UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 09/05/2023
Verslag van de omgevingsambtenaar
Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2023006215
Dossiernummer gemeente: 202300020
De gemeente Geel heeft op 21 januari 2023 een aanvraag ontvangen voor plaatsen van een bijgebouw en regulariseren van een zwemvijver. De aanvraag werd op 10 maart 2023 volledig en ontvankelijk verklaard.
Gegevens van de aanvrager
mevrouw Katrien Viaene met als contactadres Gerststraat 25 te 2440 Geel
Gegevens van de ligging
Administratieve ligging: Gerststraat 25
Kadastrale ligging: afdeling 1 sectie H nr. 143C4
Verslag
Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.
De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:
woongebied
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.
Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften:
De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.
Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften:
De aanvraag is volgens het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakeningslijn kleinstedelijk gebied Geel’ goedgekeurd op 10 april 2012 gelegen in “Afbakeningslijn kleinstedelijk gebied Geel”.
De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling.
Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag
De aanvraag is gesitueerd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het ruimtelijke uitvoeringsplan.
Overeenstemming met dit plan
De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.
Verordeningen
gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.
gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.
algemene bouwverordening inzake weekendverblijven goedgekeurd op 8 juli 2005.
gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.
algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.
gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.
gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen goedgekeurd op 12 mei 2012.
Relevante wetgeving
“Artikel 2 (01/09/2019-…) van het gemeentewegendecreet: … 10° trage weg: een gemeenteweg die hoofdzakelijk bestemd is voor niet-gemotoriseerd verkeer; …”
“Artikel 23ter. (29/06/2019- ...) van de wet betreffende de onbevaarbare waterlopen:
§ 2. De gemeente, polder of watering kan ten behoeve van het beheer van de publieke grachten een erfdienstbaarheid opleggen met betrekking tot het recht van doorgang dat kan worden voorzien voor personeelsleden van het bestuur en de aangestelden met het nodige materieel die met de uitvoering van werken zijn belast en de deponie van ruimingproducten en maaisel uit de gracht. Er kan maximum een erfdienstbaarheidszone van vijf meter landinwaarts van de rand van de gracht bepaald worden. Andere erfdienstbaarheden of gebruiksbeperkingen kunnen niet opgelegd worden. Deze erfdienstbaarheden kunnen niet gezien worden als gebruiksbeperkingen die aanleiding kunnen geven tot financiële compensatie vanwege de overheid.
Anderen dan de beheerder van de publieke gracht mogen slechts inrichtingswerken of andere werken aan, over of onder de publieke grachten uitvoeren nadat ze daartoe een machtiging ontvingen van de betrokken gemeente, polder of watering. Een gunstig advies uitgebracht door de instantie die bevoegd is voor de aflevering van de machtiging in het kader van de aanvraag tot omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor het verkavelen van gronden geldt als machtiging indien de eventuele voorwaarden waarvan het gunstig advies afhankelijk wordt gemaakt, in de betrokken vergunning worden opgelegd.
De erfdienstbaarheden die niet langer noodzakelijk zijn voor het onderhoud van het grachtenstelsel worden opgeheven door de gemeente, respectievelijk de polder of de watering. De eigenaar of gebruiker van het bezwaarde perceel kan om de opheffing van de nutteloos geworden erfdienstbaarheden verzoeken.
De Vlaamse Regering zal voor het opleggen en opheffen van deze erfdienstbaarheden nadere regels bepalen inzake de procedurele voorschriften die nageleefd moeten worden bij het opleggen en opheffen van dergelijke erfdienstbaarheden.”
Artikel 4.2.1. van de VCRO (vlaamse codex ruimtelijke ordening) stelt: “Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen: 5° het reliëf van de bodem aanmerkelijk wijzigen, onder meer door de bodem aan te vullen, op te hogen, uit te graven of uit te diepen waarbij de aard of de functie van het terrein wijzigt.”.
