Terug
Gepubliceerd op 01/08/2023

2023_CBS_02057 - Omgevingsvergunning - het oprichten van een vrijstaande woning langs Ganzenstraat 19 (202300245SS) - Vergunning

College van Burgemeester en Schepenen
ma 31/07/2023 - 13:00 1.14
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis; Griet Smaers; Bart Julliams; Marlon Pareijn; Pieter Cowé; Luc Van Laer; Francois Mylle, Algemeen Directeur; Marleen Rome

Afwezig

Nadine Laeremans; Tom Corstjens

Secretaris

Francois Mylle, Algemeen Directeur

Voorzitter

Vera Celis
2023_CBS_02057 - Omgevingsvergunning - het oprichten van een vrijstaande woning langs Ganzenstraat 19 (202300245SS) - Vergunning 2023_CBS_02057 - Omgevingsvergunning - het oprichten van een vrijstaande woning langs Ganzenstraat 19 (202300245SS) - Vergunning

Motivering

Aanleiding en context

UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 05/08/2023

 

Verslag van de omgevingsambtenaar

 

Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2023075539

Dossiernummer gemeente: 202300245Inrichtingsnummer: 20230320-0097

 

De gemeente Geel heeft op 1 juni 2023 een aanvraag ontvangen voor het oprichten van een vrijstaande woning. De aanvraag werd op 6 juni 2023 volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Gegevens van de aanvrager

de heer Leo Aerts wonende Stationsstraat 169 te 2440 Geel

 

Gegevens van de  ligging

Administratieve ligging: Ganzenstraat 19

Kadastrale ligging: afdeling 4 sectie E nr. 346F

 

Verslag

  1. Stedenbouwkundige basisgegevens

 

Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.

De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:

woongebied met landelijk karakter

de woongebieden met een landelijk karakter zijn bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven;

agrarisch gebied

De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.

 

Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.

 

Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling

 

Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

De aanvraag is niet gesitueerd in een algemeen of bijzonder plan van aanleg of in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het gewestplan.

 

Overeenstemming met dit plan

De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.

 

Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen

Niet van toepssing.

 

Verordeningen

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.

Gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.

Algemene bouwverordening inzake weekendverblijven goedgekeurd op 8 juli 2005.

Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.

Algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen goedgekeurd op 12 mei 2012.

 

  1. Historiek

Volgende vergunningen en/of weigeringen werden verleend:

  • Omgevingsvergunning 202300119/OMV_2023039972 voor het oprichten van een nieuwe woning na sloping van de bestaande woning geweigerd op 30/05/2023.
  • Stedenbouwkundige vergunning (03222) voor nieuwbouw eengezinswoning - geweigerd op 13/07/1964.
  • Stedenbouwkundige vergunning (03222 B) voor nieuwbouw eengezinswoning - goedgekeurd op 21/09/1964.
  • Stedenbouwkundig attest 0225 voor nieuwbouw eengezinswoning - positief gevonden op 01/09/1975.

 

  1. Beschrijving van de omgeving en de aanvraag

De aanvraag volgens de architect

bouwen van eengezinswoning en aanvraag voor een grondbemaling.

Op het terrein staat momenteel een woning met een achtergelegen garage en tuinhuis. Al deze gebouwen zullen afgebroken worden.

De nieuwe woning situeert zich op dezelfde bouwlijn als de bestaande, en ook op dezelfde bouwlijn als de woningen ernaast. Deze afstand tot de wegas is echter 14,5m in plaats van de voorgeschreven 12m. We menen dan ook dat een afwijking hiervan op deze plaats de goede ruimtelijke ordening niet schaadt.

De nieuwe woning bevindt zich op 4,24m van de rechtse perceelsgrens en op 3m van de grens met het agrarisch gebied. De woning is opgebouwd uit een aantal rechthoekige volumes met plat dak. De hoogtes variëren van 5,5m tot 4m. Op die manier wordt een speels volume gecreëerd. Langs de buitenkant krijgt het gebouw een vlakke bepleistering in grijs-beige kleur. Het buitenschrijnwerk is in alu-grijs.

 

Het ontwerp

Het ontwerp stelt de oprichting voor van een nieuwe woning na sloping van de bestaande woning die dateert van 1965.

De woning wordt ingeplant op dezelfde bouwlijn als de bestaande woning, dit is op 14,51 meter uit wegas en op 4,43 meter van de rechter perceelsgrens.

De woning heeft een gevelbreedte van 18,93 meter en een diepte van 16,97 meter. De woning heeft een wisselende gevelhoogte van 4 en 5,50 meter en wordt voorzien van een plat dak. De gevelafwerking wordt voorzien in een grijze bepleistering en voor het buitenschrijnwerk wordt grijs aluminium voorzien.

Een parkeerplaats voor een personenwagen wordt aangelegd in de rechter bouwvrije zijtuinstrook.

 

De volgende rubrieken en hoeveelheden worden aangevraagd:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

53.2.2°a)

tijdelijke verlaging grondwater (Nieuw)

30000 m³/jaar

3

 

tijdelijke grondwater verlaging voor het bouwen van een kelder

 

  1. Openbaar onderzoek

De aanvraag werd getoetst aan de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

De aanvraag moet niet openbaar gemaakt worden. De vereenvoudigde vergunningsprocedure wordt gevolgd.

 

  1. Adviezen

Er werd advies gevraagd aan Provincie Antwerpen maar het advies werd niet ontvangen binnen de termijn.  Het advies wordt geacht stilzwijgend gunstig te zijn.

Op 28 juni 2023 werd het advies ontvangen van Openbaar Domein

Advies riolering

Zonering – aansluiting

Het perceel is gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied. Er is geen openbaar rioleringsstelsel aanwezig dat naar een zuiveringsinstallatie leidt. Ter hoogte van het perceel is er deels een open gracht en deels een ingebuisde gracht. Hoogstwaarschijnlijk heeft de bestaande woning die zal gesloopt worden geen aansluiting op de gracht. Dus er zal door stad Geel een nieuwe afvalwateraansluiting met huisaansluitputje DWA worden voorzien op de open gracht. Het huisaansluitputje DWA wordt op het privaat perceel geplaatst ter hoogte van de rooilijn bij de open gracht. Bij aanleg van de private riolering zal men moeten rekening houden met de locatie van het putje. Als men een noodoverloop voorziet vanuit de wadi, mag men deze zelf rechtstreeks aansluiten op de open gracht, maar dit is geen verplichting.

Riolering algemeen

Op het funderingsplan is er een gescheiden stelsel van afvalwater en hemelwater voorzien, wat ook een verplichting is.

De afvoerbuizen voor het afvalwater hebben een diameter van 110 mm. De afvoerbuis vanuit de septische put naar de openbare gracht heeft een diameter van 160 mm. De afvoerbuizen van het hemelwater hebben een diameter van 110 mm (naar hemelwaterput) en een diameter van 125 mm (van hemelwaterput naar wadi). Deze diameters voldoen.

