Terug
Gepubliceerd op 28/02/2023

2023_CBS_00451 - Omgevingsvergunning - terreinaanlegwerken en ingedeelde inrichting klasse 2 langs Acaciastraat 18 (202200395IV/NC) - Vergunning

College van Burgemeester en Schepenen
ma 20/02/2023 - 12:00 1.14
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis; Nadine Laeremans; Griet Smaers; Bart Julliams; Tom Corstjens; Pieter Cowé; Luc Van Laer; Francois Mylle, Algemeen Directeur

Afwezig

Marlon Pareijn

Secretaris

Francois Mylle, Algemeen Directeur

Voorzitter

Vera Celis
2023_CBS_00451 - Omgevingsvergunning - terreinaanlegwerken en ingedeelde inrichting klasse 2 langs Acaciastraat 18 (202200395IV/NC) - Vergunning 2023_CBS_00451 - Omgevingsvergunning - terreinaanlegwerken en ingedeelde inrichting klasse 2 langs Acaciastraat 18 (202200395IV/NC) - Vergunning

Motivering

Aanleiding en context

UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 20/02/2022

 

Verslag van de omgevingsambtenaar

 

Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2021172060

Dossiernummer gemeente: 202200395Inrichtingsnummer: 20210604-0004

 

De gemeente Geel heeft op 10 augustus 2022 een aanvraag ontvangen voor terreinaanlegwerken en ingedeelde inrichting klasse 2. De aanvraag werd op 13 september 2022 volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Gegevens van de aanvrager

D. LIEVENS BVBA gevestigd te Acaciastraat 18 te 2440 Geel

 

Gegevens van de  ligging

Administratieve ligging: Acaciastraat 18

Kadastrale ligging: afdeling 3 sectie K nr. 774V2

 

Verslag

  1. Stedenbouwkundige basisgegevens

 

Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.

De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:

 

industriegebied

De industriegebieden zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.

 

Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.

 

Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling

 

Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het gewestplan.

 

Overeenstemming met dit plan

De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.

 

Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen

Niet van toepassing

 

Verordeningen

  • gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.
  • gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.
  • gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.

 

  1. Historiek

Volgende vergunningen en/of weigeringen werden verleend:

  • Omgevingsvergunning 202000357/OMV_2020043074 voor elia asset - 380kv-lijn massenhoven-meerhout-van eyck - upgrade 2 x htls goedgekeurd op 27/01/2021.
  • Omgevingsvergunning 202100552/OMV_2021098087 voor dossier aangemaakt via het digitaal loket, gelieve een onderwerp in te vullen... geen beslissing op .
  • Stedenbouwkundige vergunning (09217) voor nieuwbouw werkplaats - geweigerd op 05/09/1988.
  • Stedenbouwkundige vergunning (08863) voor nieuwbouw woonhuis+werkplaats - geweigerd op 13/04/1987.
  • Stedenbouwkundige vergunning (08863 B) voor nieuwbouw woonhuis + werkplaats - goedgekeurd op 09/06/1987.
  • Stedenbouwkundige vergunning (08863 C) voor nieuwbouw woonhuis + werkplaats - goedgekeurd op 31/08/1987.
  • Stedenbouwkundige vergunning (10300) voor nieuwbouw werkplaats + burelen - goedgekeurd op 08/05/1992.
  • Stedenbouwkundige vergunning (11034) voor uitbreiding werkplaats - goedgekeurd op 15/05/1995.
  • Stedenbouwkundige vergunning (11034 B) voor uitbreiding werkplaats - geweigerd op 23/10/2000.
  • Stedenbouwkundige vergunning (12769) voor het uitbreiden van een industriegebouw - goedgekeurd op 27/07/1998.
  • Stedenbouwkundige vergunning (14381) voor nieuwbouw bedrijfshal - goedgekeurd op 21/12/2001.
  • Stedenbouwkundige vergunning (2005/00207) voor het wijzigen van een groenscherm - goedgekeurd op 06/06/2005.
  • Stedenbouwkundige vergunning (2011/00335) voor het bouwen van kantoren met toonzaal, het bouwen van een industriehal, het verbouwen van een woning naar opslagruimte en het regulariseren van een deel van een industriehal - goedgekeurd op 17/10/2011.
  • Milieuvergunning 2002/V2/00488 voor nieuwe auto's - goedgekeurd op 29/04/2002.
  • Milieuvergunning 2000/V2/00430 voor autowrakken - geweigerd op 08/01/2001.
  • Milieuvergunning 1993/V2/00120 voor autoherstelwerkplaats - gedeeltelijk gunstig op 29/11/1993.
  • Milieuvergunning 2005/V2/00606 voor demontage - goedgekeurd op 12/09/2005.
  • Milieuvergunning 1993/M3/01023 voor huishoudelijk afvalwater - goedgekeurd op 08/08/1994.
  • Milieuvergunning 1998/M3/02532 voor bloemen - goedgekeurd op 20/04/1998.
  • Milieuvergunning 2017/M3/05081 voor metaalbewerking, klaarmaken (drogen en vermalen) van non-ferro metalen voor  externe analyse - goedgekeurd op 12/03/2018.

 

  1. Beschrijving van de omgeving en de aanvraag

 

De aanvraag betreft het opbreken van een deel van de verhardingen in de voortuinstrook. De voortuin wordt grotendeels groen aangelegd zodat er geen wagens meer gestald kunnen worden.

Rondom de woning wordt eveneens een deel van de verharding vervangen door een groen- en tuinzone in functie van de woning.

De klinkerverharding langs Acaciastraat wordt opgebroken en ingericht als berm.

Aan de linkerzijde van het gebouw wordt een bandenrek geplaatst.

Achter het gebouw en in de linkerzijtuinstrook is een vloeistofdichte vloer aanwezig. Deze wordt gebruikt voor o.a. het stockeren van geaccidenteerde voertuigen.

 

D. LIEVENS bvba legt zich voornamelijk toe op de recuperatie van herbruikbare onderdelen van jonge schadewagens/voertuigwrakken/afgedankte voertuigen. In de werkplaats worden garage-activiteiten uitgevoerd. Er kunnen tevens aangekochte licht geaccidenteerde voertuigen op het buitenterrein aanwezig zijn. Deze dienen voor de integrale verkoop. De vergunde situatie vervalt binnen de periode van 12 maanden. In de aanvraag werd de vergunde toestand weergegeven omdat het een verderzetting is van de bestaande exploitatie. De aard werd omschreven als “verandering”.

Dit aanvraagdossier heeft betrekking op de hernieuwing van het milieuluik (IIOA) van de vergunning.

Enkele kleine wijzigingen werden mee opgenomen :

  •                                                                                                                                                                                                   Er is geen wasplaats voor voertuigen meer in gebruik.
  •                                                                                                                                                                                                   Bijkomend zijn er drie extra depannagewagens en een kraan gestald.
  •                                                                                                                                                                                                   De compressor heeft een vermogen van 4 kW i.p.v. 7,5 kW en is bijgevolg niet meer ingedeeld.
  •                                                                                                                                                                                                   Toepassing van de nieuwe VMM-omzetting van jaardebieten naar uur- en dagdebieten (bedrijfsafvalwater);

De exploitatie van een of meerdere ingedeelde inrichtingen of activiteiten worden aangevraagd.