Volgende vergunningen en/of weigeringen werden verleend:
Het perceel is gelegen in de Gerststraat en is 6a25 groot. Rechts van het perceel ligt een voetweg (nr. 158). Naast deze voetweg ligt een waterloop (Hatschotloop).
De onmiddellijke omgeving wordt gekenmert door bebouwing in verschillende bouwordes met een voornamelijk residentiële functie. Op het perceel staat een halfopen ééngezinswoning met achteraan een niet-vergunde zwemvijver.
Huidige aanvraag beoogt het regulariseren van de zwemvijver, het plaatsen van een bijgebouw en het aanleggen van enkele verhardingen.
Het bijgebouw wordt ingeplant tegen de linkse perceelsgrens. De afstand tot de achterste perceelsgrens bedraagt 1,4 meter. Het bijgebouw heeft een oppervlakte van 56,51m². De bouwbreedte varieert tussen 4,08 meter en 7,01 meter. De bouwdiepte bedraagt 10,26 meter. Het bijgebouw wordt voorzien van een plat dak met een hoogte van 3 meter. De constructie wordt afgewerkt met ruitleien en grijs buitenschrijnwerk.
De zwemvijver heeft een oppervlakte van 60,95m². De breedte bedraagt 5,75 meter. De lengte bedraagt 10,6 meter. De zwemvijver heeft een diepte van 2,01 meter, inclusief fundering, gemeten vanaf het maaiveld. De zwemvijver is ingeplant op 1,13 meter van de linkse perceelsgrens. De afstand tot het bijgebouw bedraagt 50 centimeter.
Voor de zwemvijver wordt een cirkelvormige grindverharding voorzien van 10,4m². Rechtsachteraan de woning wordt een grindverharding voorzien van 43,04m².
Er werd geen openbaar onderzoek georganiseerd. De aanvraag heeft echter wel betrekking op de oprichting, uitbreiding of afbraak van scheidingsmuren of muren die in aanmerking komen voor gemene eigendom. In toepassing van artikel 83 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning werd met een beveiligde zending het standpunt gevraagd van de eigenaars van de aanpalende percelen.
Er werd geen bezwaar ingediend.
Op 4 april 2023 werd het ongunstig advies ontvangen van Provincie Antwerpen – Dienst Integraal Waterbeleid, met als referentie WAAD-2023-0619, als volgt geformuleerd:
1. WETTELIJKE BASIS VOOR DE WATERTOETS
Onder verwijzing naar artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid gecoördineerd op 15 juni 2018 werd onderzocht of er een schadelijk effect op de waterhuishouding uitgaat van de geplande ingreep. Dit advies wordt verleend in uitvoering van artikel 5 van het besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 2006 en latere wijzigingen.
In uitwerking van artikel 7 van het watertoetsbesluit werd specifiek voor de provincie Antwerpen een eigen provinciaal beleidskader rond wateradviezen uitgewerkt. Dit beleidskader verduidelijkt wat de gehanteerde krijtlijnen zijn voor de beoordeling van de verenigbaarheid van de vergunningsaanvraag met het watersysteem, en met welke zaken een aanvrager rekening moet houden voor het verkrijgen van een gunstig wateradvies. Het provinciale beleidskader voor wateradviezen werd door de deputatie goedgekeurd in zitting van 12 december 2019 en is te vinden op de website van de provincie Antwerpen: https://www.provincieantwerpen.be/aanbod/dlm/dienst-integraal-waterbeleid/wonen-ofwerken-langs-een-waterloop/watertoets.html.
2. KENMERKEN WATERSYSTEEM
2.1. Waterloop nr. A.7.29.1, Rijnloop van 2de categorie
Het project paalt aan de waterloop.
2.2. Kaartgegevens
Het project is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied.
Volgens het gewestplan is het perceel gelegen in woongebieden.
Het gebied is volgens de BWK biologisch minder waardevol.