De afvoerbuis voor het afvalwater, meer bepaald de overloop vanuit de septische put, wordt volgens het funderingsplan aangesloten op een huisaansluitputje.

Huishoudelijk  afvalwater

Aangezien er nog geen openbaar rioleringsstelsel aanwezig is dat naar een zuiveringsstation leidt en men dus zal lozen op de gracht, zal er een septische put moeten worden geplaatst waar zowel het fecaal als grijs water worden op aangesloten. Volgens het funderingsplan wordt er een septische put voorzien met een volume van 3000L waarop al het afvalwater is aangesloten. Als er in de toekomst riolering wordt aangelegd, zal het grijs water van de septische put moeten worden afgekoppeld. Het is aangewezen hiermee rekening te houden bij de aanleg van de private riolering. Men kan al een wachtbuis voorzien zodat men dan vlot kan afkoppelen.

Voor het afvalwater voorziet men een gescheiden stelsel van fecaal water (toilet) en grijs water (douche, lavabo, …) tot buiten de woning wat een gunstig concept is. Men voorziet een sifonput waar beide afvoeren samenkomen om geurhinder te vermijden.

Hemelwater

Het perceel waarop men wenst te herbouwen is volgens de pluviale overstromingskaarten gelegen in overstromingsgevoelig gebied. Men zal de nodige maatregelen moeten treffen om ervoor te zorgen dat er geen ruimte voor water verloren gaat. Hiervoor verwijzen we naar het advies van de Dienst Integraal Waterbeleid van de Provincie. Volgens het ingediende funderingsplan zal er een gedeelte van de kelder ingericht worden als een overstroombare verluchte ruimte.

De Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater is van toepassing. Men is verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen.

Hemelwaterput

Men plaatst een hemelwaterput met een volume van 10.000L wat voldoet aan de verordening. Op de put worden alle dakafvoeren aangesloten. Men zal het hemelwater herbruiken voor toiletspoeling, een wasmachine en 2 buitenkranen. Het is aangewezen om in te zetten op maximaal herbruik.

Infiltratievoorziening

Men voorziet een infiltratievoorziening type wadi met een infiltratievolume van 4500L en een infiltratieoppervlakte van 7m² wat voldoet.

Waterdoorlatende verhardingen en niet-waterdoorlatende verhardingen die kunnen afwateren naar groenzone moeten niet mee ingerekend worden bij de dimensionering van de infiltratievoorziening. Hierbij is het belangrijk dat het water voldoende tijd krijgt om te infiltreren. Men mag in geen geval wateroverlast veroorzaken bij naastliggende percelen en naar het openbaar domein toe.

Het is een gunstig concept om te opteren voor een infiltratievoorziening in de vorm van een open bekken zoals voorzien is volgens het funderingsplan. Dit is voordeliger naar aanleg en onderhoud en infiltreert bovendien het meest effectief.

Men voorziet geen noodoverloop vanuit de infiltratievoorziening.

Advies toegang tot het perceel

In de bestaande toestand is er op openbaar domein een verharde berm (klinkerverharding) over een lengte van ongeveer 18,5 m.  Aan de linkerzijde dient deze verharding als toegang naar de achterliggende garage. Aan de rechterkant dient deze als toegang tot een tuinpad.

In de nieuwe toestand wenst men:

  • aan de rechterzijde een toegang in functie van een auto-oprit (geen breedte vermeld ter hoogte van de rooilijn)
  • een toegang in functie van een tuinpad om de voordeur van de woning te bereiken (geen breedte vermeld ter hoogte van de rooilijn)

We staan 2 verharde toegangen toe die aansluiten bij het tuinpad en de auto-oprit. De gezamenlijke breedte mag niet meer dan 6m zijn (onder voorbehoud van wijzigingen in de regelgeving). De overige verharding zal moeten worden verwijderd in kader van ontharding. Dit deel moet terug als grasberm worden ingericht. Ontharding en verharding van een berm zijn aanpassingen van het openbaar domein die men zelf niet mag uitvoeren. Men moet dit aanvragen via de website van stad Geel.

 

Advies: volledig voorwaardelijk gunstig

 

  1. Project-MER

 

 

  1. Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen

Planologische toets

Woongebieden met landelijk karakter zijn in hoofdzaak bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven.  Zowel bewoning als landbouw zijn bijgevolg de hoofdbestemmingen van het gebied, en beide bestemmingen staan er op gelijke voet.

Met achterliggend

De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op te minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden (artikel 11 van het Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen).

Wegenis

Het perceel is gelegen langsheen een gemeenteweg (Ganzenstraat).

 

Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie «wonen», «verblijfsrecreatie», dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, «gemeenschapsvoorzieningen» of «openbare nutsvoorzieningen», kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.

§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken. Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.

§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.

§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :

1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;

2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;

3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.

Watertoets

Onder verwijzing naar artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid gecoördineerd op 15 juni 2018 werd onderzocht of er een schadelijk effect op de waterhuishouding uitgaat van de geplande ingreep. Dit advies wordt verleend in uitvoering van artikel 5 van het besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 2006 en latere wijzigingen.

In uitwerking van artikel 7 van het watertoetsbesluit werd specifiek voor de provincie

Antwerpen een eigen provinciaal beleidskader rond wateradviezen uitgewerkt. Dit beleidskader verduidelijkt wat de gehanteerde krijtlijnen zijn voor de beoordeling van de verenigbaarheid van de vergunningsaanvraag met het watersysteem, en met welke zaken een aanvrager rekening moet houden voor het verkrijgen van een gunstig wateradvies. Het provinciale beleidskader voor wateradviezen werd door de deputatie goedgekeurd in zitting van 12 december 2019 en is te vinden op de website van de provincie Antwerpen:

https://www.provincieantwerpen.be/aanbod/dlm/dienst-integraal-waterbeleid/wonen-ofwerken-

langs-een-waterloop/watertoets.html.

Het project paalt aan waterloop nr. A.8.15.12, Rauwelkovenloop van 2de categorie.

Volgens de pluviale watertoetskaarten is het project gelegen in overstromingsgevoelig gebied.

Verenigbaarheid met het watersysteem

Volgens de plannen worden er geen significante negatieve effecten op het

watersysteem verwacht. Het project wordt bijgevolg gunstig geadviseerd en is in

overeenstemming met de doelstellingen en beginselen van het decreet integraal waterbeleid.

Gezien het risico beperkt is tot het gevraagde project, dient de eigenaar zelf alle nodige

voorzorgsmaatregelen te nemen om eventuele waterschade te voorkomen.

4. VOORWAARDEN EN MAATREGELEN

 

4.1. Algemene en wettelijke voorwaarden

 

4.1.1. Bouwafstanden – erfdienstbaarheden: 5m-zone

Voor de noodzakelijke onderhouds- en ruimingwerken en voor het spreiden van de

ruimingproducten dient langs beide kanten van de waterloop een zone met een breedte van 5 m landinwaarts gemeten vanaf de werkelijke kruin van de waterloop vrij te worden gehouden van voorwerpen, constructies, aanplantingen en gebouwen die de doorgang zouden belemmeren van de machines die bij de werken worden gebruikt. De erfdienstbaarheid geldt zowel voor open als ingebuisde waterlopen. Bij een ingebuisde waterloop wordt de erfdienstbaarheidzone gemeten vanaf het midden van de buis of koker, waarbij men de 5 m-zone vermeerdert met een halve kruinbreedte. Wanneer uitvoering van deze bepaling aanleiding kan geven tot ernstige ecologische schade, zal de Provincie hier in de praktijk afwijkingen op dulden.

 

Afsluitingen/Hagen of houtkanten langs de waterloop moeten op een afstand van 0,75 m tot 1,00 m landinwaarts gemeten vanaf het einde van het talud van de waterloop geplaatst worden. Ze mogen niet hoger zijn dan 1,50 m boven de begane grond. Afsluitingen hoger dan 1,50 m moeten op minstens 5 m van de kruin van de waterloop geplaatst worden. De afsluiting is zo opgesteld dat ze geen belemmering vormt bij het onderhoud van de waterlopen, of ze kan weggenomen worden. Hagen of houtkanten dienen tot op een hoogte van maximaal 1,50 m te worden teruggesnoeid.

 

Verhardingen(opritten, terrassen,…) , leidingen en ondergrondse constructies voorzien tot op een afstand van minder dan 5 m vanaf de kruin van de waterloop moeten bestand zijn tegen het overrijden van machines tot 40 ton.

Verhardingen zijn niet toegestaan binnen de 1 m landinwaarts gemeten vanaf de kruin van de waterloop.

 

Beplantingen

De aanplanting van nieuwe bomen en struiken langs de onbevaarbare waterlopen dient als volgt

te gebeuren:

1. ofwel een eerste rij bomen op een plantafstand van 5 m landinwaarts gemeten vanaf de bovenste rand van het talud van de waterloop en met een vrij te bepalen afstand tussen de bomen zodat stroken als zone van openbaar nut met een breedte van 5 m landinwaarts gemeten vanaf de bovenste rand van het talud van de waterloop volledig vrij worden gehouden;

2. ofwel een eerste rij bomen op een plantafstand van 0,75 tot 1,00 m landinwaarts gemeten vanaf de bovenste rand van het talud van de waterloop met een afstand tussen de bomen van minimum 12 m zodat de bereikbaarheid van de waterloop met de machine blijft verzekerd, en een tweede rij bomen zoals vermeld onder punt 1.

 

Volgens de wet op het natuurbehoud is het verboden naaldbomen te planten of te herplanten of hun zaailingen te laten groeien op minder dan 6 m van de bovenste rand van het talud van de waterlopen.

De bereikbaarheid van de waterloop voor uitvoering van de noodzakelijke onderhouds-,

ruimings- en herstellingswerken dient echter steeds gevrijwaard te worden.

 

Reliëfwijziging.

Reliëfwijzigingen zijn verboden binnen de 5 m zone.

 

4.1.2. Afstanden – waterkwaliteit: 1m-zone

Binnen een afstand van minimaal een meter vanaf de kruin van de waterloop mag de oever niet bewerkt worden, noch besproeid met biociden. Het Mestdecreet verbiedt bovendien elke bemesting binnen een strook van 10 m (GEN en GENO) of 5 m (overige gevallen) gemeten vanaf de kruin van de waterloop.

 

4.1.3. Eigendom

De bedding van een waterloop van tweede categorie behoort toe aan de provincie.

 

4.1.4. Werken aan waterlopen

Het is verboden werken uit te voeren binnen de bedding van de onbevaarbare waterloop zonder omgevingsvergunning en/of machtiging. Hieronder kan onder meer verstaan worden het optrekken of plaatsen van een constructie (overwelving, kruisen met nutsleiding, aansluiting, elke vaste constructie in de waterloop, oeverversteviging) en reliëfwijzigingen (ophogen 5m-zone langs waterloop, verleggen, dempen of herprofilering van waterloop).

 

4.1.5. Waterkwantiteit: vasthouden > bergen > afvoeren

Niet functionele verharde oppervlakten moeten vermeden worden. Eventuele verharding is bij voorkeur waterdoorlatend. Het dakwater moet zoveel mogelijk hergebruikt worden (als toiletspoeling, waswater, beregening, … ). Het overige afstromende hemelwater (niet doorlaatbare verharde oppervlakten, overloop regenwaterput, …) moet worden geïnfiltreerd en/of – wanneer de bodem geen of slechts beperkte infiltratie toelaat - gebufferd. Slechts een zeer beperkte hoeveelheid mag worden afgevoerd. Er moet minstens voldaan zijn aan de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater.

 

4.1.6. Riolering: voorkomen > scheiden > zuiveren

Er dient rekening gehouden met de voorschriften die geformuleerd staan in de Krachtlijnen voor een geïntegreerd rioleringsbeleid in Vlaanderen (VMM) (Code van goede praktijk voor de aanleg van openbare riolen, individuele voorbehandelinginstallaties en kleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties, aanvullingen met betrekking tot de herwaardering van grachtenstelsels, hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen en andere aanvullingen en updates).

Het is verboden huishoudelijk afvalwater te lozen in de RegenWaterAfvoerleiding en

regenwater in de DroogWeerAfvoerleiding. Het is uiteraard verboden huishoudelijk afvalwater te lozen in een oppervlaktewater als er kan aangesloten worden op een DroogWeerAfvoerleiding.

De lozing van huishoudelijk afvalwater in de gewone oppervlaktewateren of in de kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater moet voldoen aan de voorwaarden opgenomen in deel 4 van Vlarem II.

 

4.2. Specifieke voorwaarden (art. 1.3.1.1 §1 DIW dd.18/07/03 en art. 7 §1 4° UB dd. 20/07/06) Teneinde het schadelijk effect te voorkomen/beperken/herstellen/compenseren worden

de volgende specifieke voorwaarden opgelegd:

 

4.2.1. Voor de wijziging van infiltratie naar het grondwater

Voor wat betreft het aspect infiltratie kunnen de schadelijke effecten worden ondervangen indien de aanvraag minstens voldoet aan de gewestelijke, provinciale, gemeentelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten e.a. Verder moet voldaan worden aan art. 6.2.2.1.2 § 4 van Vlarem II met betrekking tot de afvoer van hemelwater, doelstelling 6° a) opgenomen in art. 5 van het decreet integraal waterbeleid en het concept 'vasthoudenbergen-afvoeren' dat opgenomen is in de waterbeleidsnota en de bekkenbeheerplannen.

