Terug
Gepubliceerd op 04/01/2022

2022_CBS_00011 - Omgevingsvergunning (2021000398ML/INV): Klavet 25, het oprichten van een kliniek voor grote huisdieren en regularisatie buitenpiste en een IOA klasse 2 - Vergunning

College van Burgemeester en Schepenen
ma 03/01/2022 - 13:00 digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis; Nadine Laeremans; Griet Smaers; Bart Julliams; Tom Corstjens; Marlon Pareijn; Pieter Cowé; Luc Van Laer; Francois Mylle, Algemeen Directeur

Secretaris

Francois Mylle, Algemeen Directeur

Voorzitter

Vera Celis
2022_CBS_00011 - Omgevingsvergunning (2021000398ML/INV): Klavet 25, het oprichten van een kliniek voor grote huisdieren en regularisatie buitenpiste en een IOA klasse 2 - Vergunning 2022_CBS_00011 - Omgevingsvergunning (2021000398ML/INV): Klavet 25, het oprichten van een kliniek voor grote huisdieren en regularisatie buitenpiste en een IOA klasse 2 - Vergunning

Motivering

Aanleiding en context

Uiterste beslissingsdatum voor dit dossier: 06/01/2022

*na deze datum wordt de vergunning geacht stilzwijgend te zijn geweigerd. 

VERSLAG OMGEVINGSAMBTENAAR

Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2021095324

Dossiernummer gemeente: 202100398Inrichtingsnummer: 20210617-0043

 

De gemeente Geel heeft op 28 juni 2021 een aanvraag ontvangen voor het oprichten van een kliniek voor grote huisdieren en regularisatie buitenpiste. De aanvraag werd op 23 september 2021 volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Gegevens van de aanvrager

Mevrouw Chrissie Bauwens, wonende te Klavet 25 te 2440 Geel, DAP KLAVET BVBA, gevestigd te Klavet 25 te 2440 Geel en de heer Mathieu Pille, wonende te Klavet 25 te 2440 Geel. 

 

Gegevens van de  ligging

Administratieve ligging: Klavet 25

Kadastrale ligging: afdeling 5 sectie N nrs. 1345A2 en 1345Z

 

Verslag

Stedenbouwkundige basisgegevens

 

Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.

De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:

agrarisch gebied

De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.

 

Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften:

De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.

 

Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften:

De aanvraag is volgens het ruimtelijk uitvoeringsplan RUP zonevreemde woningen goedgekeurd op 29 januari 2009.

Omdat de aanvraag de oprichting van een dierenkliniek betreft, wat een para-agrarische activiteit is, is het RUP niet van toepassing.

 

De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling. 

 

Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het gewestplan.

 

Overeenstemming met dit plan

De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.

 

Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen

Niet van toepassing

 

Verordeningen

  • gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.
  • gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.
  • gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.

 

Historiek

Volgende vergunningen en/of weigeringen werden verleend:

  • Stedenbouwkundige vergunning (01617) voor verbouwen van/tot of uitbreiden van eengezinswoning - goedgekeurd op 17/03/1958.
  • Stedenbouwkundige vergunning (2003/00204) voor het bouwen van een stal en carport - goedgekeurd op 06/07/2006.

 

Beschrijving van de omgeving en de aanvraag

stedenbouwkundig

De aanvraag betreft het bouwen van een dierenkliniek en het regulariseren van een buitenpiste.

De kliniek wordt opgericht op 6m uit de rooilijn.

De oppervlakte bedraagt 326,77m².

De kroonlijsthoogte bedraagt 3m, de nokhoogte 5,5m.

De gevels bestaan uit betonpanelen die bekleed worden met hout.

Het gebouw wordt ingericht met 6 stallen, een labo, een ruimte voor röntgenopname en een operatiezaal.

 

De buitenpiste wordt ingezet voor controle en buitenbeloop van de patiënten.

 

De site betreft een gedesaffecteerde bedrijfszetel van een landbouwbedrijf. Deze zetel wordt omgevormd naar een dierenartsenkliniek voor grote huisdieren (in hoofdzaak paarden).

