Uiterste beslissingsdatum voor dit advies: 18/12/2021
VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
Stedenbouwkundige basisgegevens
Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.
De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:
natuurgebied
De natuurgebieden omvatten de bossen, wouden, venen, heiden, moerassen, duinen, rotsen, aanslibbingen, stranden en andere dergelijke gebieden. In deze gebieden mogen jagers- en vissershutten worden gebouwd voor zover deze niet kunnen gebruikt worden als woonverblijf, al ware het maar tijdelijk.
industriegebied
De industriegebieden zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.
Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :
De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.
Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :
De aanvraag is volgens het ruimtelijk uitvoeringsplan RUP zonevreemde woningen goedgekeurd op 29 januari 2009
De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling
Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag
De aanvraag is gesitueerd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het ruimtelijke uitvoeringsplan.
Overeenstemming met dit plan
De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.
Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen
Verordeningen
gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.
gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.
algemene bouwverordening inzake weekendverblijven goedgekeurd op 8 juli 2005.
gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.
algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.
gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.
gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen goedgekeurd op 12 mei 2012.
Historiek
Overheid | Referentie | Datum besluit | Vervaldatum | Voorwerp |
Deputatie | 2/MV/MLAV1/01-429 | 16/05/2002 | 16/05/2022 | Verder in bedrijf houden van chemisch bedrijf en veranderen door uitbreiding |
MB | AMV/0004570/1022 | 24/11/2002 | 16/05/2022 | Uitspraak in beroep en aanpassing van de vergunningsvoorwaarden in verband met de atmosferische emissies8 en geluid |
Deputatie | MLVER/03-6 | 13/03/2003 | 16/05/2022 | Aktename van de melding inzake de verandering door de uitbreiding van de eenheden OSBL en PTA2 |
Deputatie | MLVER/03-69 | 24/07/2003 | 16/05/2022 | Aktename van de melding inzake de verandering door de uitbreiding van de PX-eenheid |
Deputatie | MLVER/03-85 | 14/08/2003 | 16/05/2022 | Aktename van de melding inzake de verandering door de uitbreiding van de PP2-eenheid |
Deputatie | MLAV1/04-380 | 20/01/2005 | 16/05/2022 | Vergunning voor uitbreiding en wijziging |
Deputatie | MLVER/04-143 | 03/02/2005 | 16/05/2022 | Aktename van de melding inzake de uitbreiding met een cobaltherwinningseenheid |
Deputatie | MLOV/04-127 | 22/02/2005 | 16/05/2022 | Aktename van de melding inzake de gedeeltelijke overname door de nv O&D Belgium |
Deputatie | MLVER/04-164 | 30/06/2005 | 16/05/2022 | Aktename van de melding inzake de opslitsing van de vergunningen |
Deputatie | MLVER/05-59 | 14/07/2005 | 16/05/2022 | Aktename van de melding inzake de verandering door uitbreiding van de PX-eenheid |
Deputatie | MLAV1/05-472 | 16/03/2006 | 16/05/2022 | Vergunning voor uitbreiding |
MB | AMV/4570/1038 | 12/05/2006 | 16/05/2022 | Toelating tot afwijking van artikel 5.33.0.3, van titel II van het VLAREM |
Deputatie | MLVER/06-58 | 8/06/2006 | 16/05/2022 | Vergunning voor uitbreiding |
Deputatie | MLVER/06-113 | 12/10/2006 | 16/05/2022 | Compressor in PX-eenheid en uitbreiding opslag centraal onderhoud |
Deputatie | MLAV1/06-317 | 9/11/2006 | 16/05/2022 | Vergunning voor uitbreiding: papier en karton |
Deputatie | MLAV1/06-533 | 29/03/2007 | 16/05/2022 | Uitbreiding PTA2- en PTA3-eenheden |
Deputatie | MLAV1/07-210 | 07/08/2007 | 16/05/2022 | Uitbreiding opslagcapaciteit waterzuivering |
MB | AMV/4570/1045 | 10/10/2007 | 16/05/2022 | Afwijking artikel 5.17.3.7, §2, van titel II van het VLAREM voor AF123 |
Deputatie | MLAV1/07-307 | 18/10/2007 | 16/05/2022 | Regularistie airco’s en luchtcompressor PWH |
Deputatie | MLAN3/07-36 | 17/01/2008 | 16/05/2022 | Batterij PTA3 |
Deputatie | MLVER/08-3 | 20/03/2008 | 16/05/2022 | Regularisatie airco’s en toestellen maintenance shops |
Deputatie | MLVER/08-66 | 18/12/2008 | 16/05/2022 | Uitbreiding BKG-installaties met fakkels en nooddiesels |
Deputatie | MLAV1/09-3 | 30/04/2009 | 16/05/2022 | Uitbreiding ontspanningsstation stikstof |
Deputatie | MLAV1/09-298 | 18/03/2010 | 16/05/2022 | Revisie indeling gevaarlijke stoffen rubriek 17.2 en 17.3: biogascompressor |
Deputatie | MLWV/10-03 | 12/05/2010 | 16/05/2022 | Wijziging luchtemissie- en lozingsvoorwaarden |
Deputatie | MLAV1/11-131 | 14/07/2011 | 16/05/2022 | Ethylene optimisation |
Deputatie | MLWV-2011-25 | 10/11/201 | 16/05/2022 | Wijziging lozingsvoorwaarden |
Deputatie | MLWV-2012-45 | 03/12/2012 | 16/05/2022 | Wijziging emissievoorwaarden ketel A |
Deputatie | MLVER-2012-129 | 17/01/2013 | 16/05/2022 | PIA-stop en aanpassingen |
Deputatie | MLVER-2013-165 | 20/03/2014 | 16/05/2022 | Y-rubrieken (trein 2012) |
Deputatie | MLAV1-2014-76 | 14/07/2014 | 16/05/2022 | Uitbreiding en wijziging PTA-eenheden |
Deputatie | MLWV-2014-67 | 22/01/2015 | 16/05/2022 | Wijziging voorwaarde overleg met Ineos en JBF |
Deputatie | MLWV-2015-20 | 06/08/2015 | 16/05/2022 | Wijziging Co-lozingsvoorwaarde |
Deputatie | MLVER-2015-162 | 26/05/2016 | 16/05/2022 | Omzetting conform CLP: recovered catalyst tank |
Deputatie | OMVP-2017-0013 | 10/08/2017 | 16/05/2022 | Verbindingsweg terminal |
Deputatie | OMVP-2017-0007 | 07/12/2017 | 16/05/2022 | Wijziging voorwaarde jaarlijkse immissiemeting geluid |
Deputatie | OMGP-2017-0251 | 17/05/2018 | 16/05/2022 | PX energie optimalisatie |
Deputatie | OMGP-2018-0169 | 13/09/2018 | 16/05/2022 | Nieuwe ketel E en wijziging Co-lozingsvoorwaarde |
Deputatie | OMVP-2019-0094 | 05/12/2019 | 16/05/2022 | Regularisatie brandwaterpomp; uit dienst nemen compressoren; wijziging LB1813 |
Deputatie | OMWV-2019-0036 | 28/11/2019 | 16/05/2022 | Wijziging voorwaarden BBT-evaluatie |
MB = besluit van de bevoegde Vlaamse minister
Beschrijving van de omgeving en de aanvraag
Omschrijving voorwerp iioa
De exploitant, Ineos Aromatics Belgium nv, wenst met voorliggende aanvraag de bestaande vergunning te hernieuwen en enkele veranderingen door te voeren. De huidige vergunning vervalt op 16 mei 2022 en staat op naam van ‘BP Chembel’. Op 22 januari 2021 werd de naam gewijzigd van ‘BP Chembel’ naar ‘Ineos Aromatics Belgium’.
Er werd een kopie van de publicatie in het Belgisch Staatsblad bijgevoegd bij de aanvraag. De activiteiten en organisatie van BP Chembel werden hierbij één op één overgenomen.
Ineos Aromatics Belgium nv is gespecialiseerd in de productie van gezuiverd tereftaalzuur (PTA) en paraxyleen. Er worden ook enkele bijproducten waaronder benzeen en brandstofadditieven (Gasoline Blending Component, GBC) geproduceerd tijdens het productieproces van paraxyleen.
De vergunde productiecapaciteit van de afdelingen bedraagt:
De productiecapaciteit zal niet wijzigen ten gevolge van voorliggende aanvraag. De rubrieken met betrekking tot de kerntaken blijven dan ook ongewijzigd, hiervoor wordt enkel een hernieuwing aangevraagd. De veranderingen zijn allemaal voorzien in de overige rubrieken, dewelke een efficiënte uitbating faciliteren. Deze veranderingen zijn veelal het gevolg van het vervangen van oude toestellen en het actualiseren van opslaghoeveelheden.
De exploitant vraagt een hernieuwing aan voor een vergunning met vervaldatum 16 mei 2022. Gelet op art. 70 van het Omgevingsvergunningsdecreet mag de ingedeelde inrichting of activiteit niet verder geëxploiteerd worden na de einddatum in afwachting van een definitieve beslissing over de aanvraag.
De volgende rubrieken worden aangevraagd:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid | Klasse |
3.6.3.3° | Verlaging van het maximum debiet naar 1.200 m3/h. (Verandering) | 1.200 m³/uur | 1 |
3.6.7. | Afvalwater en koelwater afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijbehorende slibproductie: 7. een zelfstandige geëxploiteerde behandeling, met uitzondering van de behandelingen inzake stedelijk afvalwater, van afvalwater ten dienste van een of meer activiteiten, aangeduid met een “X” in de vierde kolom van deze lijst (Hernieuwing) | 1 stuk | 1 |
6.4.2° | Vermindering van de hoeveelheid met 15.000 liter (Verandering) | -15.000 liter | 2 |
6.5.1° | Brandstoffen en brandbare vloeistoffen brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en): 2° overige inrichtingen (Hernieuwing) | 1 verdeelslang | 3 |
7.2. | Chemicaliën. geïntegreerde chemische inrichtingen, dat wil zeggen inrichtingen voor de fabricage op industriële schaal van stoffen door chemische omzetting waarin verschillende eenheden naast elkaar bestaan en functioneel met elkaar verbonden zijn, bestemd voor de fabricage van: 1.organische basischemicaliën (Hernieuwing) | 2.335.000 ton/jaar | 1 |
7.11.1°a) | Chemicaliën. De fabricage van: Onder fabricage in de zin van deze rubriek wordt verstaan de fabricage van de stoffen of groepen van stoffen, vermeld in deze rubriek, op industriële schaal door chemische of biologische omzetting.) 1° organisch-chemische producten, zoals: a) eenvoudige koolwaterstoffen (lineaire of cyclische, verzadigde of onverzadigde, alifatische of aromatische) (Hernieuwing) | 845000 ton/jaar | 1 |
7.11.1°b) | Chemicaliën. De fabricage van: onder fabricage in de zin van deze rubriek wordt verstaan de fabricage van de stoffen of groepen van stoffen, vermeld in deze rubriek, op industriële schaal door chemische of biologische omzetting.) 1° organisch-chemische producten, zoals: b) zuurstofhoudende koolwaterstoffen, zoals alcoholen, aldehyden, ketonen, carbonzuren, esters en mengsels van esters, acetaten, ethers, peroxiden, epoxyharsen (Hernieuwing) | 1.490.000 ton/jaar | 1 |
7.12.1°a) | Chemicaliën. Chemische industrie: 1° chemische industrie voor de behandeling van tussenproducten en vervaardiging van chemicaliën: a) chemische installatie voor de productie van organische chemicaliën met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of meer (Hernieuwing) | 2.335.000 ton/jaar | 1 |
7.13.3° | Chemicaliën. de productie van: 3° organische bulkchemicaliën door kraken, reforming, gedeeltelijke of volledige oxidatieve of vergelijkbare processen, met een productiecapaciteit van meer dan 100 ton per dag (Hernieuwing) | 7.108 ton/dag | 1 |
12.1.1.3° | Verwijderen van vermogen van niet geïnstalleerde generator stoomturbine (Verandering) | -22.600 kVA | 1 |
12.2.1° | Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: 1° 100 kVA tot en met 1.000 kVA (Hernieuwing) | 950 kVA | 3 |
12.2.2° | Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: 2° meer dan 1.000 kVA (Hernieuwing) | 402.035 kVA | 2 |
12.3.1° | Batterijen UPS sub 2.230 VAC + 98.342 VAh
Wijziging brandwaterpompen: - verwijdering van batterijen van AG203 B/D/F en AG2203C = - 23.520 VAh - plaatsen nieuwe batterijen AG2003 A/B/C = 3 x 8.160 VAh = 24.480 VAh TOTAAL: + 960 VAh (Verandering) | 99.302 VAh | 3 |
12.3.2° | Lader voor UPS sub 2: + 87 kW
Laders voor brandwaterpompen: 3 x 3,5 = 10,5 kW (Verandering) | 97,5 kW | 3 |
15.1.2° | Vermindering van het aantal voertuigen met 9 (Verandering) | -9 voertuigen | 2 |
16.1.b)3° | Behandelen van gassen: De productie (met inbegrip van de gasraffinage) of omzetting van gassen, cokesgas uitgezonderd: b) overige, met een productiecapaciteit van: 3° meer dan 100 Nm3/h (Hernieuwing) | 1.700 m3/h | 1 |
16.3.2°b) | Rubriekswijziging: samenvoeging airco’s, luchtcompressoren en andere dan luchtcompressoren. Daling geïnstalleerd elektrisch vermogen van airco’s met 100,15 kW. Airco’s: 1.210,55 kW Luchtcompressoren: 62.785 kW Andere dan luchtcompressoren: 17.563 kW (Verandering) | 81.558,55 kW | 2 |
16.5. | Behandelen van gassen: ontspanningsstations voor gassen, met een maximumdebiet van meer dan 20.000 Nm3/h (Hernieuwing) | 55.000 Nm3/h | 1 |
17.1.1.1° | Gevaarlijke stoffen: opslagplaatsen voor aerosolen waarop minstens één gevarenpictogram is aangebracht, met een gezamenlijke netto-inhoud van: 1° 300 liter tot en met 3.000 liter (Hernieuwing) | 1.000 liter | 3 |
17.1.2.1.3° | Toename a.g.v. verhoogde H2-opslag in tube trailers; verhoging gasopslag door contractoren (Verandering) | 30.750 liter | 1 |
17.1.2.2.3° | Daling met 124.700 liter als gevolg van afbraak vaste opslag. (Verandering) | -124.700 liter | 1 |
17.2.2. | Vermindering van de totale hoeveelheid met 3.441,611 ton. (Verandering) | -3.441,611 ton | 1 |
17.3.2.1.1.2° | Vervanging dieselopslag oude brandwaterpompen door dieselopslag nieuwe brandwaterpompen; correctie tankinhoud vaste recipiënten. Totaal: + 100 kg (Verandering) | 0,1 ton | 2 |
17.3.2.1.2.3° | Daling als gevolg van correctie inhoud vaste recipiënten. (Verandering) | -1.275,4 ton | 1 |
17.3.2.2.3°b) | Daling als gevolg van correctie inhoud van de vaste recipiënten (Verandering) | -1.364,44 ton | 1 |
17.3.2.3.1°a) | Gevaarlijke stoffen: opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 17.1, 17.4 en rubriek 48 17.3.2. brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02 (GHS02) 17.3.2.3. overige brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, niet vermeld in rubriek 17.3.2.1 en 17.3.2.2, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van: 1° a) 50 kg tot en met 1 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied (Hernieuwing) | 0,2 ton | 3 |
17.3.4.3° | Daling als gevolg van correctie inhoud van de vaste recipiënten (Verandering) | -499,26 ton | 1 |
17.3.5.1°a) | Gevaarlijke stoffen: 17.3.5. giftige vloeistoffen en vaste stoffen. Opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 (), met een gezamenlijke opslagcapaciteit van: 1° a) 10 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied (Hernieuwing) | 0,25 ton | 3 |
17.3.6.3° | Daling als gevolg van correctie inhoud van de vaste recipiënten (Verandering) | -2.397,45 ton | 1 |
17.3.7.3° | Daling als gevolg van correctie inhoud van de vaste recipiënten (Verandering) | -2.283,4 ton | 1 |
17.3.8.3° | Daling als gevolg van correctie inhoud van de vaste recipiënten (Verandering) | -825,7 ton | 1 |
17.4. | Correctie en verhoging opslag door contractoren (Verandering) | 190 kg | 3 |
19.6.1°a) | Hout: opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), met een capaciteit van: 1° als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied: a) meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal (Hernieuwing) | 400 m3 | 3 |
23.3.1°c) | Te verhogen naar 250 ton: meer innerliners als gevolg van toegenomen achterbelading. (Verandering) | 150 ton | 2 |
24.2. | Laboratoria: geïntegreerde, kleine laboratoria, gericht op de interne controle van eigen productieprocessen, en de bijbehorende in- en uitgaande stromen of de eigen waterzuiveringsinstallatie, waar afvalwater, eigen aan de laboratoriumtechnieken, gegenereerd wordt (Hernieuwing) | 1 labo | 3 |
29.5.2.2°a) | Toestellen worden gegroepeerd per werkplaats; afronding tot: PTA-shop: 30 kW PX-shop: 20 kW Centr shop: 175 kW AFE-shop: 75 kW Contractors: 100 kW (Verandering) | 28,4 kW | 2 |
29.5.3.1°a) | Toestellen worden gegroepeerd per werkplaats; afronding van de vermogens: PTA-shop 50 kW PX-shop 30 kW Centr. shop 70 kW Daling met 8,5 kW (Verandering) | -8,5 kW | 3 |
29.5.5.1°a) | Uitbreiding met US-reiniger in de PX-shop: 50 liter (Verandering) | 50 liter | 3 |
29.5.7.2°b)1) | Metalen: metalen of voorwerpen uit metaal (bewerking of behandeling van): ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van: 2° andere organische oplosmiddelen met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van: b) 1) meer dan 1000 liter tot en met 5000 liter, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied (Hernieuwing) | 1.600 liter | 2 |
31.1.3° | Wijziging brandwaterpompen: verwijdering van: AG203 B/D/F en AG2203C = - 4.064 kW bijplaatsen van: AG2003 A/B/C = + 1.800 kW Totaal: daling met 2.264 kW (Verandering) | -2.264 kW | 1 |
39.1.3° | Stoomtoestellen en warmwatertoestellen: andere stoomgeneratoren dan lagedrukstoomgeneratoren, met een individuele inhoud van: 3° meer dan 5.000 liter (Hernieuwing) | 35.400 liter | 2 |
39.2.1° | Daling: niet geïnstalleerde installaties en uit dienst zijnde installaties worden verwijderd uit de vergunning: - LE108: 1.300 liter - LE185: 1.400 liter (Verandering) | -2.700 liter | 3 |
39.2.2° | Daling: niet geïnstalleerde installaties en uit dienst zijnde installaties worden verwijderd uit de vergunning: - LE941: 112.000 liter - LH945A: 9.000 liter - LH945B: 6.000 liter (Verandering) | -127.000 liter | 2 |
39.4.1° | Stoomtoestellen en warmwatertoestellen: andere warmtewisselaars dan de warmtewisselaars, vermeld in rubriek 39.2, en de warmtewisselaars voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van: 1° 25 liter tot en met 5.000 liter (Hernieuwing) | 11.702 liter | 3 |
39.4.2° | Daling: niet geïnstalleerde installaties en uit dienst zijnde installaties worden verwijderd uit de vergunning: - LE135: 101.400 liter - LE145: 93.200 liter (Verandering) | -194.600 liter | 2 |
39.5.1° | Daling: niet geïnstalleerde installaties en uit dienst zijnde installaties worden verwijderd uit de vergunning: - LC640: 22,6 MW (Verandering) | -22,6 MW | 2 |
43.1.3° | Stookinstallaties: het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van: 3° meer dan 5.000 kW (Hernieuwing) | 395.500 kW | 1 |
43.3.2° | Wijziging brandwaterpompen: verwijdering van: AG203 B/D/F en AG2203C = - 4.368 kW bijplaatsen van: AG2003 A/B/C = + 3.600 kW. Totaal: daling met 768 kW (Verandering) | -0,768 MW | 1 |
43.4. | Stookinstallaties: installaties voor het verbranden van brandstof met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20MW, met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of huishoudelijk afval (Hernieuwing) | 1.206,5 MW | 1 |
Openbaar onderzoek
Overeenkomstig de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is de gewone procedure van toepassing en moet de aanvraag openbaar gemaakt worden.
Het openbaar onderzoek werd gehouden van 8 november 2021 t.e.m. 7 december 2021.
Er werd een informatievergadering gehouden op 25 november 2021.
Er werden 3 bezwaarschriften ingediend. Deze zijn ontvankelijk.
Inhoud bezwaarschriften
Evaluatie Bezwaarschriften
De bezwaarschriften bevatten elementen die gegrond zijn.
1. Geur
De geurhinder afkomstig van de waterzuivering van BP wordt veroorzaakt door een aantal componenten (azijnzuur, methylacetaat en benzaldehyde) met een lage geurdrempel en niet door benzeen.
Deze aanpak laat toe de geurimpact voldoende te beperken. Een specifieke kwantificatie van de verwachte reductie is weinig zinvol gezien deze moeilijk éénduidig voorafgaand te bepalen is. De aanpak laat weliswaar zeker toe om de impact ter hoogte van de meest nabije woningen in het noordoosten te doen dalen tot onder het niveau van een aanzienlijk negatief effect. In het bijzonder omdat de woningen gelegen zijn op de grens van ‘aanzienlijk negatief effect’ en ‘negatief effect’.
In tweede instantie wordt als aanbeveling opgenomen om te onderzoeken of er nog mogelijkheden zijn voor een aanvullende geuremissiereductie van de productie-eenheden (of buffertanks). Dit vergt echter een diepgaander bronnenonderzoek om specifieker relevante bronnen aan te duiden en de mogelijkheid tot aanvullende maatregelen te evalueren.
2. Benzeen
3. Geluid
4. Kobalt en zink in het oppervlaktewater
5. NOx-emissies
In het kader van onderzoek naar mogelijke milderende maatregelen om de impact ten aanzien van de N-depositie te milderen (zie discipline biodiversiteit), werd een specifieke bedrijfsinterne studie opgestart om na te gaan in hoeverre een relevante NOx-emissiereductie op een kosteneffectieve manier haalbaar is. Als beoordelingscriterium wordt hierbij de haalbare eenheidsreductiekost gehanteerd zoals opgenomen in het Vlaamse Luchtbeleidsplan 2030."
"Het geheel van de NOx-emissiereducties die ten opzichte van de geplande situatie kan gerealiseerd worden bedraagt circa 18.7 Ton NOX/ j voor de aanpassingen HB1601 en 4.4 Ton NOx/j voor het Frozen project. Uit de modelberekeningen met IMPACT blijkt dat dit aanleiding zal geven tot een verlaagde impact."
6. expertise
Voor specifieke vragen over de NOx-emissies, scope 2- en scope 3-emissies, de metingen, gebruikte methodes, gemaakte afwegingen, voorgestelde milderende maatregelen van het MER verwijzen we naar het Team MER omdat stad Geel niet de nodige expertise bezit om hier een sluitend antwoord op te geven.
7. klimaatplan
De stad Geel sluit zich aan bij het eventueel verder uitwerken van een klimaatplan waarbij de verschillende emissies worden meegeteld.
Adviezen
Op 4 november 2021 werd het advies ontvangen van Vlaams Energieagenschap
zie bijlage voor advies energie-efficiëntie luik
Advies: volledig gunstig
Op 2 december 2021 werd het advies ontvangen van Departement Omgeving
Zie bijlage
Advies: ongunstig
Op 22 November 2021 werd het advies ontvangen van Fluxys
Advies: voorwaardelijk gunstig
Op 2 december 2021 werd het advies ontvangen van de Interkommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen
Advies: voorwaardelijk gunstig
Zie bijlage
Project-MER
Overwegende dat Team MER voor het project-MER optreedt als adviesverlenende instantie adviseren we om het standpunt van deze administratie m.b.t. het Project-MER te volgen aangezien stad Geel niet over de expertise beschikt die noodzakelijk is om hierover een voldoende onderbouwd advies te verlenen.
Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen
Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het advies verleend door de intercommunale ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen (IOK) zoals hieronder weergegeven.
Natuurtoets
De exploitatie is gelegen aanpalend aan VEN-gebied en habitatrichtlijngebied en op ca. 9,3 km van vogelrichtlijngebied. De exploitant voegt bij de aanvraag een passende beoordeling toe dewelke de effecten op VEN-gebieden en speciale beschermingszones in concreto onderzoekt op een concrete en individuele wijze.
In de passende beoordeling wordt geconcludeerd dat de exploitatie in de toekomstige situatie voor de omliggende habitats een bijdrage van 1,3 % van de KDW voor verzuring. Voor vermesting wordt voor de actuele habitats een bijdrage van < 1 % berekend.
Wanneer de zoekzones mee in rekening gebracht worden, wordt voor vermesting een bijdrage van 1,4 % bekomen, voor verzuring zou dit 1,9 % bedragen.
De passende beoordeling onderzoekt of er kostenefficiënte reductiemaatregelen mogelijk zijn om de impact zo veel als mogelijk te minimaliseren. Een mogelijke reductiemaatregel, die voldoet aan de kosteneffectiviteitsdrempel van 8,6 €/kg NOx, is de installatie van Low-NOx-branders op het bestaande hete oliefornuis ‘HB1601’ op de PTA2-eenheid. In de passende beoordeling wordt eveneens aangesloten bij de milderende maatregelen met betrekking tot de disciplines Oppervlaktewater en Lucht die in het project-MER voorgesteld worden. Dit betreft volgende maatregelen.
Oppervlaktewater
Lucht
In het project-MER wordt vermeld dat de Low-NOx branders op PTA2-eenheid enkel kosteneffectief is bij een afschrijvingsperiode van ca. 15 jaar. De levensduur van de PTA2-eenheid is mogelijks echter beperkt wegens verschuivingen in de PTA-markt. De exploitant verwacht in 2023 duidelijkheid te hebben over de nog verwachte levensduur van de PTA2-eenheid.
Het lijkt aangewezen dat de exploitant de milderende maatregelen zoals opgenomen in het project-MER en de passende beoordeling uitvoert. Voor de Low-NOx branders kan het resultaat van de levensduuranalyse van de PTA2-eenheid afgewacht worden. Indien hieruit blijkt dat, met actuele prijzen, een Low-NOx brander kosteneffectief is, dient deze geïmplementeerd te worden.
Mobiliteit
In het Project-MER wordt een beeld geschept van de transporthoeveelheden in 2019. Aardgas, stikstof en waterstof worden geleverd via pijpleidingen. Zie de tabel hieronder voor een overzicht van de transporthoeveelheden.
| Aantal aanvoer | Aantal afvoer |
Vrachtwagens | 511 (14.607 ton) | 23.542 (633.779 ton) |
Spoorwagens | 0 | 2.990 (208.620 ton) |
Schepen | 457 (995.763 ton) | 93 (163.989 ton) |
De exploitant wenst te benadrukken dat voor het grootste deel van de aanvoer/afvoer reeds gebruik maakt van alternatieve transportmiddelen zoals pijpleidingen, spoorweg en binnenvaart. Zo wordt ca. 98,6 % van de grondstoffen aangevoerd via schepen.
