Terug
Gepubliceerd op 14/12/2021

2021_CBS_03370 - Omgevingsvergunning (OMV_2020132036): Ineos Aromatics NV, Amocolaan 2, 2440 Geel - Advies

College van Burgemeester en Schepenen
ma 13/12/2021 - 13:00 digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis; Nadine Laeremans; Griet Smaers; Bart Julliams; Tom Corstjens; Marlon Pareijn; Pieter Cowé; Luc Van Laer; Francois Mylle, Algemeen Directeur

Secretaris

Francois Mylle, Algemeen Directeur

Voorzitter

Vera Celis
2021_CBS_03370 - Omgevingsvergunning (OMV_2020132036): Ineos Aromatics NV, Amocolaan 2, 2440 Geel - Advies 2021_CBS_03370 - Omgevingsvergunning (OMV_2020132036): Ineos Aromatics NV, Amocolaan 2, 2440 Geel - Advies

Motivering

Aanleiding en context

Uiterste beslissingsdatum voor dit advies: 18/12/2021



VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR

Stedenbouwkundige basisgegevens

 

Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.

De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:

natuurgebied

De natuurgebieden omvatten de bossen, wouden, venen, heiden, moerassen, duinen, rotsen, aanslibbingen, stranden en andere dergelijke gebieden. In deze gebieden mogen jagers- en vissershutten worden gebouwd voor zover deze niet kunnen gebruikt worden als woonverblijf, al ware het maar tijdelijk.

industriegebied

De industriegebieden zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.

 

Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.

 

Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is volgens het ruimtelijk uitvoeringsplan RUP zonevreemde woningen goedgekeurd op 29 januari 2009

 

De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling

 

Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

De aanvraag is gesitueerd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het ruimtelijke uitvoeringsplan.

 

Overeenstemming met dit plan

De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.

 

Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen

 

Verordeningen

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.

algemene bouwverordening inzake weekendverblijven goedgekeurd op 8 juli 2005.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.

algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen goedgekeurd op 12 mei 2012.

 

Historiek

Overheid

Referentie

Datum besluit

Vervaldatum

Voorwerp

Deputatie

2/MV/MLAV1/01-429

16/05/2002

16/05/2022

Verder in bedrijf houden van chemisch bedrijf en veranderen door uitbreiding

MB

AMV/0004570/1022

24/11/2002

16/05/2022

Uitspraak in beroep en aanpassing van de vergunningsvoorwaarden in verband met de atmosferische emissies8 en geluid

Deputatie

MLVER/03-6

13/03/2003

16/05/2022

Aktename van de melding inzake de verandering door de uitbreiding van de eenheden OSBL en PTA2

Deputatie

MLVER/03-69

24/07/2003

16/05/2022

Aktename van de melding inzake de verandering door de uitbreiding van de PX-eenheid

Deputatie

MLVER/03-85

14/08/2003

16/05/2022

Aktename van de melding inzake de verandering door de uitbreiding van de PP2-eenheid

Deputatie

MLAV1/04-380

20/01/2005

16/05/2022

Vergunning voor uitbreiding en wijziging

Deputatie

MLVER/04-143

03/02/2005

16/05/2022

Aktename van de melding inzake de uitbreiding met een cobaltherwinningseenheid

Deputatie

MLOV/04-127

22/02/2005

16/05/2022

Aktename van de melding inzake de gedeeltelijke overname door de nv O&D Belgium

Deputatie

MLVER/04-164

30/06/2005

16/05/2022

Aktename van de melding inzake de opslitsing van de vergunningen

Deputatie

MLVER/05-59

14/07/2005

16/05/2022

Aktename van de melding inzake de verandering door uitbreiding van de PX-eenheid

Deputatie

MLAV1/05-472

16/03/2006

16/05/2022

Vergunning voor uitbreiding

MB

AMV/4570/1038

12/05/2006

16/05/2022

Toelating tot afwijking van artikel 5.33.0.3, van titel II van het VLAREM

Deputatie

MLVER/06-58

8/06/2006

16/05/2022

Vergunning voor uitbreiding

Deputatie

MLVER/06-113

12/10/2006

16/05/2022

Compressor in PX-eenheid en uitbreiding opslag centraal onderhoud

Deputatie

MLAV1/06-317

9/11/2006

16/05/2022

Vergunning voor uitbreiding: papier en karton

Deputatie

MLAV1/06-533

29/03/2007

16/05/2022

Uitbreiding PTA2- en PTA3-eenheden

Deputatie

MLAV1/07-210

07/08/2007

16/05/2022

Uitbreiding opslagcapaciteit waterzuivering

MB

AMV/4570/1045

10/10/2007

16/05/2022

Afwijking artikel 5.17.3.7, §2, van titel II van het VLAREM voor AF123

Deputatie

MLAV1/07-307

18/10/2007

16/05/2022

Regularistie airco’s en luchtcompressor PWH

Deputatie

MLAN3/07-36

17/01/2008

16/05/2022

Batterij PTA3

Deputatie

MLVER/08-3

20/03/2008

16/05/2022

Regularisatie airco’s en toestellen maintenance shops

Deputatie

MLVER/08-66

18/12/2008

16/05/2022

Uitbreiding BKG-installaties met fakkels en nooddiesels

Deputatie

MLAV1/09-3

30/04/2009

16/05/2022

Uitbreiding ontspanningsstation stikstof

Deputatie

MLAV1/09-298

18/03/2010

16/05/2022

Revisie indeling gevaarlijke stoffen rubriek 17.2 en 17.3: biogascompressor

Deputatie

MLWV/10-03

12/05/2010

16/05/2022

Wijziging luchtemissie- en lozingsvoorwaarden

Deputatie

MLAV1/11-131

14/07/2011

16/05/2022

Ethylene optimisation

Deputatie

MLWV-2011-25

10/11/201

16/05/2022

Wijziging lozingsvoorwaarden

Deputatie

MLWV-2012-45

03/12/2012

16/05/2022

Wijziging emissievoorwaarden ketel A

Deputatie

MLVER-2012-129

17/01/2013

16/05/2022

PIA-stop en aanpassingen

Deputatie

MLVER-2013-165

20/03/2014

16/05/2022

Y-rubrieken (trein 2012)

Deputatie

MLAV1-2014-76

14/07/2014

16/05/2022

Uitbreiding en wijziging PTA-eenheden

Deputatie

MLWV-2014-67

22/01/2015

16/05/2022

Wijziging voorwaarde overleg met Ineos en JBF

Deputatie

MLWV-2015-20

06/08/2015

16/05/2022

Wijziging Co-lozingsvoorwaarde

Deputatie

MLVER-2015-162

26/05/2016

16/05/2022

Omzetting conform CLP: recovered catalyst tank

Deputatie

OMVP-2017-0013

10/08/2017

16/05/2022

Verbindingsweg terminal

Deputatie

OMVP-2017-0007

07/12/2017

16/05/2022

Wijziging voorwaarde jaarlijkse immissiemeting geluid

Deputatie

OMGP-2017-0251

17/05/2018

16/05/2022

PX energie optimalisatie

Deputatie

OMGP-2018-0169

13/09/2018

16/05/2022

Nieuwe ketel E en wijziging Co-lozingsvoorwaarde

Deputatie

OMVP-2019-0094

05/12/2019

16/05/2022

Regularisatie brandwaterpomp; uit dienst nemen compressoren; wijziging LB1813

Deputatie

OMWV-2019-0036

28/11/2019

16/05/2022

Wijziging voorwaarden BBT-evaluatie


MB = besluit van de bevoegde Vlaamse minister


Beschrijving van de omgeving en de aanvraag

 

Omschrijving voorwerp iioa 

De exploitant, Ineos Aromatics Belgium nv, wenst met voorliggende aanvraag de bestaande vergunning te hernieuwen en enkele veranderingen door te voeren. De huidige vergunning vervalt op 16 mei 2022 en staat op naam van ‘BP Chembel’. Op 22 januari 2021 werd de naam gewijzigd van ‘BP Chembel’ naar ‘Ineos Aromatics Belgium’.

Er werd een kopie van de publicatie in het Belgisch Staatsblad bijgevoegd bij de aanvraag. De activiteiten en organisatie van BP Chembel werden hierbij één op één overgenomen. 

Ineos Aromatics Belgium nv is gespecialiseerd in de productie van gezuiverd tereftaalzuur (PTA) en paraxyleen. Er worden ook enkele bijproducten waaronder benzeen en brandstofadditieven (Gasoline Blending Component, GBC) geproduceerd tijdens het productieproces van paraxyleen. 