 

Momenteel wordt het gebouw naast de woning gebruikt als dierenkliniek, maar dit gebouw is te klein en verouderd. Dit oude gebouw wordt afgebroken.

 

Ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voor de exploitatie van de dierenkliniek worden een aantal vergunningsplichtige activiteiten aangevraagd.

Volgende rubrieken en hoeveelheden worden aangevraagd:

Rubriek

Omschrijving

Klasse

3.6.3.1°a)

lozing van maximaal 1 m³/uur bedrijfsafvalwater afkomstig van de dierenartsenpraktijk, met een maximum van 455 m³ per jaar.

3

17.4.

opslag van maximaal 100 liter of kilogram van gevaarlijke producten in kleine hoeveelheden (Nieuw)

3

24.4.

1 laboratorium voor dieronderzoeken waar geen afvalwater, eigen aan de laboratoriumtechnieken, gegenereerd wordt (Nieuw)

3

28.2.c)1°

Opslag van 80 m³ vaste mest en 10 + 3 m³ drijfmest (sapopvang) (Nieuw)

3

53.8.1°b)

Grondwaterwinning met een diepte van 84 m met een opgepompt debiet van max 3 m³/dag en 500 m³/jaar)

2

 

Openbaar onderzoek

Overeenkomstig de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is de gewone procedure van toepassing en moet de aanvraag openbaar gemaakt worden.

Het openbaar onderzoek werd gehouden van 3 oktober 2021 t.e.m. 1 november 2021. Er werden geen bezwaarschriften ingediend.

Er werd geen informatievergadering gehouden.

 

Adviezen

Op 20 oktober 2021 werd het advies ontvangen van Brandweerzone Kempen. 

Advies: voorwaardelijk gunstig

 

Op 4 november 2021 werd het advies ontvangen van Vlaamse Milieumaatschappij. 

Advies: voorwaardelijk gunstig

 

Op 29 september 2021 werd het advies ontvangen van Departement Landbouw en Visserij. 

Advies: ongunstig

 

Op 22 december 2021 werd het advies ontvangen van Geel, dienst Openbare Werken en Verkeer. 

Advies: voorwaardelijk gunstig

Advies riolering (IBA – riolering algemeen - afvalwater – hemelwater – verplichte keuring)

IBA

Het perceel ligt in individueel te optimaliseren buitengebied. Er is geen riolering en in de toekomst zal er geen riolering aangelegd worden. Er moet bijgevolg een individuele waterzuivering (IBA) worden voorzien voor het behandelen van het afvalwater. Deze IBA dient men zelf te plaatsen en te onderhouden.

Riolering algemeen

Men dient te zorgen voor een gescheiden stelsel van droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA) op zijn perceel. 

De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.

Putten dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.

Hemelwater

Volgens de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater is men verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing en het gebruik dienen te gebeuren uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw of verharding.

De hemelwaterput moet aan volgende voorwaarden voldoen:

  • De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.
  • Het volume van de hemelwaterput moet minimum 5000L bedragen volgens de GSV. Wij stellen als voorwaarde dat men een volume van 10.000L voorziet zoals op het funderingsplan is ingetekend.
  • Men dient de afvoeren van het volledige dak hier op aan te sluiten.
  • De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van hergebruik. Er was in het dossier enige onduidelijkheid waarvoor het hemelwater zou hergebruikt worden. Na toelichting via mail, blijkt het water gebruikt te worden als sproeiwater voor de buitenpiste (gemiddeld wordt er om de 2 dagen gesproeid aan 2L/m² = gem 1L/m²/dag = 800L/dag). Als men dit hergebruik aanhoudt, zal de put regelmatig leegstaan. Men zou kunnen overwegen om een volume te voorzien van 15.000L of 20.000L. In principe moeten er minstens 2 aftappunten aangesloten worden op de hemelwaterput, waarvan één aftappunt voor de spoeling van toiletten. Aangezien er geen toilet wordt geplaatst in de nieuwe constructie en men het hergebruik voldoende heeft gemotiveerd, volstaat 1 aftappunt maar dit moet zeker worden voorzien.