2.3. Voorschriften waterbeheerplan
Volgende voorschriften van een waterbeheerplan zijn van toepassing:
3. VERENIGBAARHEID MET HET WATERSYSTEEM
Mogelijke schadelijke effecten zouden kunnen ontstaan door:
wijziging van infiltratie naar het grondwater aangezien verhardingen en bebouwing een versnelde afvoer van hemelwater en een verminderde infiltratie in de bodem tot gevolg hebben;
Op de plannen staat een infiltratievoorziening ingetekend, maar in het hemelwaterformulier op het omgevingsloket wordt gesteld dat er geen infiltratievoorziening zal geplaatst worden. Dit dient uitgeklaard te worden.
De overloop van de hemelwaterput dient wel degelijk aangesloten te worden op een infiltratievoorziening. Bij hevige regenval zal ook de vijver gevuld zijn en is hergebruik niet mogelijk. In dien de hemelwaterput op dat moment reeds volledig gevuld is zal al het water integraal overstorten. Voor deze situaties dient dus wel degelijk een infiltratievoorziening te worden voorzien.
De aanvraag is in de huidige vorm niet verenigbaar met de doelstellingen van het Decreet Integraal Waterbeleid (art. 1.2.2.). Indien gewijzigde plannen worden aangeleverd kan onderhavig advies worden herzien.
4. VOORWAARDEN EN MAATREGELEN
4.1. Algemene en wettelijke voorwaarden
4.1.1. Bouwafstanden – erfdienstbaarheden: 5m-zone
Voor de noodzakelijke onderhouds- en ruimingwerken en voor het spreiden van de ruimingproducten dient langs beide kanten van de waterloop een zone met een breedte van 5 m landinwaarts gemeten vanaf de werkelijke kruin van de waterloop vrij te worden gehouden van voorwerpen, constructies, aanplantingen en gebouwen die de doorgang zouden belemmeren van de machines die bij de werken worden gebruikt. De erfdienstbaarheid geldt zowel voor open als ingebuisde waterlopen. Bij een ingebuisde waterloop wordt de erfdienstbaarheidzone gemeten vanaf het midden van de buis of koker, waarbij men de 5 m-zone vermeerdert met een halve kruinbreedte. Wanneer uitvoering van deze bepaling aanleiding kan geven tot ernstige ecologische schade, zal de Provincie hier in de praktijk afwijkingen op dulden.
Afsluitingen/Hagen of houtkanten langs de waterloop moeten op een afstand van 0,75 m tot 1,00 m landinwaarts gemeten vanaf het einde van het talud van de waterloop geplaatst worden. Ze mogen niet hoger zijn dan 1,50 m boven de begane grond. Afsluitingen hoger dan 1,50 m moeten op minstens 5 m van de kruin van de waterloop geplaatst worden. De afsluiting is zo opgesteld dat ze geen belemmering vormt bij het onderhoud van de waterlopen, of ze kan weggenomen worden. Hagen of houtkanten dienen tot op een hoogte van maximaal 1,50 m te worden teruggesnoeid.
Verhardingen(opritten, terrassen,…) , leidingen en ondergrondse constructies voorzien tot op een afstand van minder dan 5 m vanaf de kruin van de waterloop moeten bestand zijn tegen het overrijden van machines tot 40 ton.
Verhardingen zijn niet toegestaan binnen de 1 m landinwaarts gemeten vanaf de kruin van de waterloop.
Beplantingen
De aanplanting van nieuwe bomen en struiken langs de onbevaarbare waterlopen dient als volgt te gebeuren:
1. ofwel een eerste rij bomen op een plantafstand van 5 m landinwaarts gemeten vanaf de bovenste rand van het talud van de waterloop en met een vrij te bepalen afstand tussen de bomen zodat stroken als zone van openbaar nut met een breedte van 5 m landinwaarts gemeten vanaf de bovenste rand van het talud van de waterloop volledig vrij worden gehouden;
2. ofwel een eerste rij bomen op een plantafstand van 0,75 tot 1,00 m landinwaarts gemeten vanaf de bovenste rand van het talud van de waterloop met een afstand tussen de bomen van minimum 12 m zodat de bereikbaarheid van de waterloop met de machine blijft verzekerd, en een tweede rij bomen zoals vermeld onder punt 1.
