Het stadsbestuur heft een retributie voor diverse kosten en nalatigheidsintresten bij de aanmaningen voor de inning van fiscale en niet-fiscale vorderingen.
Betalingen van belastingen, retributies, huren en onkostennota’s gebeuren geregeld laattijdig waardoor de stad herinneringen en aanmaningen moet versturen om de rechten van de stad veilig te stellen. Een debiteurenbeheer is nodig om een gezonde financiële organisatie te behouden.
De verplichting om de herinneringsbrief aangetekend te sturen is door de Wet van 20 februari 2017 geschrapt omdat in de praktijk bleek dat het overgrote deel van de aangetekende herinneringsbrieven niet werden afgehaald.
Sinds 1 mei 2017 is de aangetekende herinneringsbrief vervangen door een gewone, niet aangetekende herinneringsbrief. Gemeentebesturen zijn dus in normale omstandigheden nog altijd verplicht om voorafgaand aan de gedwongen invordering van een belastingschuld een herinneringsbrief te versturen, alleen moeten ze die herinnering niet langer aangetekend opsturen.
Enkel als de verjaring van de schuld gestuit moet worden, moet het bestuur nog aangetekend aanmanen. Een gewone herinneringsbrief is immers niet verjaringsstuitend, een aangetekende aanmaning is dat wel.
Deze werkwijze wordt bevestigd in het antwoord van Vlaams Minister Liesbeth Homans op de vraag, nr. 207 van 15 januari 2018 van de Heer Marnic De Meulemeester. Het gemeentebestuur mag dus de laatste herinnering per gewone post opsturen, behalve wanneer de verjaring gestuit moet worden.
Het versturen van herinneringen en aanmaningen brengt administratieve kosten met zich mee en het is billijk dat deze kosten gerecupereerd worden bij de laattijdige betaler.
Vlaams Minister Liesbeth Homans heeft in haar antwoord op de vraag nr. 207 van 15 januari 2018 van de Heer Marnic De Meulemeester bevestigd dat het feit dat het Wetboek inkomstenbelasting vandaag geen rechtsgrond meer voorziet voor het doorrekenen van verzendingskosten op de belastingplichtige niet betekent dat het verhalen van de verzendingskost door het gemeentebestuur op de belastingplichtigen verboden is. Volgens de Vlaamse Minister zal de gemeente zich alleen zelf een rechtsbasis moeten verschaffen zoals een retributiereglement.
Verder treden we het standpunt van de Vlaamse Minister ook bij dat in de regelgeving enkel wordt opgelegd dat de verzending van de aanslagbiljetten kosteloos moet zijn voor de belastingplichtige.
Artikel 4 § 3, derde lid van het Decreet van 30 mei 2008 over de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen bepaalt dit. De verzending van de aanslagbiljetten moet met andere woorden gedragen worden vanuit de algemene middelen.
Wanneer de belastingplichtige in gebreke blijft om de belasting (tijdig) te betalen, kan volgens de Minister niet worden opgelegd dat de gemeente, en onrechtstreeks andere belastingplichtigen, meebetalen voor de extra kosten die de invordering van die schuld meebrengt. Volgens de Vlaamse Minister is in dat geval de aanrekening van bijkomende invorderingskosten op de schuldenaar aanvaardbaar.
Deze kosten kunnen volgens de Vlaamse Minister, naar analogie met artikel 94, 2e lid Gemeentedecreet, zowel de loutere verzendingskost als een kost voor de administratieve opvolging van de betaling omvatten waarvoor een forfaitair tarief kan worden vastgesteld op voorwaarde dat het tarief redelijk blijft. Van belang is volgens de Vlaamse Minister dat de aangerekende tarieven voor betalingsaanmaningen redelijk zijn.
Aangezien deze procedure ook zal toegepast worden en er dus geen aangetekende aanmaningen zullen verstuurd worden, is het redelijk om het tarief te verlagen van 20 euro naar 10 euro voor de verzending van elk volgend (laatste) bericht (aanmaning), niet aangetekend.
Dit reglement slaat op de tot de fiscale en de niet-fiscale vorderingen en is aangepast aan de ministeriële richtlijn.
Artikel 173 van de Grondwet.
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017.
Wet van 20 februari 2017, in het bijzonder nieuw lid 2 en 3 in artikel298 § 2 lid 2.
Wetboek van de inkomstenbelasting van 10 april 1992, artikel 92 en artikel 443bis, § 2, 3°.
Decreet van 30 mei 2008.
De gemeenteraad keurt het reglement in bijlage goed.