De aangevraagde rubrieken worden opgelijst:

 

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

2.2.2.d)2°b)

Opslag, depollutie (=aftappen van vloeistoffen), ontmanteling (= demonteren van onderdelen) en vernietiging (met een kraan/pers) van voertuigwrakken: maximale opslag van 100 ton (ca. 65 stuks). Hierbij hoort de opslag afkomstig van de depollutie en ontmanteling: batterijen, koelvloeistof, ruitensproeiervloeistof, benzine, diesel, afvaloliën, koelmiddel voor airconditioning, schroot (metalen onderdelen), motoroliefilters, gastanks, voertuigbanden, glas, kunststofonderdelen en herbruikbare auto-onderdelen (voor verkoop). Vermindering door beperkte vloeistofdichte verharding. (Verandering)

100 ton voertuigwrakken met vloeistoffen of andere gevaarlijke onderdelen

2

3.4.2°

Toepassing van de nieuwe VMM-omzetting van jaardebieten naar uur- en dagdebieten. Door de nieuwe berekeningsmethode worden de lozingsdebieten gewijzigd naar max. 12,3 m³/u, 31,5 m³/dag en 772 m³/jaar. +10,3 m³/u (Verandering)

12,3 m³/uur

2

6.4.1°

Bijkomend 80 liter afvalolie in een verplaatsbaar recipiënt (Verandering)

2412 liter

3

15.1.1°

Bijkomend 3 depannagewagens en een mobiele kraan (Verandering)

7 aantal voertuigen

3

15.2.

Werkplaatsen voor de controle, het herstellen en het onderhoud van motorvoertuigen met gebruik van twee palenbruggen. (Hernieuwing)

1 stuk

3

17.3.2.1.1.1°b)

Opslag van diesel in verplaatsbare recipiënten. (Hernieuwing)

0,833 ton

3

17.3.2.1.2.1°

Opslag van ruitensproeiervloeistof in verplaatsbare recipiënten. (Hernieuwing)

0,500 ton

3

17.3.2.2.1°

Opslag van benzine in verplaatsbare recipiënten. (Hernieuwing)

0,390 ton

3

17.3.6.1°a)

Opslag van 0,5 ton koelvloeistof, 0,708 ton remvloeistof en 0,239 ton ontvetter in verplaatsbare recipiënten. (Hernieuwing)

1,447 ton

3

17.3.7.1°a)

Opslag van 0,5 ton koelvloeistof en 0,239 ton ontvetter in verplaatsbare recipiënten. (Hernieuwing)

0,739 ton

3

17.4.

Opslag van gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen. (Hernieuwing)

500 liter

3

 

Zie bijgevoegde omschrijving

 

  1. Openbaar onderzoek

Overeenkomstig de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is de gewone procedure van toepassing en moet de aanvraag openbaar gemaakt worden.

Het openbaar onderzoek werd gehouden van 19 september 2022 t.e.m. 18 oktober 2022. Er werden geen bezwaarschriften ingediend.

Er werd geen informatievergadering gehouden.

 

Het tweede openbaar onderzoek werd gehouden naar aanleiding van een wijzigingslus  van 30 december 2022 t.e.m. 28 januari 2023. Er werden geen bezwaarschriften ingediend.

Er werd geen informatievergadering gehouden.

 

  1. Adviezen

Op 21 november 2022 werd het advies ontvangen van Brandweerzone Kempen -

Advies: ongunstig

 

Op 8 december 2022 werd het advies ontvangen van Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij

OVAM advies

Advies: voorwaardelijk gunstig

 

Op 9 december 2022 werd het advies ontvangen van Vlaamse Milieumaatschappij

Advies: voorwaardelijk gunstig

 

Advies dienst openbaar domein 17 februari 2023:
Men dient er rekening mee te houden dat de site gelegen is in de projectzone van het afkoppelingsproject GEL3036 dat volgens actuele planning en na overleg met VMM in de volgende legislatuur staat ingepland.  De aanvrager zou hier reeds van op de hoogte moeten zijn. Op 29/04/2019 vond er een infoavond plaats in het Ontmoetingscentrum van Winkelomheide. Alle aangelanden werden toen uitgenodigd via een brief met als kenmerk “P19003647Acaciastraat Infoavond”.
Bij een afkoppelingsproject is men verplicht het afvalwater van het hemelwater te scheiden. Om te vermijden dat men de nieuwe tuin binnen enkele jaren terug moet openleggen voor de private afkoppelingswerken, is het aangewezen deze afkoppeling reeds uitvoeren. 


  1. Project-MER

Niet van toepassing

 

  1. Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen

Planologische toets

industriegebied

 

Wegenis

Het perceel is gelegen langsheen een gemeenteweg (Acaciastraat).

 

Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie «wonen», «verblijfsrecreatie», dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, «gemeenschapsvoorzieningen» of «openbare nutsvoorzieningen», kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.

§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken. Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.

§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.

§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :

1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;

2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;

3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.

 

Watertoets

Artikel 8 van het decreet van 5 juli 2013 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad van 8 oktober 2013) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets genoemd wordt. Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een risicozone, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

Enkel wordt bij toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt.  Dit moet gecompenseerd worden door de plaatsing van een hemelwaterput of de aanleg van een infiltratievoorziening.

 

Natuurtoets

De inrichting is gelegen op ca. 1523 van het habitatrichtlijngebied ‘BE2100040 Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor’ en het GEN-gebied ‘343

De Gebroekten Grote Nete’.  De inrichting is gelegen op 10175 m van het dichtstbijzijnde vogelrichtlijngebied ‘De Zegge’.

Op basis van de aangevraagde rubrieken en de inhoud van het aanvraagdossier kunnen de effecten op de bovengenoemde gebieden beschouwd worden als niet aanzienlijk.

 

Milieuaspecten

Water

Huishoudelijk afvalwater

Het huishoudelijk afvalwater is afkomstig van de sanitaire installaties (ca. 60 m³/jaar) en het kuisen van de gebouwen (ca. 50 m³/jaar). Aangezien deze lozing een debiet betreft van minder dan 600 m³/jaar, is deze lozing niet vergunningsplichtig en moet ze voldoen aan de voorwaarden van niet-ingedeelde inrichtingen volgens hoofdstuk 6 van Vlarem II.

Bedrijfsafvalwater

Het bedrijfsafvalwater bestaat uit potentieel verontreinigd hemelwater afkomstig van de vloeistofdichte piste en een beperkte hoeveelheid poetswater. De exploitant berekent de totale hoeveelheid te lozen bedrijfsafvalwater op 12,3 m³/uur, 31,5 m³/dag en 772 m³/jaar. Dit bedrijfsafvalwater wordt over een KWS-afscheider met coalescentiefilter gestuurd alvorens geloosd te worden op de openbare riolering in de Acaciastraat.

Uit het advies van VMM komen de volgende elementen:

‘De huidige riolering van de Acaciastraat is nog niet aangesloten op een RWZI, maar komt uit op de waterloop Hesemeir Heideloop. De aanleg van een gescheiden riolering is gepland voor eind 2027. De DWA zal dan worden aangesloten op de RWZI Geel. De dichtstbijzijnde waterloop is de Hesemeir Heideloop en bevindt zich op 340 meter van het perceel.’

Volgens de berekening van de VMM zal de lozing aan potentieel verontreinigd hemelwater de volgende debieten omvatten: 13,5 m³/uur, 34,64 m³/dag en 721,65 m³/jaar. Hierbij is het dag- en uurdebiet wat hoger dan door de exploitant werd ingeschat. De VMM adviseert deze debieten aan te passen in de vergunning.