Volgens de wet op het natuurbehoud is het verboden naaldbomen te planten of te herplanten of hun zaailingen te laten groeien op minder dan 6 m van de bovenste rand van het talud van de waterlopen.
De bereikbaarheid van de waterloop voor uitvoering van de noodzakelijke onderhouds-, ruimings- en herstellingswerken dient echter steeds gevrijwaard te worden.
Reliëfwijziging.
Reliëfwijzigingen zijn verboden binnen de 5 m zone.
4.1.2. Afstanden – waterkwaliteit: 1m-zone
Binnen een afstand van minimaal een meter vanaf de kruin van de waterloop mag de oever niet bewerkt worden, noch besproeid met biociden. Het Mestdecreet verbiedt bovendien elke bemesting binnen een strook van 10 m (GEN en GENO) of 5 m (overige gevallen) gemeten vanaf de kruin van de waterloop.
4.1.3. Eigendom
De bedding van een waterloop van tweede categorie behoort toe aan de provincie.
4.1.4. Werken aan waterlopen
Het is verboden werken uit te voeren binnen de bedding van de onbevaarbare waterloop zonder omgevingsvergunning en/of machtiging. Hieronder kan onder meer verstaan worden het optrekken of plaatsen van een constructie (overwelving, kruisen met nutsleiding, aansluiting, elke vaste constructie in de waterloop, oeverversteviging) en reliëfwijzigingen (ophogen 5mzone langs waterloop, verleggen, dempen of herprofilering van waterloop).
4.1.5. Waterkwantiteit: vasthouden > bergen > afvoeren
Niet functionele verharde oppervlakten moeten vermeden worden. Eventuele verharding is bij voorkeur waterdoorlatend. Het dakwater moet zoveel mogelijk hergebruikt worden (als toiletspoeling, waswater, beregening, … ). Het overige afstromende hemelwater (niet doorlaatbare verharde oppervlakten, overloop regenwaterput, …) moet worden geïnfiltreerd en/of – wanneer de bodem geen of slechts beperkte infiltratie toelaat - gebufferd. Slechts een zeer beperkte hoeveelheid mag worden afgevoerd. Er moet minstens voldaan zijn aan de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater.
4.1.6. Riolering: voorkomen > scheiden > zuiveren
Er dient rekening gehouden met de voorschriften die geformuleerd staan in de Krachtlijnen voor een geïntegreerd rioleringsbeleid in Vlaanderen (VMM) (Code van goede praktijk voor de aanleg van openbare riolen, individuele voorbehandelinginstallaties en kleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties, aanvullingen met betrekking tot de herwaardering van grachtenstelsels, hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen en andere aanvullingen en updates).
Het is verboden huishoudelijk afvalwater te lozen in de RegenWaterAfvoerleiding en regenwater in de DroogWeerAfvoerleiding. Het is uiteraard verboden huishoudelijk afvalwater te lozen in een oppervlaktewater als er kan aangesloten worden op een DroogWeerAfvoerleiding. De lozing van huishoudelijk afvalwater in de gewone oppervlaktewateren of in de kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater moet voldoen aan de voorwaarden opgenomen in deel 4 van Vlarem II.