In de geplande situatie, wanneer de momenteel vergunde productiecapaciteit volledig wordt benut, zal het vrachtwagentransport toenemen tot max. 23% ten opzichte van de actuele situatie. Dit komt in totaal neer op ca. 29.500 vrachtwagentransporten per jaar. Er is geen toename ten opzichte van de momenteel vergunde situatie, enkel t.o.v. de huidige situatie waarbij de vergunde productiecapaciteit niet volledig wordt benut.
Het Project-MER concludeert dat de risico’s op het ontstaan van mobiliteitsproblemen afdoende beheerst zijn en geen verder onderzoek vereisen aangezien er geen toename is ten opzichte van de momenteel vergunde situatie en er voldoende parkeerplaatsen voorzien zijn op het terrein alsook een fietsenstalling
Milieuaspecten
Water
Bedrijfsafvalwater
De exploitant wenst het maximale debiet van de lozing van bedrijfsafvalwater in de vergunning te verlagen tot 1.200 m³/u, 28.800 m³/dag en 10.512.000 m³/jaar, hiervoor wordt geen directe reden opgegeven. Dit afvalwater wordt on-site gezuiverd in de waterzuiveringsinstallatie van de exploitant. De afvalwaterzuiveringsinstallatie bestaat uit een buffersectie, 3 anaerobe reactoren, 3 beluchtingsbekkens en 4 nabezinkers. Na de zuivering wordt het afvalwater via een gracht of RWA-leiding geloosd in oppervlakte, de Grote Nete.
Er worden geen veranderingen gepland aan de waterzuivering. Indien er in het verleden zich geen problemen voordeden met betrekking tot de waterzuivering worden in de toekomst eveneens geen problemen verwacht.
Overwegende dat VMM, Afdeling afvalwater voor de aangevraagde rubrieken 3.6.3.3° en 3.6.7. optreedt als adviesverlenende instantie omtrent de gevraagde hernieuwing en verandering van de debieten en concentraties, adviseren we om het standpunt van deze administratie m.b.t. de werking en de gevraagde debieten te volgen aangezien IOK niet over de hydrologische gegevens beschikt die noodzakelijk zijn om een voldoende onderbouwd advies te verlenen betreffende de mogelijke gevolgen van de lozing van bedrijfsafvalwater voor de bodem en oppervlaktewateren.
Huishoudelijk afvalwater
Het huishoudelijke afvalwater wordt in de project-MER (tabel V.1) geschat op 36.000 m³/jaar. Dit debiet wordt bij het bedrijfsafvalwater geteld aangezien beide stromen door de waterzuivering gezuiverd worden en als één effluent geloosd worden.
Lucht
De beoordeling van de discipline luchtemissies werd hierboven reeds geduid. Met betrekking tot geur geeft de exploitant aan dat er in 2018 en 2019 respectievelijk 7 en 8 meldingen van geurhinder zijn binnengekomen. Deze worden geregistreerd en bijgehouden. Ca. 50 % van de meldingen waren toewijsbaar aan incidenten of aan de emissies van de waterzuivering.
De wijziging in de geplande situatie versus de actuele situatie die een potentiële impact op de geuremissies heeft, betreft de plaatsing van één bijkomende opslagtank voor gemengde xylenen van 15.000 m³. Deze opslagtank zal geplaatst worden in het bestaande tankenpark. Gelet op het type aanwezige product (gemengde xylenen: deze hebben een relatief hoge geurdrempelwaarde) en type tanks dat wordt toegepast bij BP worden hiervan geen relevante geuremissies verwacht.
In het project-MER wordt een volledige afdekking van de bufferbekkens AM729 en AM730 met drijvende structuren/elementen voorgesteld. Dit om de geuremissie van de waterzuiveringsinstallatie te beperken. De impact hiervan op de werking van de waterzuivering, zoals het effect op de temperatuur van de waterstromen en de noodzaak tot bijkomende koeling, dient hierbij weliswaar in beschouwing genomen te worden.
Het lijkt aangewezen dat de exploitant een onderzoek doet naar de beperking van de geuremissie, zoals voorgesteld in het project-MER.
Geluid
De geluidsemissie van de inrichting, en de impact op de omgeving, in de huidige en toekomstige situatie wordt in het Project-MER uitvoerig besproken. De grootste impact op omliggende receptorpunten is afkomstig van de exploitatie van de PTA3-eenheid. Het project-MER raadt aan om in de mate van het mogelijke maatregelen te nemen om het immissierelevant geluidsvermogenniveau van de huidige exploitatie van de PTA3-eenheid te reduceren. Welke maatregelen hiervoor noodzakelijk, geschikt en haalbaar zijn, dient nog verder onderzocht te worden.
Bij de aanvraag zijn enkele bezwaren met betrekking tot geluidshinder afkomstig van het laden en lossen van schepen ingediend. Het project-MER zegt hierover dat geluidshinder t.g.v. de activiteiten van Ineos Aromatics Belgium nv niet uit te sluiten is. Gelet op het klachtenpatroon in de actuele situatie, en in de veronderstelling dat de preventieve maatregelen zoals vermeld in §4.3.4. van het project-MER onverminderd worden toegepast in de geplande situatie, wordt echter in de geplande situatie niet verwacht dat het zou gaan om onaanvaardbare hinder.
De preventieve maatregelen waarover sprake is, zijn de volgende:
“Om de bijdrage van een laad- en losactiviteiten met een binnenschip op het aanwezige omgevingsgeluid tot een minimum te beperken, worden aan de rederijen specifieke geluidseisen opgelegd voor de binnenschepen die laad- / losactiviteit bij BP Chembel N.V. kunnen uitvoeren. Om na te gaan of een binnenschip kan opereren binnen de geldende voorwaarden van Vlarem II, wordt de geluidsimmissie van een binnenschip, door middel van metingen in situ tijdens een laad en losactiviteit, getoetst aan de geldende limietwaarde ter hoogte van de meest kritische referentiepunten. Op deze manier kan de geluidsimpact van een binnenschip tot een minimum herleid worden, zodat deze geen relevante invloed heeft op het geluidsklimaat in de omgeving van het bedrijf.”