Prioriteit moet uitgaan naar hergebruik van hemelwater en vervolgens naar infiltratie boven buffering met vertraagde afvoer.

 

Vermijden afstroom van hemelwater

Ondoorlatende verhardingen wateren af naar naastliggende groenzones voor infiltratie op eigen terrein. Om infiltratie op eigen terrein te behouden, dient de groenzone minimaal 25% van de verharde oppervlakte te bedragen. De groenzone moet horizontaal liggen of uitgewerkt worden met een lichte maaiveldverlaging. Dit is hier wel het geval.

Verhardingen moeten maximaal waterdoorlatend zijn. Waterdoorlatende verharding dient te worden aangelegd onder een helling van minder dan 0,5% op een waterdoorlatende

funderingslaag. Alle lagen dienen een minimale doorlatendheid van 5.4*10-5m/s te hebben.

Bovendien mogen er geen afvoerkolken worden voorzien. Steenslagfundering moet conform Standaardbestek 250 voor waterdoorlatende verhardingen aangelegd worden. Indien dit niet het geval is, dienen deze verharde oppervlaktes meegenomen te worden in de berekening van de infiltratievoorziening en naar de infiltratievoorziening af te wateren.

 

Hemelwaterput en hergebruik

De aanvraag voorziet om de dakoppervlakte aan te sluiten op een hemelwaterput van 10.000 liter, die zou overlopen naar een infiltratiekom.

Het opgevangen hemelwater wordt hergebruikt voor toiletspoeling, wasmachine en buitenkraan.

Het verplichte hergebruik van hemelwater d.m.v. een pomp en apart leidingcircuit moet

opgenomen worden in de vergunning en wordt bij voorkeur na de werken gecontroleerd door de gemeente.

 

Infiltratievoorziening

Om effectief te zijn en drainage van het grondwater te vermijden, dient de infiltratievoorziening zich geheel boven de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand te bevinden. Enkel het volume en de oppervlakte van de infiltratievoorziening boven dit peil kunnen in rekening genomen worden.

Op basis van de drainageklasse van de bodemkaart, zoals raadpleegbaar op Geopunt, is de maximaal toegestane diepte van een infiltratievoorziening op dit perceel 50 cm, conform de gewijzigde plannen.

Tijdens de uitvoering van de werken moet de locatie van de infiltratiezone gevrijwaard worden van zware belasting om bodemverdichting te vermijden. Zo kan de infiltratiecapaciteit maximaal behouden blijven.

Een noodoverloop is toegestaan. Enkel het infiltratievolume en –oppervlakte onder de

noodoverloop kunnen meegerekend worden in de dimensionering.

Bij de dimensionering van de infiltratievoorziening mag enkel rekening worden gehouden met de nuttige volumes en oppervlaktes. Bij de bepaling van het infiltratievolume mag enkel het netto-volume (=effectief beschikbare volume) in rekening gebracht worden en niet het brutovolume (=buitenafmetingen voorzieningen). Bij bepaling van de infiltratieoppervlakte mag voor ondergrondse voorzieningen of bovengrondse voorzieningen dieper dan 30 cm enkel de vrij liggende wandoppervlakte in rekening worden gebracht. Enkel de wanden die 2x hun hoogte van andere infiltratievoorzieningen of minstens 1x hun hoogte van andere ondergrondse constructies (zoals putten of funderingen) gelegen zijn, mogen in rekening worden gebracht.

 

4.2.2. Voor de wijziging van overstromingsregime

Er mag geen ruimte voor water verloren gaan. Door het oprichten van constructies en door ophogingen wordt immers overstroombare ruimte ingenomen, waardoor op die plaats geen overstromingswater geborgen kan worden. Dit kan er toe leiden dat het gevaar voor wateroverlast in de omgeving toeneemt. Om de overstromingsproblemen in de omgeving niet te verergeren, moet bij voorkeur het verlies van waterbergingsruimte vermeden worden door het project/plan te realiseren zonder inname van ruimte voor water. Dit impliceert het optrekken van het gebouw op palen of op een overstroombare kruipruimte, waarbij de onderkant van het gebouw boven het overstromingspeil wordt voorzien zodat eventueel overstromingswater de ruimte onder het gebouw kan benutten. In het geval van een kruipruimte moeten in- en uitstroomopeningen worden voorzien op het laagste huidige maaiveldpeil. De openingen dienen bovengronds te liggen zodat het overstromingswater vrij in en uit kan stromen.

In specifieke gevallen kan toegestaan worden om verloren ruimte voor water te compenseren.

In dat geval dient zowel het overstromingsvolume als de oppervlakte gecompenseerd te

worden. Dit kan bijvoorbeeld door een oppervlakkige afgraving op het terrein (afgravingen onder het grondwaterniveau zijn echter niet effectief), op een zinvolle locatie waar de compenserende oppervlakte effectief benut kan worden.

Een eventuele ophoging is enkel toegelaten ter hoogte van de gebouwen zelf; het omliggende terrein mag in geen geval opgehoogd worden. De grondbalans van het perceel moet neutraal zijn: iedere ophoging moet gecompenseerd worden door een afgraving. De grond die vrijkomt bij het uitgraven van de funderingen dient hierbij te worden afgevoerd.

Indien men het vrijwaren of compenseren van ruimte voor water niet haalbaar acht, moet gestreefd worden naar een bestemmingswijziging via ruil van het perceel met een

overstromingsvrije locatie.

 

Voorwaarde:

• Er mag geen ruimte voor water verloren gaan.

o De ruimte voor water wordt gevrijwaard door te werken met een

overstroombare kruipruimte.

Uit de modelleringstudie van de pluviale overstromingskaarten blijkt dat voor een bui met eenterugkeerperiode van 100 jaar ter hoogte van het perceel in kwestie een waterpeil van 20,49 mTAW optreedt.

Ergere overstromingen dan in het verleden zijn niet uit te sluiten en er kan geen sluitendegarantie gegeven worden dat er zich op het perceel in de toekomst geen wateroverlast meer zalvoordoen.

Door het overstromingsrisico moet het vloerpeil van het toekomstig aan te leggen gebouwvoldoende hoog gekozen worden, zodat deze overstromingsvrij gebouwd wordt

(advieshoogte=20,80mTAW)

 

Voorwaarden:

Er moet overstromingsvrij gebouwd worden (vloerpeil op minstens 20,80 mTAW (=

hierboven vermeld getal + 30cm naar boven afronden) conform de aangeleverde

plannen.

De eigenaar dient alle nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om op zijn eigen goed

waterschade te voorkomen.

 

DEEL II : MACHTIGINGSADVIES WERKEN AAN DE WATERLOOP

 

5. WETTELIJKE BASIS VOOR HET MACHTIGINGSADVIES

 

Op grond van artikel 12 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare

waterlopen is een machtiging van de deputatie van de provincie vereist voor werken aan eenonbevaarbare waterloop van tweede categorie buiten polder – of wateringgebied.

 

Een gunstig advies van de deputatie in het kader van de aanvraag tot

omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor het verkavelen van gronden, geldt als machtiging als de eventuele voorwaarden waarvan het gunstige advies afhankelijk wordt gemaakt, in de vergunning in kwestie worden opgelegd.

 

6. VOORWAARDEN VOOR HET UITVOEREN VAN WERKEN AAN DE WATERLOOP

 

Gelet op artikel 16 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, hierna genoemd ‘de Wet’, maken de onbevaarbare waterlopen deel uit van het openbaar

domein van de overheid die de waterloop in kwestie beheert.

De bedding van een onbevaarbare waterloop wordt geacht toe te behoren aan de

waterbeheerder.

Gelet op artikel 9, § 1 van de Wet dienen de constructies op de onbevaarbare waterlopen te worden onderhouden en hersteld door diegenen aan wie ze toebehoren en kan bij nalatigheid de waterloopbeheerder de nodige werken ambtshalve uitvoeren en de kosten hiervan verhalen.

Gelet op artikel 9, § 2 van de Wet zijn de eigenaars of gebruikers van constructies op de

onbevaarbare waterlopen verplicht deze constructies te laten functioneren volgens de instructies die ze daarvoor krijgen van de bevoegde waterbeheerder. Die instructies kunnen altijd en zelfs door mondeling bevel gewijzigd worden als het algemeen belang dat vereist.

De eigenaars of gebruikers van constructies zorgen ervoor dat de werking van de constructies geen schadelijke effecten veroorzaakt voor de aangelanden stroomopwaarts en stroomafwaarts.

Gelet op artikel 12 van de Wet doet de integratie van de machtiging geen afbreuk aan het precaire karakter van het recht van gebruik op het domein van de waterbeheerder. De machtiging kan bijgevolg te allen tijde op gemotiveerde wijze worden aangepast of ingetrokken door de bevoegde overheid in het belang van het watersysteem en dit zonder dat de vergunninghouder hiervoor recht heeft op schadevergoeding.

Machtigingsvoorwaarden De vergunning doet geen afbreuk aan eventuele eigendomsrechten en ontslaat de houder ervan niet zich te voorzien van de overeenkomstig andere wetgeving vereiste machtigingen.

De provinciale dienst Integraal Waterbeleid, Koningin Elisabethlei 22 in 2018 Antwerpen, moet uiterlijk VIJF dagen voor de start van de werken en TIEN dagen na voltooiing van de werken per brief of per mail (diw@provincieantwerpen.be) hiervan in kennis worden gesteld.

Aan de personeelsleden van deze dienst moet steeds toegang worden verleend voor toezicht.

Om de verenigbaarheid met het watersysteem te verzekeren worden volgende bijzondere

voorwaarden opgelegd:

 

AANSLUITING OVERLOOP REGENWATERPUT

De aansluiting zal worden uitgevoerd volgens aanduiding op het plan van de aanvraag: plan nr.

BA_woning_I_N_1_inplanting nieuw

1. Plaats

Langs kadasterperceel GEEL 4 AFD, sectie E nr. 345 (ter hoogte van ).

 

2. Wijze

Met ronde buizen met een maximale binnendiameter van 0,165 m in de open waterloop.

De buizen zijn bestand tegen het overrijden van machines voor de werken aan de waterloop.

 

3. Het doorstromingsprofiel van de open waterloop mag niet worden verminderd.

 

4. De afwerking van de aansluiting (lozingspunt) dient zodanig te gebeuren dat uitspoeling en

afzakking van de bodem en het talud evenals beschadigingen aan de waterloop worden

voorkomen. Hiertoe kan het talud extra ingezaaid worden met een grasmengsel, kunnen

graszoden aangewend worden of kan een kasseibeschoeiing aangebracht worden.

Eventuele schade ontstaan ten gevolge van de aansluiting dient door de gebruiker te worden hersteld.

 

5. Binnen de bedding van de waterloop en binnen de erfdienstbaarheidsstrook van 5,00 m landinwaarts gemeten vanaf de kruin van de waterloop dienen de nodige schikkingen en voorzieningen getroffen te worden om beschadiging van de leiding te voorkomen tijdens de uitvoering van de onderhoudswerken aan de waterloop; eventuele schade kan niet op de waterloopbeheerder verhaald worden.

 

6. Het is verboden via de oppervlaktewaterleiding vuile of huisafvalwaters te lozen.

 

7. Er dient rekening gehouden te worden met de toestand en het afvoervermogen van de

waterloop.

De lozingsdebieten en lozingsfrequenties dienen zodanig beperkt te worden dat zij geen

wateroverlast, geen schade en geen kwaliteitsverlies veroorzaken.

 

8. De vergunning wordt uitsluitend verleend onder het oogpunt van de wetgeving betreffende de onbevaarbare waterlopen en ontslaat de vergunninghouder niet van de verplichting zich te

voorzien van andere toelatingen, vergunningen en bijkomende voorwaarden welke zouden

noodzakelijk zijn.

 

7. TOETSING EN CONCLUSIE

 

Gunstig, mits rekening gehouden wordt met de voorwaarden en maatregelen opgelegd in punt 4.

Voorafgaand aan de uitvoering van werken aan de waterloop moet een stedenbouwkundige vergunning verkregen worden.

De machtigingsvoorwaarden voor het uitvoeren van werken aan de waterloop, opgelegd in deel II, die bindend zijn, moeten expliciet worden opgenomen in de omgevingsvergunning en dienen strikt nageleefd te worden.

Milieuaspecten

Water

 

Grondwater

 

Voor het bouwen van de kelder is een tijdelijke verlaging van de grondwatertafel d.m.v. het plaatsen van een bronbemaling noodzakelijk gedurende 90 dagen.

Er wordt een bronbemaling met rubriek 53.2.2°a) aangevraagd. Naar aanleiding van de aanvraag werd de bemalingsberekening opgevraagd.

Het berekend debiet bedraagt 16622 m³/jaar met een dagelijks debiet van 242 m³.De grondwaterverlaging door de bronbemaling zal 2,7 m bedragen met als diepste punt 3,7 m-mv. De bronbemaling zal het water vooral onttrekken uit het Quartaire aquifer systeem. De horizontale doorlatendheidscoëfficiënt (kh- waarde) van fijn zand is 5,60E-6 m/s.

Binnen de invloedstraal van 253 m liggen noch speciale beschermingszones noch mogelijke verontreinigen.

 

Er wordt echter een debiet van 30000 m³/jaar aangevraagd om eventuele fouten en vertragingen op te vangen. Er wordt ingeschat op basis van de rekenmodule dat er niet aan dit debiet zal geraakt worden. Er wordt in de bijzondere voorwaarden bijgevolg gesteld dat de bronbemaling niet langer dan strikt noodzakelijk in stand mag gehouden worden.

 

Volgens de ladder van Lansink dient het water in eerste instantie hergebruikt te worden op de werf. Het is aangewezen een aftappunt te voorzien zodat het water kan hergebruikt worden op de werf.

Het effluent van de bemaling moet afgeleid worden naar het grachtensysteem, gelegen aan de

voorkant van het perceel. De bemalingsinstallatie dient uitgerust te worden met een voorbezinkingssysteem om het grachtenstelsel te vrijwaren van zand- en ijzerpartikels. De werking van het voorbezinkingssysteem dient gewaarborgd te worden door de exploitant.

 

De beschrijvende nota ingediend door de exploitant verklaart dat er geen risicovolle zettingen aanwezig zijn.

Conform VLAREM II moet de installatie worden uitgerust met een debietmeter. Bij elke aankoppeling en afkoppeling van de meter wordt de meterstand genoteerd in een logboek dat ter inzage wordt gehouden van de toezichthouder.

De volgende bijzondere voorwaarden lijken aangewezen:

  • Er dient een aftappunt voorzien te worden op het bemalingssysteem zodat het bemalingswater in eerste instantie kan hergebruikt worden.
  • Het effluent dient afgevoerd te worden naar het grachtenstelsel aan de voorzijde van het perceel. De bemalingsinstallatie dient uitgerust te worden met een voorbezinkingssysteem om het grachtenstelsel te vrijwaren van zand- en ijzerpartikels. De werking van het voorbezinkingssysteem dient gewaarborgd te worden door de exploitant.
  • Conform VLAREM II moet de installatie worden uitgerust met een debietmeter. Bij elke aankoppeling en afkoppeling van de meter wordt de meterstand genoteerd in een logboek dat ter inzage wordt gehouden van de toezichthouder.
  • De bronbemaling mag niet langer in stand gehouden worden dan strikt noodzakelijk.

 

Milieutechnische conclusie

Met betrekking tot de (overige) onderzochte milieutechnische aspecten in voorliggende beoordeling en op basis van de gegevens in de aanvraag lijkt gesteld te kunnen worden dat er geen indicaties zijn tot het verlenen van een negatief advies.

 

De volgende rubrieken en hoeveelheden worden voorwaardelijk gunstig geadviseerd:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

53.2.2°a)

tijdelijke verlaging grondwater (Nieuw)

30000 m³/jaar

3

 

Volgende voorwaarden zijn van toepassing:

Algemene voorwaarden: Hoofdstuk 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6 van VLAREM II
Sectorale voorwaarden: Hoofdstuk 5.53 van VLAREM II

Bijzondere voorwaarden:

  • Er dient een aftappunt voorzien te worden op het bemalingssysteem zodat het bemalingswater in eerste instantie kan hergebruikt worden.
  • Het effluent dient afgevoerd te worden naar het grachtenstelsel aan de voorzijde van het perceel. De bemalingsinstallatie dient uitgerust te worden met een voorbezinkingssysteem om het grachtenstelsel te vrijwaren van zand- en ijzerpartikels. De werking van het voorbezinkingssysteem dient gewaarborgd te worden door de exploitant.
  • Conform VLAREM II moet de installatie worden uitgerust met een debietmeter. Bij elke aankoppeling en afkoppeling van de meter wordt de meterstand genoteerd in een logboek dat ter inzage wordt gehouden van de toezichthouder.
  • De bronbemaling mag niet langer in stand gehouden worden dan strikt noodzakelijk.

 

Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening

Toetsing aan de beoordelingsgronden van artikel 4.3.1§2 van VCRO:

 

Functionele inpasbaarheid

Het betreft een ééngezinswoning die opgericht wordt in een straat met meerdere ééngezinswoningen. Het gebouw is inpasbaar.

 

Mobiliteitsimpact

Voor een ééngezinswoning is de impact van de mobiliteit beperkt.

 

Schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid

De woning heeft een beperkt bouwvolume.

 

Visueel-vormelijke elementen

De woning wordt opgericht in klassieke, hedendaagse materialen.

 

Cultuurhistorische aspecten

Niet van toepassing.

 

Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid

Naast de beperkte hinder tijdens de bouwwerken wordt er geen verdere hinder verwacht.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening.

 

Resultaten openbaar onderzoek

Er diende over de aanvraag geen openbaar onderzoek gehouden te worden.

Niet van toepassing.

 

Bespreking adviezen

De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van de volgende adviezen en beoordeelt deze als volgt:

  • Het advies van Provincie Antwerpen, . Er werd geen advies ontvangen binnen de termijn.
  •  Het advies van Openbaar Domein afgeleverd op 28 juni 2023 is voorwaardelijk gunstig.

 

Conclusie

Stedenbouwkundig Advies

Gunstig advies met voorwaarden.

 

De woning dient ingeplant en opgericht overeenkomstig de aanduidingen van de goedgekeurde plannen.

Een parkeerplaats voor minimum 1 personenwagen dient aangelegd zoals voorzien op het inplantingsplan.

De bouwvrije voortuinstrook mag slechts voor de helft verhard worden, met een maximum breedte van 6 meter. Het overige dient aangelegd als tuin en als dusdanig onderhouden.

Alle verhardingen dienen uitgevoerd in waterdoorlatende materialen zowel in afwerking (toplaag) als fundering.

Elke woning dient uitgerust met één of meer rookmelders of moet beschikken over een branddetectiesysteem dat gekeurd en gecertificeerd is door een daartoe erkend organisme. De rookmelder dient conform te zijn aan NBN EN 14.604, reageert op de rookontwikkeling bij brand door het produceren van een scherp geluidssignaal, en is niet van het ionische type.
Opmerkingen inzake de plaatsing van de rookmelders: minstens één rookmelder per bouwlaag, in kamerwoningen moet elke kamer ermee uitgerust zijn, mogelijke opstelling in de hal, gang, slaapkamer, living, wasplaats, kelder, verwarmingslokaal; plaatsing wordt afgeraden in de badkamer, keuken, garage.

 

De woning moet voldoen aan de EPB-eisen.

 

De vloerpas ligt op maximum 20 cm en kan verhoogd worden door het aantal meter tussen de voorgevel en de rooilijn te vermenigvuldigen met 2 cm, en dit tot een maximum van 40 cm. Het peil van de woning ligt hiermee maximum 32 cm boven de as van de weg.

 

Riolering en hemelwater

Men dient te zorgen voor een gescheiden stelsel van droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA) op het perceel.

De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.

De afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater moet aangesloten worden op het huisaansluitputje DWA.