De vergunde productiecapaciteit van de afdelingen bedraagt: 

  • PX-eenheid: 845.000 ton/jaar aromaten 
  • PTA2-eenheid: 490.000 ton/jaar gezuiverd tereftaalzuur 
  • PTA3-eenheid: 1.000.000 ton/jaar gezuiverd tereftaalzuur 

 

De productiecapaciteit zal niet wijzigen ten gevolge van voorliggende aanvraag. De rubrieken met betrekking tot de kerntaken blijven dan ook ongewijzigd, hiervoor wordt enkel een hernieuwing aangevraagd. De veranderingen zijn allemaal voorzien in de overige rubrieken, dewelke een efficiënte uitbating faciliteren. Deze veranderingen zijn veelal het gevolg van het vervangen van oude toestellen en het actualiseren van opslaghoeveelheden.

 

De exploitant vraagt een hernieuwing aan voor een vergunning met vervaldatum 16 mei 2022. Gelet op art. 70 van het Omgevingsvergunningsdecreet mag de ingedeelde inrichting of activiteit niet verder geëxploiteerd worden na de einddatum in afwachting van een definitieve beslissing over de aanvraag.

 

De volgende rubrieken worden aangevraagd:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

3.6.3.3°

Verlaging van het maximum debiet naar 1.200 m3/h. (Verandering)

1.200 m³/uur

1

3.6.7.

Afvalwater en koelwater

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijbehorende slibproductie:

7. een zelfstandige geëxploiteerde behandeling, met uitzondering van de behandelingen inzake stedelijk afvalwater, van afvalwater ten dienste van een of meer activiteiten, aangeduid met een “X” in de vierde kolom van deze lijst (Hernieuwing)

1 stuk

1

6.4.2°

Vermindering van de hoeveelheid met 15.000 liter (Verandering)

-15.000 liter

2

6.5.1°

Brandstoffen en brandbare vloeistoffen

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en):

2° overige inrichtingen (Hernieuwing)

1 verdeelslang

3

7.2.

Chemicaliën.

geïntegreerde chemische inrichtingen, dat wil zeggen inrichtingen voor de fabricage op industriële schaal van stoffen door chemische omzetting waarin verschillende eenheden naast elkaar bestaan en functioneel met elkaar verbonden zijn, bestemd voor de fabricage van:

1.organische basischemicaliën (Hernieuwing)

2.335.000 ton/jaar

1

7.11.1°a)

Chemicaliën.

De fabricage van:

Onder fabricage in de zin van deze rubriek wordt verstaan de fabricage van de stoffen of groepen van stoffen, vermeld in deze rubriek, op industriële schaal door chemische of biologische omzetting.)

  1° organisch-chemische producten, zoals:

   a) eenvoudige koolwaterstoffen (lineaire of cyclische, verzadigde of onverzadigde, alifatische of aromatische) (Hernieuwing)

845000 ton/jaar

1

7.11.1°b)

Chemicaliën.

De fabricage van:

onder fabricage in de zin van deze rubriek wordt verstaan de fabricage van de stoffen of groepen van stoffen, vermeld in deze rubriek, op industriële schaal door chemische of biologische omzetting.)

 1° organisch-chemische producten, zoals:

   b) zuurstofhoudende koolwaterstoffen, zoals alcoholen, aldehyden, ketonen, carbonzuren, esters en mengsels van esters, acetaten, ethers, peroxiden, epoxyharsen (Hernieuwing)

1.490.000 ton/jaar

1

7.12.1°a)

Chemicaliën.

Chemische industrie:     

1° chemische industrie voor de behandeling van tussenproducten en vervaardiging van chemicaliën: a) chemische installatie voor de productie van organische chemicaliën met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of meer (Hernieuwing)

2.335.000 ton/jaar

1

7.13.3°

Chemicaliën.

de productie van:

 3° organische bulkchemicaliën door kraken, reforming, gedeeltelijke of volledige oxidatieve of vergelijkbare processen, met een productiecapaciteit van meer dan 100 ton per dag (Hernieuwing)

7.108 ton/dag

1

12.1.1.3°

Verwijderen van vermogen van niet geïnstalleerde generator stoomturbine (Verandering)

-22.600 kVA

1

12.2.1°

Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van:

 1° 100 kVA tot en met 1.000 kVA (Hernieuwing)

950 kVA

3

12.2.2°

Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van:

 2° meer dan 1.000 kVA (Hernieuwing)

402.035 kVA

2

12.3.1°

Batterijen UPS sub 2.230 VAC + 98.342 VAh

 

Wijziging brandwaterpompen: - verwijdering van batterijen van AG203 B/D/F en AG2203C = - 23.520 VAh

-             plaatsen nieuwe batterijen AG2003 A/B/C = 3 x 8.160 VAh = 24.480 VAh

TOTAAL: + 960 VAh (Verandering)

99.302 VAh

3

12.3.2°

Lader voor UPS sub 2: + 87 kW

 

Laders voor brandwaterpompen: 3 x 3,5 = 10,5 kW (Verandering)

97,5 kW

3

15.1.2°

Vermindering van het aantal voertuigen met 9 (Verandering)

-9  voertuigen

2

16.1.b)3°

Behandelen van gassen:

De productie (met inbegrip van de gasraffinage) of omzetting van gassen, cokesgas uitgezonderd:

   b) overige, met een productiecapaciteit van:

        3° meer dan 100 Nm3/h (Hernieuwing)

1.700 m3/h

1

16.3.2°b)

Rubriekswijziging: samenvoeging airco’s, luchtcompressoren en andere dan luchtcompressoren.

Daling geïnstalleerd elektrisch vermogen van airco’s met 100,15 kW.

Airco’s: 1.210,55 kW

Luchtcompressoren: 62.785 kW

Andere dan luchtcompressoren: 17.563 kW (Verandering)

81.558,55 kW

2

16.5.

Behandelen van gassen:

ontspanningsstations voor gassen, met een maximumdebiet van meer dan 20.000 Nm3/h (Hernieuwing)

55.000 Nm3/h

1

17.1.1.1°

Gevaarlijke stoffen:

opslagplaatsen voor aerosolen waarop minstens één gevarenpictogram is aangebracht, met een gezamenlijke netto-inhoud van:

1° 300 liter tot en met 3.000 liter (Hernieuwing)

1.000 liter

3

17.1.2.1.3°

Toename a.g.v. verhoogde H2-opslag in tube trailers; verhoging gasopslag door contractoren (Verandering)

30.750 liter

1

17.1.2.2.3°

Daling met 124.700 liter als gevolg van afbraak vaste opslag. (Verandering)

-124.700 liter

1

17.2.2.

Vermindering van de totale hoeveelheid met 3.441,611 ton. (Verandering)

-3.441,611 ton

1

17.3.2.1.1.2°

Vervanging dieselopslag oude brandwaterpompen door dieselopslag nieuwe brandwaterpompen; correctie tankinhoud vaste recipiënten. Totaal: + 100 kg (Verandering)

0,1 ton

2

17.3.2.1.2.3°

Daling als gevolg van correctie inhoud vaste recipiënten. (Verandering)

-1.275,4 ton

1

17.3.2.2.3°b)

Daling als gevolg van correctie inhoud van de vaste recipiënten (Verandering)

-1.364,44 ton

1

17.3.2.3.1°a)

Gevaarlijke stoffen:

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 17.1, 17.4 en rubriek 48

17.3.2. brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen

 opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02 (GHS02)

17.3.2.3. overige brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, niet vermeld in rubriek 17.3.2.1 en 17.3.2.2, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van:

  1° a) 50 kg tot en met 1 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied (Hernieuwing)

0,2 ton

3

17.3.4.3°

Daling als gevolg van correctie inhoud van de vaste recipiënten (Verandering)

-499,26 ton

1

17.3.5.1°a)

Gevaarlijke stoffen:

17.3.5. giftige vloeistoffen en vaste stoffen.

Opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 (), met een gezamenlijke opslagcapaciteit van:

 1° a) 10 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied (Hernieuwing)

0,25 ton

3

17.3.6.3°

Daling als gevolg van correctie inhoud van de vaste recipiënten (Verandering)

-2.397,45 ton

1

17.3.7.3°

Daling als gevolg van correctie inhoud van de vaste recipiënten (Verandering)

-2.283,4 ton

1

17.3.8.3°

Daling als gevolg van correctie inhoud van de vaste recipiënten (Verandering)

-825,7 ton

1

17.4.

Correctie en verhoging opslag door contractoren (Verandering)

190 kg

3

19.6.1°a)

Hout:

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), met een capaciteit van:

 1° als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied:

    a) meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal (Hernieuwing)

400 m3

3

23.3.1°c)

Te verhogen naar 250 ton: meer innerliners als gevolg van toegenomen achterbelading. (Verandering)

150 ton

2

24.2.

