Terug
Gepubliceerd op 06/07/2021

2021_CBS_01982 - Omgevingsvergunning - het bouwen van een gekoppelde eengezinswoning met bijgebouw langs St.-Gerebernusstraat 61 (202100288NV) - Vergunning

College van Burgemeester en Schepenen
ma 05/07/2021 - 13:00 Bureau AD
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis; Nadine Laeremans; Bart Julliams; Ben Van Looveren; Tom Corstjens; Pieter Cowé; Kirsten  Thijs; Rob Testelmans, AD wnd

Afwezig

Griet Smaers; Marlon Pareijn; Francois Mylle, Algemeen Directeur

Voorzitter

Vera Celis
2021_CBS_01982 - Omgevingsvergunning - het bouwen van een gekoppelde eengezinswoning met bijgebouw langs St.-Gerebernusstraat 61 (202100288NV) - Vergunning 2021_CBS_01982 - Omgevingsvergunning - het bouwen van een gekoppelde eengezinswoning met bijgebouw langs St.-Gerebernusstraat 61 (202100288NV) - Vergunning

Motivering

Aanleiding en context

Verslag van de omgevingsambtenaar

 

Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2021079565

Dossiernummer gemeente: 202100288

 

De gemeente Geel heeft op 4 mei 2021 een aanvraag ontvangen voor het bouwen van een gekoppelde eengezinswoning met bijgebouw. De aanvraag werd op 14 juni 2021 volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Gegevens van de aanvrager

mevrouw Isabeau Vrancken wonende te Amandus-De-Vosstraat 14 te 2440 Geel en de heer Jan Hufkens wonende te Amandus-De-Vosstraat 14 te 2440 Geel

 

Gegevens van de  ligging

Administratieve ligging: St.-Gerebernusstraat 61

Kadastrale ligging: afdeling 5 sectie N nrs. 581, 584, 585K, 585H, 1565D, 1565F en 1565E

 

Verslag

  1. Stedenbouwkundige basisgegevens

 

Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.

De aanvraag is volgens het gewestplan gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:

woongebied

De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.

agrarisch gebied

De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.

 

Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.

 

Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

De aanvraag is gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling 1915 lot 3.

 

Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

De aanvraag is niet gesitueerd in een algemeen of bijzonder plan van aanleg of in een ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is gelegen in een niet-vervallen verkaveling, goedgekeurd dd. 4-12-2009

De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van de verkaveling.

 

Overeenstemming met dit plan

De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.

 

Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen

Niet van toepassing

 

Verordeningen

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.

algemene bouwverordening inzake weekendverblijven goedgekeurd op 8 juli 2005.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.

algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen goedgekeurd op 12 mei 2012.

 

  1. Historiek

Er zijn geen historische dossiers voor deze aanvraag.

 

  1. Beschrijving van de omgeving en de aanvraag

De aanvraag betreft het oprichten van een gekoppelde eengezinswoning met een bijgebouw.

 

De woning wordt ingeplant op 6 meter uit de rooilijn en op de linkerperceelsgrens.

 

Tot een diepte van 9m vanaf de voorgevel bestaat de woning uit 1 bouwlaag met hierboven een hellend dak. Tussen 9m tot 17m diepte bestaat de woning uit 1 bouwlaag met plat dak.

De kroonlijsthoogte van de woning is 3,12 meter, de nokhoogte 7,62 meter.

De bouwbreedte bedraagt 10,50 meter, de dakhelling bedraagt 45°.

 

Er worden zowel aan de voor- als achterzijde van het hellend dak conform de voorschriften dakkapellen toegepast met een breedte van 6m om de slaapvertrekken op de verdieping voldoende ruim te maken en te voorzien van voldoende daglicht. Er worden verder geen uitkragende erkers, luifels of dakterrassen toegepast.

 

Het bouwvolume van de woning bedraagt 866,16 m³.

 

De scheidingsmuur naar het aangrenzend perceel wordt volledig op het eigen perceel opgebouwd uit een draagmuur met aan de koude zijde een geïsoleerde spouw volgens de geldende EPB-normen. Tegen de isolatie zal een kwalitatieve gevelafwerking voorzien worden uit gevelleien tot het moment dat de aangrenzende buur start met de bouwwerken. Zie bijlage met akkoord van de aangrenzende buur i.v.m. de afwerking van de scheidingsmuur.

 

In de strook voor bijgebouwen wordt een bijgebouw ingericht op de linker perceelsgrens met een oppervlakte van 65,5m2 die dienst doet als tuinberging, poolhouse en overdekte autostaanplaats.

 

Ten zuiden van de woning wordt een terraszone en een openluchtzwembad voorzien met een totale oppervlakte van 80m2. De overige paden/inritten worden uitgevoerd in halfverharding waar het regenwater doorheen infiltreert.

 

De woning is opgebouwd uit 1 bouwlaag met hierboven een hellend dak, waardoor de architectuur in een lijn ligt met de landelijke architectuur van de omliggende bebouwing.

 

Qua materialen is er gekozen voor sobere en duurzame materialen zoals wit/grijze baksteen, zwarte dakpannen en zwart aluminium schrijnwerk. Dit materialenpallet is reeds uitdrukkelijk aanwezig in de bestaande omliggende bebouwing, waardoor de woning volledig opgaat in het straatbeeld.

 

  1. Openbaar onderzoek

De aanvraag werd getoetst aan de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

De aanvraag moet niet openbaar gemaakt worden. De vereenvoudigde vergunningsprocedure wordt gevolgd.

 

  1. Adviezen

Op 21 juni 2021 werd het advies ontvangen van Intergemeentelijke onroerend erfgoeddienst k.ERF (Stuifzand)

Zie advies met motivering in de bijlage

Advies: volledig gunstig

 

Op 20 mei 2021 werd het advies ontvangen van Openbare Werken

Het perceel is gelegen in collectief geoptimaliseerd buitengebied. Er is een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig op openbaar domein. De bouwheer dient de bestaande huisaansluiting te gebruiken.

De bouwheer dient te zorgen voor een gescheiden stelsel van droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA) op zijn perceel tot aan de rooilijn.

De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.

De afvoerbuis voor het regenwater moet worden aangesloten op het huisaansluitputje RWA als men een noodoverloop voorziet. De afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater moet aangesloten worden op het huisaansluitputje DWA. Deze huisaansluitputjes mogen niet met elkaar verbonden zijn. De huisaansluitputjes zijn reeds aanwezig op het perceel. De bouwheer dient deze zelf op te zoeken.

Putten dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.

Voor het afvalwater voorziet men een gescheiden stelsel van fecaal water (toilet) en grijs water (douche, lavabo, …). Men voorziet een sifonput (dubbele toezichtsput) waar beide afvoeren samenkomen om geurhinder te vermijden. Dit is een gunstig concept.

Volgens de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater is men verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing en het gebruik dient te gebeuren uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw of verharding.

De hemelwaterput dient aan volgende voorwaarden te voldoen:

De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.

De plaatsing dient te gebeuren voor het gebouw in gebruik genomen wordt (dit geldt ook voor de infiltratievoorziening).

Het volume van de hemelwaterput moet minimum 5000L bedragen. De bouwheer voorziet een volume van 20.000L.

Men dient de afvoeren van het dak van de woning en van het bijgebouw aan te sluiten op de hemelwaterput.

De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Er moeten minstens 2 aftappunten aangesloten worden op de hemelwaterput, waarvan één aftappunt voor de spoeling van toiletten. De bouwheer voorziet herbruik voor 2 toiletten, wasmachine, tuinonderhoud, schoonmaak woning, wassen auto en eventueel voor het vullen van het zwembad.

De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

De infiltratievoorziening dient aan volgende voorwaarden te voldoen:

Het volume van de infiltratievoorziening dient minimum 4570L te bedragen en  de infiltratieoppervlakte minimum 7,312m².  De bouwheer voorziet een infiltratievoorziening met volume van 5000L en oppervlakte van 10,23m². Men voorziet een noodoverloop naar de openbare riolering. Dit is niet verplicht, het wordt wel toegestaan.

De bouwheer voorziet een buitenzwembad. De overloop dient te worden aangesloten op de RWA, de filter op de DWA. Indien het gaat om een gecombineerd systeem (overloop en filter) waarbij geen opsplitsing mogelijk is, dient men aan te sluiten op DWA.

Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende deskundige (VLARIO-keuring). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.

Er mogen maximaal 2 toegangen tot het perceel worden voorzien met samen een maximale breedte van 6m. Men voorziet 2 toegangen, eentje van 3m50 en eentje van 2m50 wat wordt goedgekeurd. De strook van 4m08 gemeten vanaf de rooilijn tot de goot is openbaar domein. Men mag dit niet zelf inrichten. Voor de aanpassing van het openbaar domein (bermverharding waar toegang wordt voorzien) dient men een aanvraag te doen. Dit kan online via www.geel.be/aanpassingen-openbaar-domein. De kosten van de aanpassing zijn ten laste van de bouwheer.

Advies: volledig voorwaardelijk gunstig

 

  1. Project-MER

///

 

  1. Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen

Wegenis

Het perceel is gelegen langsheen een gemeenteweg.

Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie « wonen », « verblijfsrecreatie », dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, «gemeenschapsvoorzieningen» of «openbare nutsvoorzieningen», kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.

§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken. Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente. § 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiËle waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.

§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :
1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;
2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;
3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.

 

Watertoets

Artikel 8 van het decreet van 5 juli 2013 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad van 8 oktober 2013) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets genoemd wordt. Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een risicozone, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

Enkel wordt bij toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt. Dit moet gecompenseerd worden door de plaatsing van een hemelwaterput of de aanleg van een infiltratievoorziening.

 

Erfgoed-/archeologietoets

De Sint-Dimpnakapel, die zich rechts van het perceel situeert, is opgenomen in de vastgestelde inventaris bouwkundig erfgoed. In het verkavelingsplan is hier rekening mee gehouden door de woning als halfopen bebouwing te voorzien waarbij een afstand van +/- 19m wordt gerespecteerd tussen de kapel en de woning. Dit is ook gerespecteerd in het plan van de woning.

 

Scheidingsmuren

De scheidingsmuur kan enkel te paard opgericht worden indien er een uitdrukkelijk akkoord is tussen beide partijen. Zij moeten op het eigen perceel nog een spouw en een muur van min. 14 cm voorzien. Indien er geen akkoord is tussen beide partijen dient ieder op zijn eigendom te bouwen. In dit geval zijn beide partijen verplicht een muur tegen de perceelsgrens op te richten.

 

Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening

De aanvraag is inpasbaar in de omgeving en verenigbaar met de goede plaatselijke aanleg.

 

Resultaten openbaar onderzoek

Niet van toepassing.

 

Bespreking adviezen

De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van de volgende adviezen en beoordeeld deze als volgt:

  • Het advies van Intergemeentelijke onroerend erfgoeddienst k.ERF (Stuifzand), afgeleverd op 21 juni 2021 is gunstig.
  •  Het advies van Openbare Werken afgeleverd op 20 mei 2021 is voorwaardelijk gunstig.

 

Conclusie

Gunstig advies onder volgende voorwaarden:

 

De woning dient ingeplant op 6 meter uit de rooilijn en verder opgericht zoals aangeduid op het bouwplan.

 

Het bijgebouw, zwembad en verhardingen dienen uitgevoerd te worden overeenkomstig de bijgevoegde bouwplannen en inplantingsplannen. Het bijgebouw voorziet plaats voor minstens 1 voertuig.

 

De scheidingsmuur kan enkel te paard opgericht worden indien er een uitdrukkelijk akkoord is tussen beide partijen. Zij moeten op het eigen perceel nog een spouw en een muur van min. 14 cm voorzien. Indien er geen akkoord is tussen beide partijen dient ieder op zijn eigendom te bouwen. In dit geval zijn beide partijen verplicht een muur tegen de perceelsgrens op te richten.

 

De woning moet voldoen aan de EPB-eisen.

