UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 3 mei + 50 dagen = 22 juni
Op 27 februari 2023 verleende het college van burgemeester en schepenen een omgevingsvergunning aan de heren Bens Walter en Bens Peter voor de gedeeltelijke ophoging van een perceel landbouwgrond gelegen Hollandsebaan, sectie K nr. 1000 a.
Dienst Integraal Waterbeleid verleende een ongunstig advies dat door de dienst Vergunningen werd gevolgd en ook een ongunstig advies verleende. Dienst Openbaar Domein volgde eveneens het ongunstig advies van Dienst Integraal Waterbeleid.
Tegen hogervermelde omgevingsvergunning werd nu bij de deputatie beroep ingesteld door de leidend ambtenaar van het departement Omgeving.
Het departement Omgeving haalt in haar beroepschrift volgende motivering aan voor het hoger beroep:
“Ik kan niet akkoord gaan met de argumentatie van het college van burgemeester en schepenen van Geel met betrekking tot de watertoets.
Deze watertoets is een onderzoek naar de schadelijke effecten op het watersysteem en houdt hier onvoldoende rekening met mogelijke (fluviale) overstromingsrisico’s. In het decreet staat dat als de nadelige effecten als gevolg van de waterkwantiteit voor de mens , de natuur of voor de economie zo significant zijn dat er geen aanvaardbare remedie (dus maatregelen voor herstel of compensatie) mogelijk is, de vergunning moet geweigerd worden. Het wateradvies dient een beschrijving van het watersysteem te omvatten, een afstemming met het bekkenbeheerplan, een afstemming met de doelstellingen en beginselen van het decreet integraal waterbeleid en als dat relevant is, een set van maatregelen om schadelijke effecten te vermijden.
Een correcte afweging is mijn inziens onvoldoende gebeurd. Het college probeert tegemoet te komen aan het ongunstige advies van de waterbeheerder door het opleggen van voorwaarden. Het is echter niet duidelijk of de voorgestelde aanpassingen voldoende tegemoet komen aan het ongunstige advies (“een langgerekte, oppervlakkige, komvormige verlaging langsheen de westrand van het perceel ervoor kunnen zorgen dat het hemelwater niet zomaar in de grachten terecht kan komen en kan afgevoerd worden.”).
Artikel 4.3.1. VCRO stelt dat een vergunning wordt geweigerd: “§ 1. 4° in de gevallen waarin overeenkomstig artikel 1.3.1.1, van het decreet betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018 geen vergunning kan worden afgeleverd;”
Ik ben besluitend dan ook van oordeel dat deze aanvraag onder deze vorm niet voor vergunning in aanmerking komt.”
De dienst Vergunningen is van oordeel dat voor zover de vergunningsaanvragers geen concreet voorstel doen van milderende maatregelen die zij zullen nemen en die door de bevoegde diensten als afdoende worden beschouwd, het eerder uitgebracht ongunstig advies ook in de beroepsprocedure dient behouden.
Dit advies is gebaseerd op het advies van de Dienst Integraal waterbeleid die immers stelt:
De (beperkte) ophogingen zijn niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied. Ze zullen echter wel zorgen voor een versnelde afvoer van hemelwater naar de grachten en naar de vallei van de Rijloop en de Grote Nete die al te kampen heeft met wateroverlast.
Het is belangrijk om ook buiten het overstromingsgevoelig gebied water de kans te geven te infiltreren om wateroverlast en al te zeer uitdrogen van de bodem te voorkomen. Hierdoor is het nodig, bij dergelijke projecten hiervoor milderende maatregelen te implementeren. In dit geval zou een langgerekte, oppervlakkige, komvormige verlaging langsheen de westrand van het perceel ervoor kunnen zorgen dat het hemelwater niet zomaar in de grachten terecht kan komen en kan afgevoerd worden. In deze verlaging zou het afstromende hemelwater de tijd kunnen krijgen te infiltreren terwijl de rest van het perceel droger blijft door de beperkte reliëfwijziging.
Omdat een dergelijke milderende maatregel momenteel niet voorzien is, kan het project momenteel niet gunstig geadviseerd worden.
De dienst adviseert daarom ongunstig aangezien het schadelijk effect niet kan worden voorkomen of beperkt door het opleggen van voorwaarden, waardoor de aanvraag niet verenigbaar is met het watersysteem en art. 1.2.2 van het decreet integraal waterbeleid. Het is aan de vergunningsaanvragers om zelf maatregelen te voorzien in het voorliggend project, zoals gesuggereerd door de dienst integraal waterbeleid waarbij in concreto wordt aangetoond op welke wijze deze maatregelen de te voorziene schadelijke effecten kunnen vermijden of opvangen. Deze laatste zal vervolgens beoordelen of deze voorgestelde maatregelen toereikend zijn en haar advies daarop afstemmen.
Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van het beroepschrift.
Het college van burgemeester en schepenen volgt het advies van de dienst en verleent bijgevolg ongunstig advies voor de gedeeltelijke ophoging van een perceel landbouwgrond langs Hollandsebaan, sectie K nr. 1000 a. en dit om volgende redenen: