Terug
Gepubliceerd op 31/05/2023

2023_CBS_01501 - Het veranderen van de indelingsplichtige inrichtingen of activiteiten (iioa) en stedenbouwkundige handelingen in een inrichting van klasse 1 langs Janssen-Pharmaceuticalaan 3 (202300160NC) - Advies

College van Burgemeester en Schepenen
di 30/05/2023 - 13:00 1.14
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis; Nadine Laeremans; Tom Corstjens; Marlon Pareijn; Pieter Cowé; Luc Van Laer; Francois Mylle, Algemeen Directeur

Afwezig

Griet Smaers; Bart Julliams

Secretaris

Francois Mylle, Algemeen Directeur

Voorzitter

Vera Celis
2023_CBS_01501 - Het veranderen van de indelingsplichtige inrichtingen of activiteiten (iioa) en stedenbouwkundige handelingen in een inrichting van klasse 1 langs Janssen-Pharmaceuticalaan 3 (202300160NC) - Advies 2023_CBS_01501 - Het veranderen van de indelingsplichtige inrichtingen of activiteiten (iioa) en stedenbouwkundige handelingen in een inrichting van klasse 1 langs Janssen-Pharmaceuticalaan 3 (202300160NC) - Advies

Motivering

Aanleiding en context

UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 01/06/2023

 

Verslag van de omgevingsambtenaar

 

Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2022144823

Dossiernummer gemeente: 202300160

Inrichtingsnummer: 20171124-0026

 

De gemeente Geel heeft op 14 maart 2023 een aanvraag ontvangen voor het veranderen van de indelingsplichtige inrichtingen of

activiteiten (iioa)  en stedenbouwkundige handelingen in een inrichting van klasse 1. De aanvraag werd op 12 april 2023 volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Gegevens van de aanvrager

Janssen Pharmaceutica NV gevestigd te Turnhoutseweg 30 te 2340 Beerse

 

Gegevens van de  ligging

Administratieve ligging: Janssen-Pharmaceuticalaan 3

Kadastrale ligging: afdeling 5 sectie M nrs. 242S2, 253Y en 275G

 

Verslag

  1. Stedenbouwkundige basisgegevens

 

Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.

De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:

industriegebied

De industriegebieden zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.

Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.

 

Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is volgens het ruimtelijk uitvoeringsplan RUP zonevreemde woningen goedgekeurd op 29 januari 2009 gelegen in overdruk zonevreemde woningen II

De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling

 

Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

De aanvraag is gesitueerd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het ruimtelijke uitvoeringsplan.

 

Overeenstemming met dit plan

De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.

 

Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen

 

Verordeningen

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.

algemene bouwverordening inzake weekendverblijven goedgekeurd op 8 juli 2005.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.

algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen goedgekeurd op 12 mei 2012.

 

  1. Historiek

Zie bijlage C14.

 

  1. Beschrijving van de omgeving en de aanvraag

De aanvraag betreft het bouwen van een KWO-gebouw.

 

Deze aanvraag betreft het bouwen van een energiecentrale voor Janssen Pharmaceutica, met als doel om tegen 2030 CO2 neutraliteit te bereiken en het aardgasverbruik te reduceren.

De energiecentrale, bestaande uit een KWO-installatie, zal opgesteld worden in een nieuw energiegebouw en zal instaan voor de warmte en koude productie. Het KWO-gebouw zal via een ondergronds traject verbonden worden met de aquifers, waar zowel warmte als koude zal worden opgeslagen. De energiecentrale bestaat uit een warmtepompinstallatie die opgesteld staat in een bijgebouw naast het KWO-gebouw. De warmtepompen zijn via warmtewisselaars gekoppeld aan de KWO-kring. Zo kan er in functie van de werkingsmodus warmte of koude in de bodem kan worden opgeslagen. Het nieuw warm water distributienet zal vanuit de nieuwe energiecentrale via een bovengronds geïsoleerd leidingwerk op al dan niet bestaande pipe racks verdeeld worden naar de verbruikers op de site.

Vermits de implementatie de nodige aanpassingen op verschillende locaties vereist, en dit een complex proces inhoudt, zal de exploitant werken met een overgangsperiode. Na afloop van deze overgangsperiode kan één van de bestaande stookinstallaties uit gebruik genomen worden. Deze buitengebruikstelling maakt geen deel uit van voorliggende vergunningsaanvraag. Wanneer het KWO-systeem volledig operationeel is, zal dit voorwerp zijn van een nieuwe vergunningsaanvraag.

 

De aanvraag heeft betrekking tot de volgende handelingen:

 

1855-01 BOMEN ROOIEN:

3 bestaande hoogstammige bomen die geen deel uitmaken van een bos worden gerooid om het KWO-gebouw te kunnen realiseren. Het betreft 3 moeraseiken (Quercus Palustris) met een omtrek van respectievelijk 143cm, 115cm en 124cm op 1m hoogte.

 

1855-01 KWO GEBOUW

Het gebouw bestaat uit een stooklokaal en een technische ruimte met een vrije hoogte van 7m50 onder de balken met plat dak, hierin bevindt zich een stalen, open roostervloer boven de toestellen omwille van de bereikbaarheid van de installatie.

Het “elektroblok” bestaat uit 2 bouwlagen op een volle vloerplaat. Het elektrisch lokaal op de verdieping is bereikbaar via de roostervloer in de technische ruimte.

De kroonlijsthoogte van het gebouw (10m30) is op borstweringshoogte voorzien om tevens als collectieve valbeveiliging te fungeren. Het dak is bereikbaar via een stalen buitentrap aan de oostkant van het gebouw.

 

1855-01 VERHARDING

Rondom het gebouw wordt een onderhoudspad in klinkers voorzien. Ook worden er klinkers voorzien voor de toegangspoort tot de technische ruimte aan de westzijde. Voor de poorten van het stooklokaal en het hoogspanningslokaal en onder de piperacks worden grasdallen voorzien.

 

1855-01 WARMTEPOMPEN

De warmtepompen worden opgesteld in een bijgebouw naast het KWO-gebouw.

 

1855-01 PIPERACKS

Er worden nieuwe piperacks gebouwd om het warm water te kunnen verdelen via bovengronds leidingwerk naar de verschillende gebouwen.

 

1855-02 ELEKTRICITEITSGEBOUW

Er wordt een nieuw elektriciteitsgebouw gebouwd uit prefabbeton op een centrale locatie ter hoogte van de bronparen. Het elektriciteitsgebouw huisvest de laagspanningsborden die instaan voor vermogensverdeling en sturing van de pompen in de bronputten.

 

1855-02 VERHARDING

Rondom het elektriciteitsgebouw wordt een onderhoudspad in kiezel voorzien en klinkerverharding voor aansluiting met de voorliggende weg.

 

De volgende rubrieken en hoeveelheden worden aangevraagd:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

2.1.2.d)1°

De op- en overslag van afvalstoffen die niet aan verwerking verbonden zijn waarvan 8 ton gevaarlijk en 5 ton niet-gevaarlijk bedrijfsafval (Ongewijzigd)

13 ton

2

2.2.3.f)2°

Opslag en biologische behandeling in andere biologische behandelingsinstallaties van niet-gevaarlijke afvalstoffen meer dan 25 m³ (Ongewijzigd)

50

1

3.6.3.3°

Het lozen van bedrijfsafvalwater via een waterzuiveringsinstallatie in de openbare riolering (Ongewijzigd)

125 m³/uur

1

3.6.7.

Het lozen van bedrijfsafvalwater via een waterzuiveringsinstallatie in de openbare riolering (Ongewijzigd)

125 m³/uur

1

6.4.2°

Opslag van brandbare vloeistoffen (Ongewijzigd)

1037058 liter

2

6.5.1°

Eén verdeelslang (Ongewijzigd)

1 stuk

3

7.1.2°

Inrichting van productie van chemicaliën (Ongewijzigd)

7800 ton/jaar

2

7.2.

Inrichting voor de productie van farmaceutische basisproducten met een chemisch of biologisch procedé (Ongewijzigd)

11473 ton/jaar

1

7.11.4°

Inrichting voor de productie van farmaceutische basisproducten met een chemisch of biologisch procedé (Ongewijzigd)

11473 ton/jaar

1

12.1.1.2°a)

Diverse generatoren met een totaal elektrisch vermogen van (Ongewijzigd)

3021,3 kVA

2

12.2.2°

Transformatoren met een individueel nominaal vermogen van 8 x 1.600 kVA en 7 x 2.000 kVA (Ongewijzigd)

26800 kVA

2

13.2.1°a)

Inrichtingen voor het conditioneren en verpakken van farmaceutische stoffen met een vermogen van (Ongewijzigd)

181 kW

3

15.1.2°

Stalplaatsen voor bedrijfsvoertuigen (Ongewijzigd)

103 voertuigen

2

15.2.

Werkplaats voor het onderhoud van heftrucks (Ongewijzigd)

1 werkplaats

3

16.3.1°

Koelinstallaties, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een gezamenlijke hoeveelheid van meer dan 2.000 ton CO2-equivalent (Ongewijzigd)

7524,96 ton CO2-eq

1

16.3.2°b)

Uitbreiding met drie warmtepompen met elk een geïnstalleerde totale drijfkracht van 235,5 kW. Totale uitbreiding met 706,50 kW (Verandering)

8833,32 kW

2

16.4.2°

Vulinstallatie voor gasflessen met perslucht (Ongewijzigd)

1 vulinstallatie

2

17.1.2.1.3°

De opslag van gassen in verplaatsbare recipiënten (waarvan 16.110 liter ook ingedeeld in 17.2.2) (Ongewijzigd)

37309 liter

1

17.1.2.2.3°

De opslag van gassen in vaste tanks (32.680 liter + 10.400 liter CO2, 10.000 liter +11.000 liter + 20.400 liter + 35.000 liter N2) (Ongewijzigd)

109480 liter

1

17.2.2.

Uitbreiding met drie warmtepompen die elk 50 kg ammoniak bevatten: Uitbreiding van de met naam genoemde stof watervrije ammoniak met 150 kg (Verandering)

0 ton

1

17.3.1.3°

Opslag van HOBt (Ongewijzigd)

7,2 ton

1

17.3.2.1.1.2°

Opslag van brandstof (Ongewijzigd)

201,4 ton

2

17.3.2.1.2.3°

Opslag van brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen gevarencategorie 3 (Ongewijzigd)

1278,2 ton

1

17.3.2.2.3°b)

Opslag van brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen gevarencategorie 1 en 2 (Ongewijzigd)

3426,36 ton

1

17.3.2.3.3°

Opslag van brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (Ongewijzigd)

1033,2 ton

1

17.3.3.3°

Opslag van oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (Ongewijzigd)

663,8 ton

1

17.3.4.3°

Uitbreiding met opslag van een corrosie-inhibitiemiddel met 0,4 ton (Verandering)

1903,77 ton

1

17.3.5.3°

"Opslag van giftige vloeistoffen en vaste stoffen

" (Ongewijzigd)

1857,79 ton

1

17.3.6.3°

Uitbreiding met opslag van een corrosie-inhibitiemiddel met 0,4 ton (Verandering)

2894,34 ton

1

17.3.7.3°

Uitbreiding met opslag van een corrosie-inhibitiemiddel met 0,4 ton (Verandering)

3027,67 ton

1

17.3.8.3°

Uitbreiding met opslag van een corrosie-inhibitiemiddel met 0,4 ton (Verandering)

2897 ton

1

17.4.

Opslag van gevaarlijke producten in kleine verpakkingen (Ongewijzigd)

2390 liter

3

23.3.1°a)

Opslag van plastic in een gebouw (Ongewijzigd)

170 ton

3

24.2.

Controlelabo's (Ongewijzigd)

4 labo's

3

24.3.

Labo's (Ongewijzigd)

9 labo's

2

29.5.2.1°a)

Inrichting voor het mechanisch behandelen van metalen met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van (Ongewijzigd)

56 kW

3

29.5.5.1°a)

Mobiel metalen opvangrecipIent voor het beitsen met een volume van (Ongewijzigd)

500 liter

3

31.1.3°

Motoren bij noodstroomgeneratoren met een totaal vermogen van 4.740 kW en een tijdelijke noodgenerator met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 550 kW (= vermogen teruggebracht tot 50% wegens minder dan 500 bedrijfsuren per kalenderjaar in werking) tot een totaal thermisch ingangsvermogen van 5.290 kW (Ongewijzigd)

5290 kW

1

33.4.1°a)

Opslag van papier en karton (Ongewijzigd)

60 ton

3

38.3.2°

Opslag van HOBt (Ongewijzigd)

7,2 ton

2

39.1.3°

3 stoomgeneratoren met een individuele inhoud van resp. 28.530 liter, 18.676 liter en 16.000 liter (totaal 63.206 liter) (Ongewijzigd)

63206 liter

2

39.2.1°

2 stoomvaten met een individuele waterinhoud van resp. 2.500 liter en 400 liter (Ongewijzigd)

2900 liter

3

39.2.2°

2 stoomvaten met een individuele waterinhoud van elk 20.000 liter (Ongewijzigd)

40000 liter

2

39.4.1°

Uitbreiding met 5 warmtewisselaars met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van 87, 141, 354 en 2x 367 liter. Uitbreiding van totale inhoud van 1316 liter (Verandering)

4100 liter

3

43.1.3°

Uitbreiding met drie stookinstallaties met elk een nominaal thermisch ingangsvermogen van 2.630 kW. Uitbreiding van het totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 7890 kW (Verandering)

37672 kW

1

43.3.1°

Uitbreiding met drie stookinstallaties met elk een nominaal thermisch ingangsvermogen van 2.630 kW. Uitbreiding van het totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 7,89 MW (Verandering)

43,51 MW

1

43.4.

Uitbreiding met drie stookinstallaties met elk een nominaal thermisch ingangsvermogen van 2.630 kW. Uitbreiding van het totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 7,89 MW (Verandering)

43,51 MW

1

53.2.2°b)2°

Tijdelijke bronbemaling i.f.v. bouwkundige werken voorzien van 24 putten elke 5 m met een maximaal uurdebiet van ca. 20 m³/uur en een jaardebiet van ca. 45.000 m³/jaar (Ongewijzigd)

45000 m³/jaar

2

53.6.2°

Boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinningen die gebruikt worden voor thermische energieopslag in watervoerende lagen, met inbegrip van terugpompingen, met een opgepompt debiet van (Nieuw)

1400000 m³/jaar

1

53.8.3°

Grondwaterwinning, bestaande uit twee putten op respectievelijke diepte van 84 m en 86 m, met een totaal opgepompt debiet van (Ongewijzigd)

300000 m³/jaar

1

59.17.1°

Vervaardigen van geneesmiddelen met een oplosmiddelenverbruik van (Ongewijzigd)

39474 ton/jaar

1

 

De vergunningstermijn beperkt te blijven tot deze van de basisvergunning (die eindigt op 3/6/2025), conform de bepalingen in artikel 68 van het OVD.

 

 

  1. Openbaar onderzoek

Overeenkomstig de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is de gewone procedure van toepassing en moet de aanvraag openbaar gemaakt worden.

Het openbaar onderzoek werd gehouden van 21 april 2023 t.e.m. 21 mei 2023. Er werden geen bezwaarschriften ingediend.

Er werd geen informatievergadering gehouden.

 

  1. Adviezen

Op 17 april 2023 werd het advies ontvangen van INFRABEL

Ons kenmerk: 3516.2023.177.GEEL
Ref.: OMV 2022144823

 

Advies: volledig gunstig

Op 4 mei 2023 werd het advies ontvangen van Agentschap Wegen en Verkeer


Advies: volledig voorwaardelijk gunstig

Op 16 mei 2023 werd het advies ontvangen van Vlaams Energie- en Klimaatagentschap


Advies: volledig gunstig

Op 8 mei 2023 werd het advies ontvangen van PETROCHEMICAL PIPELINE SERVICES BV

 

Advies: volledig gunstig

Op 11 mei 2023 werd het advies ontvangen van ELIA ASSET


Advies: volledig gunstig


Op 8 mei 2023 werd het advies van IOK ontvangen

Advies: volledig voorwaardelijk gunstig


Op 23 mei 2023 werd het advies ontvangen van Openbaar Domein


 

Advies: volledig gunstig

 

  1. Project-MER

Nvt 

  1. Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen

Wegenis

Het perceel is gelegen langsheen een gewestweg.

 

Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie «wonen», «verblijfsrecreatie», dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, «gemeenschapsvoorzieningen» of «openbare nutsvoorzieningen», kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.

§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken. Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.

§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.

§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :

1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;

2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;

3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.

Natuurtoets

De exploitatie ligt op 1,1 km van het habitatrichtlijngebied BE2100040 ‘Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor’, dat op deze locatie grotendeels overlapt met het VEN-gebied 343 ‘De Gebroekten Grote Nete’. De exploitatie is niet gelegen nabij vogelrichtlijngebied.

De exploitant wenst een KWO-systeem te implementeren om koude en warmte op te wekken en te transporteren over de site. Onderdelen van het KWO-systeem zijn een distributiesysteem, een grondwaterwinning, warmtepompen (koudemiddel: ammoniak) en 3 stookinstallaties (op aardgas).

