Terug
Gepubliceerd op 06/09/2022

2022_CBS_02307 - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft afstandsregels van pluimveestallen en monitoringsvoorwaarden voor ammoniakemissiearme stalsystemen - nc - Advies

College van Burgemeester en Schepenen
ma 05/09/2022 - 13:00 Bureau AD
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

vera celis; Nadine Laeremans; Griet Smaers; Bart Julliams; Tom Corstjens; Marlon Pareijn; Pieter Cowé; luc van laer; francois mylle, Algemeen Directeur

Secretaris

francois mylle, Algemeen Directeur

Voorzitter

vera celis
2022_CBS_02307 - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft afstandsregels van pluimveestallen en monitoringsvoorwaarden voor ammoniakemissiearme stalsystemen - nc - Advies 2022_CBS_02307 - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft afstandsregels van pluimveestallen en monitoringsvoorwaarden voor ammoniakemissiearme stalsystemen - nc - Advies

Motivering

Aanleiding en context

UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 17/06/2022

 

Verslag van de omgevingsambtenaar

 


Verslag

1. Redenen opmaak van het besluit

De volgende redenen worden gegegeven voor de opmaak van de wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft afstandsregels van pluimveestallen en monitoringsvoorwaarden voor ammoniakemissiearme stalsystemen:

  • Om een goede werking van ammoniakemissiearme stalsystemen te garanderen is ook de mogelijkheid tot elektronische monitoring noodzakelijk. Bij controles door handhaving blijkt geregeld dat de stalsystemen om ammoniakemissies te reduceren niet of onvoldoende werken. 
  • De huidige afstandsregels van artikel 5.9.5.3, §5 van VLAREM II, ingevoegd bij artikel 99, 3° van het wijzigingsbesluit van 19 september 2008, zijn in recente rechtspraak in strijd bevonden met het standstill-beginsel zoals opgenomen in artikel 1.2.1, §2 van decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.  

 

Met dit besluit wordt een rechtsgrond voorzien voor de elektronische monitoring van ammoniakemissiearme stalsystemen. Hierbij wordt in hoofdzaak gedacht aan de monitoring van luchtwassystemen.   

Daarnaast worden de afstandsregels van pluimveestallen, zoals vervat in artikel 5.9.5.3, §5, van VLAREM II, gewijzigd. De versoepeling van deze regels middels een besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 werd door de Raad van State onwettig bevonden in een arrest van 2 mei 2019, nr. 244.351. Met voorliggend besluit wordt tegemoet gekomen aan deze onwettigheid en worden de oorspronkelijke afstandsregels hersteld.

Het doel van de plan-m.e.r.-screening is aantonen dat het initiatief geen aanzienlijke milieueffecten kan veroorzaken en dat er dus geen plan-MER opgesteld moet worden.

2. Algemene toelichting

Titel II van het VLAREM (Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne) bevat o.a. de algemene en sectorale voorwaarden die van toepassing zijn op ingedeelde inrichtingen of activiteiten. De algemene milieuvoorwaarden gelden voor alle ingedeelde inrichtingen of activiteiten. De sectorale milieuvoorwaarden gelden voor bepaalde types van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. Deze voorwaarden beogen het voorkomen en beperken van onaanvaardbare hinder en risico’s die de betrokken inrichtingen en activiteiten kunnen veroorzaken. In voorkomend geval beogen ze ook het ongedaan maken van de schade die de exploitatie van de inrichting of activiteit heeft toegebracht aan het milieu.

Om een goede werking van ammoniakemissiearme stalsystemen te garanderen is ook de mogelijkheid tot elektronische monitoring noodzakelijk. Bij controles door handhaving blijkt geregeld dat de stalsystemen om ammoniakemissies te reduceren niet of onvoldoende werken. Voorliggend besluit maakt dit mogelijk via het eerste wijzigingsartikel. Op deze wijze moet helpen om te komen tot een doeltreffende handhaving van de ammoniakemissiearme stalsystemen.