De volgende bijzondere voorwaarden voor het lozen van bedrijfsafvalwater met een maximum debiet van 13,5 m³/uur, 35 m³/dag en 772 m³/jaar dienen gevolgd te worden om het rioleringsstelsel/ oppervlaktewater te vrijwaren van mogelijke verontreinigingen:

-          De koolwaterstofafscheider werkt en wordt onderhouden conform afdeling 4.2.3bis van Vlarem II;

-          in afwijking van art 4.2.5.1.1. §1 van Vlarem II wordt het bedrijf vrijgesteld van de plaatsing van een meetgoot of evenwaardig alternatief;

-          de KWS-afscheider moet voldoende groot gedimensioneerd zijn en voorzien zijn van een automatische afsluiter (of equivalent systeem);

-          er dient een coalescentiefilter geïnstalleerd te zijn;

-          de KWS-afscheider moet regelmatig gereinigd worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen, moeten worden opgehaald door een daartoe bekende inzamelaar/handelaar/makelaar en afgevoerd worden naar een vergunde verwerker;

-          de exploitant inspecteert minstens om de 3 maanden de KWS-afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties;

-          de overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid.

Hemelwater

Uit het aanvraagdossier en het advies van de VMM blijkt:

Op de exploitatie wordt geen hemelwater opgevangen of hergebruikt. Dit wordt geloosd op de riolering. Volgens Vlarem II, artikel 4.2.1.3:

-          §4 is een volledige scheiding tussen het afvalwater en het hemelwater, afkomstig van dakvlakken en grondvlakken, verplicht op het ogenblik dat een gescheiden riolering wordt aangelegd of heraangelegd, tenzij anders bepaald is in de milieuvergunning of in het uitvoeringsplan.

-          §5 moet voor de afvoer van hemelwater de voorkeur gegeven worden aan de afvoerwijzen zoals hierna in afnemende graad van prioriteit vermeld:

  • Opvang voor hergebruik;
  • Infiltratie op eigen terrein;
  • Buffering met vertraagd lozen in een oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater;
  • Lozing in de regenwaterafvoerleiding (RWA) van de straat.

Slechts wanneer de beste beschikbare technieken geen van de voornoemde afvoerwijzen toelaten, mag het hemelwater overeenkomstig de wettelijke bepalingen worden geloosd in de openbare riolering.

Bij infrastructuurwerken of binnen de vijf jaar na het verkrijgen van de nieuwe omgevingsvergunning dient de exploitant dan ook de aanleg van een hemelwaterput voor opvang en hergebruik van hemelwater (bv. bij toiletspoeling en/of voor een buitenkraantje) te plaatsen.

In het kader van het hemelwaterplan van de stad Geel en de gewestelijke hemelwaterverordening wordt deze opmerking opgenomen in de bijzondere voorwaarden.

 

Bodem

De afgedankte voertuigen worden in een eerste stap in de loods gedepollueerd. Depollutie van het afgedankt voertuig of het ontdoen van alle vloeistoffen (tenzij ze nodig zijn voor het hergebruik van de onderdelen in kwestie):

  • Aftappen van de koelmiddelen voor airconditioning met een gesloten systeem;
  • leegmaken van de remvloeistoftank;
  • aftappen van de motorolie, transmissieolie en de aandrijfolie;
  • demonteren van de motoroliefilter;
  • leegmaken van de brandstoftank (rechtstreeks afzuiging in de tank of spatvrij leegsloopsysteem);
  • aftappen van het differentieel en eventueel van het verdeeldrijfwerk;
  • aftappen van de olie van de stuurinrichting of stuurbekrachtiging;
  • aftappen van hydraulische oliën uit wielophangingssystemen;
  • aftappen van koelvloeistof;
  • aftappen van ruitensproeiervloeistof;
  • demonteren van de loodbatterijen;
  • onschadelijk maken van pyrotechnische delen van airbags/gordels;
  • demonteren van andere gevaarlijke onderdelen.

In een volgende stap vindt de demontage van de nuttig toe te passen onderdelen, met inbegrip van vervangingsonderdelen met het oog op hergebruik plaats. De gedemonteerde onderdelen worden in rekken opgeslagen in een overdekte en de daarvoor voorziene opslagruimte. Gedemonteerde onderdelen die vloeistoffen bevatten worden in ondoorlaatbare opvangbakken opgeslagen of worden dusdanig opgeslagen dat eventuele vloeistoflekken opgevangen worden.

Op de werkplaats is voldoende absorptiemateriaal aanwezig zodat morsverliezen steeds onmiddellijk droog kunnen verwijderd worden. De inrichting wordt proper gehouden door op geregelde tijdstippen te borstelen. Er wordt geen kuiswater geproduceerd. Van zodra het afgedankt voertuig is gedepollueerd en gedemonteerd wordt deze gemarkeerd met een duidelijk herkenbare sticker. Elk gedepollueerd voertuig wordt vervolgens vernietigd/verkleind door middel van de heftruck en achter de loods op het buitenterrein opgeslagen op de daarvoor voorzien zone. De vernietigde voertuigen, waarbij de motorkap, dak en koffer worden ingedrukt, worden afgevoerd naar HKS in Geel.

De afgedankte voertuigen worden op het buitenterrein opgeslagen op een vloeistofdichte vloer voorzien van een koolwaterstofafscheider met coalescentiefilter en slibvangput.

De exploitant bevestigde aan de OVAM dat het bestaande werkplan zal worden aangepast waarbij de opslag van de niet-gedepollueerde en gedepollueerde voertuigen duidelijk wordt weergegeven. Het nieuwe werkplan dient ter goedkeuring aan de toezichthoudende overheid te worden overgemaakt.

In de aanvraag vermeldt de exploitant dat de gedepollueerde en ontmantelde voertuigen zullen worden gestapeld tot een hoogte van maximaal 3 meter. De exploitant heeft hiervoor een afwijking aangevraagd.

De exploitant baat sedert 8 november 2010 een erkend centrum uit voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen.

Op 3 december 2021 alsook werd met betrekking tot de exploitatie van het erkend centrum voor de depollutie, demontage of vernietiging van voertuigwrakken en afgedankte voertuigen een opvolgingskeuring uitgevoerd door het keuringsorganisme SGS. Uit dit keuringsverslag bleek dat er met betrekking tot de werking van het erkend centrum tekortkomingen waren vastgesteld. Deze tekortkomingen hebben ertoe geleid dat de exploitant een halfjaarlijkse opvolgingskeuring diende uit te voeren. Tijdens de halfjaarlijkse opvolgingskeuring, die uitgevoerd werd op 27/6/2022 werden andermaal tekortkomingen vastgesteld.

De voornaamste vaststelling hierbij was dat de vergunning van de exploitant is vervallen sedert 29/4/2022. Overeenkomstig artikel 5.2.4.8.§4.2° van het Vlarema betekent dit dat de erkenning als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen van rechtswege is opgeheven. Dit betekent dat de exploitant de uitbating van het depollutiecentrum pas verder mag zetten wanneer de nieuwe omgevingsvergunning wordt verleend en van zodra deze activiteiten door een onafhankelijke keuringsinstelling zijn ge-audit (via een initiële keuring) en goedgekeurd.