Gemiddeld gezien werd er in 2019 minder dan één klacht per maand geregistreerd met betrekking tot geluid. In 2018 was dit nog het dubbele. Om de geluidshinder tot een minimum te beperken wordt geadviseerd dat de exploitant onderzoekt of de aanleg van walstroom een mogelijkheid is. Zo worden onnodige luchtemissies en geluidshinder vermeden. Voornamelijk ’s nachts zijn de generatoren van schepen goed hoorbaar in de omgeving waardoor walstroom mogelijks een grote impact kan hebben op de hinderbeleving.
Bodem
Ineos Aromatics Belgium nv geeft aan dat een zorgsysteem opgezet werd dat in 2000 ISO-14001 gecertifieerd werd. Het zorgsysteem voorziet in risicoanalyses, preventieve controles en onderhoud, calamiteitenprocedure, ... Preventieve controleprogramma’s ter voorkoming van lekken naar de bodem behoren tot de standaard onderhoudsactiviteiten. De installaties worden met zekere frequentie aan HAZOP-studies onderworpen.
De procesinstallaties en de laad- en losplaatsen zijn gebouwd op een vloeistofdichte verharding en voorzien van een vloeistofdichte inkuiping (opstaande rand van om en bij 15 cm). In 2018 werden de opslagtanks en inkuipingen aan een grondige evaluatie onderworpen m.b.t. het voldoen aan de Vlarem-vereisten inzake volume en scheidingsafstand. Er werden 9 inkuipingen gedefinieerd met tekorten, waarvoor projectvoorstellen geformuleerd werden. Eén van deze projecten werd ondertussen reeds uitgevoerd. Tijdens de standaard controles van de inkuipingen, welke op regelmatige basis gebeuren, wordt extra aandacht geschonken aan de vloeistofdichtheid van de inkuiping, toestand van de voegen en afdichtingen, … Waar nodig wordt actie genomen ter herstelling. Dit actieplan werd ook toegelicht aan Toezicht ZwareRisicobedrijven (TZR) van FOD WASO en aan de toezichthouder van de afdeling Handhaving Milieu. De uitvoering van het actieplan wordt door hen opgevolgd.
Tijdens de constructiefase zal rekening gehouden worden met de wetgeving inzake grondverzet. Daarnaast zal er een beperkte bronbemaling noodzakelijk zijn. De invloedstraal van deze bemaling zal echter beperkt zijn en geen relevante effecten op de bodem en het grondwater veroorzaken.
In het project-MER wordt geconcludeerd dat de risico’s op het ontstaan van bodem- en grondwaterverontreiniging t.g.v. de exploitatie van zogenaamde risico-inrichtingen afdoende beheerst zijn en geen verder onderzoek vereisen.
Gelet op het feit dat het actieplan reeds opgevolgd wordt door TZR en de afdeling Handhaving Milieu lijkt er geen onaanvaardbaar risico te bestaan op bodemverontreiniging.
Gevaarlijke producten
De exploitant wenst met voorliggende hernieuwing eveneens de opslaghoeveelheden te actualiseren. De meeste opslaghoeveelheden zullen dalen als gevolg van enerzijds een correctie van de inhoud van de vaste houders en anderzijds de gedeeltelijke afbraak van de vaste gasopslag. De rubrieken waarbij wel een stijging van de hoeveelheden genoteerd werd, zijn de volgende:
Met de geplande wijziging zal een bijkomende opslagtank voor xylenen voorzien worden in het bestaande tankenpark. Hierbij zullen idem als voor de actuele situatie de vigerende voorwaarden zoals opgenomen in Vlarem II gevolgd worden (inkuiping, periodieke onderzoeken, etc.). Flexibele verbindingen om koolwaterstoffen te transporteren worden met flenzen aangesloten aan het leidingnet en maken deel uit van een onderhoudsprogramma.
Gelet op de beperkte stijgingen lijkt er geen risico te bestaan met betrekking tot de gevraagde opslag van gevaarlijke producten indien de exploitant de vigerende wetgeving nauwgezet volgt. Uit de informatie in de aanvraag blijkt dit het geval te zijn.
Afval
Afvalstoffen eigen aan het proces van de betrokken PTA2- en PTA3-eenheid en PX-eenheid zijn onder meer afvalolie, carbon, katalysator, oliehoudend afval, allerlei filters, tereftaalzuur, thermische olie, waterzuiveringsslib, kalkslib, … De inrichting beschikt over een milieumanagementsysteem dat verschillende procedures bevat met betrekking tot afval. De belangrijkste afvalstromen voor de verschillende installaties zijn een gevolg van het watergebruik. Doordat Ineos Aromatics Belgium nv het waterverbruik in de installaties probeert te minimaliseren (zie verder) worden ook deze afvalstromen verder beperkt.
Zware ongevallen of rampen
In de bijgevoegde veiligheidsnota “Addendum R_17_2bis OVR_20_10 BP EV” (dd. 28/04/2021) wordt gesteld dat de 10-5/jaar-risicocontour in de situatie zonder faalfrequentiereductie (zonder FFR) de zuidelijke terreingrens met ca. 120 m overschrijdt, de westelijke terreingrens met 26 m en de oostelijke terreingrens met ca. 14 m. Binnen deze overschrijding zijn Ineos (beperkte personendichtheid), de administratieve en productiegebouwen van JBF, de Amocolaan en Katoennatie (beperkte personendichtheid), gesitueerd. Voor wat het groepsrisico betreft, wordt voldaan aan het geldende groepsrisicocriterium in de geplande situatie.
Gelet op de expertise van het Team Externe Veiligheid met betrekking tot veiligheidsrapportage verdient het de aanbeveling om voor het OVR het advies van het Team Externe Veiligheid, die over de nodige expertise beschikt, te volgen.
Gevraagde afwijking
Een overzicht van alle huidige bijzondere voorwaarden is in addendum Q0 gevoegd. Waar relevant werden voorstellen tot beperkte aanpassing bijgevoegd.
Voor de bijstelling van de bijzondere voorwaarde uit de vergunning m.b.t. de jaarlijkse immissiecampagne naar benzeen, tolueen, xyleen en methylbromide, werd bijkomende info toegevoegd in addendum Q1.
Voor de bijstelling van de bijzondere voorwaarde in afwijking van algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II m.b.t. opslag, werd bijkomende info toegevoegd in addendum Q2.
Afwijking wordt gevraagd van de algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem III m.b.t. meting van parameters ter optimalisatie van de verbranding in procesfornuizen. De informatie is opgenomen in addendum Q4.
Gelet op de specifieke aard van de gevraagde bijstellingen lijkt het, gelet op hun expertise, aangewezen voor deze bijstellingen het standpunt van de specifieke adviesinstanties te volgen.
Conclusie milieutechnische beoordeling
Met betrekking tot de onderzochte milieutechnische aspecten in voorliggende beoordeling en op basis van de gegevens in de aanvraag lijkt gesteld te kunnen worden dat er geen indicaties zijn tot het verlenen van een negatief advies. Het lijkt echter wel aangewezen om bij eventuele vergunningverlening in de mate van het mogelijke rekening te houden met onderstaande bemerkingen, aanvullingen, aanbevelingen en/of voorstellen voor bijzondere voorwaarden.
Overwegende dat VMM, Afdeling afvalwater voor de aangevraagde rubrieken 3.6.3.3° en 3.6.7. optreedt als adviesverlenende instantie omtrent de gevraagde hernieuwing en verandering van de debieten en concentraties, adviseren we om het standpunt van deze administratie m.b.t. de werking en de gevraagde debieten te volgen aangezien IOK niet over de hydrologische gegevens beschikt die noodzakelijk zijn om een voldoende onderbouwd advies te verlenen betreffende de mogelijke gevolgen van de lozing van bedrijfsafvalwater voor de bodem en oppervlaktewateren.
Het lijkt aangewezen dat de exploitant de milderende maatregelen zoals opgenomen in het project-MER en de passende beoordeling uitvoert. Voor de Low-NOx branders kan het resultaat van de levensduuranalyse van de PTA2-eenheid afgewacht worden. Indien hieruit blijkt dat, met actuele prijzen, een Low-NOx brander kosteneffectief is, dient deze geïmplementeerd te worden.
In het project-MER wordt een volledige afdekking van de bufferbekkens AM729 en AM730 met drijvende structuren/elementen voorgesteld. Dit om de geuremissie van de waterzuiveringsinstallatie te beperken. De impact hiervan op de werking van de waterzuivering, zoals het effect op de temperatuur van de waterstromen en de noodzaak tot bijkomende koeling, dient hierbij weliswaar in beschouwing genomen te worden.
Om de geluidshinder tot een minimum te beperken, wordt geadviseerd dat de exploitant onderzoekt of de aanleg van walstroom een mogelijkheid is. Zo worden onnodige luchtemissies en geluidshinder vermeden. Voornamelijk ’s nachts zijn de generatoren van schepen goed hoorbaar in de omgeving waardoor walstroom mogelijk een grote impact kan hebben op de hinderbeleving.
Gelet op de expertise van het Team Externe Veiligheid met betrekking tot veiligheidsrapportage verdient het de aanbeveling om voor het OVR het advies van het Team Externe Veiligheid, die over de nodige expertise beschikt, te volgen.
Resultaten openbaar onderzoek
Het openbaar onderzoek werd gehouden van 8 november 2021 tot en met 7 december 2021. Naar aanleiding van het openbaar onderzoek werden er 3 bezwaarschriften ontvangen.
Bespreking adviezen
De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van de volgende adviezen en beoordeeld deze als volgt:
Conclusie
Het college van burgemeester en schepenen volgt het advies en de voorwaarden verleend door de intercommunale ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen (IOK).
Uitgaande van de gegevens opgenomen in het aanvraagdossier en rekening houdende met bovenstaande bemerkingen dient deze vergunningsaanvraag voor het onderdeel ‘ingedeelde inrichting of activiteit’ te worden geadviseerd als voorwaardelijk gunstig.
Bijzondere milieuvoorwaarden
indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen.
Lasten
Niet van toepassing
Het college der burgemeester en schepenen volgt het advies en de voorwaarden verleend door de intercommunale ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen (IOK).
Uitgaande van de gegevens opgenomen in het aanvraagdossier en rekening houdende met bovenstaande bemerkingen dient deze vergunningsaanvraag voor het onderdeel ‘ingedeelde inrichting of activiteit’ te worden geadviseerd als voorwaardelijk gunstig.
indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen:
Bijzondere voorwaarden
Het college der burgemeester en schepenen vraagt aan de hogere overheid om het gebruik van diverse producten die in de vergunning mee zijn opgenomen (o.a. benzeen, xyleen, methylacetaat, de aanwezigheid van kobalt in het oppervlaktewater) verder te monitoren.