt door gevaarsymbool GHS07 en GHS05

2

16.3.2°a)

Koelinstallaties (6x5 kW) en luchtcompressoren (2x10 kW): 50 kW

3

17.3.4.2°b)

Opslagcapaciteit van 30 ton bindmiddel en vervaardigd product dat wordt gekenmerkt door gevaarsymbool GHS07 en GHS05

2

 

Rubrieken 2.2.1.c)1°) en 2.2.2.b)1°) zijn zonder voorwerp; de activiteiten zijn ingedeeld onder rubriek voor de opslag en mechanische behandeling van niet-gevaarlijke stoffen(2.2.2.f)1°)

Artikel 3

 Bijzondere milieuvoorwaarden

 

  • Een verduidelijking van de toestand m.b.t. de afstand van propaangastank tot de perceelsgrens dient via het omgevingsloket te worden bezorgd. 
  • De principes van Operation Clean Sweep® dienen te worden toegepast. Er dient extra zorg gedragen te worden om spills te vermijden. Indien ze toch voorkomen, moeten alle noodzakelijke maatregelen genomen worden om verspreiding in de omgeving en riolering te voorkomen. De exploitant brengt aan de hand van een gedocumenteerde audit in kaart waar kunststoffen in het milieu kunnen komen. Op die plaatsen neemt de exploitant extra maatregelen.  Alle voorzorgsmaatregelen dienen opgenomen te worden in het werkplan. Werknemers dienen hiertoe de nodige opleiding te krijgen. De verslagen van de audits, een overzicht van de opleidingen en aanwezigheden bij deze opleidingen en het werkplan dienen op het bedrijf ter inzage gehouden te worden van de toezichthouder. 
  • De minimum frequentie voor onderzoek van de koelinstallaties is 3 jaar. Tijdens dit onderzoek wordt de installatie onderworpen aan een volledige controle met lekdichtheid en werking en onderhoud. De overige bepalingen voor exploitatie van koelinstallaties blijven van toepassing. De keuringsfrequentie wordt opgenomen in het logboek van de koelinstallaties.
  • In het licht van de tijdelijke vergunning kunnen de afwijkingen op de sectorale voorwaarden betreffende het groenscherm, de ontoegankelijkheid en de weegbrug worden toegestaan.

Artikel 4

De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM zijn van toepassing.

De algemene en sectorale milieuvoorwaarden staan in titel II van het VLAREM. Bij wijziging van VLAREM wordt de exploitant geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. De integrale en geconsolideerde tekst van titel II van het VLAREM is raadpleegbaar op de Milieunavigator, via de link:   https://navigator.emis.vito.be/

 

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen drie jaar na de aanvang van de vergunde stedenbouwkundige handelingen;

4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

 

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee of drie jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

 

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.

 

§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

 

Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

 

Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.

 

In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

 

Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.



 

De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.



 

De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.



 

De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

 

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

 

Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

 

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

 

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:


1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;

2° het betrokken publiek;

3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;


4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;


5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;


6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.

 

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:


1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;


2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;


3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

 

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

 

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:

1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;

2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;

3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

 

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

 

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:

1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;

2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

 

De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

 

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

 

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

 

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

 

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid: 

1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener; 

2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing; 

3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek: 

  1. een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
  2. b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden; 

4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld. 

 

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken: 

1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks; 

2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht; 

3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°. 

 

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014. 

 

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending. 

 

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier. 

 

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden. 

 

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is. 

 

Mededeling

 

Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.