 

Elke woning dient uitgerust met één of meer rookmelders of moet beschikken over een branddetectiesysteem dat gekeurd en gecertificeerd is door een daartoe erkend organisme. De rookmelder dient conform te zijn aan NBN EN 14.604, reageert op de rookontwikkeling bij brand door het produceren van een scherp geluidssignaal, en is niet van het ionische type.
Opmerkingen inzake de plaatsing van de rookmelders: minstens één rookmelder per bouwlaag, in kamerwoningen moet elke kamer ermee uitgerust zijn, mogelijke opstelling in de hal, gang, slaapkamer, living, wasplaats, kelder, verwarmingslokaal; plaatsing wordt afgeraden in de badkamer, keuken, garage.

 

 

Gevolg dient gegeven aan de bemerkingen opgenomen in het advies van Stuifzand m.n. het plaatsen van een groene buffer (in zwarte els en met een kruidige laag), net als het zoveel als mogelijk beperken van de verhardingen van de oprit en het beperken van het ophogen van het perceel tot het strikt noodzakelijke. Deze bijgewerkte plannen voldoen volledig aan die voorwaarden.

 

Gevolg dient gegeven aan de voorwaarden vermeld in het advies van openbare werken en verkeer stad Geel:

Het perceel is gelegen in collectief geoptimaliseerd buitengebied. Er is een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig op openbaar domein. De bouwheer dient de bestaande huisaansluiting te gebruiken.

De bouwheer dient te zorgen voor een gescheiden stelsel van droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA) op zijn perceel tot aan de rooilijn.

De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.

De afvoerbuis voor het regenwater moet worden aangesloten op het huisaansluitputje RWA als men een noodoverloop voorziet. De afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater moet aangesloten worden op het huisaansluitputje DWA. Deze huisaansluitputjes mogen niet met elkaar verbonden zijn.

De huisaansluitputjes zijn reeds aanwezig op het perceel. De bouwheer dient deze zelf op te zoeken.

Putten dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.

Voor het afvalwater voorziet men een gescheiden stelsel van fecaal water (toilet) en grijs water (douche, lavabo, …). Men voorziet een sifonput (dubbele toezichtsput) waar beide afvoeren samenkomen om geurhinder te vermijden. Dit is een gunstig concept.

Volgens de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater is men verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing en het gebruik dient te gebeuren uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw of verharding.

De hemelwaterput dient aan volgende voorwaarden te voldoen:

De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.

De plaatsing dient te gebeuren voor het gebouw in gebruik genomen wordt (dit geldt ook voor de infiltratievoorziening).

Het volume van de hemelwaterput moet minimum 5000L bedragen. De bouwheer voorziet een volume van 20.000L.

Men dient de afvoeren van het dak van de woning en van het bijgebouw aan te sluiten op de hemelwaterput.

De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Er moeten minstens 2 aftappunten aangesloten worden op de hemelwaterput, waarvan één aftappunt voor de spoeling van toiletten. De bouwheer voorziet herbruik voor 2 toiletten, wasmachine, tuinonderhoud, schoonmaak woning, wassen auto en eventueel voor het vullen van het zwembad.

De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

De infiltratievoorziening dient aan volgende voorwaarden te voldoen:

Het volume van de infiltratievoorziening dient minimum 4570L te bedragen en  de infiltratieoppervlakte minimum 7,312m².  De bouwheer voorziet een infiltratievoorziening met volume van 5000L en oppervlakte van 10,23m². Men voorziet een noodoverloop naar de openbare riolering. Dit is niet verplicht, het wordt wel toegestaan.

De bouwheer voorziet een buitenzwembad. De overloop dient te worden aangesloten op de RWA, de filter op de DWA. Indien het gaat om een gecombineerd systeem (overloop en filter) waarbij geen opsplitsing mogelijk is, dient men aan te sluiten op DWA.

Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende deskundige (VLARIO-keuring). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.

Er mogen maximaal 2 toegangen tot het perceel worden voorzien met samen een maximale breedte van 6m. Men voorziet 2 toegangen, eentje van 3m50 en eentje van 2m50 wat wordt goedgekeurd. De strook van 4m08 gemeten vanaf de rooilijn tot de goot is openbaar domein. Men mag dit niet zelf inrichten. Voor de aanpassing van het openbaar domein (bermverharding waar toegang wordt voorzien) dient men een aanvraag te doen. Dit kan online via www.geel.be/aanpassingen-openbaar-domein. De kosten van de aanpassing zijn ten laste van de bouwheer.

 

De zone rondom het hoofdgebouw dient als tuin te worden aangelegd en als dusdanig gehandhaafd. Alle verhardingen dienen te gebeuren met waterdoorlatende materialen.

 

Indien voor de uitvoering van de stedenbouwkundige handelingen een bronbemaling geplaatst zal worden, moet deze aangevraagd worden via het omgevingsloket voor de start van de bronbemaling. De bronbemaling moet voldoen aan de bepalingen van Vlarem II afd. 5.53.6.1. Het bemalingswater moet zoveel mogelijk terug in de grond worden ingebracht buiten de onttrekkingszone. Hiervoor kan gebruikgemaakt worden van infiltratieputten, infiltratiebekkens of infiltratiegrachten. Indien dit technisch onmogelijk is mag het water geloosd worden via de RWA-aansluiting.

 

De vloerpas ligt op maximum 20 cm en kan verhoogd worden door het aantal meter tussen de voorgevel en de rooilijn te vermenigvuldigen met 2 cm, en dit tot een maximum van 40 cm.

 

Het peil van de woning ligt hiermee maximum 32 cm boven de as van de weg.

 

Lasten

Niet van toepassing

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar

Artikel 2

Het college van burgmeester en schepenen beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:

De woning dient ingeplant op 6 meter uit de rooilijn en verder opgericht zoals aangeduid op het bouwplan.

 

Het bijgebouw, zwembad en verhardingen dienen uitgevoerd te worden overeenkomstig de bijgevoegde bouwplannen en inplantingsplannen. Het bijgebouw voorziet plaats voor minstens 1 voertuig.

 

De scheidingsmuur kan enkel te paard opgericht worden indien er een uitdrukkelijk akkoord is tussen beide partijen. Zij moeten op het eigen perceel nog een spouw en een muur van min. 14 cm voorzien. Indien er geen akkoord is tussen beide partijen dient ieder op zijn eigendom te bouwen. In dit geval zijn beide partijen verplicht een muur tegen de perceelsgrens op te richten.

 

De woning moet voldoen aan de EPB-eisen.

 

Elke woning dient uitgerust met één of meer rookmelders of moet beschikken over een branddetectiesysteem dat gekeurd en gecertificeerd is door een daartoe erkend organisme. De rookmelder dient conform te zijn aan NBN EN 14.604, reageert op de rookontwikkeling bij brand door het produceren van een scherp geluidssignaal, en is niet van het ionische type.
Opmerkingen inzake de plaatsing van de rookmelders: minstens één rookmelder per bouwlaag, in kamerwoningen moet elke kamer ermee uitgerust zijn, mogelijke opstelling in de hal, gang, slaapkamer, living, wasplaats, kelder, verwarmingslokaal; plaatsing wordt afgeraden in de badkamer, keuken, garage.

 

 

Gevolg dient gegeven aan de bemerkingen opgenomen in het advies van Stuifzand m.n. het plaatsen van een groene buffer (in zwarte els en met een kruidige laag), net als het zoveel als mogelijk beperken van de verhardingen van de oprit en het beperken van het ophogen van het perceel tot het strikt noodzakelijke. Deze bijgewerkte plannen voldoen volledig aan die voorwaarden.

 

Gevolg dient gegeven aan de voorwaarden vermeld in het advies van openbare werken en verkeer stad Geel:

Het perceel is gelegen in collectief geoptimaliseerd buitengebied. Er is een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig op openbaar domein. De bouwheer dient de bestaande huisaansluiting te gebruiken.

De bouwheer dient te zorgen voor een gescheiden stelsel van droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA) op zijn perceel tot aan de rooilijn.

De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.

De afvoerbuis voor het regenwater moet worden aangesloten op het huisaansluitputje RWA als men een noodoverloop voorziet. De afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater moet aangesloten worden op het huisaansluitputje DWA. Deze huisaansluitputjes mogen niet met elkaar verbonden zijn.

De huisaansluitputjes zijn reeds aanwezig op het perceel. De bouwheer dient deze zelf op te zoeken.

Putten dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.

Voor het afvalwater voorziet men een gescheiden stelsel van fecaal water (toilet) en grijs water (douche, lavabo, …). Men voorziet een sifonput (dubbele toezichtsput) waar beide afvoeren samenkomen om geurhinder te vermijden. Dit is een gunstig concept.

Volgens de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater is men verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing en het gebruik dient te gebeuren uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw of verharding.

De hemelwaterput dient aan volgende voorwaarden te voldoen:

De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.

De plaatsing dient te gebeuren voor het gebouw in gebruik genomen wordt (dit geldt ook voor de infiltratievoorziening).

Het volume van de hemelwaterput moet minimum 5000L bedragen. De bouwheer voorziet een volume van 20.000L.

Men dient de afvoeren van het dak van de woning en van het bijgebouw aan te sluiten op de hemelwaterput.

De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Er moeten minstens 2 aftappunten aangesloten worden op de hemelwaterput, waarvan één aftappunt voor de spoeling van toiletten. De bouwheer voorziet herbruik voor 2 toiletten, wasmachine, tuinonderhoud, schoonmaak woning, wassen auto en eventueel voor het vullen van het zwembad.

De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

De infiltratievoorziening dient aan volgende voorwaarden te voldoen:

Het volume van de infiltratievoorziening dient minimum 4570L te bedragen en  de infiltratieoppervlakte minimum 7,312m².  De bouwheer voorziet een infiltratievoorziening met volume van 5000L en oppervlakte van 10,23m². Men voorziet een noodoverloop naar de openbare riolering. Dit is niet verplicht, het wordt wel toegestaan.

De bouwheer voorziet een buitenzwembad. De overloop dient te worden aangesloten op de RWA, de filter op de DWA. Indien het gaat om een gecombineerd systeem (overloop en filter) waarbij geen opsplitsing mogelijk is, dient men aan te sluiten op DWA.

Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende deskundige (VLARIO-keuring). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.

Er mogen maximaal 2 toegangen tot het perceel worden voorzien met samen een maximale breedte van 6m. Men voorziet 2 toegangen, eentje van 3m50 en eentje van 2m50 wat wordt goedgekeurd. De strook van 4m08 gemeten vanaf de rooilijn tot de goot is openbaar domein. Men mag dit niet zelf inrichten. Voor de aanpassing van het openbaar domein (bermverharding waar toegang wordt voorzien) dient men een aanvraag te doen. Dit kan online via www.geel.be/aanpassingen-openbaar-domein. De kosten van de aanpassing zijn ten laste van de bouwheer.

 

De zone rondom het hoofdgebouw dient als tuin te worden aangelegd en als dusdanig gehandhaafd. Alle verhardingen dienen te gebeuren met waterdoorlatende materialen.

 

Indien voor de uitvoering van de stedenbouwkundige handelingen een bronbemaling geplaatst zal worden, moet deze aangevraagd worden via het omgevingsloket voor de start van de bronbemaling. De bronbemaling moet voldoen aan de bepalingen van Vlarem II afd. 5.53.6.1. Het bemalingswater moet zoveel mogelijk terug in de grond worden ingebracht buiten de onttrekkingszone. Hiervoor kan gebruikgemaakt worden van infiltratieputten, infiltratiebekkens of infiltratiegrachten. Indien dit technisch onmogelijk is mag het water geloosd worden via de RWA-aansluiting.

 

De vloerpas ligt op maximum 20 cm en kan verhoogd worden door het aantal meter tussen de voorgevel en de rooilijn te vermenigvuldigen met 2 cm, en dit tot een maximum van 40 cm.

 

Het peil van de woning ligt hiermee maximum 32 cm boven de as van de weg.