De grondwaterwinning bestaat uit vier geothermische doubletten. Elk doublet bestaat uit een ‘warme’ en een ‘koude’ put. Het opgepompte grondwater uit de ene put wordt steeds opnieuw geïnfiltreerd in de andere put na het onttrekken van thermische energie aan het grondwater. In functie van het seizoen wordt de stroomrichting van het systeem bepaald. In de winter zal er onttrokken worden uit de warme putten en geïnjecteerd worden in de koude putten en in de zomer omgekeerd. De grondwaterwinning levert energie aan het distributiesysteem door middel van drie warmtepompen.

Een ander onderdeel van de KWO-installatie zijn drie nieuwe stookinstallaties die enkel bij piekvraag (gevraagde warmtevermogen dat hoger is dan wat warmtepompen kunnen aanleveren) zullen ingezet worden. Twee van deze stookinstallaties (KWO Ketel 1 en KWO Ketel 2) staan in voor het dekken van deze pieken in de warmtevraag. De derde stookinstallatie (KWO Ketel 3) dient als back-up voor het geval één van deze twee stookinstallaties niet werkt bij piekvraag.

Om de effecten op de biodiversiteit te kunnen inschatten, dient zowel de grondwaterwinning (verdrogingseffecten) als de stookinstallaties (verzurings- en eutrofiëringseffecten) bestudeerd te worden. Door het gebruik van het KWO-systeem zullen drie bestaande stookinstallaties (G020 Ketel 1, G020 Ketel 3 en G020 Ketel 7) minder gebruikt worden en bijgevolg minder emissies hebben. Er wordt berekend dat de totale NOx-emissies met 25% zullen afnemen ten opzichte van de huidige situatie. De emissies van SO2, HCl en NH3 blijven ongewijzigd.

De exploitant voegde in bijlage E6bis/E6quinquies van de aanvraag de effectbeoordeling op de biodiversiteit.

Beoordeling vermesting en verzuring

In bijlage E6bis wordt aan de hand van de eigenschappen van de emissies via IMPACT een depositiepluim modellering uitgevoerd voor vermesting (NOx- en NH3-emissies) en verzuring (NOx, NH3, HCl en SOx-emissies). Uit de via IMPACT berekende depositiepluimen kan afgeleid worden dat de vermestende depositiepluim in de geplande situatie niet reikt tot in SBZ-H of VEN. Wat betreft de verzurende depositiepluim in de geplande situatie bij modellering van de volledige site, dient opgemerkt te worden dat er een zeer beperkte overlap is met VEN/SBZ-H.

Bijkomend werden de vermestende en verzurende bijdrages ter hoogte van actuele habitats en zoekzones van SBZ-H BE2100040 (die het dichtst bij de bedrijfssite gelegen zijn) berekend. Gezien de overlap tussen SBZ-H BE2100040 en VEN-gebied 34, geldt deze beoordeling eveneens voor het VEN-gebied.

Indien enkel het project gemodelleerd wordt, kan uit deze beoordeling afgeleid worden dat voor geen enkele zoekzone of actuele habitat de 1%-drempelwaarde wordt overschreden. Door de projecteigen emissies wordt geen betekenisvolle aantasting verwacht in de habitats en zoekzones van SBZ-H BE2100040.

Bij modellering van de volledige site worden ook de bestaande, reeds vergunde ketels (G200 Ketel 1, G200 Ketel 2, G220, Catox en VOC) opgenomen in de impactbeoordeling. Er zijn echter geen wijzigingen aan deze reeds vergunde installaties gepland in het kader van voorliggende vergunningsaanvraag.

Door de plaatsing en toepassing van het KWO-systeem zal het aardgasverbruik en bijgevolg de uitstoot van NOx afnemen. Deze afname zal in de cumulatieve situatie resulteren in een lagere milieudruk ter hoogte van de habitats en zoekzones van SBZ-H BE2100040. Er wordt bijgevolg geen bijkomende aanzienlijke aantasting in de habitats en zoekzones van SBZ-H BE2100040 verwacht in de geplande situatie ten opzichte van de huidige, vergunde situatie. De exploitant is van oordeel dat een passende beoordeling niet nodig is. Dit lijkt aanneembaar. Ook de conclusie dat er geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN zal veroorzaakt worden ten gevolge van de implementatie van het KWO-systeem (met drie nieuwe stookinstallaties om aan de piekvraag te voldoen), lijkt aanneembaar vermits de geplande situatie een verbetering betreft ten opzichte van de huidige, reeds vergunde situatie.

Beoordeling grondwatergebruik

Het KWO-systeem zal gebruik maken van grondwater. De grondwaterwinning bestaat uit vier geothermische doubletten. Elk doublet bestaat uit een ‘warme’ en een ‘koude’ put. Hierbij wordt het opgepompte grondwater van de ene put steeds in de andere put geïnfiltreerd na toevoegen of onttrekken van thermische energie aan het grondwater. In functie van het seizoen wordt de stroomrichting in het systeem bepaald. In de winter wordt er onttrokken uit warme putten en geïnjecteerd in de koude putten en in de zomer omgekeerd.

In de hydrogeologische studie, uitgevoerd door AECOM dd. 12/1/2023 (bijlage RH_Hydrologeologische studie) werd onderzocht of de exploitatie van het KWO-systeem een effect kan hebben in SBZ’s of VEN/IVON-gebieden. Op basis van de gesimuleerde verlagingscontouren werden geen effecten verwacht die aanleiding kunnen geven tot betekenisvolle effecten in SBZ-H BE2100040, noch dat er onvermijdbare en onherstelbare schade in VEN-gebied 343 zal veroorzaakt worden ten gevolge van de exploitatie van het geplande KWO-systeem. De simulatie en de hieruit genomen conclusies lijken aanvaardbaar/aanneembaar.

Milieuaspecten

Water

Grondwaterwinning

De exploitant vraagt vergunning voor een grondwaterwinning, die in het kader van een KWO-systeem wordt aangelegd en bestaat uit 4 warmte bronnen en 4 koude bronnen. De warme- en koude bronnen worden uitgevoerd als verbuisde boorputten op een diepte van 80 m. Het grondwater wordt opgepompt uit en daarna terug ingebracht in de watervoerende laag met HCOV-code 0252. De geplande aanleg is voorzien in mei 2023. Op het moment van indiening van de aanvraag is de boorfirma nog niet gekend en is er nog geen boorverslag of putschema beschikbaar. Er zal gewerkt worden met een onderwaterpomp met een theoretische pompcapaciteit van 100 m³/uur en zal een elektromagnetische debietmeter geplaatst worden.

De exploitant vraagt vergunning voor het oppompen van max. 7.200 m³/dag en max. 1.400.000 m³/jaar via rubriek 53.6.2. (klasse 1, advies VMM).

Er zullen 3 peilputten geplaatst worden: KWO1, KWO2 en KWO3 op een diepte van 70 m, voorzien van filters op -30 m (HCOV: 0232); -50 m (HCOV: 0252) en -70 m (HCOV: 0252).

Op geopunt Vlaanderen kan afgeleid worden dat de grondwaterwinning niet gelegen is in grondwaterwingebied of een beschermingszone.

Overwegende dat VMM optreedt als adviesverlenende instantie m.b.t. de gevraagde rubriek 53.6.2 en gelet op hun expertise ter zake, lijkt het aangewezen om dit advies bij te treden.

Cumulatieve effecten

De exploitant voegde een hydrogeologische studie (opgemaakt door AECOM dd. 12/1/2023 via software FEFLOW v7.4) bij de aanvraag waarin aangetoond werd dat de wijziging in grondwaterniveaus die het ATES (Aquifer Thermal Energy System)-systeem (= KWO (Koude-Warmte Opslag)-systeem) in de ruime omgeving met zich meebrengt, geen impact heeft op de operationaliteit van de vergunde openbare/private grondwaterwinningsputten die binnen een verlagingscontour van 0,05 m ten gevolge van het ATES -systeem gelegen zijn. Deze conclusies lijken aanvaardbaar.

Bedrijfsafvalwater

De grondwaterwinningsputten van het KWO-systeem dienen periodiek gespoeld te worden. De exploitant geeft aan dat het een regeneratie op mechanische wijze betreft. Er zullen geen chemicaliën worden gedoseerd. De 8 winningsputten zullen elk maximum 6 keer per jaar gespoeld worden. Een spoeling duurt één uur en zal gebeuren aan het ontwerpdebiet van de put (75 m³/uur). De hoeveelheid spui bedraagt maximaal 450 m³ per jaar per winningsput, in het totaal maximaal 3.600 m³/jaar voor het KWO-systeem. De spui zal geloosd worden via de afvalwaterzuiveringsinstallatie (WZI) van Janssen Pharmaceutica te Geel. De WZI heeft een verwerkingscapaciteit van 125 m³/uur en 1.095.000 m³/jaar. De potentiële hoeveelheid aan spuistroom zal beperkt blijven tot ca 0,3% van de potentiële jaarverwerkingscapaciteit van de WZI. De exploitant geeft aan dat er voldoende resterende capaciteit is op de WZI om deze wijziging te ondervangen.