Uit het besluit van de OVAM volgen de volgende conclusies:

De exploitant leeft op dit ogenblik nog niet alle voorwaarden (airco-opleiding volgen, aanschaffen vereiste aircotoestellen,…) na om een erkend depollutiecentrum voor afgedankte voertuigen uit te baten. Met voorliggende aanvraag wenst de exploitant hieraan tegemoet te komen door een nieuwe omgevingsvergunning te bekomen. Na het bekomen van de nodige vergunning en wanneer de voorziene activiteiten door een onafhankelijke keuringsinstelling zijn ge-audit (via een initiële keuring) en goedgekeurd, kan de exploitant de huidige activiteiten opnieuw uitvoeren. De door de exploitant aangevraagde activiteiten passen in het Vlaamse materialenbeleid en het duurzaam beheer van materiaalkringlopen waarbij zoveel mogelijk afvalstromen gerecupereerd en nuttig toegepast worden, materiaalverspilling beperkt wordt en materiaalkringlopen gesloten worden. De aangevraagde activiteiten kunnen dus positief geadviseerd worden. De OVAM verleent ook gunstig advies om gedepollueerde afgedankte voertuigen (twee voertuigen op elkaar) achter het gebouw te stapelen tot een hoogte van maximaal 3 meter.

De aanwezigheid van voldoende absorptiemateriaal in de inrichting en de opslag van onderdelen die vloeistof bevatten in ondoorlatende opvangbakken worden opgenomen als bijzondere voorwaarden.

 

Mobiliteit

Uit het eerste advies van de brandweerzone Kempen komen volgende elementen:

Minimale vrije breedte rondom het gebouw is niet gegarandeerd door de aanwezigheid van allerhande stockage.

Het is aangewezen de minimale vrije breedte te allen tijde te respecteren en de banden in de rekken te stapelen en dus geen bandenopslag te organiseren naast de bandenrekken waardoor de doorgang verhinderd zou worden. De doorgang zal ook opgenomen worden in het nieuwe interventieplan dat wordt opgemaakt met de brandweerzone Kempen.

 

Afval

Uit het aanvraag dossier en het advies van de OVAM volgen de volgende elementen:

De binnenkomende afgedankte voertuigen zijn afkomstig van de eigen of andere takeldienst, van verzekeringsmaatschappijen, van het parket, van garages of van particulieren en worden voor de aankoop gecontroleerd (waarde, overeenstemming tussen chassisplaatje en bijhorende documenten, afwezigheid van diverse afvalstoffen in wagen, e.d.) en vervolgens gewogen op het weegtoestel (geijkt op 20/02/2022 door Al Wegen). Voor de ophaling van afgedankte voertuigen beschikt de exploitant over een registratie als inzamelaar, handelaar of makelaar geldig tot 31/5/2025.

De afgedankte voertuigen worden op het buitenterrein opgeslagen op een vloeistofdichte vloer voorzien van een koolwaterstofafscheider met coalescentiefilter en slibvangput.

Afgedankte voertuigen met een LPG-tank worden eveneens aanvaard. Afgedankte voertuigen met een maximale totale massa van meer dan 3,5 ton worden niet aanvaard.

Alle aanvoer wordt geregistreerd in het aanvoerregister. De verwerkingscapaciteit van afgedankte voertuigen bedraagt maximaal 100 ton afgedankte voertuigen per jaar. Op de inrichting is een weegplateau (registratie tot 3500 kg) aanwezig.

De keuring van het weegplateau is aanwezig in het dossier.

De exploitant verduidelijkte aan de OVAM dat de aanvraag betrekking heeft op 100 ton afgedankte voertuigen waarvan maximaal 80 ton niet-gedepollueerde afgedankte voertuigen en maximaal 20 ton gedepollueerde en vernietigde afgedankte voertuigen. Hierbij hoort de opslag afkomstig van de depollutie en ontmanteling: batterijen (1,5 ton), motoroliefilters (1 ton), pyrotechnische delen van airbags/gordels (0,9 kg), katalysatoren (2 ton), afvalolie (2 ton), koelvloeistof (1,114 ton), remvloeistof (0,708 ton), banden (5 ton), benzine (0,388 ton), diesel (0,833 ton), ruitensproeiervloeistof (0,3 ton), aircogas (0,02 ton) en schroot (metalen onderdelen) (20 ton).

De rubriek voor opslag van banden werd niet aangevraagd in dit dossier. Rubriek 36.4.2° (opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen van meer dan 100 ton in open lucht) werd niet aangevraagd. Als deze rubriek in de toekomst van toepassing wordt, dient deze nog aangevraagd te worden.

De volgende bijzondere milieuvoorwaarde wordt geadviseerd:

Voor het aftappen van de koudemiddelen dient de exploitant zo snel mogelijk een opleiding te volgen bij een daartoe erkend opleidingscentrum. De exploitant moet voor het aftappen van de koudemiddelen type R134a en type R-1234YF over twee aparte toestellen beschikken. Het opleidingscertificaat dient beschikbaar gehouden te worden bij eventuele controles.

 

Advies brandweerzone Kempen (veiligheid)

Het eerste advies van de brandweerzone Kempen was negatief omdat bepaalde elementen van het dossier niet bekend waren. De exploitant leverde de volgende elementen aan zodat er werd tegemoetgekomen aan de opmerkingen van de brandweerzone Kempen:

1)      Er werd een keuringsattest van laagspanning d.d. 08/08/2022 aangeleverd.

2)      Er werden foto’s aangeleverd van de bovengrondse hydrant type BH 100 NBN EN 14384. Deze blijken aanwezig te zijn op het perceel van de exploitatie.

3)      Aantonen aanwezigheid bluswateropvang conform VLAREM (zie art 4.1 advies brandweer)
Hier is de brandweer momenteel nog in gesprek met de exploitant. Er is een inspanningsverbintenis van de exploitant om deze bluswateropvang in orde te brengen tegen de ingang van de nieuwe vergunning. Zo zal de aanwezigheid van de bluswateropvang expliciet opgenomen worden in de bijzondere voorwaarden van deze vergunning.

De volgende opmerkingen waren er over het interventieplan:

Aan de ingang van het gebouw dient een interventiedossier ter beschikking te zijn om de interventie van de hulpdiensten te vergemakkelijken, idealiter bevattende:

-          de locatie van de elektrische installaties (op plan)

-          de locatie en de werking van de sluitkranen van de gebruikte fluïda (op plan)

-          de locatie en de werking van de ventilatiesystemen (op plan) - de locatie van de branddetectiecentrale en van de herhaalborden, en een praktische handleiding ervan (op plan)

-          het evacuatieplan en eventueel het interne noodplan van het bedrijf

-          de lijst van de beschermingsmiddelen tegen brand en hun situering op plan

-          opslagplaatsen gevaarlijke producten (op plan)

-          een lijst van alle verantwoordelijken met adres en gsm-nummer

-          alle overige nuttige informatie voor de hulpdiensten voor een interventie buiten de gewone werkuren.

De exploitant nam een externe milieuconsultant onder de arm om de pijnpunten in verband met het interventieplan en de bluswateropvang op te lossen. Uit de communicatie van de exploitant, milieuconsulent en de brandweerzone Kempen blijkt dat de exploitant reeds stappen heeft gezet richting het oplossen van deze pijnpunten. Zo lijkt het aannemelijk dat deze problemen zullen opgelost worden. Zo zullen we het oplossen van deze punten mee opnemen in de bijzondere milieuvoorwaarden.

Er wordt opgenomen in de bijzondere voorwaarden dat het interventieplan voor de inrichting moet opgesteld zijn bij het hervatten van de exploitatie. Het interventieplan dient steeds aanwezig te zijn op de inrichting.