Laboratoria:

geïntegreerde, kleine laboratoria, gericht op de interne controle van eigen productieprocessen, en de bijbehorende in- en uitgaande stromen of de eigen waterzuiveringsinstallatie, waar afvalwater, eigen aan de laboratoriumtechnieken, gegenereerd wordt (Hernieuwing)

1 labo

3

29.5.2.2°a)

Toestellen worden gegroepeerd per werkplaats; afronding tot:

PTA-shop: 30 kW

PX-shop: 20 kW

Centr shop: 175 kW

AFE-shop: 75 kW

Contractors: 100 kW (Verandering)

28,4 kW

2

29.5.3.1°a)

Toestellen worden gegroepeerd per werkplaats; afronding van de vermogens:

PTA-shop 50 kW

PX-shop 30 kW

Centr. shop 70 kW

Daling met 8,5 kW (Verandering)

-8,5 kW

3

29.5.5.1°a)

Uitbreiding met US-reiniger in de PX-shop: 50 liter (Verandering)

50 liter

3

29.5.7.2°b)1)

Metalen: metalen of voorwerpen uit metaal (bewerking of behandeling van):

ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van:

  2° andere organische oplosmiddelen met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van:

  b) 1) meer dan 1000 liter tot en met 5000 liter, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied (Hernieuwing)

1.600 liter

2

31.1.3°

Wijziging brandwaterpompen: verwijdering van:

AG203 B/D/F en AG2203C =       - 4.064 kW

bijplaatsen van: AG2003 A/B/C = + 1.800 kW

Totaal: daling met 2.264 kW (Verandering)

-2.264 kW

1

39.1.3°

Stoomtoestellen en warmwatertoestellen:

andere stoomgeneratoren dan lagedrukstoomgeneratoren, met een individuele inhoud van:

 3° meer dan 5.000 liter (Hernieuwing)

35.400 liter

2

39.2.1°

Daling: niet geïnstalleerde installaties en uit dienst zijnde installaties worden verwijderd uit de vergunning:

-             LE108: 1.300 liter

-             LE185: 1.400 liter (Verandering)

-2.700 liter

3

39.2.2°

Daling: niet geïnstalleerde installaties en uit dienst zijnde installaties worden verwijderd uit de vergunning:

-             LE941: 112.000 liter

-             LH945A: 9.000 liter

-             LH945B: 6.000 liter (Verandering)

-127.000 liter

2

39.4.1°

Stoomtoestellen en warmwatertoestellen:

andere warmtewisselaars dan de warmtewisselaars, vermeld in rubriek 39.2, en de warmtewisselaars voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van:

  1° 25 liter tot en met 5.000 liter (Hernieuwing)

11.702 liter

3

39.4.2°

Daling: niet geïnstalleerde installaties en uit dienst zijnde installaties worden verwijderd uit de vergunning:

-             LE135: 101.400 liter

-             LE145: 93.200 liter (Verandering)

-194.600 liter

2

39.5.1°

Daling: niet geïnstalleerde installaties en uit dienst zijnde installaties worden verwijderd uit de vergunning:

-             LC640: 22,6 MW (Verandering)

-22,6 MW

2

43.1.3°

Stookinstallaties:

het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van:

   3° meer dan 5.000 kW (Hernieuwing)

395.500 kW

1

43.3.2°

Wijziging brandwaterpompen: verwijdering van:

AG203 B/D/F en AG2203C =       - 4.368 kW

bijplaatsen van: AG2003 A/B/C = + 3.600 kW.

Totaal: daling met 768 kW (Verandering)

-0,768 MW

1

43.4.

Stookinstallaties: installaties voor het verbranden van brandstof met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20MW, met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of huishoudelijk afval (Hernieuwing)

1.206,5 MW

1

 

Openbaar onderzoek

Overeenkomstig de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is de gewone procedure van toepassing en moet de aanvraag openbaar gemaakt worden.

Het openbaar onderzoek werd gehouden van 8 november 2021 t.e.m. 7 december 2021.

Er werd een informatievergadering gehouden op 25 november 2021.

Er werden 3 bezwaarschriften ingediend. Deze zijn ontvankelijk.

 

Inhoud bezwaarschriften

  1. De bezwaarschriftindiener meent dat er steeds meer schepen geladen of gelost worden en deze activiteiten dus meer geluidshinder veroorzaken. Wordt er wel rekening gehouden met het geluid van de pompen en generatoren van de schepen tijdens het laden en lossen in de geluidstudie? De bezwaarschriftindiener is er van overtuigd dat de geluidsvoorwaarden van VLAREM II ter hoogte van de loskade overschreden worden. Er is door de indiener al voorgesteld de elektriciteit te voorzien vanuit het bedrijf zodat de generatoren niet zouden moeten draaien. Hier is geen gevolg aan gegeven. Door deze geluidsoverlast vind de bezwaarschriftindiener dat er ’s nachts geen lossingen meer mogen doorgaan om de nachtrust van de omwonenden te sparen.
    De bezwaarschriftindiener meent ook last te hebben van geurhinder die afkomstig is van de waterzuiveringsinstallatie en de emissie van chemische stoffen zoals (benzeen, xyleen, methylacetaat,…). De bezwaarschriftindiener beweert dat de dienst oncologie van het ziekenhuis te Geel stelt dat de medische problemen die de persoon heeft mogelijk zouden kunnen veroorzaakt worden door veelvuldige blootstelling aan de genoemde chemische componenten. De bezwaarschriftindiener beweert dat er regelmatig overschrijdingen gebeurd zijn van de maximumwaarden van sommige van deze chemische stoffen. De bezwaarschriftindiener heeft dit doorgegeven aan de milieu-inspectie. Er is in het verleden al voorgesteld om de waste treatment te overkappen en een scrubber te voor zien of de temperatuur te verlagen op het overlegcomité.
  2. De bezwaarschriftindieners wonen op 100 m van de waterzuivering van Ineos Aromatics NV. Ze hebben last van geurhinder en dampen waarbij de constante blootstelling aan bepaalde stoffen een van de indieners mogelijk leukemie ontwikkeld heeft. De oncoloog heeft de bezwaarschriftindieners verteld dat de frequentie van de blootstelling en de aard van de chemische stoffen wel te maken zou kunnen hebben met de ziekte. De interactie tussen de verschillende stoffen is blijkbaar het grootste gevaar. Zuid/zuidwestenwind is de overheersende windrichting en die voert de dampen recht naar hun woning. Zij vrezen dat deze chemische producten verwarmd worden in de waterzuivering en hun effect daarbij dus verhoogd wordt. De stoffen worden ook gelost op de loskade dichtbij hun woning. Zij wensen bij de hervergunning een grondige studie om de effecten van deze stoffen en hun gecombineerd effect juist in kaart te brengen.
  3. Het derde bezwaarschrift haalt 3 thema’s aan waarom de hervergunning een moeilijk verhaal wordt: 
    1. Er is een probleem met kobalt, dat is duidelijk. De VMM geeft aan dat er in 52% van de metingen (van waterlichamen) normoverschrijdingen van kobalt 1 worden vastgesteld. De situatie voor Ineos Aromatics NV is eveneens ernstig. Het MER stelt dat “de gemiddelde concentratie aan kobalt in het effluent van BP Chembel 296 microgram Co (kobalt) per liter bedraagt. De norm voor kobalt in het oppervlaktewater wordt zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts van het lozingspunt van BP Chembel N.V. gedurende 2 opeenvolgende jaren overschreden (zie Tabel IX.3). Gemiddeld ligt de concentratie kobalt, gemeten over 2 opeenvolgende jaren, stroomafwaarts (27,85 μg/l) circa 24 μg/l hoger dan stroomopwaarts (= 3,95 μg/l).” In het verleden is er een streefwaarde van 15 µg opgelost Co/ l voorgesteld om de impact van de lozing terug te dringen. Ineos Aromatics NV mag 0,6 milligram Co/liter lozen (dat is 4000 keer zoveel als de streefwaarde). De bezwaarschriftindiener vraagt dat deze lozingsvergunning wordt aangepast naar een norm op basis van ecotoxicologisch en wetenschappelijk onderzoek in de plaats van technische haalbaarheid. Naast kobalt heeft Ineos Aromatics NV voor de parameters chloride en zink een negatief effect (een relevante bijdrage met beoordelingsscore -2). Er wordt ook aangedrongen dat Ineos Aromatics NV haar waterverbruik terugschroeft in het kader van de droogte en het lagere waterpeil aangezien het bedrijf 10.473.521 m³ drinkbaar water per jaar uit het Albertkanaal gebruikt. De bezwaarschriftindiener vraagt om voor het (her)gebruiken en lozen van het water een analyse maakt zodat we de komende tijd geen watertekorten krijgen in het Albertkanaal.
    2. Naast NOx en kobalt, stoot Ineos Aromatics NV in Geel ook heel wat benzeen uit, zo’n 4000 kg. Nochtans is er een groot probleem in de regio Laakdal - Geel. Dat blijkt uit het rapport “luchtkwaliteit Geel 2020” van het VMM en het bijgevoegde artikel. Die stellen dat de benzeenemissies een dalend verloop kennen tot 2013, maar nu terug aan het stijgen zijn. Het jaargemiddelde van de xyleenisomeren in Geel is opvallend hoger dan elders in Vlaanderen. Voor benzeen zegt het WHO: “dat door de carcinogene eigenschappen van benzeen geen veilig niveau van blootstelling kan bepaald worden. De WGO drukt de schadelijkheid van benzeen uit als het aantal extra kankergevallen bij een levenslange blootstelling aan een bepaalde concentratie. Bij een levenslange benzeenconcentratie van 17 μg/m³ zou er één extra kankergeval per 10.000 inwoners zijn. Bij een concentratie van 1,7 μg/m³ rekent men één extra kankergeval per 100.000 inwoners en bij 0,17 μg/m³ één per 1.000.000.” Er kan geconcludeerd worden dat er wel degelijk een risico is bij het uitstoten van benzeen in de lucht. Daarnaast omschrijft Het Agentschap Zorg en Gezondheid “dit risico als gezondheidskundig niet verwaarloosbaar. Hierbij moet gestreefd worden naar een daling van het risico volgens het ALARA3 - principe.”
    3. Ineos Aromatics NV verwijst in één paragraaf naar het klimaat. Ze geeft aan dat ze deelneemt aan het EU-ETS. Dat klopt inderdaad voor haar scope 1-emissies, ze vergeet echter een visie te schrijven over de scope 2- en scope 3-emissies. Door enkel iets te schrijven over de scope 1-emissies, worden heel wat CO2-emissies over het hoofd gezien. De globale effecten van klimaatverandering– zowel direct als indirect – niet langer buiten de besluitvorming over fossiele projecten kunnen blijven. Over de scope 2-emissies stellen we vast dat raffinaderijen op basis van ruwe olie raffineren. Deze emissies worden door Ineos Aromatics NV niet gerapporteerd in de MER. Er wordt ook niet gezegd hoe men die emissies naar beneden zal krijgen. Nog op vlak van scope 1-emissies moet worden opgemerkt dat de aanvoer en afvoer van de grondstoffen niet op weg is naar klimaatneutraliteit. Ineos Aromatics NV stelt dat er “voor 25% wordt afgevoerd via interne leidingen, 56 % via vrachtwagens en 19% via spoorlijn.” Tegelijk meldt Ineos Aromatics NV dat het aantal vrachtwagenbewegingen met ca. 23% in het aantal transporten per dag zal stijgen, maar geen significante impact met zich meebrengt op de mobiliteit in de omgeving. De vraag luidt hoe het kan dat er geen impact is als het transport via vrachtwagens met 23% stijgt. PTA kan via pijpleidingen en per schip vervoerd worden. De bezwaarschriftindiener vraagt een uitgebreid onderzoek naar de toenemende vrachtwagenbewegingen en mobiliteitsimpact.
      Conclusie bezwaarschrift 3
      De bezwaarschriftindiener is van mening dat er geen eeuwigdurende vergunning kan worden verleend voor de hervergunning van het exploiteren van de chemieproductiesite omwille van deze vier bezwaren:
      1. Ineos Aromatics NV laat na maatregelen te nemen om de NOx-uitstoot te reduceren. Het potentieel is volgens de MER groot. Kosteneffectiviteit kan niet altijd in het leven worden geroepen om maatregelen niet te nemen.
      2. Ineos Aromatics NV heeft een groot probleem met het lozen van kobalt naar de Grote Nete. Er worden geen maatregelen getroffen om die kobaltconcentraties te verminderen.
      3. Ineos Aromatics NV zorgt voor een vervuiling in de lucht van Geel met name voor benzeen. Benzeen is carcinogeen en er moet gestreefd worden naar daling van de risico’s.
      4. Ineos Aromatics NV heeft geen klimaatplan, noch voor hun eigen emissies op de site, noch voor de scope 2 en 3 emissies. Nochtans zorgen de downstream-emissies (plastics) en upstream-emissies (productieprocessen van raffinage)

Evaluatie Bezwaarschriften

De bezwaarschriften bevatten elementen die gegrond zijn.

1. Geur

De geurhinder afkomstig van de waterzuivering van BP wordt veroorzaakt door een aantal componenten (azijnzuur, methylacetaat en benzaldehyde) met een lage geurdrempel en niet door benzeen.

  1. De volgende informatie volgt uit het MER:
    de woningen op een afstand tussen ca. 500 m en 1.000 m zullen zich eerder in een overgangszone tussen ‘verwaarloosbaar effect’ en ‘negatief effect’ situeren. Verder dan 1.000 m is dit steeds een ‘verwaarloosbaar effect’. De woningen gelegen ten zuiden van de site situeren (tot ca. 500 m) zich eveneens in een overgangszone tussen ‘verwaarloosbaar effect’ en ‘negatief effect’. Verder dan 500 m is dit steeds een ‘verwaarloosbaar effect’. Deze bevindingen zijn in lijn met het aanwezige klachtenpatroon. Dit klachtenpatroon vertoont geen structureel of permanent karakter bij windrichtingen naar de respectievelijke woonwijken, doch vindt eerder zijn oorsprong in tijdelijk verhoogde geuremissiesituaties.
  2. De mogelijke maatregelen uit het MER stellen:
    in eerste instantie dient onderzocht te worden of er nog aanvullende maatregelen mogelijk zijn voor de beperking van de geuremissies uit de WZI. Hierbij wordt gedacht aan beperking van het emitterend oppervlak door volledige afdekking van de bufferbekkens AM729 en AM730 met drijvende structuren/elementen. In een vergelijkende studie kan dit alternatief afgewogen worden t.o.v. een bronmaatregel in het PTA-productieproces, inclusief de effectiviteit van de bronmaatregel. Mocht uit de evaluatie blijken dat de bronmaatregel onvoldoende is om de impact onder het niveau van een aanzienlijk negatief effect te doen dalen, kan een aanvullende maatregel zoals de afdekking van één of van beide bekkens opgenomen worden. 

Deze aanpak laat toe de geurimpact voldoende te beperken. Een specifieke kwantificatie van de verwachte reductie is weinig zinvol gezien deze moeilijk éénduidig voorafgaand te bepalen is. De aanpak laat weliswaar zeker toe om de impact ter hoogte van de meest nabije woningen in het noordoosten te doen dalen tot onder het niveau van een aanzienlijk negatief effect. In het bijzonder omdat de woningen gelegen zijn op de grens van ‘aanzienlijk negatief effect’ en ‘negatief effect’. 

In tweede instantie wordt als aanbeveling opgenomen om te onderzoeken of er nog mogelijkheden zijn voor een aanvullende geuremissiereductie van de productie-eenheden (of buffertanks). Dit vergt echter een diepgaander bronnenonderzoek om specifieker relevante bronnen aan te duiden en de mogelijkheid tot aanvullende maatregelen te evalueren.

2. Benzeen

  1. De omgevingsinspectie volgt al sinds 2007 het zelfcontroleprogramma op dat het toenmalige BP Chembel (nu Ineos Aromatics NV) uitvoerde van de luchtemissies. Voor zover ze kunnen nagaan dateren de laatste overschrijdingen van de grenswaarden voor benzeen van in 2006, 2007 en 2008. Mogelijk was er in 2014 nog één overschrijding bij een emissiepunt, maar dit was niet zeker. Verder werden geen overschrijdingen van de emissiegrenswaarde voor benzeen (5 mg/Nm³ vanaf 25 g/h) meer vastgesteld.  In opdracht van de omgevingsinspectie werden in 2015, 2017, 2019, 2020 en dit jaar door een erkend labo luchtemissiemetingen uitgevoerd op 6 verschillende van de meest relevante emissiepunten (waaronder ook het emissiepunt waar vroeger de overschrijdingen voor benzeen werden gemeten). Bij geen enkele meting werd een overschrijding van de grenswaarde voor benzeen vastgesteld.
  2. Rond de PX-installatie is een optisch bewakingssysteem voorzien (OPSIS) waarbij de concentraties benzeen, tolueen en xylenen continu gemonitord worden. Bij het bereiken van een bepaalde drempel voor benzeen (100 µg/Nm³) worden de omgevingsinspectie en de omliggende gemeenten geïnformeerd. De laatste keer dat er een reeks dagen was dat deze informatiedrempel werd overschreden was in februari 2018 (als gevolg van een combinatie van een shut-down en een vorstperiode). In de voorgaande jaren werd sporadisch op bepaalde dagen een waarde boven de 100 µg/Nm³ gemeten.
  3. Sinds 2005 worden in de omgeving door VITO om de 2 jaar meetcampagnes voor benzeen, tolueen, xylenen, methylacetaat en methylbromide uitgevoerd op een aantal locaties rond Ineos Aromatics NV. Gemiddeld gesproken, wordt voor benzeen een dalende trend waargenomen van circa 1.7 µg/m³ in 2003/2004 tot 0.9 µg/m³ in 2019-2020.  
  4. De daggemiddelde concentratie van benzeen (en nog een aantal andere stoffen) wordt in de meetpost van VMM in Winkelomheide (en tot 2019 ook in Laakdal) continu gemeten. Daarbij is bij weten van de omgevingsinspectie nog nooit een overschrijding vastgesteld van de jaargemiddelde concentratie voor benzeen (5 µg/m³)  vastgesteld die bepaald werd in bijlage 2.5.3.11 van Vlarem-II.
  5. In het MER wordt gesteld dat voor de andere parameters met een beperkte negatieve impact zoals benzeen geen onderzoek vereist is naar milderende maatregelen gezien de totale concentraties, rekening houdend met de achtergrondconcentraties, lager liggen dan 80% van de doelstellingen/grenswaarden.
  6. De stad Geel heeft niet genoeg kennis van de effecten op de volksgezondheid van benzeen in de bovenvermelde concentraties en kan dus geen conclusies trekken over de langetermijneffecten van benzeen in de omgeving van Ineos Aromatics NV. Evenmin kan uitgesloten worden dat zelfs bij het respecteren van de emissiegrenswaarden er mogelijk toch gezondheidseffecten kunnen zijn.

3. Geluid

  1. In het MER vinden we:
    ter hoogte van de meest kritische woningen ten noorden van het bedrijf is er een verhoging van het omgevingsgeluid ten gevolge van de exploitatie van de bestaande bedrijven PTA2, OSBL en WWT volgens de geplande situatie. Dit geeft een beperkt negatief effect. Dit geldt eveneens voor de woning Toekomststraat 28, welke ten zuiden van de OSBL-eenheid gelegen is. Ter hoogte van de overige kritische woningen Heikant 39 en Kraaisteerten 13-15 blijkt de verhoging door de exploitatie van de bestaande bedrijven klein (≤1 dB(A)), wat resulteert in een verwaarloosbaar effect. Ook op de twee punten gelegen op de grens van de nabijgelegen natuurgebieden, geldt er een verwaarloosbaar effect ten gevolge van de exploitatie van de bestaande bedrijven.
  2. Ten gevolge van de exploitatie van de PTA3-eenheid is er een verhoging te verwachten van het omgevingsgeluid ter hoogte van 3 punten (Bremstraat 12, Acaciastraat 7 en Toekomststraat 30) met meer dan 1 dB(A). Op alle overige punten beperkt de verhoging zich tot minder dan 1 dB(A). Daar het berekend specifiek geluid van de PTA3- eenheid de geldende limietwaarde beperkt kan overschrijden ter hoogte van de punten gelegen in de Heikant 39 en Toekomststraat 30 met respectievelijk 0,4 dB(A) en 0,8 dB(A), wordt het effect beoordeeld als beperkt negatief op het punt gelegen te Heikant 39 en aanzienlijk negatief op het punt gelegen te Toekomststraat 30. Ter hoogte van de punten gelegen te Bremstraat 12 en Acaciastraat 7 blijkt het specifiek geluid van de PTA3- eenheid de limietwaarde te respecteren, wat resulteert in een beperkt negatief effect. Op de overige referentiepunten is het effect verwaarloosbaar.
  3. Ineos Aromatics NV. voorziet om een haalbaarheidsstudie naar verdere geluidsreductie van de PTA3-eenheid uit te voeren met verdere detaillering van de relevante brongroepen en individuele bronnen. Met behulp hiervan zal het overdrachtsmodel meer in detail worden uitgewerkt en beschikt men over een middel om de noodzakelijke reductie op bronniveau te bepalen. Vervolgens zal er in het kader van de haalbaarheidsstudie bepaald worden hoeveel de noodzakelijk reductie per bron dient te bedragen om het specifiek geluid van de PTA3-eenheid te reduceren. Hierbij zal er eventueel oordeelkundig gebruik worden gemaakt van dempers, isolatie, omkastingen en afscherming en dient de technische haalbaarheid van de vooropgestelde maatregelen nog verder onderzocht te worden. De uitvoering van de haalbaarheidsstudie is bij het schrijven van het MER reeds gestart.
  4. De conclusie van de MER-expert mens en gezondheid in verband met de geluidsemissies zijn de volgende:
    bij vervanging van bestaande installaties die akoestisch relevant zijn, kan best geopteerd worden voor installaties met een lager geluidsvermogensniveau.
    Door de deskundige geluid worden een aantal milderende maatregelen voorgesteld. De deskundige mens-gezondheid sluit zich hierbij aan.
  5. De impact van het geluid van de generatoren van de schepen hebben we niet teruggevonden in het MER. Het is een redelijke vraag om de laad-en lostijden van de schepen eens te bekijken om de nachtelijke geluidsimmisie ter hoogte van de huizen ten Noorden van de site te beperken.

4. Kobalt en zink in het oppervlaktewater

  1. In het MER wordt gesteld dat: recent heeft het bedrijf een nieuwe technologie ontwikkeld om kobalt te verwijderen uit de afvalwaterstroom. De technologie wordt tijdens de opmaak van voorliggend rapport getest op laboschaal. Daarnaast worden een aantal technologieën van derden voor kobaltverwijdering geëvalueerd. Na een eerste eliminatie van niet geschikte technieken werden 12 alternatieven weerhouden voor verdere evaluatie. Ten minste één van deze alternatieven van derden zal meer in detail beoordeeld worden via testen in het Water Management Lab in Naperville, IL, USA. 
  2. Om de impact van kobalt op het ecosysteem van de Grote Nete te onderzoeken, werd een studie uitgevoerd door Ecofide in 20132. In deze studie werd ook de aanwezige Zn-concentratie stroomopwaarts in kaart gebracht aangezien dit belangrijk is om de effectieve impact van Co op het ecosysteem te kaderen. Uit de studie Ecofide blijkt dat, rekening houdende met feit dat er een hoge historische zinkverontreiniging in de Grote Nete aanwezig is, significante effecten van 30 – 35 μg/liter niet waarschijnlijk zijn en in alle gevallen veel kleiner dan de effecten van de sterk verhoogde zinkconcentraties. De huidige lozingsnorm van 0,6 mg/liter is hierop gebaseerd, rekening houdende met een verdunning van 16 en een verhouding van totaal Co / oplosbaar Co van 1,1. Gezien de belangrijke impact van kobalt op de immissiekwaliteit van de Grote Nete wordt niettemin voorgesteld verdere reductiemaatregelen te blijven onderzoeken en de milieuwinsten en –kosten regelmatig te updaten.

5. NOx-emissies

  1. Het implementeren van het Frozen project heeft tot een beduidende NOx-emissiereductie geleid. Hierdoor gaat het team MER er van uit dat de impact verder zal afnemen t.o.v. de geplande situatie. Een voorbeeld van een ingreep is het verminderen van procescondensatie waardoor het fractionatiefornuis minder xylenen moet opkoken.
  2. In het MER worden de volgende maatregelen over NOx besproken:
    "Een verdere immissiedaling kan gerealiseerd worden door de aanpak van de andere (andere dan de stoomketels) bronnen van NOx-emissie aan te passen aangezien deze voor de grootste aandeel in jaarlijkse emissievracht zorgen.        
  3. In het kader van onderzoek naar mogelijke milderende maatregelen om de impact ten aanzien van de N-depositie te milderen (zie discipline biodiversiteit), werd een specifieke bedrijfsinterne studie opgestart om na te gaan in hoeverre een relevante NOx-emissiereductie op een kosteneffectieve manier haalbaar is. Als beoordelingscriterium wordt hierbij de haalbare eenheidsreductiekost gehanteerd zoals opgenomen in het Vlaamse Luchtbeleidsplan 2030."
    "Het geheel van de NOx-emissiereducties die ten opzichte van de geplande situatie kan gerealiseerd worden bedraagt circa 18.7 Ton NOX/ j voor de aanpassingen HB1601 en 4.4 Ton NOx/j voor het Frozen project. Uit de modelberekeningen met IMPACT blijkt dat dit aanleiding zal geven tot een verlaagde impact."

6. expertise

Voor specifieke vragen over de NOx-emissies, scope 2- en scope 3-emissies, de metingen, gebruikte methodes, gemaakte afwegingen, voorgestelde milderende maatregelen van het MER verwijzen we naar het Team MER omdat stad Geel niet de nodige expertise bezit om hier een sluitend antwoord op te geven.

7. klimaatplan

De stad Geel sluit zich aan bij het eventueel verder uitwerken van een klimaatplan waarbij de verschillende emissies worden meegeteld.


Adviezen

Op 4 november 2021 werd het advies ontvangen van Vlaams Energieagenschap

zie bijlage voor advies energie-efficiëntie luik

Advies: volledig gunstig

Op 2 december 2021 werd het advies ontvangen van Departement Omgeving

Zie bijlage

Advies: ongunstig

Op 22 November 2021 werd het advies ontvangen van Fluxys

Advies: voorwaardelijk gunstig

Op 2 december 2021 werd het advies ontvangen van de Interkommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen 

Advies: voorwaardelijk gunstig

Zie bijlage


Project-MER

Overwegende dat Team MER voor het project-MER optreedt als adviesverlenende instantie adviseren we om het standpunt van deze administratie m.b.t. het Project-MER te volgen aangezien stad Geel niet over de expertise beschikt die noodzakelijk is om hierover een voldoende onderbouwd advies te verlenen.

 

Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het advies verleend door de intercommunale ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen (IOK) zoals hieronder weergegeven.

Natuurtoets

De exploitatie is gelegen aanpalend aan VEN-gebied en habitatrichtlijngebied en op ca. 9,3 km van vogelrichtlijngebied. De exploitant voegt bij de aanvraag een passende beoordeling toe dewelke de effecten op VEN-gebieden en speciale beschermingszones in concreto onderzoekt op een concrete en individuele wijze.

 

In de passende beoordeling wordt geconcludeerd dat de exploitatie in de toekomstige situatie voor de omliggende habitats een bijdrage van 1,3 % van de KDW voor verzuring. Voor vermesting wordt voor de actuele habitats een bijdrage van < 1 % berekend.

Wanneer de zoekzones mee in rekening gebracht worden, wordt voor vermesting een bijdrage van 1,4 % bekomen, voor verzuring zou dit 1,9 % bedragen.

 

De passende beoordeling onderzoekt of er kostenefficiënte reductiemaatregelen mogelijk zijn om de impact zo veel als mogelijk te minimaliseren. Een mogelijke reductiemaatregel, die voldoet aan de kosteneffectiviteitsdrempel van 8,6 €/kg NOx, is de installatie van Low-NOx-branders op het bestaande hete oliefornuis ‘HB1601’ op de PTA2-eenheid. In de passende beoordeling wordt eveneens aangesloten bij de milderende maatregelen met betrekking tot de disciplines Oppervlaktewater en Lucht die in het project-MER voorgesteld worden. Dit betreft volgende maatregelen.

Oppervlaktewater

  • Onderzoeken of de fosfor-gebaseerde additieven in het koelwatercircuit vervangen kunnen worden door polymeer-gebaseerde alternatieven. Zo kan de fosfor-vracht dalen tot onder het niveau van een aanzienlijk negatieve bijdrage. 
  • Gezien de belangrijke impact van kobalt op de immissiekwaliteit van de Grote Nete wordt niettemin voorgesteld verdere reductiemaatregelen te blijven onderzoeken en de milieuwinsten en -kosten regelmatig te updaten. 

 Lucht

  • installatie van Low-NOx-branders op het bestaande hete oliefornuis ‘HB1601’ op de PTA2-eenheid. 

In het project-MER wordt vermeld dat de Low-NOx branders op PTA2-eenheid enkel kosteneffectief is bij een afschrijvingsperiode van ca. 15 jaar. De levensduur van de PTA2-eenheid is mogelijks echter beperkt wegens verschuivingen in de PTA-markt. De exploitant verwacht in 2023 duidelijkheid te hebben over de nog verwachte levensduur van de PTA2-eenheid.

Het lijkt aangewezen dat de exploitant de milderende maatregelen zoals opgenomen in het project-MER en de passende beoordeling uitvoert. Voor de Low-NOx branders kan het resultaat van de levensduuranalyse van de PTA2-eenheid afgewacht worden. Indien hieruit blijkt dat, met actuele prijzen, een Low-NOx brander kosteneffectief is, dient deze geïmplementeerd te worden. 

Mobiliteit

In het Project-MER wordt een beeld geschept van de transporthoeveelheden in 2019. Aardgas, stikstof en waterstof worden geleverd via pijpleidingen. Zie de tabel hieronder voor een overzicht van de transporthoeveelheden.

 

Aantal aanvoer

Aantal afvoer

Vrachtwagens

511 (14.607 ton)

23.542 (633.779 ton)

Spoorwagens

0

2.990 (208.620 ton)

Schepen

457 (995.763 ton)

93 (163.989 ton)

 

De exploitant wenst te benadrukken dat voor het grootste deel van de aanvoer/afvoer reeds gebruik maakt van alternatieve transportmiddelen zoals pijpleidingen, spoorweg en binnenvaart. Zo wordt ca. 98,6 % van de grondstoffen aangevoerd via schepen.

In de geplande situatie, wanneer de momenteel vergunde productiecapaciteit volledig wordt benut, zal het vrachtwagentransport toenemen tot max. 23% ten opzichte van de actuele situatie. Dit komt in totaal neer op ca. 29.500 vrachtwagentransporten per jaar. Er is geen toename ten opzichte van de momenteel vergunde situatie, enkel t.o.v. de huidige situatie waarbij de vergunde productiecapaciteit niet volledig wordt benut. 

Het Project-MER concludeert dat de risico’s op het ontstaan van mobiliteitsproblemen afdoende beheerst zijn en geen verder onderzoek vereisen aangezien er geen toename is ten opzichte van de momenteel vergunde situatie en er voldoende parkeerplaatsen voorzien zijn op het terrein alsook een fietsenstalling

 

Milieuaspecten

    Water 

        Bedrijfsafvalwater 

De exploitant wenst het maximale debiet van de lozing van bedrijfsafvalwater in de vergunning te verlagen tot 1.200 m³/u, 28.800 m³/dag en 10.512.000 m³/jaar, hiervoor wordt geen directe reden opgegeven. Dit afvalwater wordt on-site gezuiverd in de waterzuiveringsinstallatie van de exploitant. De afvalwaterzuiveringsinstallatie bestaat uit een buffersectie, 3 anaerobe reactoren, 3 beluchtingsbekkens en 4 nabezinkers. Na de zuivering wordt het afvalwater via een gracht of RWA-leiding geloosd in oppervlakte, de Grote Nete.

Er worden geen veranderingen gepland aan de waterzuivering. Indien er in het verleden zich geen problemen voordeden met betrekking tot de waterzuivering worden in de toekomst eveneens geen problemen verwacht.

Overwegende dat VMM, Afdeling afvalwater voor de aangevraagde rubrieken 3.6.3.3° en 3.6.7. optreedt als adviesverlenende instantie omtrent de gevraagde hernieuwing en verandering van de debieten en concentraties, adviseren we om het standpunt van deze administratie m.b.t. de werking en de gevraagde debieten te volgen aangezien IOK niet over de hydrologische gegevens beschikt die noodzakelijk zijn om een voldoende onderbouwd advies te verlenen betreffende de mogelijke gevolgen van de lozing van bedrijfsafvalwater voor de bodem en oppervlaktewateren.

 

        Huishoudelijk afvalwater 

Het huishoudelijke afvalwater wordt in de project-MER (tabel V.1) geschat op 36.000 m³/jaar. Dit debiet wordt bij het bedrijfsafvalwater geteld aangezien beide stromen door de waterzuivering gezuiverd worden en als één effluent geloosd worden.

 

    Lucht 

De beoordeling van de discipline luchtemissies werd hierboven reeds geduid. Met betrekking tot geur geeft de exploitant aan dat er in 2018 en 2019 respectievelijk 7 en 8 meldingen van geurhinder zijn binnengekomen. Deze worden geregistreerd en bijgehouden. Ca. 50 % van de meldingen waren toewijsbaar aan incidenten of aan de emissies van de waterzuivering.

De wijziging in de geplande situatie versus de actuele situatie die een potentiële impact op de geuremissies heeft, betreft de plaatsing van één bijkomende opslagtank voor gemengde xylenen van 15.000 m³. Deze opslagtank zal geplaatst worden in het bestaande tankenpark. Gelet op het type aanwezige product (gemengde xylenen: deze hebben een relatief hoge geurdrempelwaarde) en type tanks dat wordt toegepast bij BP worden hiervan geen relevante geuremissies verwacht.

In het project-MER wordt een volledige afdekking van de bufferbekkens AM729 en AM730 met drijvende structuren/elementen voorgesteld. Dit om de geuremissie van de waterzuiveringsinstallatie te beperken. De impact hiervan op de werking van de waterzuivering, zoals het effect op de temperatuur van de waterstromen en de noodzaak tot bijkomende koeling, dient hierbij weliswaar in beschouwing genomen te worden. 

Het lijkt aangewezen dat de exploitant een onderzoek doet naar de beperking van de geuremissie, zoals voorgesteld in het project-MER.

 

    Geluid 

De geluidsemissie van de inrichting, en de impact op de omgeving, in de huidige en toekomstige situatie wordt in het Project-MER uitvoerig besproken. De grootste impact op omliggende receptorpunten is afkomstig van de exploitatie van de PTA3-eenheid. Het project-MER raadt aan om in de mate van het mogelijke maatregelen te nemen om het immissierelevant geluidsvermogenniveau van de huidige exploitatie van de PTA3-eenheid te reduceren. Welke maatregelen hiervoor noodzakelijk, geschikt en haalbaar zijn, dient nog verder onderzocht te worden.

Bij de aanvraag zijn enkele bezwaren met betrekking tot geluidshinder afkomstig van het laden en lossen van schepen ingediend. Het project-MER zegt hierover dat geluidshinder t.g.v. de activiteiten van Ineos Aromatics Belgium nv niet uit te sluiten is. Gelet op het klachtenpatroon in de actuele situatie, en in de veronderstelling dat de preventieve maatregelen zoals vermeld in §4.3.4. van het project-MER onverminderd worden toegepast in de geplande situatie, wordt echter in de geplande situatie niet verwacht dat het zou gaan om onaanvaardbare hinder.

De preventieve maatregelen waarover sprake is, zijn de volgende:

“Om de bijdrage van een laad- en losactiviteiten met een binnenschip op het aanwezige omgevingsgeluid tot een minimum te beperken, worden aan de rederijen specifieke geluidseisen opgelegd voor de binnenschepen die laad- / losactiviteit bij BP Chembel N.V. kunnen uitvoeren. Om na te gaan of een binnenschip kan opereren binnen de geldende voorwaarden van Vlarem II, wordt de geluidsimmissie van een binnenschip, door middel van metingen in situ tijdens een laad en losactiviteit, getoetst aan de geldende limietwaarde ter hoogte van de meest kritische referentiepunten. Op deze manier kan de geluidsimpact van een binnenschip tot een minimum herleid worden, zodat deze geen relevante invloed heeft op het geluidsklimaat in de omgeving van het bedrijf.” 

Gemiddeld gezien werd er in 2019 minder dan één klacht per maand geregistreerd met betrekking tot geluid. In 2018 was dit nog het dubbele. Om de geluidshinder tot een minimum te beperken wordt geadviseerd dat de exploitant onderzoekt of de aanleg van walstroom een mogelijkheid is. Zo worden onnodige luchtemissies en geluidshinder vermeden. Voornamelijk ’s nachts zijn de generatoren van schepen goed hoorbaar in de omgeving waardoor walstroom mogelijks een grote impact kan hebben op de hinderbeleving.


    Bodem

Ineos Aromatics Belgium nv geeft aan dat een zorgsysteem opgezet werd dat in 2000 ISO-14001 gecertifieerd werd. Het zorgsysteem voorziet in risicoanalyses, preventieve controles en onderhoud, calamiteitenprocedure, ... Preventieve controleprogramma’s ter voorkoming van lekken naar de bodem behoren tot de standaard onderhoudsactiviteiten. De installaties worden met zekere frequentie aan HAZOP-studies onderworpen. 

De procesinstallaties en de laad- en losplaatsen zijn gebouwd op een vloeistofdichte verharding en voorzien van een vloeistofdichte inkuiping (opstaande rand van om en bij 15 cm). In 2018 werden de opslagtanks en inkuipingen aan een grondige evaluatie onderworpen m.b.t. het voldoen aan de Vlarem-vereisten inzake volume en scheidingsafstand. Er werden 9 inkuipingen gedefinieerd met tekorten, waarvoor projectvoorstellen geformuleerd werden. Eén van deze projecten werd ondertussen reeds uitgevoerd. Tijdens de standaard controles van de inkuipingen, welke op regelmatige basis gebeuren, wordt extra aandacht geschonken aan de vloeistofdichtheid van de inkuiping, toestand van de voegen en afdichtingen, … Waar nodig wordt actie genomen ter herstelling. Dit actieplan werd ook toegelicht aan Toezicht ZwareRisicobedrijven (TZR) van FOD WASO en aan de toezichthouder van de afdeling Handhaving Milieu. De uitvoering van het actieplan wordt door hen opgevolgd. 

Tijdens de constructiefase zal rekening gehouden worden met de wetgeving inzake grondverzet. Daarnaast zal er een beperkte bronbemaling noodzakelijk zijn. De invloedstraal van deze bemaling zal echter beperkt zijn en geen relevante effecten op de bodem en het grondwater veroorzaken. 

In het project-MER wordt geconcludeerd dat de risico’s op het ontstaan van bodem- en grondwaterverontreiniging t.g.v. de exploitatie van zogenaamde risico-inrichtingen afdoende beheerst zijn en geen verder onderzoek vereisen. 

Gelet op het feit dat het actieplan reeds opgevolgd wordt door TZR en de afdeling Handhaving Milieu lijkt er geen onaanvaardbaar risico te bestaan op bodemverontreiniging.

 

    Gevaarlijke producten

De exploitant wenst met voorliggende hernieuwing eveneens de opslaghoeveelheden te actualiseren. De meeste opslaghoeveelheden zullen dalen als gevolg van enerzijds een correctie van de inhoud van de vaste houders en anderzijds de gedeeltelijke afbraak van de vaste gasopslag. De rubrieken waarbij wel een stijging van de hoeveelheden genoteerd werd, zijn de volgende: 

  • Rubriek 17.3.2.1.1.2°: stijging van de dieselopslag met 0,1 ton tot een totaal van 32.975 ton. 
  • Rubriek 17.4.: stijging van de opslag in kleine verpakkingen met 190 kg tot een totaal van 4.195 kg. 

 

Met de geplande wijziging zal een bijkomende opslagtank voor xylenen voorzien worden in het bestaande tankenpark. Hierbij zullen idem als voor de actuele situatie de vigerende voorwaarden zoals opgenomen in Vlarem II gevolgd worden (inkuiping, periodieke onderzoeken, etc.). Flexibele verbindingen om koolwaterstoffen te transporteren worden met flenzen aangesloten aan het leidingnet en maken deel uit van een onderhoudsprogramma. 

Gelet op de beperkte stijgingen lijkt er geen risico te bestaan met betrekking tot de gevraagde opslag van gevaarlijke producten indien de exploitant de vigerende wetgeving nauwgezet volgt. Uit de informatie in de aanvraag blijkt dit het geval te zijn.

 

    Afval

Afvalstoffen eigen aan het proces van de betrokken PTA2- en PTA3-eenheid en PX-eenheid zijn onder meer afvalolie, carbon, katalysator, oliehoudend afval, allerlei filters, tereftaalzuur, thermische olie, waterzuiveringsslib, kalkslib, … De inrichting beschikt over een milieumanagementsysteem dat verschillende procedures bevat met betrekking tot afval. De belangrijkste afvalstromen voor de verschillende installaties zijn een gevolg van het watergebruik. Doordat Ineos Aromatics Belgium nv het waterverbruik in de installaties probeert te minimaliseren (zie verder) worden ook deze afvalstromen verder beperkt.

 

Zware ongevallen of rampen

In de bijgevoegde veiligheidsnota “Addendum R_17_2bis OVR_20_10 BP EV” (dd. 28/04/2021) wordt gesteld dat de 10-5/jaar-risicocontour in de situatie zonder faalfrequentiereductie (zonder FFR) de zuidelijke terreingrens met ca. 120 m overschrijdt, de westelijke terreingrens met 26 m en de oostelijke terreingrens met ca. 14 m. Binnen deze overschrijding zijn Ineos (beperkte personendichtheid), de administratieve en productiegebouwen van JBF, de Amocolaan en Katoennatie (beperkte personendichtheid), gesitueerd. Voor wat het groepsrisico betreft, wordt voldaan aan het geldende groepsrisicocriterium in de geplande situatie. 

Gelet op de expertise van het Team Externe Veiligheid met betrekking tot veiligheidsrapportage verdient het de aanbeveling om voor het OVR het advies van het Team Externe Veiligheid, die over de nodige expertise beschikt, te volgen.

 

Gevraagde afwijking

Een overzicht van alle huidige bijzondere voorwaarden is in addendum Q0 gevoegd. Waar relevant werden voorstellen tot beperkte aanpassing bijgevoegd. 

Voor de bijstelling van de bijzondere voorwaarde uit de vergunning m.b.t. de jaarlijkse immissiecampagne naar benzeen, tolueen, xyleen en methylbromide, werd bijkomende info toegevoegd in addendum Q1. 

Voor de bijstelling van de bijzondere voorwaarde in afwijking van algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II m.b.t. opslag, werd bijkomende info toegevoegd in addendum Q2. 

Afwijking wordt gevraagd van de algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem III m.b.t. meting van parameters ter optimalisatie van de verbranding in procesfornuizen. De informatie is opgenomen in addendum Q4. 

Gelet op de specifieke aard van de gevraagde bijstellingen lijkt het, gelet op hun expertise, aangewezen voor deze bijstellingen het standpunt van de specifieke adviesinstanties te volgen.

 

Conclusie milieutechnische beoordeling 

Met betrekking tot de onderzochte milieutechnische aspecten in voorliggende beoordeling en op basis van de gegevens in de aanvraag lijkt gesteld te kunnen worden dat er geen indicaties zijn tot het verlenen van een negatief advies. Het lijkt echter wel aangewezen om bij eventuele vergunningverlening in de mate van het mogelijke rekening te houden met onderstaande bemerkingen, aanvullingen, aanbevelingen en/of voorstellen voor bijzondere voorwaarden. 

Overwegende dat VMM, Afdeling afvalwater voor de aangevraagde rubrieken 3.6.3.3° en 3.6.7. optreedt als adviesverlenende instantie omtrent de gevraagde hernieuwing en verandering van de debieten en concentraties, adviseren we om het standpunt van deze administratie m.b.t. de werking en de gevraagde debieten te volgen aangezien IOK niet over de hydrologische gegevens beschikt die noodzakelijk zijn om een voldoende onderbouwd advies te verlenen betreffende de mogelijke gevolgen van de lozing van bedrijfsafvalwater voor de bodem en oppervlaktewateren. 

Het lijkt aangewezen dat de exploitant de milderende maatregelen zoals opgenomen in het project-MER en de passende beoordeling uitvoert. Voor de Low-NOx branders kan het resultaat van de levensduuranalyse van de PTA2-eenheid afgewacht worden. Indien hieruit blijkt dat, met actuele prijzen, een Low-NOx brander kosteneffectief is, dient deze geïmplementeerd te worden. 

In het project-MER wordt een volledige afdekking van de bufferbekkens AM729 en AM730 met drijvende structuren/elementen voorgesteld. Dit om de geuremissie van de waterzuiveringsinstallatie te beperken. De impact hiervan op de werking van de waterzuivering, zoals het effect op de temperatuur van de waterstromen en de noodzaak tot bijkomende koeling, dient hierbij weliswaar in beschouwing genomen te worden. 

 

Om de geluidshinder tot een minimum te beperken, wordt geadviseerd dat de exploitant onderzoekt of de aanleg van walstroom een mogelijkheid is. Zo worden onnodige luchtemissies en geluidshinder vermeden. Voornamelijk ’s nachts zijn de generatoren van schepen goed hoorbaar in de omgeving waardoor walstroom mogelijk een grote impact kan hebben op de hinderbeleving. 

Gelet op de expertise van het Team Externe Veiligheid met betrekking tot veiligheidsrapportage verdient het de aanbeveling om voor het OVR het advies van het Team Externe Veiligheid, die over de nodige expertise beschikt, te volgen.

 

Resultaten openbaar onderzoek

Het openbaar onderzoek werd gehouden  van 8 november 2021 tot en met 7 december 2021. Naar aanleiding van het openbaar onderzoek werden er 3 bezwaarschriften ontvangen.

 

Bespreking adviezen

De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van de volgende adviezen en beoordeeld deze als volgt:

  • Het advies van Vlaams Energieagenschap, afgeleverd op 4 november 2021 is gunstig.
  • Het advies van Departement Omgeving, afgeleverd op 2 december 2021 is ongunstig.
  • Het advies van Fluxys , afgeleverd op 22 November 2021 is voorwaardelijk gunstig.
  • Het advies van IOK, afgeleverd op 2 december 2021 is voorwaardelijk gunstig

 

Conclusie

 

Het college van burgemeester en schepenen volgt het advies en de voorwaarden verleend door de intercommunale ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen (IOK).

Uitgaande van de gegevens opgenomen in het aanvraagdossier en rekening houdende met bovenstaande bemerkingen dient deze vergunningsaanvraag voor het onderdeel ‘ingedeelde inrichting of activiteit’ te worden geadviseerd als voorwaardelijk gunstig.

 

 

Bijzondere milieuvoorwaarden


  • m.b.t. water: uit het advies van VMM, Afdeling afvalwater blijkt dat de afvalwaterlozing geen ontoelaatbare schade veroorzaakt aan bodem en oppervlaktewateren en dat de aangevraagde concentraties en hoeveelheden aanvaardbaar zijn; 
  • m.b.t. natuur: 
    1. de exploitant laat onderzoeken of de fosforgebaseerde additieven in het koelwatercircuit vervangen kunnen worden door polymeer gebaseerde alternatieven. Zo kan de P-vracht dalen tot onder het niveau van een aanzienlijk negatieve bijdrage; 
    2. de exploitant verdere reductiemaatregelen met betrekking tot kobalt blijft onderzoeken en de milieuwinsten en -kosten regelmatig up-to-date houdt, gezien de belangrijke impact van kobalt op de immissiekwaliteit van de Grote Nete; 
    3.  de exploitant na de levensduuranalyse van de PTA2-eenheid bekijkt of de Low-NOx branders kosteneffectief zijn, op basis van de actuele prijzen. Indien de Low-NOx brander kosteneffectief blijkt, dient deze geïmplementeerd te worden; 

 

  • m.b.t. lucht: onderzocht wordt of de volledige afdekking van de bufferbekkens AM729 en AM730 met drijvende structuren/elementen een mogelijkheid is. Dit om de geuremissie van de waterzuiveringsinstallatie te beperken; 
  • m.b.t. geluid: de exploitant onderzoekt of de aanleg van walstroom mogelijk is. Zo worden onnodige luchtemissies en geluidshinder vermeden aangezien voor stroomvoorziening dan niet berust moet worden op de generatoren van schepen; 
  • m.b.t. zware ongevallen of rampen: het advies van het Team Externe Veiligheid gevolgd wordt met betrekking tot het OVR. 

 

indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen.

 

Lasten

Niet van toepassing

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college der burgemeester en schepenen volgt het advies en de voorwaarden verleend door de intercommunale ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen (IOK).

Uitgaande van de gegevens opgenomen in het aanvraagdossier en rekening houdende met bovenstaande bemerkingen dient deze vergunningsaanvraag voor het onderdeel ‘ingedeelde inrichting of activiteit’ te worden geadviseerd als voorwaardelijk gunstig.

Artikel 2

indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen

Bijzondere voorwaarden 

  • m.b.t. water: uit het advies van VMM, Afdeling afvalwater blijkt dat de afvalwaterlozing geen ontoelaatbare schade veroorzaakt aan bodem en oppervlaktewateren en dat de aangevraagde concentraties en hoeveelheden aanvaardbaar zijn; 
  • m.b.t. natuur: 
    1. de exploitant laat onderzoeken of de fosforgebaseerde additieven in het koelwatercircuit vervangen kunnen worden door polymeer gebaseerde alternatieven. Zo kan de P-vracht dalen tot onder het niveau van een aanzienlijk negatieve bijdrage; 
    2. de exploitant verdere reductiemaatregelen met betrekking tot kobalt blijft onderzoeken en de milieuwinsten en -kosten regelmatig up-to-date houdt, gezien de belangrijke impact van kobalt op de immissiekwaliteit van de Grote Nete; 
    3.  de exploitant na de levensduuranalyse van de PTA2-eenheid bekijkt of de Low-NOx branders kosteneffectief zijn, op basis van de actuele prijzen. Indien de Low-NOx brander kosteneffectief blijkt, dient deze geïmplementeerd te worden;  
  • m.b.t. lucht: onderzocht wordt of de volledige afdekking van de bufferbekkens AM729 en AM730 met drijvende structuren/elementen een mogelijkheid is. Dit om de geuremissie van de waterzuiveringsinstallatie te beperken; 
  • m.b.t. geluid:
    1. de exploitant onderzoekt of de aanleg van walstroom mogelijk is. Zo worden onnodige luchtemissies en geluidshinder vermeden aangezien voor stroomvoorziening dan niet berust moet worden op de generatoren van schepen; 
    2. De exploitant onderzoekt of het mogelijk is om het nachtelijk laden en lossen van de schepen kan verminderen;
  • m.b.t. zware ongevallen of rampen: het advies van het Team Externe Veiligheid gevolgd wordt met betrekking tot het OVR.

Artikel 3

Het college der burgemeester en schepenen vraagt aan de hogere overheid om het gebruik van diverse producten die in de vergunning mee zijn opgenomen (o.a. benzeen, xyleen, methylacetaat, de aanwezigheid van kobalt in het oppervlaktewater) verder te monitoren.