  • Er dient opgemerkt te worden dat de opgegeven theoretische pompcapaciteit van de onderwaterpomp, zoals opgenomen in bijlage R53, 100 m³/u bedraagt. Dit is hoger dan het opgegeven ontwerpdebiet van de put (75 m³/u). Indien gerekend wordt met 100 m³/u, bedraagt de hoeveelheid spui max. 600 m³/jaar per winningsput. Dit is niet in overeenstemming met de bepalingen in artikel 5.53.6.2.7 van Vlarem II waarin is opgenomen dat de spui bij regeneratie van de putten beperkt dient te blijven tot maximaal 500 m³ per put per jaar. Het is aangewezen om de exploitant hierop te wijzen en op te leggen dat de werkelijke pompcapaciteit dient beperkt te blijven tot 75 m³/u.
  • Vermits er in de ondergrond een verontreinigingspluim aanwezig is (mengsel van organische oplosmiddelen), waarvoor een saneringsproject loopt – zie verder: adviesonderdeel bodem – bestaat de kans dat het spuiwater verontreinigd is met het mengsel van organische oplosmiddelen. Het is aangewezen om via de POVC aan de exploitant te vragen of de organische verontreinigingen die via de 4 warme/koude bronnen opgepompt worden, via de WZI zullen afgebroken en gezuiverd worden.

Afval

De exploitant dient er op gewezen te worden dat hij de bepalingen van het Materialendecreet, het Vlarema en Vlarem strikt dient na te leven.

Lucht

Koelmachines

De drie koelmachines van het KWO-systeem zullen werken met het koudemiddel R717 (ammoniak: CO2-equivalent = 0). De GWP (global warming potential) van R717 = 0, wat wil zeggen dat er bij lekken geen negatieve impact is op het broeikaseffect.

Stookinstallaties

De exploitant wenst een KWO-systeem te implementeren op de bedrijfssite te Geel. Het systeem zal via een distributiesysteem warmte en koude verspreiden over de site. Behalve het distributiesysteem vormen een grondwaterwinning, warmtepompen en 3 stookinstallaties onderdeel van het KWO-systeem.

De drie nieuwe stookinstallaties van het KWO-systeem worden in normale omstandigheden enkel gebruikt indien de warmtepompen het gevraagde warmtevermogen niet aankunnen. Twee van deze stookinstallaties (KWO Ketel 1 en KWO Ketel 2) staan in voor het dekken van deze pieken in de warmtevraag. De derde stookinstallatie (KWO Ketel 3) is een back-up voor het geval één van de andere ketels niet werkt tijdens de piekvraag. Elk van de 3 stookinstallaties (brandstof: aardgas) heeft een individueel nominaal thermisch ingangsvermogen van 2.630 kW.

De exploitant neemt in bijlage E4 bij de aanvraag op dat de nieuwe stookinstallaties zullen gebruik maken van de best beschikbare technieken voor kleine stookinstallaties op aardgas. Een toetsing van deze installaties gebeurde via de online tool BBT-databank van Vito aangevuld met de ‘BBT-studie stookinstallaties en stationaire motoren - nieuwe, kleine en middelgrote. Volgende BBT-maatregelen werden weerhouden:

 

-          Goed ketelontwerp en -dimensionering: het ontwerp van de stookinstallatie en de dimensionering ervan is afgestemd op de noden;

-          Lage NOx-brander (met getrapte verbrandingslucht);

-          Optimalisatie van de verbranding: de branders zullen correct afgesteld worden met betrekking tot menging van lucht en brandstof en hoeveelheid luchtovermaat, om zodoende een optimale verbranding te bekomen.

 

Daarnaast zal de schouw van de nieuwe stoomketel zal voldoende hoog opgetrokken worden (15 m) om een goede spreiding te bewerkstelligen.

Door het toepassen van het KWO-systeem zullen drie bestaande stookinstallaties (G020 Ketel 1, G020 Ketel 3 en G020 Ketel 7) minder gebruikt worden en bijgevolg minder emissies hebben. De exploitant berekent in de aanvraag dat door het voorliggend project de totale NOx-emissies met 25% zullen afnemen ten opzichte van de huidige situatie. De andere emissies zullen onveranderd blijven.

-          Overwegende dat het geplande KWO-systeem met 3 stookinstallaties (die afgetoetst zijn aan BBT-principes) een verminderd gebruik van (fossiele) brandstoffen met zich mee brengt, zullen ook de NOx-emissies afnemen, wat een gunstig effect heeft op de milieudiscipline ‘lucht’.

-          De exploitant dient gewezen te worden op de bepalingen in artikel 5.43.2.2 van Vlarem II m.b.t. emissiegrenswaarden en periodieke emissiemetingen die op de nieuwe stookinstallaties (> 300 kW) van toepassing zijn. Voor stookinstallaties met minder dan 100 bedrijfsuren per kalenderjaar zijn er echter geen emissiegrenswaarden van toepassing.

Bodem

Opslag van gevaarlijke producten

In het nieuwe energiegebouw wordt een opslag voorzien van max. 400 kg van corrosie-inhibitiemiddel CORRSHIELD FF4505 (GHS05, GHS07, GHS08, GHS09). De exploitant geeft in bijlage E2 bij de aanvraag aan dat er een lekbak of andere vorm van inkuiping zal voorzien worden voor de opslag van het corrosie-inhibitiemiddel.

KWO-installatie

De exploitant geeft in bijlage E2 bij de aanvraag aan dat alle installaties horende bij het KWO-systeem opgesteld zullen worden boven een industriële vloer.

Aanwezige grondwatervervuilingspluim (mengsel van organische oplosmiddelen) op de site

De site wordt gekenmerkt door een historische bodemverontreiniging door een mengsel van organische oplosmiddelen. Op verschillende plaatsen binnen de grenzen van de site is er grondwaterverontreinigingspluim aanwezig, zo ook ter hoogte van het KWO-gebouw.

AECOM werd door Janssen Pharmaceutica NV aangesteld werd als bodemsaneringsdeskundige. In 2004 werden de saneringswerken, in uitvoering van het conform verklaard bodemsaneringsproject, opgestart. De saneringswerken zijn nog lopende en worden opgevolgd door AECOM. De sanering betreft voornamelijk een grondwatersanering waarbij getracht wordt om alle verontreiniging die stroomafwaarts migreert, te capteren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een grondwatermodel.

In 2003 ontwikkelde AECOM een numeriek grondwatermodel van de aquifer op de locatie van Janssens Pharmaceutica NV te Geel. Dit werd gebruikt voor de selectie en het ontwerp van het saneringssysteem. In 2010 werd dit model door AECOM bijgewerkt en gevalideerd om de voortgang van de sanering te beoordelen en het saneringssysteem te evalueren.

Overwegende dat het grondwater op dit moment nog steeds verontreinigd is en er nog steeds saneringswerken plaatsvinden, is het aangewezen om de gevolgen van het KWO-systeem (ATES) voor de verontreiniging en de lopende sanering te evalueren. Deze evaluatie werd door AECOM uitgevoerd. In 2021 werd het bestaande model opnieuw ontworpen m.b.v. FEFLOW en bijgewerkt om de hydraulica van de watervoerende lagen van februari 2021 te simuleren. Dit model werd, na verificatie, gebruikt om de toekomstige stroming, het transport van verontreinigende stoffen en de thermische omstandigheden in verband met de werking van het nieuwe ATES-systeem te simuleren. De resultaten van deze simulatie werden verwerkt in de hydrogeologische studie in bijlage RH_hydrogeologische studie bij de aanvraag.

In de hydrogeologische studie wordt, op basis van de modellering, inclusief de onderliggende aannames, niet verwacht dat de exploitatie van het geplande ATES-systeem aanzienlijke gevolgen zal hebben voor het bestaande grondwatersaneringssysteem en speciale beschermingszones.

-          Op basis van de conclusies in de hydrogeologische studie lijkt het KWO-systeem geen aanzienlijke effecten m.b.t. bodem- en grondwaterverontreiniging te genereren (geen verplaatsing grondwaterverontreinigingspluim); het KWO-systeem lijkt bijgevolg aanvaardbaar.

Energie

De vestiging van Janssen Pharmaceutica te Geel is een energie-intensieve vestiging (VER-bedrijf). De vestiging te Geel is toegetreden tot de energiebeleidsovereenkomst voor de periode 2023-2026 (bewijs hiervan in bijlage C6.8 van de aanvraag).