 

Conclusie milieutechnische beoordeling

Met betrekking tot de onderzochte milieutechnische aspecten in voorliggende beoordeling en op basis van de gegevens in de aanvraag lijkt gesteld te kunnen worden dat er geen indicaties zijn tot het verlenen van een negatief advies. Het lijkt echter wel aangewezen om bij eventuele vergunningverlening in de mate van het mogelijke rekening te houden met onderstaande bemerkingen, aanvullingen, aanbevelingen en/of voorstellen voor bijzondere voorwaarden.

De volgende bijzondere voorwaarden worden voorgesteld:

  • m.bt.  het lozen van bedrijfsafvalwater met een maximum debiet van 13,5 m³/uur, 35 m³/dag en 772 m³/jaar:
    • de koolwaterstofafscheider werkt en wordt onderhouden conform afdeling 4.2.3bis van Vlarem II;
    • in afwijking van art 4.2.5.1.1.§1 van Vlarem II wordt het bedrijf vrijgesteld van de plaatsing van een meetgoot of evenwaardig alternatief;
    • de KWS-afscheider moet voldoende groot gedimensioneerd zijn en voorzien zijn van een automatische afsluiter (of equivalent systeem) en er dient een coalescentiefilter geïnstalleerd te zijn;
    • de KWS-afscheider moet regelmatig gereinigd worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen, moeten worden opgehaald door een daartoe bekende inzamelaar/handelaar/makelaar en afgevoerd worden naar een vergunde verwerker;
    • de exploitant inspecteert minstens om de 3 maanden de KWS-afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties;
    • de overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid.
  • M.b.t. hemelwater:
    • Bij infrastructuurwerken of binnen de vijf jaar na het verkrijgen van de nieuwe omgevingsvergunning dient de exploitant dan ook de aanleg van een hemelwaterput voor opvang en hergebruik van hemelwater (bv. bij toiletspoeling en/of voor een buitenkraantje) te plaatsen.
  • M.b.t. bodem:
    • De gedepollueerde afgedankte voertuigen (twee voertuigen op elkaar) mogen achter het gebouw gestapeld worden tot een hoogte van maximaal 3 meter.
    • Er dient voldoende absorptiemateriaal in de inrichting aanwezig te zijn.
    • De opslag van onderdelen die vloeistof bevatten dient door te gaan in ondoorlatende opvangbakken.
  • M.b.t. afval:
    • Voor het aftappen van de koudemiddelen dient de exploitant zo snel mogelijk een opleiding te volgen bij een daartoe erkend opleidingscentrum. De exploitant moet voor het aftappen van de koudemiddelen type R134a en type R-1234YF over twee aparte toestellen beschikken. Het opleidingscertificaat dient beschikbaar gehouden te worden bij eventuele controles door de toezichthoudende overheid.
  • M.b.t. advies brandweerzone Kempen:
    • Het interventieplan voor de inrichting dient opgesteld te zijn bij het hervatten van de exploitatie. Het interventieplan dient steeds aanwezig te zijn op de inrichting.
    • De bluswateropvang dient in samenspraak met de brandweerzone Kempen voorzien te worden bij het hervatten van de exploitatie.

 

Uitgaande van de gegevens opgenomen in het aanvraagdossier en rekening houdende met bovenstaande bemerkingen dient deze vergunningsaanvraag voor het onderdeel ‘ingedeelde inrichting of activiteit’ voorwaardelijk gunstig geadviseerd te worden.

 

De volgende geactualiseerde rubrieken en hoeveelheden worden voorwaardelijk gunstig geadviseerd:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

2.2.2.d)2°b)

Opslag, depollutie (=aftappen van vloeistoffen), ontmanteling (= demonteren van onderdelen) en vernietiging (met een kraan/pers) van voertuigwrakken: maximale opslag van 100 ton (ca. 65 stuks). Hierbij hoort de opslag afkomstig van de depollutie en ontmanteling: batterijen, koelvloeistof, ruitensproeiervloeistof, benzine, diesel, afvaloliën, koelmiddel voor airconditioning, schroot (metalen onderdelen), motoroliefilters, gastanks, voertuigbanden, glas, kunststofonderdelen en herbruikbare auto-onderdelen (voor verkoop). Vermindering door beperkte vloeistofdichte verharding. (Verandering)

100 ton voertuigwrakken met vloeistoffen of andere gevaarlijke onderdelen

2

3.4.2°

Toepassing van de nieuwe VMM-omzetting van jaardebieten naar uur- en dagdebieten. Door de nieuwe berekeningsmethode worden de lozingsdebieten gewijzigd naar max. 13,5 m³/uur, 35 m³/dag en 772 m³/jaar (R.3.4.2). +11,5 m³/u (Verandering)

13,5 m³/uur

2

6.4.1°

Bijkomend 80 liter afvalolie in een verplaatsbaar recipiënt (Verandering)

2412 liter

3

15.1.1°

Bijkomend 3 depannagewagens en een mobiele kraan (Verandering)

7 aantal voertuigen

3

15.2.

Werkplaatsen voor de controle, het herstellen en het onderhoud van motorvoertuigen met gebruik van twee palenbruggen. (Hernieuwing)

1 stuk

3

17.3.2.1.1.1°b)

Opslag van diesel in verplaatsbare recipiënten. (Hernieuwing)

0,833 ton

3

17.3.2.1.2.1°

Opslag van ruitensproeiervloeistof in verplaatsbare recipiënten. (Hernieuwing)

0,500 ton

3

17.3.2.2.1°

Opslag van benzine in verplaatsbare recipiënten. (Hernieuwing)

0,390 ton

3

17.3.6.1°a)

Opslag van 0,5 ton koelvloeistof, 0,708 ton remvloeistof en 0,239 ton ontvetter in verplaatsbare recipiënten. (Hernieuwing)

1,447 ton

3

17.3.7.1°a)

Opslag van 0,5 ton koelvloeistof en 0,239 ton ontvetter in verplaatsbare recipiënten. (Hernieuwing)

0,739 ton

3

17.4.

Opslag van gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen. (Hernieuwing)

500 liter

3

 

 

Onder de volgende voorwaarden:

Algemene milieuvoorwaarden: 4.1 – 4.6 van het Vlarem II

Sectorale voorwaarden:

  • Inrichtingen voor de verwerking van afvalstoffen – algemeen: afdeling 5.2.1, artikel 5.2.1.1 tot en met 5.2.1.9;
  • Inrichtingen voor het opslaan en behandelen van voertuigwrakken: subafdeling 5.2.2.6, artikel 5.2.2.6.1 tot 5.2.2.6.5.
  • Afd. 5.3.2: Art. 5.3.2.1 - Art. 5.3.2.4 van het Vlarem II
  • Art 5.6.1.1.1. – Art. 5.6.1.19. van het Vlarem II
  • Hst. 5.15: Art. 5.15.0.1 - Art. 5.15.0.11 van het Vlarem II
  • Afd. 5.17.1.: Art. 5.17.1.1 - Art. 5.17.1.21 van het Vlarem II
  • Subafd. 5.17.3.2: Art. 5.17.3.2.1 - Art. 5.17.3.2.11 van het Vlarem II
  •                             Afd. 5.17.4: Art. 5.17.4.1.1 – Art. 5.17.4.1.20 van het Vlarem II
  • Subafd. 5.17.4.2: Art. 5.17.4.2.1 – Art. 5.17.4.2.13 van het Vlarem II
  • Subafd. 5.17.4.3: Art. 5.17.4.3.1 - Art. 5.17.4.3.21 van het Vlarem II