De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

De infiltratievoorziening moet aan volgende voorwaarden voldoen:

  • Bij plaatsing van een infiltratievoorziening dient men rekening te houden met de gemiddelde grondwaterstand. De bodem van de infiltratievoorziening mag niet lager gelegen zijn dan deze gemiddelde grondwaterstand.
  • Het volume dient minimum 6669,75L te bedragen. 
  • De infiltratieoppervlakte dient minimum 10,67m² te bedragen. 

Op het funderingsplan staat een kleinere infiltratievoorziening ingetekend door een verkeerde oppervlakte te gebruiken bij de berekening. Zie aangepast funderingsplan.

Men voorziet geen noodoverloop wat gunstig is.


Verplichte VLARIO-keuring

Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende VLARIO-deskundige. Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.

 

Advies toegang tot het perceel

Men dient de bestaande toegang (met overwelving) met een breedte van 5m te behouden.

 

Project-MER

Niet van toepassing.

 

Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen

Wegenis

Het perceel is gelegen langsheen een gemeenteweg (Klavet).

Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie «wonen», «verblijfsrecreatie», dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, «gemeenschapsvoorzieningen» of «openbare nutsvoorzieningen», kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.

§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken. Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.

§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.

§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing:

1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;

2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;

3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.

 

Watertoets

Artikel 8 van het decreet van 5 juli 2013 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad van 8 oktober 2013) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets genoemd wordt. Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een risicozone, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

Enkel wordt bij toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt. Dit moet gecompenseerd worden door de plaatsing van een hemelwaterput of de aanleg van een infiltratievoorziening.

 

Natuurtoets

De dichtstbijzijnde SBZ is gelegen op ca. 1400 meter ten oosten van de exploitatie. Er werd door de dossierbehandelaar een voortoets uitgevoerd. Voor de getoetste effecten wordt er geen risico op betekenisvolle aantasting van actuele of mogelijke toekomstige habitatten binnen Habitatrichtlijngebied (SBZ-H) verwacht.

 

Mobiliteit

De exploitatie is gelegen aan een volledig uitgeruste weg. De gegenereerde verkeerstromen die in het dossier worden opgenomen zijn transporten met dieren, hulpstoffen en grondstoffen. Deze worden per vrachtwagen en per bestelwagen geleverd. Gezien de beperkte omvang van de dierenkliniek (6 staanplaatsen) blijven deze stromen beperkt en wordt het lokaal draagvlak niet overschreden.

 

Milieuaspecten

Water

Afvalwater

De exploitant zal jaarlijks 365m³ bedrijfsafvalwater genereren en 90m³ huishoudelijk afvalwater produceren. Beide stromen worden in een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA) behandeld. De exploitant plaatst en onderhoud deze zelf. Driemaandelijks zal de exploitant stalen nemen van het effluent om na te gaan of de lozingsnormen worden gehaald. Gezien de ligging in individueel te optimaliseren buitengebied zijn de normen opgenomen in artikel 4.2.8.1.1. van VLAREM II van toepassing. 

De resultaten van de metingen worden ter beschikking gehouden van de toezichthoudende ambtenaar gedurende periode van 5 jaar. 

Indien uit de metingen blijkt dat de lozingsnormen niet worden gehaald neemt de exploitant direct de nodige maatregelen om de lozing te stoppen en de zuiveringsinstallatie te laten herstellen. 

Er wordt een labo voorzien voor de controle van mest, sperma en bloed van de dieren. Er worden geen verdere bewerkingen gedaan of gevaarlijke producten toegevoegd. De exploitant moet de voorwaarden opgenomen in hoofdstuk 5.24 naleven. De sectorale lozingsvoorwaarden die hierin zijn opgenomen zijn niet van toepassing op de exploitatie. 

De exploitant dient bij de keuze van de waterzuiveringsinstallatie rekening te houden met het type activiteiten. Wanneer er veel gevaarlijke producten worden gebruikt voor het onderhoud van de operatiezaal bijvoorbeeld, zal dit mogelijk een negatieve invloed hebben op de culturen die nodig zijn voor de afbraak van de vuilvracht waardoor lozingsnormen niet gehaald kunnen worden.


Grondwater

De exploitant vraagt een grondwaterwinning met een debiet van 500m³ per jaar aan. Het grondwater zal worden aangewend als drinkwater voor de dieren en als reinigingswater voor het operatiekwartier. Gezien het grondwater een goede kwaliteit moet hebben voor deze toepassing zal het grondwater worden opgepompt vanop een diepte van 84 m-mv. 

Voor de grondwaterwinning werd advies gevraagd aan de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) afdeling grondwater. Dit advies is gunstig onder voorwaarden: 

“Gelet op hoger vermelde wordt GUNSTIG advies uitgebracht voor een grondwaterwinning ingedeeld onder rubriek 53.8.1°b) die gelegen is in de Klavet 25 te Geel met volgende kenmerken:

  • Aard van de winning: een boorput met een diepte van 84 m
  • Te vergunnen debieten: maximaal 3 m³ per dag en 500 m³ per jaar
  • Watervoerende laag: het Zand van Diest (HCOV 0252)
  • Grondwaterlichaam: CKS_0200_GWL_1
  • Bestemming van het grondwater: drinkwater paarden en reinigen veeartsenpraktijk
  • Vergunningsduur: onbepaalde duur

en dit mits naleving van de algemene milieuvoorwaarden (titel II van het VLAREM, hoofdstuk 4.3), de sectorale milieuvoorwaarden (titel II van het VLAREM, hoofdstuk 5.53) en de hieronder vermelde bijzondere voorwaarden.

BIJZONDERE VOORWAARDEN

* Het opgevangen regenwater of recupwater dient prioritair gebruikt te worden voor laagwaardige toepassingen”

De voorgestelde voorwaarden worden overgenomen in de voorwaarden van de vergunning. 

 

Bodem

Gevaarlijke producten 

Er wordt een maximum aan 100 kg of liter gevaarlijke producten in kleine verpakkingen opgeslagen. Deze dienen te worden opgeslagen boven lekbakken en boven een vloeistofdichte vloer om bodemverontreiniging te vermijden. 

Mestopslag

Er wordt een mestopslag voorzien van 93 m³ bestaande uit 80m³ vaste mestopslag, een opvang van mestsappen van 3 m³ en een opvangput van 10m³ voor de opvang van mogelijk met mest verontreinigd reinigingswater afkomstig van de onderzoeksruimte en de gang tussen de stallen. Deze stromen worden allen afgevoerd conform het mestdecreet.    

De mestopslag dient uitgevoerd te worden conform art. 5.9.2.2. en art. 5.9.2.3 van het VLAREM. 

 

Afval

Dieren die sterven op de exploitatie dienen afgevoerd de worden conform Besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013 betreffende dierlijke bijproducten en afgeleide producten. De exploitant dient de aanwezigheid van een kadaver te melden binnen vierentwintig uur bij een geregistreerde inzamelaar, handelaar of makelaar van dierlijke bijproducten. In afwachting van de inzameling worden dierlijke bijproducten en afgeleide producten zo opgeslagen dat de risico's voor besmetting van mens of dier en voor de vervuiling van het leefmilieu worden beperkt. 

Andere afvalstoffen dienen volgens en in overeenstemming met het VLAREMA ingezameld en afgevoerd te worden. 

 

Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening

Toetsing aan de beoordelingsgronden van artikel 4.3.1§2 van VCRO:

 

Functionele inpasbaarheid

De aanvraag betreft het oprichten van een dierenkliniek, voornamelijk voor het behandelen van paarden. Deze functie wordt nu al uitgeoefend in een bestaand bijgebouw op de site. Dat gebouw is verouderd en te klein.

De piste maakt onderdeel uit van de kliniek. 

Omdat dit grootvee betreft, is de locatie in het agrarisch gebied geschikt.   

 

Mobiliteitsimpact

De functie wordt momenteel al op deze locatie uitgeoefend. De impact van de mobiliteit zal daarom te verwaarlozen zijn.

 

Schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid

Op het perceel zijn al enkele bijgebouwen aanwezig. Een ouder bijgebouw wordt gesloopt om de nieuwe kliniek te bouwen. De kliniek komt op dezelfde locatie als het bijgebouw. 

Het nieuwe gebouw heeft een beperkte kroonlijsthoogte en bouwhoogte en is daarom inpasbaar wat betreft schaal en ruimtegebruik.

 

Visueel-vormelijke elementen

De gevels van de nieuwbouw worden afgewerkt met hout om zo de impact op de omgeving te beperken. 

De bestaande erfbeplanting wordt uitgebreid om zo de bedrijfsgebouwen in te kaderen in het landschap.

 

Cultuurhistorische aspecten

Niet van toepassing

 

Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid

Niet van toepassing

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening

 

Resultaten openbaar onderzoek

Het openbaar onderzoek werd gehouden van 3 oktober 2021 tot en met 1 november 2021. Naar aanleiding van het openbaar onderzoek werden er geen bezwaarschriften ontvangen.

 

Bespreking adviezen

De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van de volgende adviezen en beoordeelt deze als volgt:

  • Het advies van Brandweerzone Kempen, afgeleverd op 20 oktober 2021, is voorwaardelijk gunstig.
  • Het advies van Vlaamse Milieumaatschappij, afgeleverd op 4 november 2021, is voorwaardelijk gunstig.
  • Het advies van stad Geel, dienst Openbare Werken en Verkeer, afgeleverd op 22 december 2021, is voorwaardelijk gunstig.
  • Het advies van Departement Landbouw en Visserij, afgeleverd op 29 september 2021, is ongunstig:
  • In het verleden werd voor de landbouwbedrijfszetel geen functiewijziging van landbouw naar dierenartsenpraktijk (zonevreemd) aangevraagd/vergund/onderzocht. Bij de beoordeling van de voorliggende aanvraag mag niet vertrokken worden van landbouwbedrijfsgebouwen, maar van een zonevreemde woning met bijgebouwen. 
  • Een dierenkliniek kan enkel toegelaten worden in agrarisch gebied, als para-agrarische activiteit, als voldaan is aan volgende voorwaarden:
    1. De praktijk dient uitsluitend gericht te zijn op de verzorging van de veestapel. De klinieklokalen en bijhorende stallen moeten voldoende omvangrijk zijn opdat de veearts meer dan 50% van zijn beroepsactiviteit zou kunnen uitoefenen binnen de kliniek. 
    2. Opgericht worden in een structureel aangetast agrarisch gebied. 
    3. Er dienen meerdere veeartsen actief te zijn op de kliniek, elk met hun specialisatie en ervaring in grote weidedieren. 
    4. In de kliniek moet er een ruimte waaier van allerhande activiteiten mogelijk zijn, die er op gericht zijn om een totaalpakket aan verzorging en behandeling te kunnen leveren aan de grote weidedieren. 

Aan bovenstaande voorwaarden is niet voldaan. Het advies is daarom ongunstig. 

        Bespreking:

  • De bestaande bebouwing is vergund of wordt geacht vergund te zijn. 

Op de site wordt momenteel al de functie van dierenartskliniek uitgeoefend in een bestaand bijgebouw. Het gaat dus al om een para-agrarisch bedrijf.

  • De omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplanning en gewestplannen geeft een niet-limitatieve lijst van andere para-agrarische bedrijven die minder afgestemd zijn op de grondgebonden landbouw. In deze lijst is opgenomen “veeartsenijkundige klinieken met stallen, aan volgende twee voorwaarden dient voldaan te worden: de praktijk dient uitsluitend gericht te zijn op de verzorging van de veestapel; de klinieken en bijhorende stallen moeten voldoende omvangrijk zijn opdat de aanvragende veearts meer dan 50% van zijn beroepsarbeid zou kunnen uitoefenen binnen de kliniek”

In de aanvraag is aangetoond dat er voldaan is aan deze twee voorwaarden. 

De bijkomende voorwaarden die worden aangehaald in het advies van Departement Landbouw en Visserij zijn in geen enkel wetgevend/richtinggevend kader opgenomen. 

In de bijkomende nota die door de aanvrager werd toegevoegd aan het dossier n.a.v. het negatief advies van Departement Landbouw en Visserij worden deze drie bijkomende voorwaarden weerlegd. 

  • In de rechtspraak is terug te vinden (arrest van 17 februari 2015 van de Raad voor Vergunningsbetwistingen) dat een gebouw dat bestaat uit kantoor, wachtruimte voor paarden, onderzoeksruimte voor echo, endoscopie en andere onderzoeken, stallen, operatiekwartier en recoveryruimtes dienstig zal zijn als paardenkliniek en dus een para-agrarische activiteit is. 

 

Conclusie

De omgevingsambtenaar verleent een gunstig advies met voorwaarden.

 

Voorwaarden

 

Stedenbouwkundige handelingen:

De werken dienen uitgevoerd volgens de goedgekeurde plannen.

Het advies van Brandweerzone Kempen moet strikt gevolgd worden.

Het advies van VMM moet strikt gevolgd worden.

Het advies van dienst Openbare werken en verkeer van stad Geel moet strikt gevolgd worden:

Er moet een individuele waterzuivering (IBA) worden voorzien voor het behandelen van het afvalwater. 

Men dient te zorgen voor een gescheiden stelsel van droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA) op zijn perceel. 

De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.

Putten dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.

Volgens de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater is men verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing en het gebruik dienen te gebeuren uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw of verharding.

De hemelwaterput moet aan volgende voorwaarden voldoen:

  • De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.
  • Het volume van de hemelwaterput moet minimum 10.000L bedragen.
  • Men dient de afvoeren van het volledige dak hier op aan te sluiten.
  • De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van hergebruik. Men dient het voorgestelde hergebruik te voorzien. 
  • De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

De infiltratievoorziening moet aan volgende voorwaarden voldoen:

  • Het volume dient minimum 6669,75L te bedragen. 
  • De infiltratieoppervlakte dient minimum 10,67m² te bedragen. 
  • Bij plaatsing van een infiltratievoorziening dient men rekening te houden met de gemiddelde grondwaterstand. De bodem van de infiltratievoorziening mag niet lager gelegen zijn dan deze gemiddelde grondwaterstand.

Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende VLARIO-deskundige. Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op de openbare gracht.

Men dient de bestaande toegang (met overwelving) met een breedte van 5m te behouden.

Een minimum 3 meter breed groenscherm bestaande uit een streekeigen beplanting van hoogstammige bomen aangevuld met een dichte onderbegroeiing van streekeigen struiken dient aangeplant. Een dichte houtkant als zichtscherm moet worden ontwikkeld. De beplanting moet doorlopend en op vakkundige wijze onderhouden worden teneinde zijn afschermende functie optimaal te behouden. Deze beplanting dient uitgevoerd het eerstvolgend plantseizoen na ingebruikname van het gebouw. Bij uitval dient deze vervangen te worden het eerstvolgende plantseizoen.

Om het project te laten aansluiten op de groene omgeving dient het eerstvolgende plantseizoen dat volgt op de ingebruikname van de stal de aanplant te gebeuren. De aanplant dient te gebeuren met kwaliteitsvol, opgaand groen aangevuld met standplaatsgeschikte heesters. Onder kwaliteitsvol, opgaand groen dient verstaan: standplaatsgeschikte (bij voorkeur inheemse bomen) die vrij uit mogen groeien tot ze een volwassen hoogte bereiken van minstens 10m hoog. Hiervoor komen o.m. soorten als linde, lijsterbes, haagbeuk, eik en meidoorn in aanmerking. Indien de aanplanting niet aanslaat, dient deze vervangen tijdens het eerstvolgende groeiseizoen. De verplichting tot heraanplanten bij niet aanslaan komt niet te vervallen. 

 

Ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Algemene voorwaarden VLAREM II: hfst 4.1 – 4.6 

Sectorale voorwaarden VLAREM II: hfst. 5.3,  afd. 5.17.1 en 5.17.4, hfst. 5.24, hfst.5.28, hfst.5.53

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

  • Het opgevangen regenwater of recupwater dient prioritair gebruikt te worden voor laagwaardige toepassingen
  • Beide afvalwaterstromen worden in een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA) behandeld. De exploitant plaatst en onderhoudt deze zelf. Driemaandelijks neemt de exploitant stalen van het effluent om na te gaan of de lozingsnormen worden gehaald. Gezien de ligging in individueel te optimaliseren buitengebied zijn de normen opgenomen in artikel 4.2.8.1.1. van VLAREM II van toepassing. 
  • De resultaten van de metingen worden ter beschikking gehouden van de toezichthoudende ambtenaar gedurende periode van 5 jaar. 
  • Indien uit de metingen blijkt dat de lozingsnormen niet worden gehaald neemt de exploitant direct de nodige maatregelen om de lozing te stoppen en de zuiveringsinstallatie te laten herstellen.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

De aanvraag ingediend door mevrouw Chrissie Bauwens, wonende te Klavet 25 te 2440 Geel, DAP KLAVET BVBA, gevestigd te Klavet 25 te 2440 Geel en de heer Mathieu Pille, wonende te Klavet 25 te 2440 Geel, wordt voorwaardelijk vergund.

Een vergunning wordt verleend voor het oprichten van een kliniek voor grote huisdieren en regularisatie buitenpiste.

Volgende rubrieken en hoeveelheden zijn hiermee vergund:

Rubriek

Omschrijving

Klasse

3.6.3.1°a)

lozing van maximaal 1 m³/uur bedrijfsafvalwater afkomstig van de dierenartsenpraktijk, met een maximum van 455 m³ per jaar.

3

17.4.

opslag van maximaal 100 liter of kilogram van gevaarlijke producten in kleine hoeveelheden (Nieuw)

3

24.4.

1 laboratorium voor dieronderzoeken waar geen afvalwater, eigen aan de laboratoriumtechnieken, gegenereerd wordt (Nieuw)

3

28.2.c)1°

Opslag van 80 m³ vaste mest en 10 + 3 m³ drijfmest (sapopvang) (Nieuw)

3

53.8.1°b)

Grondwaterwinning met een diepte van 84 m met een opgepompt debiet van max 3 m³/dag en 500 m³/jaar

2

Artikel 2

Voorwaarden:

Stedenbouwkundige handelingen:

De werken dienen uitgevoerd volgens de goedgekeurde plannen.

Het advies van Brandweerzone Kempen moet strikt gevolgd worden.

Het advies van VMM moet strikt gevolgd worden.

Het advies van dienst Openbare werken en verkeer van stad Geel moet strikt gevolgd worden:

Er moet een individuele waterzuivering (IBA) worden voorzien voor het behandelen van het afvalwater. 

Men dient te zorgen voor een gescheiden stelsel van droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA) op zijn perceel. 

De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.

Putten dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.

Volgens de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater is men verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing en het gebruik dienen te gebeuren uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw of verharding.

De hemelwaterput moet aan volgende voorwaarden voldoen:

  • De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.
  • Het volume van de hemelwaterput moet minimum 10.000L bedragen.
  • Men dient de afvoeren van het volledige dak hier op aan te sluiten.
  • De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van hergebruik. Men dient het voorgestelde hergebruik te voorzien.
  • De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

De infiltratievoorziening moet aan volgende voorwaarden voldoen:

  • Het volume dient minimum 6669,75L te bedragen.
  • De infiltratieoppervlakte dient minimum 10,67m² te bedragen.
  • Bij plaatsing van een infiltratievoorziening dient men rekening te houden met de gemiddelde grondwaterstand. De bodem van de infiltratievoorziening mag niet lager gelegen zijn dan deze gemiddelde grondwaterstand.

Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende VLARIO-deskundige. Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op de openbare gracht.

Men dient de bestaande toegang (met overwelving) met een breedte van 5m te behouden.

Een minimum 3 meter breed groenscherm bestaande uit een streekeigen beplanting van hoogstammige bomen aangevuld met een dichte onderbegroeiing van streekeigen struiken dient aangeplant. Een dichte houtkant als zichtscherm moet worden ontwikkeld. De beplanting moet doorlopend en op vakkundige wijze onderhouden worden teneinde zijn afschermende functie optimaal te behouden. Deze beplanting dient uitgevoerd het eerstvolgend plantseizoen na ingebruikname van het gebouw. Bij uitval dient deze vervangen te worden het eerstvolgende plantseizoen.

Om het project te laten aansluiten op de groene omgeving dient het eerstvolgende plantseizoen dat volgt op de ingebruikname van de stal de aanplant te gebeuren. De aanplant dient te gebeuren met kwaliteitsvol, opgaand groen aangevuld met standplaatsgeschikte heesters. Onder kwaliteitsvol, opgaand groen dient verstaan: standplaatsgeschikte (bij voorkeur inheemse bomen) die vrij uit mogen groeien tot ze een volwassen hoogte bereiken van minstens 10m hoog. Hiervoor komen o.m. soorten als linde, lijsterbes, haagbeuk, eik en meidoorn in aanmerking. Indien de aanplanting niet aanslaat dient deze vervangen tijdens het eerstvolgende groeiseizoen. De verplichting tot heraanplanten bij niet aanslaan komt niet te vervallen. 

 

Ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Algeme voorwaarden VLAREM II: hfst 4.1 – 4.6 

Sectorale voorwaarden VLAREM II: hfst. 5.3,  afd. 5.17.1 en 5.17.4, hfst. 5.24, hfst.5.28, hfst.5.53

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

  • Het opgevangen regenwater of recupwater dient prioritair gebruikt te worden voor laagwaardige toepassingen
  • Beide afvalwaterstromen worden in een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA) behandeld. De exploitant plaatst en onderhoud deze zelf. Driemaandelijks neemt de exploitant stalen van het effluent om na te gaan of de lozingsnormen worden gehaald. Gezien de ligging in individueel te optimaliseren buitengebied zijn de normen opgenomen in artikel 4.2.8.1.1. van VLAREM II van toepassing.
  • De resultaten van de metingen worden ter beschikking gehouden van de toezichthoudende ambtenaar gedurende periode van 5 jaar.
  • Indien uit de metingen blijkt dat de lozingsnormen niet worden gehaald neemt de exploitant direct de nodige maatregelen om de lozing te stoppen en de zuiveringsinstallatie te laten herstellen.

Artikel 3

De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM zijn van toepassing.

De algemene en sectorale milieuvoorwaarden staan in titel II van het VLAREM. Bij wijziging van VLAREM wordt de exploitant geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. De integrale en geconsolideerde tekst van titel II van het VLAREM is raadpleegbaar op de Milieunavigator, via de link:   https://navigator.emis.vito.be/

 

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen drie jaar na de aanvang van de vergunde stedenbouwkundige handelingen;

4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

 

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee of drie jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

 

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.

 

§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

 

Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

 

Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.

 

In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

 

Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.



 

De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.



 

De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.



 

De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

 

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

 

Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

 

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

 

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:


1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;

2° het betrokken publiek;

3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;


4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;


5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;


6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.

 

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:


1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;


2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;


3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

 

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

 

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:

1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;

2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;

3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

 

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

 

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:

1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;

2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

 

De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

 

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

 

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

 

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

 

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

 

Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid: 

1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener; 

2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing; 

3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek: 

  1. een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
  2. b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden; 

4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld. 

 

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken: 

1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks; 

2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht; 

3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°. 

 

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014. 

 

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending. 

 

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier. 

 

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden. 

 

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is. 

 

Mededeling

 

Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.