Overwegende dat de gevraagde verandering op zich gepaard gaat met een finaal energiegebruik van ten minste 10 TJ, voegde de exploitant een energiestudie in bijlage C6.7 van de aanvraag. Deze energiestudie werd uitgevoegd door energiedeskundigen van SWECO in opdracht van Janssen Pharmaceutica NV. In de energiestudie lijkt de exploitant op voldoende wijze aan te tonen dat de in bedrijf te stellen inrichting de meest energie-efficiënte inrichting is die economische haalbaar is, m.a.w. dat er gewerkt wordt met de Best Beschikbare Technieken (BBT).

Overwegende dat het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEA) als adviesverlenende instantie optreedt (beoordeling energiestudie) en gelet op hun expertise ter zake, lijkt het aangewezen om dit advies bij te treden.

Veiligheid

De exploitant diende bij het Team Externe Veiligheid van het departement Omgeving een gemotiveerd verzoek in om, naar aanleiding van een vergunningsaanvraag voor een verandering van een vergunde inrichting, geen bijwerking te moeten doen van een al voor deze inrichting goedgekeurd omgevingsveiligheidsrapport (OVR/16/13 dd. 27/03/2017). Deze mogelijkheid is, onder voorwaarden, voorzien in het decreet Algemeen Milieubeleid (DABM).

Aan het gemotiveerd verzoek is een veiligheidsnota toegevoegd, opgesteld door een erkende VR-deskundige. De gevraagde wijzigingen hebben betrekking op de realisatie van een koude-warmte-opslag-systeem waarvan drie warmtepompen/koelmachines deel uit maken. Elk van deze bevatten 50 kg ammoniak als koelmiddel. De geplande warmtepompen bevinden zich op meer dan 140 m van de meest nabije bedrijfsgrens en zijn samen ondergebracht in een machinekamer. Door de gevraagde wijzigingen wordt de inventaris Seveso-stoffen volgens Seveso III (Tabel B3.1) als volgt aangepast: watervrije ammoniak (met naam genoemde stof 35) van 4,75 ton naar 4,9 ton.

Het Team Externe Veiligheid concludeert dat de veiligheidsnota correct en volledig is en kende volgend nummer toe aan de veiligheidsnota: “VN/23/03 – OVR/16/13”. Het Team Externe Veiligheid is van oordeel dat de geplande veranderingen op zich geen bijkomend aanzienlijk extern mensrisico en geen bijkomend aanzienlijk milieurisico inhouden ten opzichte van het risicopotentieel beschreven in OVR/16/13 (incl. veiligheidsnota’s en kleinere projecten). Het Team Externe Veiligheid staat de afwijking, zoals bedoeld in artikel 4.5.1 van het DABM toe. Dit betekent dat er, voor de beschreven verandering van inrichting, geen bijwerking van het reeds voor deze inrichting goedgekeurd omgevingsveiligheidsrapport moet worden opgesteld.

Gelet op hun expertise ter zake, lijkt het aangewezen om de conclusies van het Team Externe Veiligheid, m.n. dat de geplande veranderingen op zich geen bijkomend aanzienlijk extern mensrisico en geen bijkomend aanzienlijk milieurisico inhouden ten opzichte van het risicopotentieel beschreven in het eerder goedgekeurd omgevingsveiligheidsrapport (OVR/16/13), bij te treden.

Geluid

De exploitant geeft in bijlage E5 bij de aanvraag aan dat voor elk nieuw project een akoestische evaluatie uitgevoerd wordt vanaf het moment van ontwerp tot na de realisatie. Indien er een impact is om het omgevingsgeluid, evalueert de procesexpert geluid van de preventiedienst of er een geluidstudie dient uitgevoerd te worden door een externe geluidsdeskundige. Indien nodig, worden akoestisch reducerende maatregelen voorgesteld om de impact naar de omgeving te beperken en aan de wetgeving te voldoen.

De exploitant verwacht ten gevolge van de gevraagde veranderingen geen aanzienlijke effecten op geluid of trillingen, gelet op de aard van de geluidsbronnen en overwegende dat de installaties akoestisch afgeschermd worden door het energiegebouw waarbinnen ze geplaatst zullen worden. Dit lijkt aanneembaar.

Conclusie milieutechnische beoordeling

Overwegende dat IOK en de dienst vergunningen van de stad Geel niet over de hydrogeologische gegevens beschikken die noodzakelijk zijn om de mogelijke gevolgen van de grondwaterwinning voor de bodem en de watervoerende lagen op een voldoende onderbouwde wijze te kunnen beoordelen, dient het advies van VMM, die wel over de nodige expertise beschikt, gevolgd te worden.

Wat betreft de discipline ‘energie’ lijkt het aangewezen om het advies van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEA) bij te treden.

Met betrekking tot de overige onderzochte milieutechnische aspecten in voorliggende beoordeling en op basis van de gegevens in de aanvraag lijkt gesteld te kunnen worden dat er geen indicaties zijn tot het verlenen van een negatief advies.

Het lijkt echter wel aangewezen om volgende randvoorwaarde op te leggen bij eventuele vergunningverlening: de werkelijke pompcapaciteit (grondwaterwinning) dient beperkt te blijven tot 75 m³/u.

Verder dient de exploitant in de aanvraag te verduidelijken of de organische verontreinigingen die via de 4 warme/koude bronnen opgepompt kunnen/zullen worden, via de WZI zullen/kunnen afgebroken en gezuiverd worden.

Ten slotte lijkt het aangewezen om de exploitant te wijzen op de bepalingen in artikel 5.43.2.2 van Vlarem II m.b.t. emissiegrenswaarden en periodieke emissiemetingen die op de nieuwe stookinstallaties (> 300 kW) van het KWO-systeem van toepassing zijn. Voor stookinstallaties met minder dan 100 bedrijfsuren per kalenderjaar zijn er echter geen emissiegrenswaarden van toepassing.


Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening

Toetsing aan de beoordelingsgronden van artikel 4.3.1§2 van VCRO:

 

Functionele inpasbaarheid

Het betreft het oprichten van een KWO-gebouw op een industriële site. Het gebouw is inpasbaar.

 

Mobiliteitsimpact

De impact van de mobiliteit is beperkt.

 

Schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid

De nieuwe verhardingen worden aangelegd in hetzelfde materiaal als de reeds aanwezige verhardingen. Om de toegangen die minder frequent gebruikt worden bereikbaar te maken zijn er grasdallen voorzien.

 

Visueel-vormelijke elementen

Voor het KWO-gebouw wordt er opnieuw gekozen voor witte kleuren om het gebouw te laten aansluiten bij de bestaande gebouwen op de site. De materialen sluiten dan weer aan bij het industriële karakter van de site.

Er wordt gekozen om de plint in silex panelen te maken met als resultaat een robuuste uitstraling waarin de nodige openingen voor poorten en toegangen worden voorzien. Boven deze plint wordt er gewerkt met isolerende sandwichpanelen en met licht-doorlatende kunststof panelen.

Het buitenschrijnwerk en dakrand worden voorzien in aluminium; ral 9010 (wit).

 

De constructie bevindt zich tussen de bestaande constructies op de site. Hierdoor is er geen visueel impact op de omgeving.

 

Cultuurhistorische aspecten

Niet van toepassing.

 

Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid

Naast de beperkte hinder tijdens de bouwwerken wordt er geen verdere hinder verwacht.

 

Conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening.

 

Resultaten openbaar onderzoek

Het openbaar onderzoek werd gehouden  van 21 april 2023 tot en met 21 mei 2023. Naar aanleiding van het openbaar onderzoek werden er geen bezwaarschriften ontvangen.

 

Bespreking adviezen

De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van de volgende adviezen en beoordeelt deze als volgt:

  • Het advies van INFRABEL, afgeleverd op 17 april 2023 is gunstig.
  • Het advies van Agentschap Wegen en Verkeer, afgeleverd op 4 mei 2023 is voorwaardelijk gunstig.
  • Het advies van Vlaams Energie- en Klimaatagentschap, afgeleverd op 16 mei 2023 is gunstig.
  • Het advies van PETROCHEMICAL PIPELINE SERVICES BV, afgeleverd op 8 mei 2023 is gunstig.
  • Het advies van ELIA ASSET, afgeleverd op 11 mei 2023 is gunstig.
  • Het advies van Interkommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen, afgeleverd op 8 mei is voorwaardelijk gunstig.
  •  Het advies van Openbaar Domein afgeleverd op 23 mei 2023 is gunstig.


Conclusie

Uitgaande van de gegevens opgenomen in het aanvraagdossier, het advies van IOK en rekening houdende met bovenstaande bemerkingen dient deze vergunningsaanvraag voor het onderdeel ‘ingedeelde inrichting of activiteit’ voorwaardelijk gunstig te worden geadviseerd.

De volgende geactualiseerde rubrieken en hoeveelheden worden voorwaardelijk gunstig geadviseerd tot einde 03/06/2025:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

2.1.2.d)1°

De op- en overslag van afvalstoffen die niet aan verwerking verbonden zijn waarvan 8 ton gevaarlijk en 5 ton niet-gevaarlijk bedrijfsafval (Ongewijzigd)

13 ton

2

2.2.3.f)2°

Opslag en biologische behandeling in andere biologische behandelingsinstallaties van niet-gevaarlijke afvalstoffen meer dan 25 m³ (Ongewijzigd)

50

1

3.6.3.3°

Het lozen van bedrijfsafvalwater via een waterzuiveringsinstallatie in de openbare riolering (Ongewijzigd)

125 m³/uur

1

3.6.7.

Het lozen van bedrijfsafvalwater via een waterzuiveringsinstallatie in de openbare riolering (Ongewijzigd)

125 m³/uur

1

6.4.2°

Opslag van brandbare vloeistoffen (Ongewijzigd)

1 037 058 liter

2

6.5.1°

Eén verdeelslang (Ongewijzigd)

1 stuk

3

7.1.2°

Inrichting van productie van chemicaliën (Ongewijzigd)

7800 ton/jaar

2

7.2.

Inrichting voor de productie van farmaceutische basisproducten met een chemisch of biologisch procedé (Ongewijzigd)

11473 ton/jaar

1

7.11.4°

Inrichting voor de productie van farmaceutische basisproducten met een chemisch of biologisch procedé (Ongewijzigd)

11473 ton/jaar

1

12.1.1.2°a)

Diverse generatoren met een totaal elektrisch vermogen van (Ongewijzigd)

3021,3 kVA

2

12.2.2°

Transformatoren met een individueel nominaal vermogen van 8 x 1.600 kVA en 7 x 2.000 kVA (Ongewijzigd)

26800 kVA

2

13.2.1°a)

Inrichtingen voor het conditioneren en verpakken van farmaceutische stoffen met een vermogen van (Ongewijzigd)

181 kW

3

15.1.2°

Stalplaatsen voor bedrijfsvoertuigen (Ongewijzigd)

103 voertuigen

2

15.2.

Werkplaats voor het onderhoud van heftrucks (Ongewijzigd)

1 werkplaats

3

16.3.1°

Koelinstallaties, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een gezamenlijke hoeveelheid van meer dan 2.000 ton CO2-equivalent (Ongewijzigd)

7524,96 ton CO2-eq

1

16.3.2°b)

Uitbreiding met drie warmtepompen met elk een geïnstalleerde totale drijfkracht van 235,5 kW. Totale uitbreiding met 706,50 kW (Verandering)

8833,32 kW

2

16.4.2°

Vulinstallatie voor gasflessen met perslucht (Ongewijzigd)

1 vulinstallatie

2

17.1.2.1.3°

De opslag van gassen in verplaatsbare recipiënten (waarvan 16.110 liter ook ingedeeld in 17.2.2) (Ongewijzigd)

37309 liter

1

17.1.2.2.3°

De opslag van gassen in vaste tanks (32.680 liter + 10.400 liter CO2, 10.000 liter +11.000 liter + 20.400 liter + 35.000 liter N2) (Ongewijzigd)

109480 liter

1

17.2.2.

Uitbreiding met drie warmtepompen die elk 50 kg ammoniak bevatten: Uitbreiding van de met naam genoemde stof watervrije ammoniak met 150 kg (Verandering)

0 ton

1

17.3.1.3°

Opslag van HOBt (Ongewijzigd)

7,2 ton

1

17.3.2.1.1.2°

Opslag van brandstof (Ongewijzigd)

201,4 ton

2

17.3.2.1.2.3°

Opslag van brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen gevarencategorie 3 (Ongewijzigd)

1278,2 ton

1

17.3.2.2.3°b)

Opslag van brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen gevarencategorie 1 en 2 (Ongewijzigd)

3426,36 ton

1

17.3.2.3.3°

Opslag van brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (Ongewijzigd)

1033,2 ton

1

17.3.3.3°

Opslag van oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (Ongewijzigd)

663,8 ton

1

17.3.4.3°

Uitbreiding met opslag van een corrosie-inhibitiemiddel met 0,4 ton (Verandering)

1903,77 ton

1

17.3.5.3°

"Opslag van giftige vloeistoffen en vaste stoffen

" (Ongewijzigd)

1857,79 ton

1

17.3.6.3°

Uitbreiding met opslag van een corrosie-inhibitiemiddel met 0,4 ton (Verandering)

2894,34 ton

1

17.3.7.3°

Uitbreiding met opslag van een corrosie-inhibitiemiddel met 0,4 ton (Verandering)

3027,67 ton

1

17.3.8.3°

Uitbreiding met opslag van een corrosie-inhibitiemiddel met 0,4 ton (Verandering)

2897 ton

1

17.4.

Opslag van gevaarlijke producten in kleine verpakkingen (Ongewijzigd)

2390 liter

3

23.3.1°a)

Opslag van plastic in een gebouw (Ongewijzigd)

170 ton

3

24.2.

Controlelabo's (Ongewijzigd)

4 labo's

3

24.3.

Labo's (Ongewijzigd)

9 labo's

2

29.5.2.1°a)

Inrichting voor het mechanisch behandelen van metalen met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van (Ongewijzigd)

56 kW

3

29.5.5.1°a)

Mobiel metalen opvangrecipIent voor het beitsen met een volume van (Ongewijzigd)

500 liter

3

31.1.3°

Motoren bij noodstroomgeneratoren met een totaal vermogen van 4.740 kW en een tijdelijke noodgenerator met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 550 kW (= vermogen teruggebracht tot 50% wegens minder dan 500 bedrijfsuren per kalenderjaar in werking) tot een totaal thermisch ingangsvermogen van 5.290 kW (Ongewijzigd)

5290 kW

1

33.4.1°a)

Opslag van papier en karton (Ongewijzigd)

60 ton

3

38.3.2°

Opslag van HOBt (Ongewijzigd)

7,2 ton

2

39.1.3°

3 stoomgeneratoren met een individuele inhoud van resp. 28.530 liter, 18.676 liter en 16.000 liter (totaal 63.206 liter) (Ongewijzigd)

63206 liter

2

39.2.1°

2 stoomvaten met een individuele waterinhoud van resp. 2.500 liter en 400 liter (Ongewijzigd)

2900 liter

3

39.2.2°

2 stoomvaten met een individuele waterinhoud van elk 20.000 liter (Ongewijzigd)

40000 liter

2

39.4.1°

Uitbreiding met 5 warmtewisselaars met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van 87, 141, 354 en 2x 367 liter. Uitbreiding van totale inhoud van 1316 liter (Verandering)

4100 liter

3

43.1.3°

Uitbreiding met drie stookinstallaties met elk een nominaal thermisch ingangsvermogen van 2.630 kW. Uitbreiding van het totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 7890 kW (Verandering)

37672 kW

1

43.3.1°

Uitbreiding met drie stookinstallaties met elk een nominaal thermisch ingangsvermogen van 2.630 kW. Uitbreiding van het totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 7,89 MW (Verandering)

43,51 MW

1

43.4.

Uitbreiding met drie stookinstallaties met elk een nominaal thermisch ingangsvermogen van 2.630 kW. Uitbreiding van het totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 7,89 MW (Verandering)

43,51 MW

1

53.2.2°b)2°

Tijdelijke bronbemaling i.f.v. bouwkundige werken voorzien van 24 putten elke 5 m met een maximaal uurdebiet van ca. 20 m³/uur en een jaardebiet van ca. 45.000 m³/jaar (Ongewijzigd)

45000 m³/jaar

2

53.6.2°

Boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinningen die gebruikt worden voor thermische energieopslag in watervoerende lagen, met inbegrip van terugpompingen, met een opgepompt debiet van (Nieuw)

1400000 m³/jaar

1

53.8.3°

Grondwaterwinning, bestaande uit twee putten op respectievelijke diepte van 84 m en 86 m, met een totaal opgepompt debiet van (Ongewijzigd)

300000 m³/jaar

1

59.17.1°

Vervaardigen van geneesmiddelen met een oplosmiddelenverbruik van (Ongewijzigd)

39474 ton/jaar

1

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

  • de vergunningstermijn wordt beperkt tot de duurtijd van de lopende vergunning (tot einde 3/6/2025);
  • Er dient uit het advies van VMM te blijken dat de ligging en de diepte van de grondwaterwinning en het gevraagde max. dag- en jaardebiet aanvaardbaar zijn;
  • De volgende randvoorwaarde wordt opgelegd bij eventuele vergunningverlening: de werkelijke pompcapaciteit (grondwaterwinning) dient beperkt te blijven tot 75 m³/u;
  • de exploitant dient in de aanvraag te verduidelijken of de organische verontreinigingen die via de vier warmte/koude bronnen opgepompt kunnen/zullen worden, via de WZI zullen/kunnen afgebroken en gezuiverd worden;
  • de exploitant dient gewezen te worden op de bepalingen in artikel 5.43.2.2 van Vlarem II m.b.t. emissiegrenswaarden en periodieke emissiemetingen die op de nieuwe stookinstallaties (> 300 kW) van het KWO-systeem van toepassing zijn. Voor stookinstallaties met minder dan 100 bedrijfsuren per kalenderjaar zijn er echter geen emissiegrenswaarden van toepassing;
  • uit het advies van VEA dient te blijken dat het in bedrijf te stellen KWO-systeem de meest energie-efficiënte inrichting is die economische haalbaar is, m.a.w. dat er gewerkt wordt met de Best Beschikbare Technieken (BBT).

indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen.