De volgende bijzondere voorwaarden worden voorgesteld:

  • m.b.t.  het lozen van bedrijfsafvalwater met een maximum debiet van 13,5 m³/uur, 35 m³/dag en 772 m³/jaar:
    • De koolwaterstofafscheider werkt en wordt onderhouden conform afdeling 4.2.3bis van Vlarem II;
    • in afwijking van art 4.2.5.1.1.§1 van Vlarem II wordt het bedrijf vrijgesteld van de plaatsing van een meetgoot of evenwaardig alternatief;
    • de KWS-afscheider moet voldoende groot gedimensioneerd zijn en voorzien zijn van een automatische afsluiter (of equivalent systeem) en er dient een coalescentiefilter geïnstalleerd te zijn;
    • de KWS-afscheider moet regelmatig gereinigd worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen, moeten worden opgehaald door een daartoe bekende inzamelaar/handelaar/makelaar en afgevoerd worden naar een vergunde verwerker;
    • de exploitant inspecteert minstens om de 3 maanden de KWS-afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties;
    • de overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid.
  • M.b.t. hemelwater:
    • Bij infrastructuurwerken of binnen de vijf jaar na het verkrijgen van de nieuwe omgevingsvergunning dient de exploitant dan ook de aanleg van een hemelwaterput voor opvang en hergebruik van hemelwater (bv. bij toiletspoeling en/of voor een buitenkraantje) te plaatsen.
  • M.b.t. bodem:
    • De gedepollueerde afgedankte voertuigen (twee voertuigen op elkaar) mogen achter het gebouw gestapeld worden tot een hoogte van maximaal 3 meter.
    • Er dient voldoende absorptiemateriaal in de inrichting aanwezig te zijn.
    • De opslag van onderdelen die vloeistof bevatten dient door te gaan in ondoorlatende opvangbakken.
  • M.b.t. afval:
    • Voor het aftappen van de koudemiddelen dient de exploitant zo snel mogelijk een opleiding te volgen bij een daartoe erkend opleidingscentrum. De exploitant moet voor het aftappen van de koudemiddelen type R134a en type R-1234YF over twee aparte toestellen beschikken. Het opleidingscertificaat dient beschikbaar gehouden te worden bij eventuele controles door de toezichthoudende overheid.
  • M.b.t. advies brandweerzone Kempen:
    • Het interventieplan voor de inrichting dient opgesteld te zijn bij het hervatten van de exploitatie. Het interventieplan dient steeds aanwezig te zijn op de inrichting.
    • De bluswateropvang dient in samenspraak met de brandweerzone Kempen voorzien te worden bij het hervatten van de exploitatie.

indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen.

 

Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening

Toetsing aan de beoordelingsgronden van artikel 4.3.1§2 van VCRO:

 

Functionele inpasbaarheid

Het betreft het gedeeltelijk ontharden van het perceel in functie van de aanleg van een tuin en berm. Dit is functioneel inpasbaar op de site.

 

Mobiliteitsimpact

Door het gedeeltelijk opbreken van de verhardingen in de voortuin en het opbreken van de klinkers langs straat, moeten de auto’s verder op het terrein parkeren.

 

Schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid

Het gedeeltelijk ontharden van een perceel heeft een gunstige invloed op het ruimtegebruik.

 

Visueel-vormelijke elementen

Door het vergroenen van de tuinzone, zal het voor de bewoners van de woning aangenamer wonen zijn.

 

Cultuurhistorische aspecten

Niet van toepassing.

 

Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid

Naast de beperkte hinder tijdens de bouwwerken wordt er geen verdere hinder verwacht.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening.

 

Resultaten openbaar onderzoek

Het openbaar onderzoek werd gehouden  van 19 september 2022 tot en met 18 oktober 2022. Naar aanleiding van het openbaar onderzoek werden er geen bezwaarschriften ontvangen.

Het tweede openbaar onderzoek werd gehouden naar aanleiding van een wijzigingslus van 30 december 2022 tot en met 28 januari 2023. Naar aanleiding van het openbaar onderzoek werden er geen bezwaarschriften ontvangen.

 

Bespreking adviezen

De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van de volgende adviezen en beoordeelt deze als volgt:

  • Het advies van Brandweerzone Kempen - Hulpverleningszone 5 (Geel), afgeleverd op 21 november 2022 is ongunstig.

Het advies van de brandweerzone Kempen was negatief omdat bepaalde elementen van het dossier niet bekend waren. De exploitant leverde de volgende elementen aan zodat er werd tegemoetgekomen aan de opmerkingen van de brandweerzone Kempen:

  • Er werd een keuringsattest van laagspanning d.d. 08/08/2022 aangeleverd.
  • Er werden foto’s aangeleverd van de bovengrondse hydrant type BH 100 NBN EN 14384. Deze blijken aanwezig te zijn op het perceel van de exploitatie.
  • Aantonen aanwezigheid bluswateropvang conform VLAREM (zie art 4.1 advies brandweer)
    Hier is de brandweer momenteel nog in gesprek met de exploitant. Er is een inspanningsverbintenis van de exploitant om deze bluswateropvang in orde te brengen tegen de ingang van de nieuwe vergunning. Zo zal de aanwezigheid van de bluswateropvang expliciet opgenomen worden in de bijzondere voorwaarden van deze vergunning.

De volgende opmerkingen waren er over het interventieplan:

Aan de ingang van het gebouw dient een interventiedossier ter beschikking te zijn om de interventie van de hulpdiensten te vergemakkelijken, idealiter bevattende:

  • de locatie van de elektrische installaties (op plan)
  • de locatie en de werking van de sluitkranen van de gebruikte fluïda (op plan)
  • de locatie en de werking van de ventilatiesystemen (op plan) - de locatie van de branddetectiecentrale en van de herhaalborden, en een praktische handleiding ervan (op plan)
  • het evacuatieplan en eventueel het interne noodplan van het bedrijf
  • de lijst van de beschermingsmiddelen tegen brand en hun situering op plan
  • opslagplaatsen gevaarlijke producten (op plan)
  • een lijst van alle verantwoordelijken met adres en gsm-nummer
  • alle overige nuttige informatie voor de hulpdiensten voor een interventie buiten de gewone werkuren.

De exploitant nam een externe milieuconsultant onder de arm om de pijnpunten in verband met het interventieplan en de bluswateropvang op te lossen. Uit de communicatie van de exploitant, milieuconsulent en de brandweerzone Kempen blijkt dat de exploitant reeds stappen heeft gezet richting het oplossen van deze pijnpunten. Zo lijkt het aannemelijk dat deze problemen zullen opgelost worden. Zo zullen we het oplossen van deze punten mee opnemen in de bijzondere milieuvoorwaarden.

Er wordt opgenomen in de bijzondere voorwaarden dat het interventieplan voor de inrichting moet opgesteld zijn bij het hervatten van de exploitatie. Het interventieplan dient steeds aanwezig te zijn op de inrichting.

 

  • Het advies van Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij, afgeleverd op 8 december 2022 is voorwaardelijk gunstig.
  • Het advies van Vlaamse Milieumaatschappij, afgeleverd op 9 december 2022 is voorwaardelijk gunstig.

 

Conclusie

Uitgaande van de gegevens opgenomen in het aanvraagdossier en rekening houdende met bovenstaande bemerkingen dient deze vergunningsaanvraag voor het onderdeel ‘ingedeelde inrichting of activiteit’ voorwaardelijk gunstig geadviseerd te worden.

