VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR
1. Stedenbouwkundige basisgegevens
Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.
De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:
agrarisch gebied
De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 m en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.
Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :
De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.
Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :
De aanvraag is volgens het ruimtelijk uitvoeringsplan RUP zonevreemde woningen goedgekeurd op 29 januari 2009gelegen in overdruk zonevreemde woningen II
De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling
Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag
De aanvraag is gesitueerd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het ruimtelijke uitvoeringsplan.
Overeenstemming met dit plan
De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.
Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen
Verordeningen
gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.
gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.
algemene bouwverordening inzake weekendverblijven goedgekeurd op 8 juli 2005.
gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.
algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.
gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.
gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen goedgekeurd op 12 mei 2012.
2. Historiek
Dossier met kenmerk OMV_2020051301 (intern: 202000208): het oprichten van een paardenfokkerij met bedrijfswoning, trainingspistes en erfbeplanting
3. Beschrijving van de omgeving en de aanvraag
De aanvraag betreft een vergunning voor het plaatsen en gebruiken van ondergrondse propaangastanks.
Het propaangas zal aangewend worden om de inrichting te verwarmen.
De volgende rubriek en hoeveelheid wordt aangevraagd:
17.2.1.1° | Het plaatsen van twee ondergrondse propaangastanks (Nieuw) | 2 x 2.950 L | 2 |
De volgende rubrieken waren reeds vergund:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid | Klasse |
3.4.1°a) | Lozen van 0,5 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen (Ongewijzigd) | 0,5 m³/uur | 3 |
6.5.1° | 2 verdeelslangen (Ongewijzigd) | 2 verdeelslang | 3 |
9.4.3.c)1° | Stallen van 36 paarden en 20 veulens (Ongewijzigd) | 56 plaatsen | 2 |
15.1.1° | Stallen van 5 voertuigen (Ongewijzigd) | 5 aantal voertuigen | 3 |
15.4.2°a) | Wasplaats voor het wassen van 3 voertuigen per dag (Ongewijzigd) | 3 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag | 3 |
17.3.2.1.1.1°b) | Opslag van 4.998 kg gasolie in 2 bovengrondse dubbelwandige tanks van 3.000 L (Ongewijzigd) | 5 ton | 3 |
19.6.2°a) | Opslag van 100 m³ stro/hooi in een lokaal (Ongewijzigd) | 100 m³ | 3 |
28.2.c)1° | Opslag van 150,4 m³ vaste mest (Ongewijzigd) | 150,4 m³ | 3 |
32.4. | Inrichting voor ontspanning en africhting van paarden met 1 binnenpiste, 1 springpiste, 1 dressuurpiste, 1 vrije springpiste (jonge paarden), 1 longeerpiste, 1 longeercirkel, 1 stapmolen en 2 paddocks (Ongewijzigd) | 9 africhtpistes | 2 |
53.8.1°b) | 2 grondwaterwinningen waarvan: - GWW1: drinkwater voor de dieren op een diepte van 88 m met een debiet van 5 m³/dag en 956 m³/jaar - GWW2: beregening van de pistes op een diepte van 81 m met een debiet van 10 m³/dag en 800 m³/jaar (Ongewijzigd) | 1.756 m³/jaar | 2 |
4. Openbaar onderzoek
Overeenkomstig de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is de gewone procedure van toepassing en moet de aanvraag openbaar gemaakt worden.
Het openbaar onderzoek werd gehouden van 1 oktober 2021 t.e.m. 30 oktober 2021. Er werden geen bezwaarschriften ingediend.
Er werd geen informatievergadering gehouden.
5. Adviezen
De aanvraag werd getoetst aan de criteria van artikels 24-26 van het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25/04/2014 en de criteria van artikels 30-38 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.
Er dienden geen adviezen gevraagd te worden.
6. Project-MER
De aangevraagde activiteiten worden niet vermeldt in de bijlage van het MER-besluit.
7. Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen
Natuurtoets
De exploitatie is gelegen op ca 1,5 km van het VEN-gebied “ De gebroekten Grote Nete” en het habitatrichtlijngebied ”Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor”. Er worden geen effecten op speciale beschermingszones verwacht.
Milieuaspecten
Geluid en trillingen
Het bedrijf bevindt zich in agrarisch gebied en de dichtstbijzijnde woning is op ongeveer 288 m van de inrichting gelegen.
Op het bedrijf zijn geen inrichtingen aanwezig waarvoor de sectorale bepalingen specifieke geluidsnormen opleggen of een akoestisch onderzoek verplichten. Aangezien het gaat om een bestaand bedrijf en tot nog toe geen klachten werden geuit met betrekking tot geluidshinder, werden tot op heden geen geluidsmetingen uitgevoerd. De richtwaarden voor in agrarische gebieden zoals beschreven in hoofdstuk 4.5 van het Vlarem II worden ten alle tijden gerespecteerd.
Er wordt bij het uitvoeren van de verschillende activiteiten en de keuze van de geluidsproducerende toestellen en hun inplanting door de exploitant rekening gehouden dat de geluidsimmisie naar de omgeving minimaal is.
Water
De site is volgens de VMM zoneringsplannen gesitueerd in individueel te optimaliseren buitengebied. Het bedrijf is vergund voor het lozen van 0,5 m³/u bedrijfsafvalwater. Dit wordt in de huidige aanvraag niet gewijzigd.
Lucht
Er mag verwacht worden dat mits een zorgvuldige uitbating de mogelijke hinder binnen voor de omgeving aanvaardbare grenzen kan worden gehouden. Voor de nieuwe activiteit (opslag propaan) worden geen bijkomende effecten verwacht op de luchtkwaliteit.
Licht en straling
Hinder door straling is niet te verwachten.
De exploitant treft de nodige maatregelen om lichthinder te voorkomen. Het gebruik en de intensiteit van lichtbronnen in open lucht zijn beperkt tot de noodwendigheden inzake uitbating en veiligheid. De verlichting is dermate ontworpen dat niet-functionele lichtoverdracht naar de omgeving maximaal wordt beperkt.
Bodem
De exploitant zorgt ervoor dat de inrichting en de directe (eigen) omgeving ten allen tijde in goede hygiënische toestand worden gehouden. De propaanopslag gebeurt in 2 ondergrondse gastanks, die conform VLAREM worden uitgevoerd en waarbij voldaan wordt aan de geldende afstandsregels voor opslagplaatsen handelspropaan.
De ondergrondse tanks met vulpunt vormen een beperkt risico naar bodemverontreiniging. De tanks zijn ondergrondse propaangastanks met een lekdetectiesysteem. De vulling van de tanks zal gebeuren op een verharde ondergrond. De exploitant dient aan de vergunningverlenende overheid de conformiteitsattesten en het verslag van ingebruikname, opgemaakt door een erkend deskundige, te bezorgen. De exploitant voorziet in voldoende maatregelen om de potentiële risico’s op bodemverontreiniging te minimaliseren.
Calamiteiten
De tanks zullen periodiek onderworpen worden aan een onderzoek door de exploitant en een officiële keuringsinstantie. Er ligt een duidelijk plan ter beschikking van de hulpdiensten op de inrichting met de soorten brandbare en oxiderende stoffen, de maximale opslagcapaciteit van de houders, de normale opslagtemperatuur in °C, de locatie van de opslagpunten en de hoeveelheid van al deze stoffen op de site.
Resultaten openbaar onderzoek
Het openbaar onderzoek werd gehouden van 1 oktober 2021 tot en met 30 oktober 2021. Naar aanleiding van het openbaar onderzoek werden er geen bezwaarschriften ontvangen.
Bespreking adviezen
Er werd geen advies gevraagd.
Conclusie
De gemeentelijke omgevingsambtenaar geeft een voorwaardelijk gunstig advies.
Het voorwaardelijk gunstig advies geldt onder het naleven van de volgende voorwaarden van het VLAREM II:
Algemene voorwaarden van VLAREM II: Hst 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6
Sectorale voorwaarden van VLAREM II: Hst. 5.17, Art.5.17.0.1-5.17.5.7
Bijzondere milieuvoorwaarden
Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van het advies van de
omgevingsambtenaar en maakt dit zich eigen.
Lasten
Niet van toepassing
De aanvraag ingediend door STAL DE EYCKHOEVE BV gevestigd te Doornboomstraat 29 te 2440 Geel, wordt voorwaardelijk vergund.
De aanvraag betreft een aanvraag voor een het plaatsen van twee ondergrondse propaangastanks van 2.950 L. De volgende rubriek en hoeveelheid wordt aangevraagd:
17.2.1.1° | Het plaatsen van twee ondergrondse propaangastanks (Nieuw) | 5.900 L | 2 |
De volgende rubrieken en hoeveelheden zijn vergund:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid | Klasse |
3.4.1°a) | Lozen van 0,5 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen (Ongewijzigd) | 0,5 m³/uur | 3 |
6.5.1° | 2 verdeelslangen (Ongewijzigd) | 2 verdeelslang | 3 |
9.4.3.c)1° | Stallen van 36 paarden en 20 veulens (Ongewijzigd) | 56 plaatsen | 2 |
15.1.1° | Stallen van 5 voertuigen (Ongewijzigd) | 5 aantal voertuigen | 3 |
15.4.2°a) | Wasplaats voor het wassen van 3 voertuigen per dag (Ongewijzigd) | 3 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag | 3 |
17.2.1.1° | Het plaatsen van twee ondergrondse propaangastanks (Nieuw) | 2 x 2.950L | 2 |
17.3.2.1.1.1°b) | Opslag van 4.998 kg gasolie in 2 bovengrondse dubbelwandige tanks van 3.000 L (Ongewijzigd) | 5 ton | 3 |
19.6.2°a) | Opslag van 100 m³ stro/hooi in een lokaal (Ongewijzigd) | 100 m³ | 3 |
28.2.c)1° | Opslag van 150,4 m³ vaste mest (Ongewijzigd) | 150,4 m³ | 3 |
32.4. | Inrichting voor ontspanning en africhting van paarden met 1 binnenpiste, 1 springpiste, 1 dressuurpiste, 1 vrije springpiste (jonge paarden), 1 longeerpiste, 1 longeercirkel, 1 stapmolen en 2 paddocks (Ongewijzigd) | 9 africhtpistes | 2 |
53.8.1°b) | 2 grondwaterwinningen waarvan: - GWW1: drinkwater voor de dieren op een diepte van 88 m met een debiet van 5 m³/dag en 956 m³/jaar - GWW2: beregening van de pistes op een diepte van 81 m met een debiet van 10 m³/dag en 800 m³/jaar (Ongewijzigd) | 1.756 m³/jaar | 2 |
De aanvraag wordt vergund onder de voorwaarden :
Algemene voorwaarden van VLAREM II: Hst 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6
Sectorale voorwaarden van VLAREM II:
Bijzondere milieuvoorwaarden
Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen drie jaar na de aanvang van de vergunde stedenbouwkundige handelingen;
4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.
Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee of drie jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.
§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;
3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.
§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.
Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.
In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.
Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.
De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.
De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.
De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.
Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.
De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.
Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:
1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;
2° het betrokken publiek;
3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;
4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;
5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;
6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.
Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:
1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.
Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.
In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:
1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;
2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;
3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.
Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.
Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:
1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;
2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;
3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.
De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.
Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.
Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.
Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.
Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:
4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.
Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.
Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.
Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.
Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.
De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.
Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.
Mededeling
Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.