Stedenbouwkundige voorwaarden

  • De bomen mogen enkel geveld worden buiten het broedseizoen (dat loopt van 1 april–15 juli);
  • Bij het vellen dient de uitvoerder de nodige veiligheidsmaatregelen in acht te nemen. Voor meer info, zie: https://www.ecopedia.be/artikel/veilig-werken-met-de-motorzaag-0;
  • In het kader van de zorgplicht (art. 14 van het natuurdecreet) wordt gevraagd om ter compensatie  standplaatsgeschikte inheemse bomen aan te planten. Een overzicht met geschikte bomen is terug te vinden op de website https://bomenwijzer.be/zoeken. Om enkel de inheemse bomen te zien, klik onderaan op [+] Ecologie en vink vervolgens “Ja, de boom moet inheems in Vlaanderen zijn” aan. Uit de bodemkaart blijkt dat bodem “vochtig zand” is. Dit aspect dient meegenomen in de bomenwijzer om te komen tot standplaatsgeschikte bomen. Het aantal bomen dat dient aangeplant is afhankelijk van de grootte van de gerooide bomen. Hierbij wordt gestreefd  naar een evenwicht tussen de gerooide bomen en de compenserende aanplant. 
  • De voorkeur gaat uit naar eenzelfde ordegrootte van bomen om te compenseren. Wenst u kleinere bomen aan te planten, dan gelden onderstaande aantallen. De aangeplante bomen hebben een stamomtrek van minstens 12 tot 14cm bij aanplant.

Compensatietabel
 bomenkap

Aan te planten

1° grootte A
 (> 20m)

1° grootte B
 (12-20m)

2° grootte
 (6-12m)

3° grootte
 (< 6m)

Vellen 

1° grootte A (> 20m)

x1

x1

x3

x10

1° grootte B (12-20m)

x1

x1

x2

x5

2° grootte (6-12m)

x1

x1

x1

x2

3° grootte (<6m)

x1

x1

x1

x1

Tabel 1 Compensatietabel bomenkap  

  • Voor het verplichte inheemse karakter van de compenserende aanplant wordt een uitzondering gemaakt voor de zone binnen een straal van 25m rond de vergunde woning en/of bedrijfsgebouw op voorwaarde dat de woning niet gelegen is in volgende stedenbouwkundige bestemmingen: groengebied, parkgebied, buffergebied en bosgebied of de boom deel uitmaakt van een voorwaarde uit een eerder afgeleverde vergunning. Bovendien moet de vergunde woning bewoond zijn en/of het bedrijfsgebouw moet in gebruik zijn. 
  • De compenserende aanplant dient gerealiseerd op het perceel waarop de aanvraag betrekking heeft. 
  • De aanplant vindt plaats tijdens het eerstvolgende plantseizoen (dat loopt van 1/11 tot 1/03), volgend op de uitvoering van de werken die het onderwerp uitmaken van de aanvraag. 
  • Bij het aanplanten van hoogstammige bomen, dienen de afstandsregels gerespecteerd. 
  • Indien de aanplanting niet aanslaat dient deze vervangen tijdens het eerstvolgende groeiseizoen. De verplichting tot heraanplant bij niet aanslaan komt niet te vervallen;
  • De aanvrager dient al het nodige te doen om de compenserende aanplanting te beschermen tegen vraat;
  • De werken dienen uitgevoerd zoals voorzien op de bouwplannen.
  • Voor de start van de werkzaamheden dient een klip melding te gebeuren en de Fetrapi-voorschriften dienen in acht genomen.

 

Lasten

Niet van toepassing

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning voorwaardelijke gunstig te adviseren.


De volgende geactualiseerde rubrieken en hoeveelheden worden voorwaardelijk gunstig geadviseerd:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

2.1.2.d)1°

De op- en overslag van afvalstoffen die niet aan verwerking verbonden zijn waarvan 8 ton gevaarlijk en 5 ton niet-gevaarlijk bedrijfsafval (Ongewijzigd)

13 ton

2

2.2.3.f)2°

Opslag en biologische behandeling in andere biologische behandelingsinstallaties van niet-gevaarlijke afvalstoffen meer dan 25 m³ (Ongewijzigd)

50 m³

1

3.6.3.3°

Het lozen van bedrijfsafvalwater via een waterzuiveringsinstallatie in de openbare riolering (Ongewijzigd)

125 m³/uur

1

3.6.7.

Het lozen van bedrijfsafvalwater via een waterzuiveringsinstallatie in de openbare riolering (Ongewijzigd)

125 m³/uur

1

6.4.2°

Opslag van brandbare vloeistoffen (Ongewijzigd)

1037058 liter

2

6.5.1°

Eén verdeelslang (Ongewijzigd)

1 stuk

3

7.1.2°

Inrichting van productie van chemicaliën (Ongewijzigd)

7800 ton/jaar

2

7.2.

Inrichting voor de productie van farmaceutische basisproducten met een chemisch of biologisch procedé (Ongewijzigd)

11473 ton/jaar

1

7.11.4°

Inrichting voor de productie van farmaceutische basisproducten met een chemisch of biologisch procedé (Ongewijzigd)

11473 ton/jaar

1

12.1.1.2°a)

Diverse generatoren met een totaal elektrisch vermogen van (Ongewijzigd)

3021,3 kVA

2

12.2.2°

Transformatoren met een individueel nominaal vermogen van 8 x 1.600 kVA en 7 x 2.000 kVA (Ongewijzigd)

26800 kVA

2

13.2.1°a)

Inrichtingen voor het conditioneren en verpakken van farmaceutische stoffen met een vermogen van (Ongewijzigd)

181 kW

3

15.1.2°

Stalplaatsen voor bedrijfsvoertuigen (Ongewijzigd)

103 voertuigen

2

15.2.

Werkplaats voor het onderhoud van heftrucks (Ongewijzigd)

1 werkplaats

3

16.3.1°

Koelinstallaties, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een gezamenlijke hoeveelheid van meer dan 2.000 ton CO2-equivalent (Ongewijzigd)

7524,96 ton CO2-eq

1

16.3.2°b)

Uitbreiding met drie warmtepompen met elk een geïnstalleerde totale drijfkracht van 235,5 kW. Totale uitbreiding met 706,50 kW (Verandering)

8833,32 kW

2

16.4.2°

Vulinstallatie voor gasflessen met perslucht (Ongewijzigd)

1 vulinstallatie

2

17.1.2.1.3°

De opslag van gassen in verplaatsbare recipiënten (waarvan 16.110 liter ook ingedeeld in 17.2.2) (Ongewijzigd)

37309 liter

1

17.1.2.2.3°

De opslag van gassen in vaste tanks (32.680 liter + 10.400 liter CO2, 10.000 liter +11.000 liter + 20.400 liter + 35.000 liter N2) (Ongewijzigd)

109480 liter

1

17.2.2.

Uitbreiding met drie warmtepompen die elk 50 kg ammoniak bevatten: Uitbreiding van de met naam genoemde stof watervrije ammoniak met 150 kg (Verandering)

0 ton

1

17.3.1.3°

Opslag van HOBt (Ongewijzigd)

7,2 ton

1

17.3.2.1.1.2°

Opslag van brandstof (Ongewijzigd)

201,4 ton

2

17.3.2.1.2.3°

Opslag van brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen gevarencategorie 3 (Ongewijzigd)

1278,2 ton

1

17.3.2.2.3°b)

Opslag van brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen gevarencategorie 1 en 2 (Ongewijzigd)

3426,36 ton

1

17.3.2.3.3°

Opslag van brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (Ongewijzigd)

1033,2 ton

1

17.3.3.3°

Opslag van oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (Ongewijzigd)

663,8 ton

1

17.3.4.3°

Uitbreiding met opslag van een corrosie-inhibitiemiddel met 0,4 ton (Verandering)

1903,77 ton

1

17.3.5.3°

"Opslag van giftige vloeistoffen en vaste stoffen

" (Ongewijzigd)

1857,79 ton

1

17.3.6.3°

Uitbreiding met opslag van een corrosie-inhibitiemiddel met 0,4 ton (Verandering)

2894,34 ton

1

17.3.7.3°

Uitbreiding met opslag van een corrosie-inhibitiemiddel met 0,4 ton (Verandering)

3027,67 ton

1

17.3.8.3°

Uitbreiding met opslag van een corrosie-inhibitiemiddel met 0,4 ton (Verandering)

2897 ton

1

17.4.

Opslag van gevaarlijke producten in kleine verpakkingen (Ongewijzigd)

2390 liter

3

23.3.1°a)

Opslag van plastic in een gebouw (Ongewijzigd)

170 ton

3

24.2.

Controlelabo's (Ongewijzigd)

4 labo's

3

24.3.

Labo's (Ongewijzigd)

9 labo's

2

29.5.2.1°a)

Inrichting voor het mechanisch behandelen van metalen met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van (Ongewijzigd)

56 kW

3

29.5.5.1°a)

Mobiel metalen opvangrecipIent voor het beitsen met een volume van (Ongewijzigd)

500 liter

3

31.1.3°

Motoren bij noodstroomgeneratoren met een totaal vermogen van 4.740 kW en een tijdelijke noodgenerator met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 550 kW (= vermogen teruggebracht tot 50% wegens minder dan 500 bedrijfsuren per kalenderjaar in werking) tot een totaal thermisch ingangsvermogen van 5.290 kW (Ongewijzigd)

5290 kW

1

33.4.1°a)

Opslag van papier en karton (Ongewijzigd)

60 ton

3

38.3.2°

Opslag van HOBt (Ongewijzigd)

7,2 ton

2

39.1.3°

3 stoomgeneratoren met een individuele inhoud van resp. 28.530 liter, 18.676 liter en 16.000 liter (totaal 63.206 liter) (Ongewijzigd)

63206 liter

2

39.2.1°

2 stoomvaten met een individuele waterinhoud van resp. 2.500 liter en 400 liter (Ongewijzigd)

2900 liter

3

39.2.2°

2 stoomvaten met een individuele waterinhoud van elk 20.000 liter (Ongewijzigd)

40000 liter

2

39.4.1°

Uitbreiding met 5 warmtewisselaars met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van 87, 141, 354 en 2x 367 liter. Uitbreiding van totale inhoud van 1316 liter (Verandering)

4100 liter

3

43.1.3°

Uitbreiding met drie stookinstallaties met elk een nominaal thermisch ingangsvermogen van 2.630 kW. Uitbreiding van het totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 7890 kW (Verandering)

37672 kW

1

43.3.1°

Uitbreiding met drie stookinstallaties met elk een nominaal thermisch ingangsvermogen van 2.630 kW. Uitbreiding van het totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 7,89 MW (Verandering)

43,51 MW

1

43.4.

Uitbreiding met drie stookinstallaties met elk een nominaal thermisch ingangsvermogen van 2.630 kW. Uitbreiding van het totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 7,89 MW (Verandering)

43,51 MW

1

53.2.2°b)2°

Tijdelijke bronbemaling i.f.v. bouwkundige werken voorzien van 24 putten elke 5 m met een maximaal uurdebiet van ca. 20 m³/uur en een jaardebiet van ca. 45.000 m³/jaar (Ongewijzigd)

45000 m³/jaar

2

53.6.2°

Boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinningen die gebruikt worden voor thermische energieopslag in watervoerende lagen, met inbegrip van terugpompingen, met een opgepompt debiet van (Nieuw)

1400000 m³/jaar

1

53.8.3°

Grondwaterwinning, bestaande uit twee putten op respectievelijke diepte van 84 m en 86 m, met een totaal opgepompt debiet van (Ongewijzigd)

300000 m³/jaar

1

59.17.1°

Vervaardigen van geneesmiddelen met een oplosmiddelenverbruik van (Ongewijzigd)

39474 ton/jaar

1


Bijzondere milieuvoorwaarden

  • de vergunningstermijn wordt beperkt tot de duurtijd van de lopende vergunning (tot einde 3/6/2025);
  • Er dient uit het advies van VMM te blijken dat de ligging en de diepte van de grondwaterwinning en het gevraagde max. dag- en jaardebiet aanvaardbaar zijn;
  • De volgende randvoorwaarde wordt opgelegd bij eventuele vergunningverlening: de werkelijke pompcapaciteit (grondwaterwinning) dient beperkt te blijven tot 75 m³/u;
  • de exploitant dient in de aanvraag te verduidelijken of de organische verontreinigingen die via de vier warmte/koude bronnen opgepompt kunnen/zullen worden, via de WZI zullen/kunnen afgebroken en gezuiverd worden;
  • de exploitant dient gewezen te worden op de bepalingen in artikel 5.43.2.2 van Vlarem II m.b.t. emissiegrenswaarden en periodieke emissiemetingen die op de nieuwe stookinstallaties (> 300 kW) van het KWO-systeem van toepassing zijn. Voor stookinstallaties met minder dan 100 bedrijfsuren per kalenderjaar zijn er echter geen emissiegrenswaarden van toepassing;
  • uit het advies van VEA dient te blijken dat het in bedrijf te stellen KWO-systeem de meest energie-efficiënte inrichting is die economische haalbaar is, m.a.w. dat er gewerkt wordt met de Best Beschikbare Technieken (BBT).

indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen.

Stedenbouwkundige voorwaarden

  • De bomen mogen enkel geveld worden buiten het broedseizoen (dat loopt van 1 april–15 juli);
  • Bij het vellen dient de uitvoerder de nodige veiligheidsmaatregelen in acht te nemen. Voor meer info, zie: https://www.ecopedia.be/artikel/veilig-werken-met-de-motorzaag-0;
  • In het kader van de zorgplicht (art. 14 van het natuurdecreet) wordt gevraagd om ter compensatie  standplaatsgeschikte inheemse bomen aan te planten. Een overzicht met geschikte bomen is terug te vinden op de website https://bomenwijzer.be/zoeken. Om enkel de inheemse bomen te zien, klik onderaan op [+] Ecologie en vink vervolgens “Ja, de boom moet inheems in Vlaanderen zijn” aan. Uit de bodemkaart blijkt dat bodem “vochtig zand” is. Dit aspect dient meegenomen in de bomenwijzer om te komen tot standplaatsgeschikte bomen. Het aantal bomen dat dient aangeplant is afhankelijk van de grootte van de gerooide bomen. Hierbij wordt gestreefd  naar een evenwicht tussen de gerooide bomen en de compenserende aanplant. 
  • De voorkeur gaat uit naar eenzelfde ordegrootte van bomen om te compenseren. Wenst u kleinere bomen aan te planten, dan gelden onderstaande aantallen. De aangeplante bomen hebben een stamomtrek van minstens 12 tot 14cm bij aanplant.

Compensatietabel
 bomenkap

Aan te planten

1° grootte A
 (> 20m)

1° grootte B
 (12-20m)

2° grootte
 (6-12m)

3° grootte
 (< 6m)

Vellen 

1° grootte A (> 20m)

x1

x1

x3

x10

1° grootte B (12-20m)

x1

x1

x2

x5

2° grootte (6-12m)

x1

x1

x1

x2

3° grootte (<6m)

x1

x1

x1

x1

Tabel 1 Compensatietabel bomenkap  

  • Voor het verplichte inheemse karakter van de compenserende aanplant wordt een uitzondering gemaakt voor de zone binnen een straal van 25m rond de vergunde woning en/of bedrijfsgebouw op voorwaarde dat de woning niet gelegen is in volgende stedenbouwkundige bestemmingen: groengebied, parkgebied, buffergebied en bosgebied of de boom deel uitmaakt van een voorwaarde uit een eerder afgeleverde vergunning. Bovendien moet de vergunde woning bewoond zijn en/of het bedrijfsgebouw moet in gebruik zijn. 
  • De compenserende aanplant dient gerealiseerd op het perceel waarop de aanvraag betrekking heeft. 
  • De aanplant vindt plaats tijdens het eerstvolgende plantseizoen (dat loopt van 1/11 tot 1/03), volgend op de uitvoering van de werken die het onderwerp uitmaken van de aanvraag. 
  • Bij het aanplanten van hoogstammige bomen, dienen de afstandsregels gerespecteerd. 
  • Indien de aanplanting niet aanslaat dient deze vervangen tijdens het eerstvolgende groeiseizoen. De verplichting tot heraanplant bij niet aanslaan komt niet te vervallen;
  • De aanvrager dient al het nodige te doen om de compenserende aanplanting te beschermen tegen vraat;
  • De werken dienen uitgevoerd zoals voorzien op de bouwplannen.
  • Voor de start van de werkzaamheden dient een klip melding te gebeuren en de Fetrapi-voorschriften dienen in acht genomen.