 

De omgevingsambtenaar verleent een gunstig advies met volgende voorwaarden:

 

Stedenbouwkundige voorwaarden:

-          Het bestaande groen ter hoogte van de perceelsgrenzen moet behouden blijven.

-          Om de branddoorgang optimaal te behouden, mogen er geen losse banden naast het bandenrek gestapeld worden.

-          In de voortuin kunnen geen wagens gestald worden.

 

Milieuvoorwaarden:

De volgende geactualiseerde rubrieken en hoeveelheden worden voorwaardelijk gunstig geadviseerd:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

2.2.2.d)2°b)

Opslag, depollutie (=aftappen van vloeistoffen), ontmanteling (= demonteren van onderdelen) en vernietiging (met een kraan/pers) van voertuigwrakken: maximale opslag van 100 ton (ca. 65 stuks). Hierbij hoort de opslag afkomstig van de depollutie en ontmanteling: batterijen, koelvloeistof, ruitensproeiervloeistof, benzine, diesel, afvaloliën, koelmiddel voor airconditioning, schroot (metalen onderdelen), motoroliefilters, gastanks, voertuigbanden, glas, kunststofonderdelen en herbruikbare auto-onderdelen (voor verkoop). Vermindering door beperkte vloeistofdichte verharding. (Verandering)

100 ton voertuigwrakken met vloeistoffen of andere gevaarlijke onderdelen

2

3.4.2°

Toepassing van de nieuwe VMM-omzetting van jaardebieten naar uur- en dagdebieten. Door de nieuwe berekeningsmethode worden de lozingsdebieten gewijzigd naar max. 13,5 m³/uur, 35 m³/dag en 772 m³/jaar (R.3.4.2). +11,5 m³/u (Verandering)

13,5 m³/uur

2

6.4.1°

Bijkomend 80 liter afvalolie in een verplaatsbaar recipiënt (Verandering)

2412 liter

3

15.1.1°

Bijkomend 3 depannagewagens en een mobiele kraan (Verandering)

7 aantal voertuigen

3

15.2.

Werkplaatsen voor de controle, het herstellen en het onderhoud van motorvoertuigen met gebruik van twee palenbruggen. (Hernieuwing)

1 stuk

3

17.3.2.1.1.1°b)

Opslag van diesel in verplaatsbare recipiënten. (Hernieuwing)

0,833 ton

3

17.3.2.1.2.1°

Opslag van ruitensproeiervloeistof in verplaatsbare recipiënten. (Hernieuwing)

0,500 ton

3

17.3.2.2.1°

Opslag van benzine in verplaatsbare recipiënten. (Hernieuwing)

0,390 ton

3

17.3.6.1°a)

Opslag van 0,5 ton koelvloeistof, 0,708 ton remvloeistof en 0,239 ton ontvetter in verplaatsbare recipiënten. (Hernieuwing)

1,447 ton

3

17.3.7.1°a)

Opslag van 0,5 ton koelvloeistof en 0,239 ton ontvetter in verplaatsbare recipiënten. (Hernieuwing)

0,739 ton

3

17.4.

Opslag van gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen. (Hernieuwing)

500 liter

3

 

 

Onder de volgende voorwaarden:

Algemene milieuvoorwaarden: 4.1 – 4.6 van het Vlarem II

Sectorale voorwaarden:

  • Inrichtingen voor de verwerking van afvalstoffen – algemeen: afdeling 5.2.1, artikel 5.2.1.1 tot en met 5.2.1.9;
  • Inrichtingen voor het opslaan en behandelen van voertuigwrakken: subafdeling 5.2.2.6, artikel 5.2.2.6.1 tot 5.2.2.6.5.
  • Afd. 5.3.2: Art. 5.3.2.1 - Art. 5.3.2.4 van het Vlarem II
  • Art 5.6.1.1.1. – Art. 5.6.1.19. van het Vlarem II
  • Hst. 5.15: Art. 5.15.0.1 - Art. 5.15.0.11 van het Vlarem II
  • Afd. 5.17.1.: Art. 5.17.1.1 - Art. 5.17.1.21 van het Vlarem II
  • Subafd. 5.17.3.2: Art. 5.17.3.2.1 - Art. 5.17.3.2.11 van het Vlarem II
  •                             Afd. 5.17.4: Art. 5.17.4.1.1 – Art. 5.17.4.1.20 van het Vlarem II
  • Subafd. 5.17.4.2: Art. 5.17.4.2.1 – Art. 5.17.4.2.13 van het Vlarem II
  • Subafd. 5.17.4.3: Art. 5.17.4.3.1 - Art. 5.17.4.3.21 van het Vlarem II

 

De volgende bijzondere voorwaarden worden voorgesteld:

  • m.b.t.  het lozen van bedrijfsafvalwater met een maximum debiet van 13,5 m³/uur, 35 m³/dag en 772 m³/jaar:
    • De koolwaterstofafscheider werkt en wordt onderhouden conform afdeling 4.2.3bis van Vlarem II;
    • in afwijking van art 4.2.5.1.1.§1 van Vlarem II wordt het bedrijf vrijgesteld van de plaatsing van een meetgoot of evenwaardig alternatief;
    • de KWS-afscheider moet voldoende groot gedimensioneerd zijn en voorzien zijn van een automatische afsluiter (of equivalent systeem) en er dient een coalescentiefilter geïnstalleerd te zijn;
    • de KWS-afscheider moet regelmatig gereinigd worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen, moeten worden opgehaald door een daartoe bekende inzamelaar/handelaar/makelaar en afgevoerd worden naar een vergunde verwerker;
    • de exploitant inspecteert minstens om de 3 maanden de KWS-afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties;
    • de overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid.
  • M.b.t. hemelwater:
    • Bij infrastructuurwerken of binnen de vijf jaar na het verkrijgen van de nieuwe omgevingsvergunning dient de exploitant dan ook de aanleg van een hemelwaterput voor opvang en hergebruik van hemelwater (bv. bij toiletspoeling en/of voor een buitenkraantje) te plaatsen.
  • M.b.t. bodem:
    • De gedepollueerde afgedankte voertuigen (twee voertuigen op elkaar) mogen achter het gebouw gestapeld worden tot een hoogte van maximaal 3 meter.
    • Er dient voldoende absorptiemateriaal in de inrichting aanwezig te zijn.
    • De opslag van onderdelen die vloeistof bevatten dient door te gaan in ondoorlatende opvangbakken.
  • M.b.t. afval:
    • Voor het aftappen van de koudemiddelen dient de exploitant zo snel mogelijk een opleiding te volgen bij een daartoe erkend opleidingscentrum. De exploitant moet voor het aftappen van de koudemiddelen type R134a en type R-1234YF over twee aparte toestellen beschikken. Het opleidingscertificaat dient beschikbaar gehouden te worden bij eventuele controles door de toezichthoudende overheid.
  • M.b.t. advies brandweerzone Kempen:
    • Het interventieplan voor de inrichting dient opgesteld te zijn bij het hervatten van de exploitatie. Het interventieplan dient steeds aanwezig te zijn op de inrichting.
    • De bluswateropvang dient in samenspraak met de brandweerzone Kempen voorzien te worden bij het hervatten van de exploitatie.

 

indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen.