4.2. Specifieke voorwaarden (art. 1.3.1.1 §1 DIW dd.18/07/03 en art. 7 §1 4° UB dd. 20/07/06)
Teneinde het schadelijk effect te voorkomen/beperken/herstellen/compenseren worden de volgende specifieke voorwaarden opgelegd:
4.2.1. Voor de wijziging van infiltratie naar het grondwater
Voor wat betreft het aspect infiltratie kunnen de schadelijke effecten worden ondervangen indien de aanvraag minstens voldoet aan de gewestelijke, provinciale, gemeentelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten e.a. Verder moet voldaan worden aan art. 6.2.2.1.2 § 4 van Vlarem II met betrekking tot de afvoer van hemelwater, doelstelling 6° a) opgenomen in art. 5 van het decreet integraal waterbeleid en het concept 'vasthoudenbergen-afvoeren' dat opgenomen is in de waterbeleidsnota en de bekkenbeheerplannen. Prioriteit moet uitgaan naar hergebruik van hemelwater en vervolgens naar infiltratie boven buffering met vertraagde afvoer.
Vermijden afstroom van hemelwater
Ondoorlatende verhardingen wateren af naar naastliggende groenzones voor infiltratie op eigen terrein. Om infiltratie op eigen terrein te behouden, dient de groenzone minimaal 25% van de verharde oppervlakte te bedragen. De groenzone moet horizontaal liggen of uitgewerkt worden met een lichte maaiveldverlaging.
Verhardingen moeten maximaal waterdoorlatend zijn. Waterdoorlatende verharding dient te worden aangelegd onder een helling van minder dan 0,5% op een waterdoorlatende funderingslaag. Alle lagen dienen een minimale doorlatendheid van 5.4*10-5m/s te hebben. Bovendien mogen er geen afvoerkolken worden voorzien. Steenslagfundering moet conform Standaardbestek 250 voor waterdoorlatende verhardingen aangelegd worden. Indien dit niet het geval is, dienen deze verharde oppervlaktes meegenomen te worden in de berekening van de infiltratievoorziening en naar de infiltratievoorziening af te wateren.
Hemelwaterput en hergebruik
De aanvraag voorziet om de dakoppervlakte (117,5 m²) aan te sluiten op een hemelwaterput van 10.000 liter, die zou overlopen naar de riolering.
Het opgevangen hemelwater wordt hergebruikt voor vullen van de zwemvijver.
Het verplichte hergebruik van hemelwater d.m.v. een pomp en apart leidingcircuit moet opgenomen worden in de vergunning en wordt bij voorkeur na de werken gecontroleerd door de gemeente.
Infiltratievoorziening
De overloop van de hemelwaterput dient aangesloten te worden op een infiltratievoorziening.
Om effectief te zijn en drainage van het grondwater te vermijden, dient de infiltratievoorziening zich geheel boven de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand te bevinden. Enkel het volume en de oppervlakte van de infiltratievoorziening boven dit peil kunnen in rekening genomen worden. Op basis van de drainageklasse van de bodemkaart, zoals raadpleegbaar op Geopunt, is de maximaal toegestane diepte van een infiltratievoorziening op dit perceel 70 cm.
Bij voorkeur wordt een open infiltratiesysteem, type wadi of infiltratiekom, aangelegd. Open voorzieningen zijn efficiënter, onderhoudsvriendelijker en goedkoper in aanleg.
Tijdens de uitvoering van de werken moet de locatie van de infiltratiezone gevrijwaard worden van zware belasting om bodemverdichting te vermijden. Zo kan de infiltratiecapaciteit maximaal behouden blijven.
Indien met een reeks peilbuismetingen kan worden aangetoond dat de voorjaarsgrondwaterstand zich dieper onder het maaiveld bevindt, kan het advies herbekeken worden.
Een noodoverloop is toegestaan. Enkel het infiltratievolume en –oppervlakte onder de noodoverloop kunnen meegerekend worden in de dimensionering.
Bij de dimensionering van de infiltratievoorziening mag enkel rekening worden gehouden met de nuttige volumes en oppervlaktes. Bij de bepaling van het infiltratievolume mag enkel het netto-volume (=effectief beschikbare volume) in rekening gebracht worden en niet het brutovolume (=buitenafmetingen voorzieningen). Bij bepaling van de infiltratieoppervlakte mag voor ondergrondse voorzieningen of bovengrondse voorzieningen dieper dan 30 cm enkel de vrij liggende wandoppervlakte in rekening worden gebracht. Enkel de wanden die 2x hun hoogte van andere infiltratievoorzieningen of minstens 1x hun hoogte van andere ondergrondse constructies (zoals putten of funderingen) gelegen zijn, mogen in rekening worden gebracht.
Voorwaarden:
5. TOETSING EN CONCLUSIE
Ongunstig, aangezien het schadelijk effect niet kan worden voorkomen of beperkt door het opleggen van voorwaarden, waardoor de aanvraag niet verenigbaar is met het watersysteem en art. 1.2.2 van het decreet integraal waterbeleid. Onderhavig advies kan worden herzien indien gewijzigde plannen worden opgeladen waarbij rekening wordt gehouden met alle onder punt 3 en 4 besproken voorwaarden, maatregels en aandachtspunten, in het bijzondere met:
Op 8 maart 2023 werd het voorwaardelijk gunstig advies ontvangen van de stadsdienst ‘Openbaar Domein’, als volgt geformuleerd:
De voetweg 158 mag niet gebruikt worden voor gemotoriseerd verkeer. Het bijgebouw mag dus geplaatst worden maar er mag niet tot aan het gebouw gereden worden met gemotoriseerd verkeer.
Er mag niet gebouwd worden of hindernissen worden geplaatst in de zone van vijf meter tot de niet-geklasseerde waterloop. Ook mag deze gracht niet zomaar gewijzigd worden.
Het hemelwater van het gehele perceel dient gebufferd te worden op het eigen perceel. Dit zonder afstroom naar de straat of naburige percelen.
Voor de provinciale waterloop wordt het advies van de provincie gevolgd.
Voorwaarden:
//
Planologische toets
Het perceel is volgens het gewestplan Herentals-Mol gelegen binnen woongebied. De aanvraag voldoet aan de voorschriften van het gewestplan Herentals-Mol.
Het perceel is gelegen binnen het RUP Afbakeningslijn kleinstedelijk gebied Geel. De aanvraag voldoet aan de voorschriften van dit RUP.
Watertoets
Overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 gecoördineerd op 15 juni 2018 betreffende het integraal waterbeleid dient de aanvraag onderworpen te worden aan de watertoets. Het Besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 (BS 31 oktober 2006) en latere wijzigingen stelt nadere regels vast voor de toepassing van de watertoets. De aanvraag werd getoetst aan het watersysteem, aan de doelstellingen van artikel 1.2.2 van het decreet integraal waterbeleid, en aan de bindende bepalingen van het bekkenbeheerplan.
Het perceel gelegen te Geel, Afdeling 1, Sectie H, nr. 143C4 stroomt af naar de Rijnloop, een (on)bevaarbare waterloop (van categorie II) die beheerd wordt door Provincie Antwerpen - Grote Nete.
De aanvraag is niet gelegen in signaalgebied
Het perceel paalt aan de Rijnloop. Er werd hiervoor advies gevraagd aan de Provincie Antwerpen – Dienst Integraal Waterbeleid.
Er wordt verwezen naar het ongunstig advies d.d. 04/04/2023 van Provincie Antwerpen – Dienst Integraal Waterbeleid, met als referentie WAAD-2023-0619, hierboven opgenomen in dit verslag.
Uit dit advies blijkt dat de aanvraag niet verenigbaar was met het Decreet Integraal Waterbeleid (art. 1.2.2.) omwille van het ontbreken van een infiltratievoorziening.
De aanvrager heeft nadien een gewijzigde projectinhoudversie aangeleverd waarop een infiltratievoorziening voorzien is.
De aanvraag is volgens de watertoetskaart niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied (8/03/2023) pluviaal en/of fluviaal.