Voor nieuwe luchtwassers bevat art. 5.2.3.4 van bijlage II bij het MB van 19 maart 2004 (Ministerieel besluit van 19 maart 2004 houdende vaststelling van de lijst van ammoniakemissiearme stalsystemen in uitvoering van artikel 1.1.2 en artikel 5.9.2.1bis van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne) al de verplichting tot elektronische monitoring van nieuwe luchtwassers. Thans worden deze bepalingen ook van toepassing op bestaande luchtwassers middels een overgangsregeling.

Bovendien wordt op deze wijze ook uitvoering gegeven aan het Vlaams Luchtbeleidsplan 2030 waarin de volgende maatregel is opgenomen met oog op “de vermindering van de emissies van NH3, dat bijdraagt tot de vorming van secundair van stof in de atmosfeer en tot de vermestende en verzurende depositie”:

     - de introductie van een elektronisch monitoringsysteem op luchtwassers in varkens- en pluimveestallen om de goede werking van deze wassers te verzekeren;

Uit de de volgende studie 'Studie naar de implicaties van een verplichting tot elektronische monitoring op bestaande luchtwassers in de Vlaamse varkenshouderij' is gebleken dat het technisch mogelijk is om op alle luchtwassers een monitoringssysteem te plaatsen.

Artikel 5.9.5.3, §5 van titel II van het VLAREM bevat verbods- en afstandsregels inzake pluimveestallen. Dit artikel werd gewijzigd door het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 tot wijziging van titel II van het VLAREM (artikel 99, 3°). Door deze wijziging werden de afstandsregels voor pluimveebedrijven met meer dan 60.000 stuks gevogelte sterk versoepeld, zodat artikel 5.9.5.3, §5 van titel II van het VLAREM als volgt luidde:

“Tussen elke stal en/of opslag van dierlijke mest of mengmest van een inrichting, gelegen in een agrarisch gebied enerzijds en elk op het gewestplan aangegeven woonuitbreidingsgebied, natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat, bosreservaat, gebied voor verblijfsrecreatie en woongebied ander dan woongebieden met een landelijk karakter anderzijds, dient in functie van het aantal stuks pluimvee dat in de inrichting wordt gehouden en van het overeenkomstig artikel 5.9.5.2. berekend aantal waarderingspunten, tenminste de volgende afstand te bestaan:

Het is verboden in een inrichting, omvattende een of meer pluimveestallen, die geheel gelegen is in een agrarisch gebied, meer [...] stuks pluimvee te houden dan het aantal dat in functie van voormelde criteria en de afstandsregels is toegelaten.”

In een arrest van 2 mei 2019, nr. 244.351, heeft de Raad van State evenwel geoordeeld dat deze versoepeling van de afstandsregels voor pluimveebedrijven door het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 strijdig is met het standstill-beginsel inzake milieubescherming, zoals gewaarborgd door artikel 23 van de Grondwet.

Een dergelijke uitspraak waarbij in toepassing van artikel 159 GW een bepaling onwettig wordt bevonden, creëert onduidelijkheid in het rechtsverkeer. De bepalingen welke door de Raad van State als onwettig werden aangeduid, blijven formeel bestaan in het rechtsverkeer, maar de loutere verdere toepassing ervan zou opnieuw leiden tot onwettige besluiten. Aan deze rechtsonzekerheid moet een einde worden gesteld.

Om de nodige rechtszekerheid te voorzien en tegemoet te komen aan de belangrijke randvoorwaarde, voegt het tweede wijzigingsartikel nieuwe afstandsregels voor pluimveestallen in titel II van VLAREM in, rekening houdend met voormelde rechtspraak en in het bijzonder het standstill-beginsel. Deze nieuwe afstandsregels zijn inhoudelijk dezelfde afstandsregels die golden voor de onwettig bevonden afstandsregels. Immers, de overheid is verplicht in het kader van het zorgvuldigheidsbeginsel om een onwettige bestuurshandeling binnen een redelijke termijn te herstellen. De terugkeer naar de normen die golden voor de onwettig bevonden versoepeling, verzekert dat er geen afbreuk wordt gedaan aan het standstill-beginsel. Dit besluit wijzigt aldus twee bepalingen in de sectorale voorwaarden, vastgelegd in titel II van het VLAREM.

3. Toelichting m.b.t. overgangsbepaling voor de afstandsregels

Art. 3.1.1, §2 VLAREM stelt dat de milieuvoorwaarden voor nieuwe inrichtingen onmiddellijk gelden (alsook voor hernieuwingen die te laat aangevraagd zijn of definitief geweigerd zijn). Voor bestaande inrichtingen gelden ze volgens art. 3.1.1, §3 VLAREM overeenkomstig de overgangsbepalingen in hoofdstuk 3.2. Gelet op de definitie van bestaande inrichtingen gelden de overgangsbepalingen dus voor de IIOA’s die kortgezegd vergund waren in 1993 en nog steeds (ononderbroken) vergund zijn.

Art. 3.1.1, §4 VLAREM bepaalt bovendien: “Voor nieuwe inrichtingen die op datum van inwerkingtreden van dit besluit regelmatig vergund dan wel gemeld zijn, gelden ze eveneens overeenkomstig de in § 3 bedoelde overgangsbepalingen, maar enkel voor wat die voorwaarden betreft die strenger zijn dan de voorwaarden die op datum van inwerkingtreden van dit besluit reeds van toepassing waren op hun uitbating.”.

Het bepaalde in art. 3.1.1, §5, eerste lid VLAREM houdt in dat alle reeds vergunde exploitaties, en hun reeds toegelaten veranderingen, niet moeten voldoen aan de nieuwe inplantingsregels als dit zou betekenen dat ze hierdoor niet meer zouden kunnen exploiteren. Uitbreidingen bij reeds vergunde IIOA’s zouden wel moeten voldoen aan de nieuwe afstandsregels, tenzij de uitbreiding beperkt is tot maximaal 100 % van de exploitatie die op 1 januari 1993 was toegelaten (art. 3.2.2.2 VLAREM).

Daaruit volgt ook dat exploitaties die vergund zijn op basis van de huidige, onwettige, afstandsregels in principe hun vergunning kunnen behouden. Bij een loutere hernieuwing zijn afstandsregels volgens art. 3.1.1, §5 VLAREM niet van toepassing.


Conclusie

Een goede monitoring van een ammoniakuitstoot zal tot gevolg hebben dat er beter gehandhaafd kan worden en de uitstoot van ammoniak zal beperkt worden door betere exploitatie van de inrichtingen. Dit punt wordt bijgetreden.


Afhankelijk van het aantal waarderingspunten dat wordt toegekend aan een inrichting en het aantal stuks pluimvee, moet een bepaalde minimumafstand gerespecteerd worden tussen (1) elke stal en/of opslag van dierlijke mest of mengmest, gelegen in agrarisch gebied, en (2) de opgesomde gebieden in 5.9.5.3, §5, eerste lid, van titel II van het VLAREM.
De oorspronkelijke categorie van >60.000 wordt opnieuw van toepassing. In de praktijk komt dit neer op het terugdraaien van de wetgeving naar de toestand voor het besluit van de Vlaamse regering van 19 september 2008. Het is aangewezen een onwettige situatie niet te laten voortbestaan en dit punt wordt bijgedragen. 



Gelet op de kunde en expertise aanwezig bij de Afdeling Beleidsontwikkeling en juridische ondersteuning en gelet op het feit dat de AGOP bovenstaande bijzondere voorwaarden nodig acht ten gevolge van het voortschrijdend inzicht over de impact van pluimveestallen lijkt het aangewezen deze bijzondere voorwaarden als gunstig te adviseren.

 

 




Juridische grond

Het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, artikel 5.4.1 en 5.4.3, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen adviseert de aanpassing van de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft afstandsregels van pluimveestallen en monitoringsvoorwaarden voor ammoniakemissiearme stalsystemen gunstig.