Bij aanleg van de private riolering moet men rekening houden met de diepte van de nieuwe aansluiting.

De voorbehandeling van al het afvalwater dient te gebeuren via een septische put van minstens 3000L waar zowel het fecaal als grijs water op toekomen. Indien er mee dan 5 personen verblijven in de woning moet grootte van de septische put aangepast worden aan het aantal personen (600 liter per persoon).

Putten   (zoals septische put, hemelwaterput) dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.

Men is verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing en het gebruik dient te gebeuren uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw of verharding.

De hemelwaterput moet aan volgende voorwaarden voldoen:

  • De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.
  • Het volume van de hemelwaterput moet minimum 5000L bedragen.
  • Men dient de afvoeren van het volledige dak hier op aan te sluiten.
  • De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Men dient de aftappunten te voorzien zoals voorgesteld in het dossier: toiletspoeling, wasmachine en 2 buitenkranen.
  • De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

De infiltratievoorziening moet aan volgende voorwaarden voldoen:

  • Bij plaatsing van een infiltratievoorziening dient men rekening te houden met de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand. De bodem van de infiltratievoorziening mag niet lager gelegen zijn dan deze gemiddelde grondwaterstand.
  • Het infiltratievolume dient minimum 4375 L te bedragen.
  • De infiltratieoppervlakte dient minimum 7 m² te bedragen.

Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende VLARIO-deskundige (VLARIO-keuring). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.

In functie van de ligging in overstromingsgevoelig gebied, moet men de nodige maatregelen treffen om er voor te zorgen dat er geen ruimte voor water verloren gaat.

Men zorgt best voor een terugslagklep in de private afvoer. Dit om terugstroming vanuit het openbare rioleringsstelsel te voorkomen.

Het is aangewezen om een wachtbuis voor het grijs water te voorzien, zodat men het grijs water vlot van de septische put kan afkoppelen op het moment dat er een volwaardig rioleringsstelsel wordt aangelegd op openbaar domein.

Gevolg dient gegeven aan het advies van Dienst Integraal waterbeleid 18/07/2023 ref. WAAD-2023-1428 (zie bijlage).

Aangezien uw aanvraag niet gaat over een project (het bouwen van een meersgezinswoning of de aanpassing van het aantal eenheden), kan Fluvius u via deze weg geen advies geven voor elektriciteit en aardgas en verwijzen ze naar hun website: https://www.fluvius.be/nl/thema/aansluitingen

Milieutechnische conclusie

Met betrekking tot de (overige) onderzochte milieutechnische aspecten in voorliggende beoordeling en op basis van de gegevens in de aanvraag lijkt gesteld te kunnen worden dat er geen indicaties zijn tot het verlenen van een negatief advies.

De volgende rubrieken en hoeveelheden worden voorwaardelijk gunstig geadviseerd:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

53.2.2°a)

tijdelijke verlaging grondwater (Nieuw)

30000 m³/jaar

3

 

Volgende voorwaarden zijn van toepassing:

Algemene voorwaarden: Hoofdstuk 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6 van VLAREM II
Sectorale voorwaarden: Hoofdstuk 5.53 van VLAREM II

 

Bijzondere voorwaarden:

  • Er dient een aftappunt voorzien te worden op het bemalingssysteem zodat het bemalingswater in eerste instantie kan hergebruikt worden.
  • Het effluent dient afgevoerd te worden naar het grachtenstelsel aan de voorzijde van het perceel. De bemalingsinstallatie dient uitgerust te worden met een voorbezinkingssysteem om het grachtenstelsel te vrijwaren van zand- en ijzerpartikels. De werking van het voorbezinkingssysteem dient gewaarborgd te worden door de exploitant.
  • Conform VLAREM II moet de installatie worden uitgerust met een debietmeter. Bij elke aankoppeling en afkoppeling van de meter wordt de meterstand genoteerd in een logboek dat ter inzage wordt gehouden van de toezichthouder.
  • De bronbemaling mag niet langer in stand gehouden worden dan strikt noodzakelijk.

 

Toegang tot het perceel

De gezamenlijk breedte van de 2 toegangen op openbaar domein in functie van het tuinpad en de auto-oprit mag niet meer dan 6m zijn (onder voorbehoud van wijzigingen in de regelgeving). De overige verharding op openbaar domein moet verwijderd worden. Dit deel moet terug als grasberm worden ingericht. Ontharding en verharding van een berm zijn aanpassingen van het openbaar domein die men zelf niet mag uitvoeren. Men moet dit aanvragen. De kosten voor de aanpassingen zijn ten laste van de aanvrager.

De kosten voor het uitvoeren van aanpassingswerken aan het openbaar domein of het verplaatsen van nutsvoorzieningen zijn ten laste van de bouwheer.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

53.2.2°a)

tijdelijke verlaging grondwater (Nieuw)

30000 m³/jaar

3

 

Volgende voorwaarden zijn van toepassing:

Algemene voorwaarden: Hoofdstuk 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6 van VLAREM II
Sectorale voorwaarden: Hoofdstuk 5.53 van VLAREM II

Bijzondere voorwaarden:

  • Er dient een aftappunt voorzien te worden op het bemalingssysteem zodat het bemalingswater in eerste instantie kan hergebruikt worden.
  • Het effluent dient afgevoerd te worden naar het grachtenstelsel aan de voorzijde van het perceel. De bemalingsinstallatie dient uitgerust te worden met een voorbezinkingssysteem om het grachtenstelsel te vrijwaren van zand- en ijzerpartikels. De werking van het voorbezinkingssysteem dient gewaarborgd te worden door de exploitant.
  • Conform VLAREM II moet de installatie worden uitgerust met een debietmeter. Bij elke aankoppeling en afkoppeling van de meter wordt de meterstand genoteerd in een logboek dat ter inzage wordt gehouden van de toezichthouder.
  • De bronbemaling mag niet langer in stand gehouden worden dan strikt noodzakelijk.

 

Lasten

Niet van toepassing

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:


De woning dient ingeplant en opgericht overeenkomstig de aanduidingen van de goedgekeurde plannen.

Een parkeerplaats voor minimum 1 personenwagen dient aangelegd zoals voorzien op het inplantingsplan.

De bouwvrije voortuinstrook mag slechts voor de helft verhard worden, met een maximum breedte van 6 meter. Het overige dient aangelegd als tuin en als dusdanig onderhouden.

Alle verhardingen dienen uitgevoerd in waterdoorlatende materialen zowel in afwerking (toplaag) als fundering.

Elke woning dient uitgerust met één of meer rookmelders of moet beschikken over een branddetectiesysteem dat gekeurd en gecertificeerd is door een daartoe erkend organisme. De rookmelder dient conform te zijn aan NBN EN 14.604, reageert op de rookontwikkeling bij brand door het produceren van een scherp geluidssignaal, en is niet van het ionische type.
Opmerkingen inzake de plaatsing van de rookmelders: minstens één rookmelder per bouwlaag, in kamerwoningen moet elke kamer ermee uitgerust zijn, mogelijke opstelling in de hal, gang, slaapkamer, living, wasplaats, kelder, verwarmingslokaal; plaatsing wordt afgeraden in de badkamer, keuken, garage.

 

De woning moet voldoen aan de EPB-eisen.

 

De vloerpas ligt op maximum 20 cm en kan verhoogd worden door het aantal meter tussen de voorgevel en de rooilijn te vermenigvuldigen met 2 cm, en dit tot een maximum van 40 cm. Het peil van de woning ligt hiermee maximum 32 cm boven de as van de weg.

 

Riolering en hemelwater

Men dient te zorgen voor een gescheiden stelsel van droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA) op het perceel.

De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.

De afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater moet aangesloten worden op het huisaansluitputje DWA.

Bij aanleg van de private riolering moet men rekening houden met de diepte van de nieuwe aansluiting.

De voorbehandeling van al het afvalwater dient te gebeuren via een septische put van minstens 3000L waar zowel het fecaal als grijs water op toekomen. Indien er mee dan 5 personen verblijven in de woning moet grootte van de septische put aangepast worden aan het aantal personen (600 liter per persoon).

Putten   (zoals septische put, hemelwaterput) dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.

Men is verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing en het gebruik dient te gebeuren uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw of verharding.

De hemelwaterput moet aan volgende voorwaarden voldoen:

  • De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.
  • Het volume van de hemelwaterput moet minimum 5000L bedragen.
  • Men dient de afvoeren van het volledige dak hier op aan te sluiten.
  • De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Men dient de aftappunten te voorzien zoals voorgesteld in het dossier: toiletspoeling, wasmachine en 2 buitenkranen.
  • De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

De infiltratievoorziening moet aan volgende voorwaarden voldoen:

  • Bij plaatsing van een infiltratievoorziening dient men rekening te houden met de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand. De bodem van de infiltratievoorziening mag niet lager gelegen zijn dan deze gemiddelde grondwaterstand.
  • Het infiltratievolume dient minimum 4375 L te bedragen.
  • De infiltratieoppervlakte dient minimum 7 m² te bedragen.

Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende VLARIO-deskundige (VLARIO-keuring). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.

In functie van de ligging in overstromingsgevoelig gebied, moet men de nodige maatregelen treffen om er voor te zorgen dat er geen ruimte voor water verloren gaat.

Men zorgt best voor een terugslagklep in de private afvoer. Dit om terugstroming vanuit het openbare rioleringsstelsel te voorkomen.

Het is aangewezen om een wachtbuis voor het grijs water te voorzien, zodat men het grijs water vlot van de septische put kan afkoppelen op het moment dat er een volwaardig rioleringsstelsel wordt aangelegd op openbaar domein.

Gevolg dient gegeven aan het advies van Dienst Integraal waterbeleid 18/07/2023 ref. WAAD-2023-1428 (zie bijlage).

Aangezien uw aanvraag niet gaat over een project (het bouwen van een meersgezinswoning of de aanpassing van het aantal eenheden), kan Fluvius u via deze weg geen advies geven voor elektriciteit en aardgas en verwijzen ze naar hun website: https://www.fluvius.be/nl/thema/aansluitingen

Milieutechnische conclusie

Met betrekking tot de (overige) onderzochte milieutechnische aspecten in voorliggende beoordeling en op basis van de gegevens in de aanvraag lijkt gesteld te kunnen worden dat er geen indicaties zijn tot het verlenen van een negatief advies.

De volgende rubrieken en hoeveelheden worden voorwaardelijk gunstig geadviseerd:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

53.2.2°a)

tijdelijke verlaging grondwater (Nieuw)

30000 m³/jaar

3

 

Volgende voorwaarden zijn van toepassing:

Algemene voorwaarden: Hoofdstuk 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6 van VLAREM II
Sectorale voorwaarden: Hoofdstuk 5.53 van VLAREM II

 

Bijzondere voorwaarden:

  • Er dient een aftappunt voorzien te worden op het bemalingssysteem zodat het bemalingswater in eerste instantie kan hergebruikt worden.
  • Het effluent dient afgevoerd te worden naar het grachtenstelsel aan de voorzijde van het perceel. De bemalingsinstallatie dient uitgerust te worden met een voorbezinkingssysteem om het grachtenstelsel te vrijwaren van zand- en ijzerpartikels. De werking van het voorbezinkingssysteem dient gewaarborgd te worden door de exploitant.
  • Conform VLAREM II moet de installatie worden uitgerust met een debietmeter. Bij elke aankoppeling en afkoppeling van de meter wordt de meterstand genoteerd in een logboek dat ter inzage wordt gehouden van de toezichthouder.
  • De bronbemaling mag niet langer in stand gehouden worden dan strikt noodzakelijk.

 

Toegang tot het perceel

De gezamenlijk breedte van de 2 toegangen op openbaar domein in functie van het tuinpad en de auto-oprit mag niet meer dan 6m zijn (onder voorbehoud van wijzigingen in de regelgeving). De overige verharding op openbaar domein moet verwijderd worden. Dit deel moet terug als grasberm worden ingericht. Ontharding en verharding van een berm zijn aanpassingen van het openbaar domein die men zelf niet mag uitvoeren. Men moet dit aanvragen. De kosten voor de aanpassingen zijn ten laste van de aanvrager.

De kosten voor het uitvoeren van aanpassingswerken aan het openbaar domein of het verplaatsen van nutsvoorzieningen zijn ten laste van de bouwheer.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

53.2.2°a)

tijdelijke verlaging grondwater (Nieuw)

30000 m³/jaar

3

 

Volgende voorwaarden zijn van toepassing:

Algemene voorwaarden: Hoofdstuk 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6 van VLAREM II
Sectorale voorwaarden: Hoofdstuk 5.53 van VLAREM II

Bijzondere voorwaarden:

  • Er dient een aftappunt voorzien te worden op het bemalingssysteem zodat het bemalingswater in eerste instantie kan hergebruikt worden.
  • Het effluent dient afgevoerd te worden naar het grachtenstelsel aan de voorzijde van het perceel. De bemalingsinstallatie dient uitgerust te worden met een voorbezinkingssysteem om het grachtenstelsel te vrijwaren van zand- en ijzerpartikels. De werking van het voorbezinkingssysteem dient gewaarborgd te worden door de exploitant.
  • Conform VLAREM II moet de installatie worden uitgerust met een debietmeter. Bij elke aankoppeling en afkoppeling van de meter wordt de meterstand genoteerd in een logboek dat ter inzage wordt gehouden van de toezichthouder.
  • De bronbemaling mag niet langer in stand gehouden worden dan strikt noodzakelijk.