Indien de aanpassingen aan het project goedgekeurd worden door de Provincie Antwerpen – Dienst Integraal Waterbeleid, worden er geen significante negatieve effecten op het watersysteem verwacht. Het project wordt bijgevolg voorwaardelijk gunstig geadviseerd indien het in overeenstemming is met de doelstellingen en beginselen van het decreet integraal waterbeleid.
Gezien het risico beperkt is tot het gevraagde project, dient de eigenaar zelf alle nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om eventuele waterschade te voorkomen.
Voorwaarden:
Waterkwantiteit: vasthouden > bergen > afvoeren
Niet functionele verharde oppervlakten moeten vermeden worden. Eventuele verharding is bij voorkeur waterdoorlatend. Het dakwater moet zoveel mogelijk hergebruikt worden (als toiletspoeling, waswater, beregening, … ). Het overige afstromende hemelwater (niet doorlaatbare verharde oppervlakten, overloop regenwaterput, …) moet worden geïnfiltreerd en/of – wanneer de bodem geen of slechts beperkte infiltratie toelaat - gebufferd. Slechts een zeer beperkte hoeveelheid mag worden afgevoerd. Er moet minstens voldaan zijn aan de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater.
Riolering: voorkomen > scheiden > zuiveren
Het is verboden huishoudelijk afvalwater te lozen in de RegenWaterAfvoerleiding en regenwater in de DroogWeerAfvoerleiding. Het is uiteraard verboden huishoudelijk afvalwater te lozen in een oppervlaktewater als er kan aangesloten worden op DroogWeerAfvoerleiding. De lozing van huishoudelijk afvalwater in de gewone oppervlaktewateren of in de kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater moet voldoen aan de voorwaarden opgenomen in deel 4 van Vlarem II.”
Conclusie:
Er wordt een voorwaardelijk gunstig advies afgeleverd met betrekking tot de watertoets. De aanvrager heeft de plannen aangepast en een infiltratievoorziening toegevoegd.
Voorwaarden:
Mer-screening
Bij het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd reeds vastgesteld dat de milieueffecten niet aanzienlijk zijn. Bijgevolg was de opmaak van een milieueffectenrapport niet vereist.
Natuurtoets
Het perceel is niet gelegen binnen bosgebied.
Het perceel is niet gelegen binnen vogelrichtlijngebied.
Het perceel is niet gelegen binnen habitatrichtlijngebied.
Het perceel is niet gelegen binnen VEN-gebied.
Het perceel is niet gelegen binnen natuurgebied.
De aanvraag doorstaat de natuurtoets.
Erfgoed-/archeologietoets
Niet van toepassing.
Toegankelijkheid
Het gebouw is niet toegankelijk voor publiek waardoor niet voldaan dient te worden aan voorzieningen om de integrale toegankelijkheid te bereiken.
Scheidingsmuren
De aanvraag heeft betrekking op de oprichting, uitbreiding, afbraak van scheidingsmuren of muren die in aanmerking komen voor gemene eigendom. De aanpalende eigenaars werden per aangetekend schrijven op de hoogte gesteld.
Milieuaspecten
Globaal kan gesteld worden dat de risico’s voor de externen veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde exploitatie bij naleving van de opgelegde exploitatievoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen beperkt worden.
Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening
Toetsing aan de beoordelingsgronden van artikel 4.3.1§2 van VCRO:
Functionele inpasbaarheid
Huidige aanvraag beoogt het plaatsen van een bijgebouw, het regulariseren van een zwemvijver en het aanleggen van twee verhardingen bij een ééngezinswoning. De aanvraag is functioneel inpasbaar.
Mobiliteitsimpact
De aanvraag heeft weinig tot geen impact op de mobiliteit.
Naast het perceel is een voetweg gelegen. Het is niet toegestaan deze voetweg met te gebruiken voor gemotoriseerd verkeer. Bijgevolg is het onmogelijk om het bijgebouw dienst te laten doen als garage.
Schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid
Het perceel is gelegen in de Gerststraat en is 6a25 groot. Rechts van het perceel ligt een voetweg (nr. 158). Naast deze voetweg ligt een waterloop (Hatschotloop).
De onmiddellijke omgeving wordt gekenmert door bebouwing in verschillende bouwordes met een voornamelijk residentiële functie. Op het perceel staat een halfopen ééngezinswoning met achteraan een niet-vergunde zwemvijver.
Huidige aanvraag beoogt het regulariseren van de zwemvijver, het plaatsen van een bijgebouw en het aanleggen van enkele verhardingen.
Het bijgebouw wordt ingeplant tegen de linkse perceelsgrens. De afstand tot de achterste perceelsgrens bedraagt 1,4 meter. Het bijgebouw heeft een oppervlakte van 56,51m². De bouwbreedte varieert tussen 4,08 meter en 7,01 meter. De bouwdiepte bedraagt 10,26 meter. Het bijgebouw wordt voorzien van een plat dak met een hoogte van 3 meter. De constructie wordt afgewerkt met ruitleien en grijs buitenschrijnwerk.
De zwemvijver heeft een oppervlakte van 60,95m². De breedte bedraagt 5,75 meter. De lengte bedraagt 10,6 meter. De zwemvijver heeft een diepte van 2,01 meter, inclusief fundering, gemeten vanaf het maaiveld. De zwemvijver is ingeplant op 1,13 meter van de linkse perceelsgrens. De afstand tot het bijgebouw bedraagt 50 centimeter.
Voor de zwemvijver wordt een cirkelvormige grindverharding voorzien van 10,4m². Rechtsachteraan de woning wordt een grindverharding voorzien van 43,04m².
De schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid zijn aanvaardbaar.
Visueel-vormelijke elementen
Het bijgebouw wordt afgewerkt met ruitleien en grijs buitenschrijnwerk. De gebruikte materialen zijn duurzaam en kwaliteitsvol. Het ontwerp is estehtisch verantwoord.
Cultuurhistorische aspecten
Niet van toepassing.
Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid
Naast de beperkte hinder tijdens de bouwwerken wordt er geen verdere hinder verwacht. De aanvrager dient te voldoen aan de stedenbouwkundige hemelwaterverordening zodat er geen wateroverlast wordt gecreëerd in de onmiddellijke omgeving.
Conclusie
Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening. Het bijgebouw kan enkel dienst doen als (fiets)berging en overdekt terras. Het is niet mogelijk het bijgebouw te gebruiken als garage/carport.
Resultaten openbaar onderzoek
Er diende over de aanvraag geen openbaar onderzoek gehouden te worden.
De aanpalende eigenaars werden op 15/03/2023 aangeschreven aangezien de aanvraag betrekking heeft op de oprichting, uitbreiding of afbraak van scheidingsmuren of muren die in aanmerking komen voor gemene eigendom. Er werd geen bezwaar ingediend.
Bespreking adviezen
De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van de volgende adviezen en beoordeelt deze als volgt:
Het advies van Provincie Antwerpen, Dienst Integraal Waterbeleid, afgeleverd op 4 april 2023 is ongunstig.
De aanvrager heeft op 17 april 2023 een gewijzigde projectinhoudversie ingediend om tegemoet te komen aan het negatief advies van Provincie Antwerpen, Dienst Integraal Waterbeleid. Er werd een infiltratievoorziening voorzien.
Volgende voorwaarden dienen te worden opgelegd:
Voorwaarden:
Conclusie
Huidige aanvraag wordt voorwaardelijk gunstig geadviseerd.
Voorwaarden:
Voorwaarden stadsdienst Openbaar Domein
Lasten
Niet van toepassing
Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:
Voorwaarden:
Voorwaarden stadsdienst Openbaar Domein