 

 

Lasten

Niet van toepassing

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:

 

Uitgaande van de gegevens opgenomen in het aanvraagdossier en rekening houdende met bovenstaande bemerkingen dient deze vergunningsaanvraag voor het onderdeel ‘ingedeelde inrichting of activiteit’ voorwaardelijk gunstig geadviseerd te worden.

 

De omgevingsambtenaar verleent een gunstig advies met volgende voorwaarden:

 

Stedenbouwkundige voorwaarden:

-          Het bestaande groen ter hoogte van de perceelsgrenzen moet behouden blijven.

-          Om de branddoorgang optimaal te behouden, mogen er geen losse banden naast het bandenrek gestapeld worden.

-          In de voortuin kunnen geen wagens gestald worden.

 

Milieuvoorwaarden:

De volgende geactualiseerde rubrieken en hoeveelheden worden voorwaardelijk gunstig geadviseerd:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

2.2.2.d)2°b)

Opslag, depollutie (=aftappen van vloeistoffen), ontmanteling (= demonteren van onderdelen) en vernietiging (met een kraan/pers) van voertuigwrakken: maximale opslag van 100 ton (ca. 65 stuks). Hierbij hoort de opslag afkomstig van de depollutie en ontmanteling: batterijen, koelvloeistof, ruitensproeiervloeistof, benzine, diesel, afvaloliën, koelmiddel voor airconditioning, schroot (metalen onderdelen), motoroliefilters, gastanks, voertuigbanden, glas, kunststofonderdelen en herbruikbare auto-onderdelen (voor verkoop). Vermindering door beperkte vloeistofdichte verharding. (Verandering)

100 ton voertuigwrakken met vloeistoffen of andere gevaarlijke onderdelen

2

3.4.2°

Toepassing van de nieuwe VMM-omzetting van jaardebieten naar uur- en dagdebieten. Door de nieuwe berekeningsmethode worden de lozingsdebieten gewijzigd naar max. 13,5 m³/uur, 35 m³/dag en 772 m³/jaar (R.3.4.2). +11,5 m³/u (Verandering)

13,5 m³/uur

2

6.4.1°

Bijkomend 80 liter afvalolie in een verplaatsbaar recipiënt (Verandering)

2412 liter

3

15.1.1°

Bijkomend 3 depannagewagens en een mobiele kraan (Verandering)

7 aantal voertuigen

3

15.2.

Werkplaatsen voor de controle, het herstellen en het onderhoud van motorvoertuigen met gebruik van twee palenbruggen. (Hernieuwing)

1 stuk

3

17.3.2.1.1.1°b)

Opslag van diesel in verplaatsbare recipiënten. (Hernieuwing)

0,833 ton

3

17.3.2.1.2.1°

Opslag van ruitensproeiervloeistof in verplaatsbare recipiënten. (Hernieuwing)

0,500 ton

3

17.3.2.2.1°

Opslag van benzine in verplaatsbare recipiënten. (Hernieuwing)

0,390 ton

3

17.3.6.1°a)

Opslag van 0,5 ton koelvloeistof, 0,708 ton remvloeistof en 0,239 ton ontvetter in verplaatsbare recipiënten. (Hernieuwing)

1,447 ton

3

17.3.7.1°a)

Opslag van 0,5 ton koelvloeistof en 0,239 ton ontvetter in verplaatsbare recipiënten. (Hernieuwing)

0,739 ton

3

17.4.

Opslag van gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen. (Hernieuwing)

500 liter

3

 

 

Onder de volgende voorwaarden:

Algemene milieuvoorwaarden: 4.1 – 4.6 van het Vlarem II

Sectorale voorwaarden:

  • Inrichtingen voor de verwerking van afvalstoffen – algemeen: afdeling 5.2.1, artikel 5.2.1.1 tot en met 5.2.1.9;
  • Inrichtingen voor het opslaan en behandelen van voertuigwrakken: subafdeling 5.2.2.6, artikel 5.2.2.6.1 tot 5.2.2.6.5.
  • Afd. 5.3.2: Art. 5.3.2.1 - Art. 5.3.2.4 van het Vlarem II
  • Art 5.6.1.1.1. – Art. 5.6.1.19. van het Vlarem II
  • Hst. 5.15: Art. 5.15.0.1 - Art. 5.15.0.11 van het Vlarem II
  • Afd. 5.17.1.: Art. 5.17.1.1 - Art. 5.17.1.21 van het Vlarem II
  • Subafd. 5.17.3.2: Art. 5.17.3.2.1 - Art. 5.17.3.2.11 van het Vlarem II
  •                             Afd. 5.17.4: Art. 5.17.4.1.1 – Art. 5.17.4.1.20 van het Vlarem II
  • Subafd. 5.17.4.2: Art. 5.17.4.2.1 – Art. 5.17.4.2.13 van het Vlarem II
  • Subafd. 5.17.4.3: Art. 5.17.4.3.1 - Art. 5.17.4.3.21 van het Vlarem II

 

De volgende bijzondere voorwaarden worden voorgesteld:

  • m.b.t.  het lozen van bedrijfsafvalwater met een maximum debiet van 13,5 m³/uur, 35 m³/dag en 772 m³/jaar:
    • De koolwaterstofafscheider werkt en wordt onderhouden conform afdeling 4.2.3bis van Vlarem II;
    • in afwijking van art 4.2.5.1.1.§1 van Vlarem II wordt het bedrijf vrijgesteld van de plaatsing van een meetgoot of evenwaardig alternatief;
    • de KWS-afscheider moet voldoende groot gedimensioneerd zijn en voorzien zijn van een automatische afsluiter (of equivalent systeem) en er dient een coalescentiefilter geïnstalleerd te zijn;
    • de KWS-afscheider moet regelmatig gereinigd worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen, moeten worden opgehaald door een daartoe bekende inzamelaar/handelaar/makelaar en afgevoerd worden naar een vergunde verwerker;
    • de exploitant inspecteert minstens om de 3 maanden de KWS-afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties;
    • de overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid.
  • M.b.t. hemelwater:
    • Bij infrastructuurwerken of binnen de vijf jaar na het verkrijgen van de nieuwe omgevingsvergunning dient de exploitant dan ook de aanleg van een hemelwaterput voor opvang en hergebruik van hemelwater (bv. bij toiletspoeling en/of voor een buitenkraantje) te plaatsen.
  • M.b.t. bodem:
    • De gedepollueerde afgedankte voertuigen (twee voertuigen op elkaar) mogen achter het gebouw gestapeld worden tot een hoogte van maximaal 3 meter.
    • Er dient voldoende absorptiemateriaal in de inrichting aanwezig te zijn.
    • De opslag van onderdelen die vloeistof bevatten dient door te gaan in ondoorlatende opvangbakken.
  • M.b.t. afval:
    • Voor het aftappen van de koudemiddelen dient de exploitant zo snel mogelijk een opleiding te volgen bij een daartoe erkend opleidingscentrum. De exploitant moet voor het aftappen van de koudemiddelen type R134a en type R-1234YF over twee aparte toestellen beschikken. Het opleidingscertificaat dient beschikbaar gehouden te worden bij eventuele controles door de toezichthoudende overheid.
  • M.b.t. advies brandweerzone Kempen:
    • Het interventieplan voor de inrichting dient opgesteld te zijn bij het hervatten van de exploitatie. Het interventieplan dient steeds aanwezig te zijn op de inrichting.
    • De bluswateropvang dient in samenspraak met de brandweerzone Kempen voorzien te worden bij het hervatten van de exploitatie.

 

indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen.