Terug
Gepubliceerd op 01/08/2023

2023_CBS_02055 - Omgevingsvergunning - het oprichten van een hobbystal voor paarden langs Poiel 96 (202300201SS) - Vergunning

College van Burgemeester en Schepenen
ma 31/07/2023 - 13:00 1.14
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis; Griet Smaers; Bart Julliams; Marlon Pareijn; Pieter Cowé; Luc Van Laer; Francois Mylle, Algemeen Directeur; Marleen Rome

Afwezig

Nadine Laeremans; Tom Corstjens

Secretaris

Francois Mylle, Algemeen Directeur

Voorzitter

Vera Celis
2023_CBS_02055 - Omgevingsvergunning - het oprichten van een hobbystal voor paarden langs Poiel 96 (202300201SS) - Vergunning 2023_CBS_02055 - Omgevingsvergunning - het oprichten van een hobbystal voor paarden langs Poiel 96 (202300201SS) - Vergunning

Motivering

Aanleiding en context

UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 11/08/2023

 

Verslag van de omgevingsambtenaar

 

Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2023060105

Dossiernummer gemeente: 202300201

 

De gemeente Geel heeft op 2 mei 2023 een aanvraag ontvangen voor het oprichten van een hobbystal voor paarden. De aanvraag werd op 12 juni 2023 volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Gegevens van de aanvrager

mevrouw Angélique Coolen wonende Grebbenbos 1 te 2200 Herentals en de heer Luc Van Roy wonende Grebbenbos 1 te 2200 Herentals

 

Gegevens van de  ligging

Administratieve ligging: Poiel 96

Kadastrale ligging: afdeling 3 sectie L nrs. 27B, 27A, 28M, 28N en 28K

 

Verslag

  1. Stedenbouwkundige basisgegevens

 

Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.

De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:

agrarisch gebied

De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.

 

Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.

 

Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is volgens het ruimtelijk uitvoeringsplan RUP zonevreemde woningen goedgekeurd op 29 januari 2009gelegen in overdruk zonevreemde woningen II

 

 

De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling

 

Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

De aanvraag is gesitueerd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het ruimtelijke uitvoeringsplan.

 

Overeenstemming met dit plan

De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.

 

Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen

Niet van toepassing.

 

Verordeningen

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.

Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.

 

  1. Historiek

Volgende vergunningen en/of weigeringen werden verleend:

  • Stedenbouwkundige vergunning (03238 A) voor nieuwbouw eengezinswoning - goedgekeurd op 21/09/1964.
  • Stedenbouwkundige vergunning (06027) voor verbouwing woonhuis - goedgekeurd op 07/10/1974.

 

  1. Beschrijving van de omgeving en de aanvraag

Het ontwerp

De aanvraag handelt over het slopen van bestaande bijgebouwen, het oprichten van een gekoppelde hobbystal voor paarden en bijkomende verharding.

De nieuwe stal wordt ingeplant op 50 meter achter de rooilijn, het gebouw wordt opgericht binnen een straal van 50 meter rond de vergunde woning, op 12,45 van de linker perceelsgrens en tegen de rechter perceelsgrens. Er werd gelijktijdig een omgevingsaanvraag ingediend door de rechts aanpalende eigenaar, waartegen de stal zal gekoppeld worden.

De stal heeft een oppervlakte van 120m², bouwdiepte 12 meter, bouwbreedte 10 meter, kroonlijsthoogte 3,50 meter en nokhoogte ca. 5 meter.

De aanvrager beschikt over 18.821m² graasweide en er zijn eigendomsbewijzen van 8 paarden in het dossier aanwezig.

 

 

  1. Openbaar onderzoek

De aanvraag werd getoetst aan de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

De aanvraag moet niet openbaar gemaakt worden. De vereenvoudigde vergunningsprocedure wordt gevolgd.

 

  1. Adviezen

Op 12 juli 2023 werd het advies ontvangen van Departement Landbouw en Visserij (hoofdbestuur)

Zie bijlage

Advies: gedeeltelijk voorwaardelijk gunstig

 

Op 26 juni 2023 werd het advies ontvangen van Openbaar Domein

 

Advies riolering

Zonering - aansluiting

Het perceel waarop men het bijgebouw wil plaatsen is gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied. Er is op het openbaar domein een ingebuisde gracht. De woning is aangesloten op de ingebuisde gracht. Deze aansluiting moet ook gebruikt worden voor de afvoer van het hemelwater (noodoverloop infiltratievoorziening).

Riolering algemeen

Op het funderingsplan zijn er enkel afvoeren voor hemelwater ingetekend. Er zijn geen afvoeren voor afvalwater. De afvoer van het hemelwater wordt gescheiden gehouden van afvalwater wat verplicht is.

De afvoerbuizen van het hemelwater hebben een diameter van 160mm wat voldoet.

De overloop vanuit de infiltratievoorziening wil men, volgens het plan, aansluiten op de bestaande openbare gracht. Aangezien er een bestaande aansluiting aanwezig is, zal men deze ook moeten gebruiken voor het hemelwater. Het volgende moet dan gebeuren:

  • Men plaatst een huisaansluitputje DWA op de bestaande afvoer voor afvalwater. 
  • Het huisaansluitputje RWA plaatst men nabij het putje DWA op een afstand van min. 0,5m en max. 1m. Hierop sluit men de overloop van de nieuwe infiltratievoorziening aan.
  • Na de putjes moet men het afvalwater en hemelwater samenbrengen via een y-stuk en aansluiten op de bestaande aansluiting.
  • De huisaansluitputjes moeten op privé geplaatst worden nabij de rooilijn.
  • De putjes dienen van kunststof te zijn met voorgevormde vloei.
  • Kleur en afmeting:
    • RWA: grijs met diameter 250mm
    • DWA: roodbruin met diameter 315mm.

Hemelwater

De Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater is van toepassing. Het bijgebouw heeft een horizontale oppervlakte groter dan 100m², meer bepaald 120m². Dit betekent dat er een hemelwaterput en een infiltratievoorziening moet geplaatst worden.

Hemelwaterput

Men plaatst een hemelwaterput met een volume van 10.000L wat voldoet qua dimensionering. Alle afvoeren van het dak worden hier op aangesloten. De put zal voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Men zal een aftappunt voorzien voor drinkwater voor de paarden.

Infiltratievoorziening

Men voorziet een infiltratievoorziening met een volume van 1500 L en een oppervlakte van 2,4m² wat overeenkomt met de minimale dimensionering.

Waterdoorlatende verhardingen (nieuwe oprit) en niet-waterdoorlatende verhardingen die kunnen afwateren naar groenzone moeten niet mee ingerekend worden bij de dimensionering van de infiltratievoorziening. Men rekent dit ook niet mee in. Het is hierbij belangrijk dat het hemelwater tijd krijgt om te infiltreren en dat er geen overlast wordt veroorzaakt bij naastliggende percelen of naar het openbaar domein toe.

Het is aangewezen om te opteren voor een infiltratievoorziening in de vorm van een open bekken, zoals een infiltratiekom of wadi. Dit is voordeliger naar aanleg en onderhoud en infiltreert bovendien het meest effectief.

Men voorziet een noodoverloop vanuit de infiltratievoorziening naar de openbare gracht. Dit is geen verplichting maar wordt wel toegestaan.

 

Advies toegang tot het perceel

Volgens het inplantingsplan is er op privé één oprit aan de linkerzijde met een breedte van ongeveer 4m20 en één gedeelde oprit met huisnr. 98 met een breedte van ongeveer 3m. Volgens streetviewgegevens zijn deze opritten vrij recent aangelegd. Op het openbaar domein zijn er aansluitend verharde toegangen gemaakt in dezelfde klinkers als de oprit. De dienst Openbaar domein beschikt niet over een aanvraag van een aanpassing van het openbaar domein (aanleg verharde toegang). De toegangen op openbaar domein werden door eigenaar zelf aangelegd wat niet is toegestaan. De overgang tussen de toegang en de asfaltweg werd aangewerkt met asfalt. Als de werken door de stad worden uitgevoerd, worden hier goten voorzien.

De verharding op openbaar domein mag slechts een breedte hebben van max. 6m, opgesplitst in max. 2 delen. De verharding in eigen materialen dat men wenst te behouden, moet men laten regulariseren door een aanvraag te doen via de website van stad Geel www.geel.be/aanpassingen-openbaar-domein. Men zal dan een verklaring voor het gebruik van zelfverharding ontvangen dat men moet ondertekenen. Gelijktijdig kan men de aanleg van de goten aanvragen.

Advies: voorwaardelijk gunstig

 

  1. Project-MER

Niet van toepassing.

 

  1. Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen

Planologische toets

De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op te minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden (artikel 11 van het Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen).

 

Wegenis

Het perceel is gelegen langsheen een gemeenteweg.

 

Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie «wonen», «verblijfsrecreatie», dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, «gemeenschapsvoorzieningen» of «openbare nutsvoorzieningen», kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.

§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken. Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.

§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.

§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :

1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;

2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;

3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.

 

Watertoets

Waterparagraaf

Volgens artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 en latere wijzigingen betreffende het integraal waterbeleid dient de aanvraag onderworpen te worden aan de watertoets. Het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 en latere wijzigingen stelt nadere regels vast voor de toepassing van de watertoets. De aanvraag werd getoetst aan de kenmerken van het watersysteem, aan de relevante doelstellingen en beginselen van artikel 5, 6 en 7 van het decreet integraal waterbeleid, en aan de bindende bepalingen van het (deel)bekkenbeheerplan.

De percelen gelegen te Geel, Afdeling 3, Sectie L, nrs. 28M/ 28P/ 28K//27B stromen af naar de Puntloop, een onbevaarbare waterloop (van 2de categorie) die beheerd wordt door Provincie Antwerpen – Grote Nete. De locatie is volgens de watertoetskaarten niet overstromingsgevoelig.

De percelen zijn niet gelegen in signaalgebied.

Het voorliggende project heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied. Bovendien worden er geen belangrijke ondergrondse constructies gebouwd en worden er geen grachten gedempt, overwelfd, ingebuisd of beschoeid, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat er geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

Conclusie:

Gelet op de aard van de aangevraagde activiteiten en mits naleving van de opgelegde voorwaarden zullen er geen schadelijke effecten zijn op het watersysteem. Bijgevolg wordt voldaan aan artikel 1.3.1.1. van het decreet betreffende het integraal waterbeleid, meer bepaald de watertoets.

 

Mer-screening

Bij het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd reeds vastgesteld dat de milieueffecten niet aanzienlijk zijn. Bijgevolg was de opmaak van een milieueffectenrapport niet vereist.

 

Natuurtoets

Huidig perceel is niet gelegen binnen bosgebied.

Huidig perceel is niet gelegen binnen vogelrichtlijngebied.

Huidig perceel is niet gelegen binnen habitatrichtlijngebied.

Huidig perceel is niet gelegen binnen VEN-gebied.

Huidig perceel is niet gelegen binnen natuurgebied.

De aanvraag doorstaat de natuurtoets.

 

Toegankelijkheid

Het gebouw is niet toegankelijk voor publiek waardoor niet voldaan dient te worden aan voorzieningen om de integrale toegankelijkheid te bereiken.

 

Milieuaspecten

Bodem

De mestvaalt moet ontworpen zijn volgens hoofdstuk 5.28.2.3 en artikel 5.9.2.2 en artikel 5.9.8.5, §1, §2 en §3 van de sectorale voorwaarden van het VLAREM II. Dit houdt o. a. in dat:

  • Permanente opslagplaatsen van vaste dierlijke mest buiten de stal dienen voorzien te zijn van een vloer uitgevoerd in verhard materiaal. De vloer moet mestdicht zijn. Indien nodig dient de mestdichtheid verzekerd te worden door een mestbestendige afdichtingslaag.
  • Deze opslagplaatsen moeten langs drie zijden omgeven zijn door mestdichte wanden van voldoende hoogte die aan dezelfde eisen voldoen als deze gesteld aan de vloer. De vierde zijde moet dermate aangelegd zijn dat afspoeling van het drain- en regenwater uit deze permanente opslagplaats niet mogelijk is.
  • De vloer is zodanig uitgevoerd dat dunne mest en afvloeiwater worden opgevangen en verzameld in mestdichte, gesloten opslagruimten (aalputten).
  • De plaatsing wordt zo gekozen dat het risico op verontreiniging van oppervlaktewater maximaal wordt beperkt. Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, wordt de de helling en de afvloeirichting van de vloer van de mestopslagplaats niet in de richting van oppervlaktewater georiënteerd. Die verplichting geldt alleen voor mestopslagplaatsen die na 1 juli 2016 vergund zijn.
  • De inplanting wordt zodanig gekozen dat geurhinder voor de omgeving wordt voorkomen of beperkt tot de normale burenlast.
  • Het is verboden opslagplaatsen voor vaste dierlijke mest en de bijhorende aalputten te voorzien van overstorten of afleidingskanalen naar een oppervlaktewater, een openbare riolering, een kunstmatige afvoerweg voor regenwater of naar een verliesput.

Er dient minstens 22 m³ mest opgeslagen te kunnen opgeslagen worden in een mestvaalt (5,5 m³ per paard voor 4 paarden).

De verwerking en afvoer/ ophaling van de mest en de mestsappen uit de aalputten dient te gebeuren volgens het mestdecreet.

 

Water

De mestsappen die uit het mestvaalt vloeien dienen opgevangen te worden in een aparte citerne en mogen niet in de bodem infiltreren. Er dient een aalput aangelegd te worden om mestsappen op te vangen.

Een afdekking kan er voor zorgen dat het hemelwater dat op het mestvaalt neerslaat niet door de mest sijpelt en meer erfsappen meevoert naar de aalputten.

 

Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening

Deze beoordeling – als uitvoering van art. 1.1.4 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling en met oog voor de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen - houdt rekening met de volgende criteria als uitvoering van art. 4.3.1 van de codex:

1. Functionele inpasbaarheid

De aanvraag speelt zich af binnen gewestplanbestemming agrarisch gebied. De aangevraagde werken zijn toegelaten binnen het agrarisch gebied en stroken met VCRO art. 4.4.8/2 voor hobbystallen voor weidedieren.

Uit de aanvraag moet blijkt dat de aanvrager effectief weidedieren houdt of zal houden en dat hij voldoende graasweiden in eigendom, in pacht of in gebruik heeft in verhouding tot het aantal dieren waarvoor een stal wordt voorzien. Het aantal dieren, de aard en de noodzaak tot stalling ervan vormen bijgevolg de determinerende criteria om de vloeroppervlakte van de stal te bepalen en niet de omvang van het beschikbare graasland. 

De stal kan enkel gebruikt worden voor het verblijf van weidedieren eventueel in combinatie met een beperkte bergruimte in functie van dit verblijf (hooi, voeder…).  

De aanvraag principieel functioneel inpasbaar is.

2. Mobiliteitsimpact

De aanvraag heeft een beperkte invloed op de mobiliteit.

 

3. Schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid

De hobbystal heeft een oppervlakte van 120m² conform de richtlijnen van met VCRO art. 4.4.8/2 die max. 15m² stallingsoppervlakte en max. 15m² voederberging (stro + hooi) per weidedier voorziet. Graasweide 1000 à 2500m² per weidedier met een maximum van 4 weidedieren per hectare.

De nieuwe stal wordt ingeplant binnen een straal van 50 meter rond de vergunde woning, op 12,45 van de linker perceelsgrens en tegen de rechter perceelsgrens. Er werd gelijktijdig een omgevingsaanvraag ingediend door de rechts aanpalende eigenaar, waartegen de stal zal gekoppeld worden. Door het koppelen van 2 gebouwen met dezelfde bestemming komt de ruimtelijke ordening ten goede en wordt versnippering van het landschap tegen gegaan.

De aanvraag heeft een beperkte impact op het ruimtegebruik van de percelen. Het project is qua schaal in overeenstemming met de omgeving van dit project.  

 

4. Visueel-vormelijke elementen

De gevels worden bekleed in horizontale beplanking in thermisch verduurzaamd hout, dakbedekking in geïsoleerde sandwichpanelen licht grijs.

De aanvraag heeft een beperkte impact op de visueel-vormelijke uitstraling van de percelen.

5. Cultuurhistorische elementen

Niet van toepassing.

 De aanvraag is niet gesitueerd in een beschermd landschap of dorpsgezicht. De aanvraag heeft geen invloed op de cultuurhistorische aspecten van het perceel en de omgeving.

6. Bodemreliëf

Momenteel ligt er puinafval van een deels gesloopt bijgebouw dat vernield werd door stormweer.

Er worden geen terreinophogingen aangevraagd, het bestaande maaiveld blijft behouden.

Volgens het inplantingsplan is er op privé één oprit aan de linkerzijde met een breedte van ongeveer 4m20 en één gedeelde oprit met huisnr. 98 met een breedte van ongeveer 3m. Deze verharding dient uitgevoerd te zijn in waterdoorlatend materiaal.

De locatie van de mestopslag is niet weergegeven op het inplantingsplan.

De mestvaalt moet ontworpen zijn volgens hoofdstuk 5.28.2.3 en artikel 5.9.2.2 en artikel 5.9.8.5, §1, §2 en §3 van de sectorale voorwaarden van het VLAREM II. Dit houdt o. a. in dat:

  • Permanente opslagplaatsen van vaste dierlijke mest buiten de stal dienen voorzien te zijn van een vloer uitgevoerd in verhard materiaal. De vloer moet mestdicht zijn. Indien nodig dient de mestdichtheid verzekerd te worden door een mestbestendige afdichtingslaag.
  • Deze opslagplaatsen moeten langs drie zijden omgeven zijn door mestdichte wanden van voldoende hoogte die aan dezelfde eisen voldoen als deze gesteld aan de vloer. De vierde zijde moet dermate aangelegd zijn dat afspoeling van het drain- en regenwater uit deze permanente opslagplaats niet mogelijk is.
  • De vloer is zodanig uitgevoerd dat dunne mest en afvloeiwater worden opgevangen en verzameld in mestdichte, gesloten opslagruimten (aalputten).
  • De plaatsing wordt zo gekozen dat het risico op verontreiniging van oppervlaktewater maximaal wordt beperkt. Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, wordt de de helling en de afvloeirichting van de vloer van de mestopslagplaats niet in de richting van oppervlaktewater georiënteerd. Die verplichting geldt alleen voor mestopslagplaatsen die na 1 juli 2016 vergund zijn.
  • De inplanting wordt zodanig gekozen dat geurhinder voor de omgeving wordt voorkomen of beperkt tot de normale burenlast.
  • Het is verboden opslagplaatsen voor vaste dierlijke mest en de bijhorende aalputten te voorzien van overstorten of afleidingskanalen naar een oppervlaktewater, een openbare riolering, een kunstmatige afvoerweg voor regenwater of naar een verliesput.

Er dient minstens 22 m³ mest opgeslagen te kunnen opgeslagen worden in een mestvaalt (5,5 m³ per paard voor 4 paarden).

De verwerking en afvoer/ ophaling van de mest en de mestsappen uit de aalputten dient te gebeuren volgens het mestdecreet.

 

7. Hinderaspecten

De aanvraag brengt geen extra hinder met zich mee voor de omgeving, gezondheidsaspecten zijn verwaarloosbaar.

Naast de beperkte hinder tijdens de bouwwerken wordt er geen verdere hinder verwacht.

8.  Conclusie

Omwille van het voorgaande is het voorstel planologisch en stedenbouwkundig  verenigbaar met de omgeving.

 

Resultaten openbaar onderzoek

Er diende over de aanvraag geen openbaar onderzoek gehouden te worden.

Niet van toepassing.

 

Bespreking adviezen

De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van de volgende adviezen en beoordeelt deze als volgt:

  • Het advies van Departement Landbouw en Visserij (hoofdbestuur), afgeleverd op 12 juli 2023 is voorwaardelijk gunstig.
  •  Het advies van Openbaar Domein afgeleverd op 26 juni 2023 is voorwaardelijk gunstig.
    Men zorgt best voor een terugslagklep in de private afvoeren. Dit om terugstroming vanuit het openbare rioleringsstelsel te voorkomen.

 

Conclusie

De werken dienen ingeplant en uitgevoerd overeenkomstig het goedgekeurde dossier.

De niet permanente hobbystal kan enkel gebruikt worden voor het verblijf van weidedieren eventueel in combinatie met een beperkte bergruimte in functie van dit verblijf (hooi, voeder…).  

Bestemming opslag voor louter materiaal en materieel is niet toegestaan.

Als gedurende een periode van vijf opeenvolgende jaren geen weidedieren worden gehouden op het perceel of de percelen waarop de vergunning betrekking heeft, vervalt de verkregen omgevingsvergunning voor dergelijke stal.  

Binnen de 6 maanden na het verval van de vergunning dient de stal worden afgebroken. Op deze manier kunnen gebieden die hoofdzakelijk zijn bestemd voor landbouw opnieuw gebruikt worden voor professionele landbouw in geval van langdurig ongebruik door de hobbylandbouwer. 

Binnen de 6 maanden na het verval van de vergunning dient de stal worden afgebroken. Op deze manier kunnen gebieden die hoofdzakelijk zijn bestemd voor landbouw opnieuw gebruikt worden voor professionele landbouw in geval van langdurig ongebruik door de hobbylandbouwer. 

Ook artikel 4.4.8/2 omvat geen uitzonderingsbepaling voor eventuele aanhorigheden en er bestaat

bijgevolg geen vergunningsgrond voor gerelateerde infrastructuur zoals een rijpiste, een stapmolen,

verhardingen (al dan niet waterdoorlatend). Het al dan niet overdekt opslaan van voer, stro of mest zal moeten gebeuren binnen de maximale vloeroppervlakte zoals voorzien in het decreet.

De mestvaalt moet ontworpen zijn volgens hoofdstuk 5.28.2.3 en artikel 5.9.2.2 en artikel 5.9.8.5, §1, §2 en §3 van de sectorale voorwaarden van het VLAREM II.

Er dient minstens 22 m³ mest opgeslagen te kunnen opgeslagen worden in een mestvaalt (5,5 m³ per paard voor 4 paarden).

De verwerking en afvoer/ ophaling van de mest en de mestsappen uit de aalputten dient te gebeuren volgens het mestdecreet.

Gevolg dient gegeven aan de voorwaarden gesteld in het advies van departement Landbouw en visserij dd. 12/07/2023 ref. 2023_003963_v1.

 

Riolering / hemelwater

Men moet er voor zorgen dat het hemelwater van het nieuwe gebouw gescheiden blijft van afvalwater tot aan de rooilijn.

Men dient de bestaande aansluiting op de ingebuisde gracht te gebruiken. Men moet zelf de huisaansluitputjes RWA en DWA plaatsen volgens de richtlijnen beschreven in het advies.

De afvoerbuis voor het regenwater moet worden aangesloten op het huisaansluitputje RWA als men een noodoverloop voorziet vanuit de infiltratievoorziening. De afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater (bestaande private riolering) moet aangesloten worden op het huisaansluitputje DWA.

Bij aanleg van de private riolering moet men rekening houden met de diepte van de bestaande aansluiting.

Putten (zoals hemelwaterput, infiltratievoorziening) dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.

Men is verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing en het gebruik dient te gebeuren uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw of verharding.

De hemelwaterput moet aan volgende voorwaarden voldoen:

  • De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.
  • Het volume van de hemelwaterput moet minimum 6.000L bedragen.
  • Men dient de afvoeren van het dak hier op aan te sluiten.
  • De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Men moet het aftappunt voorzien zoals voorgesteld in het dossier.
  • De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

De infiltratievoorziening moet aan volgende voorwaarden voldoen:

  • Bij plaatsing van een infiltratievoorziening dient men rekening te houden met de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand. De bodem van de infiltratievoorziening mag niet lager gelegen zijn dan deze gemiddelde grondwaterstand.
  • Het infiltratievolume dient minimum 1500 L te bedragen.
  • De infiltratieoppervlakte dient minimum 2,4 m² te bedragen. Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende VLARIO-deskundige (VLARIO-keuring). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.
  •  

Men zorgt best voor een terugslagklep in de private afvoeren. Dit om terugstroming vanuit het openbare rioleringsstelsel te voorkomen.

 

Toegang tot het perceel

In het beleidsplan Ruimte van stad Geel wordt hard ingezet op klimaatadaptiviteit:

Onder invloed van een veranderend klimaat zullen we in Vlaanderen steeds vaker te maken krijgen met warmere zomers, daling van de grondwatertafel, hevige stortbuien, veranderingen in vegetatietypes, verlies aan biodiversiteit, groeiende kans op (tropische ziektes) enz. Er dient dus te worden ingezet op een meer klimaatbestendige inrichting.

1 van de maatregelen waarop wordt ingezet is de beperking van de oppervlakte verharding zowel op het openbaar als op het privéterrein.

Omwille van deze reden dient de breedte van de oprit zich te beperken tot 3 meter, overeenkomstig het RUP zonevreemde woningen Art. 3 met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 100m².

De verharding vanaf de achtergevel tot aan de nieuwbouw stal dient te worden uitgevoerd als een karrespoor (zie inplantingsplan).

Wij hebben vastgesteld dat er een oprit op het openbaar domein reeds werd aangelegd in eigen materialen. Als men de verharding in eigen materialen wenst te behouden, moet men die laten regulariseren door een aanvraag te doen via de website van stad Geel www.geel.be/aanpassingen-openbaar-domein. Men zal dan een verklaring voor het gebruik van zelfverharding ontvangen dat men moet ondertekenen. De aanleg voor bijvoorbeeld goten, wat ook een aanpassing van het openbaar domein betreft, kan men gelijktijdig aanvragen. Werken aan het openbaar domein mag men niet zelf uitvoeren.

Verhardingen moeten maximaal waterdoorlatend zijn. Waterdoorlatende verharding dient te worden aangelegd onder een helling van minder dan 0,5% op een waterdoorlatende funderingslaag. Alle lagen dienen een minimale doorlatendheid van 5.4*10-5m/s te hebben. Bovendien mogen er geen afvoerkolken worden voorzien. Steenslagfundering moet conform Standaardbestek 250 voor waterdoorlatende verhardingen aangelegd worden. Indien dit niet het geval is, dienen deze oppervlaktes meegenomen te worden in de berekening van de infiltratievoorziening en naar de infiltratievoorziening af te wateren.


Groen

Er worden hagen aangeplant langsheen de perceelsgrens. Indien ze niet gemeenschappelijk worden opgericht, moeten ze minimum op 50cm van de perceelsgrens ingeplant worden.

Er worden geen bomen gerooid noch terreinophogingen uitgevoerd.

 

Lasten

Niet van toepassing

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:

De werken dienen ingeplant en uitgevoerd overeenkomstig het goedgekeurde dossier.

De niet permanente hobbystal kan enkel gebruikt worden voor het verblijf van weidedieren eventueel in combinatie met een beperkte bergruimte in functie van dit verblijf (hooi, voeder…).  

Bestemming opslag voor louter materiaal en materieel is niet toegestaan.

Als gedurende een periode van vijf opeenvolgende jaren geen weidedieren worden gehouden op het perceel of de percelen waarop de vergunning betrekking heeft, vervalt de verkregen omgevingsvergunning voor dergelijke stal.  

Binnen de 6 maanden na het verval van de vergunning dient de stal worden afgebroken. Op deze manier kunnen gebieden die hoofdzakelijk zijn bestemd voor landbouw opnieuw gebruikt worden voor professionele landbouw in geval van langdurig ongebruik door de hobbylandbouwer. 

Binnen de 6 maanden na het verval van de vergunning dient de stal worden afgebroken. Op deze manier kunnen gebieden die hoofdzakelijk zijn bestemd voor landbouw opnieuw gebruikt worden voor professionele landbouw in geval van langdurig ongebruik door de hobbylandbouwer. 

Ook artikel 4.4.8/2 omvat geen uitzonderingsbepaling voor eventuele aanhorigheden en er bestaat

bijgevolg geen vergunningsgrond voor gerelateerde infrastructuur zoals een rijpiste, een stapmolen,

verhardingen (al dan niet waterdoorlatend). Het al dan niet overdekt opslaan van voer, stro of mest zal moeten gebeuren binnen de maximale vloeroppervlakte zoals voorzien in het decreet.

De mestvaalt moet ontworpen zijn volgens hoofdstuk 5.28.2.3 en artikel 5.9.2.2 en artikel 5.9.8.5, §1, §2 en §3 van de sectorale voorwaarden van het VLAREM II.

Er dient minstens 22 m³ mest opgeslagen te kunnen opgeslagen worden in een mestvaalt (5,5 m³ per paard voor 4 paarden).

De verwerking en afvoer/ ophaling van de mest en de mestsappen uit de aalputten dient te gebeuren volgens het mestdecreet.

Gevolg dient gegeven aan de voorwaarden gesteld in het advies van departement Landbouw en visserij dd. 12/07/2023 ref. 2023_003963_v1.

 

Riolering / hemelwater

Men moet er voor zorgen dat het hemelwater van het nieuwe gebouw gescheiden blijft van afvalwater tot aan de rooilijn.

Men dient de bestaande aansluiting op de ingebuisde gracht te gebruiken. Men moet zelf de huisaansluitputjes RWA en DWA plaatsen volgens de richtlijnen beschreven in het advies.

De afvoerbuis voor het regenwater moet worden aangesloten op het huisaansluitputje RWA als men een noodoverloop voorziet vanuit de infiltratievoorziening. De afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater (bestaande private riolering) moet aangesloten worden op het huisaansluitputje DWA.

Bij aanleg van de private riolering moet men rekening houden met de diepte van de bestaande aansluiting.

Putten (zoals hemelwaterput, infiltratievoorziening) dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.

Men is verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing en het gebruik dient te gebeuren uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw of verharding.

De hemelwaterput moet aan volgende voorwaarden voldoen:

  • De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.
  • Het volume van de hemelwaterput moet minimum 6.000L bedragen.
  • Men dient de afvoeren van het dak hier op aan te sluiten.
  • De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Men moet het aftappunt voorzien zoals voorgesteld in het dossier.
  • De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

De infiltratievoorziening moet aan volgende voorwaarden voldoen:

  • Bij plaatsing van een infiltratievoorziening dient men rekening te houden met de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand. De bodem van de infiltratievoorziening mag niet lager gelegen zijn dan deze gemiddelde grondwaterstand.
  • Het infiltratievolume dient minimum 1500 L te bedragen.
  • De infiltratieoppervlakte dient minimum 2,4 m² te bedragen. Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende VLARIO-deskundige (VLARIO-keuring). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.
  •  

Men zorgt best voor een terugslagklep in de private afvoeren. Dit om terugstroming vanuit het openbare rioleringsstelsel te voorkomen.

 

Toegang tot het perceel

In het beleidsplan Ruimte van stad Geel wordt hard ingezet op klimaatadaptiviteit:

Onder invloed van een veranderend klimaat zullen we in Vlaanderen steeds vaker te maken krijgen met warmere zomers, daling van de grondwatertafel, hevige stortbuien, veranderingen in vegetatietypes, verlies aan biodiversiteit, groeiende kans op (tropische ziektes) enz. Er dient dus te worden ingezet op een meer klimaatbestendige inrichting.

1 van de maatregelen waarop wordt ingezet is de beperking van de oppervlakte verharding zowel op het openbaar als op het privéterrein.

Omwille van deze reden dient de breedte van de oprit zich te beperken tot 3 meter, overeenkomstig het RUP zonevreemde woningen Art. 3 met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 100m².

De verharding vanaf de achtergevel tot aan de nieuwbouw stal dient te worden uitgevoerd als een karrespoor (zie inplantingsplan).

Wij hebben vastgesteld dat er een oprit op het openbaar domein reeds werd aangelegd in eigen materialen. Als men de verharding in eigen materialen wenst te behouden, moet men die laten regulariseren door een aanvraag te doen via de website van stad Geel www.geel.be/aanpassingen-openbaar-domein. Men zal dan een verklaring voor het gebruik van zelfverharding ontvangen dat men moet ondertekenen. De aanleg voor bijvoorbeeld goten, wat ook een aanpassing van het openbaar domein betreft, kan men gelijktijdig aanvragen. Werken aan het openbaar domein mag men niet zelf uitvoeren.

Verhardingen moeten maximaal waterdoorlatend zijn. Waterdoorlatende verharding dient te worden aangelegd onder een helling van minder dan 0,5% op een waterdoorlatende funderingslaag. Alle lagen dienen een minimale doorlatendheid van 5.4*10-5m/s te hebben. Bovendien mogen er geen afvoerkolken worden voorzien. Steenslagfundering moet conform Standaardbestek 250 voor waterdoorlatende verhardingen aangelegd worden. Indien dit niet het geval is, dienen deze oppervlaktes meegenomen te worden in de berekening van de infiltratievoorziening en naar de infiltratievoorziening af te wateren.

Groen

Er worden hagen aangeplant langsheen de perceelsgrens. Indien ze niet gemeenschappelijk worden opgericht, moeten ze minimum op 50cm van de perceelsgrens ingeplant worden.

Er worden geen bomen gerooid noch terreinophogingen uitgevoerd.