UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 04/07/2023
Verslag van de omgevingsambtenaar
Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2023051257
Dossiernummer gemeente: 202300168
De gemeente Geel heeft op 15 april 2023 een aanvraag ontvangen voor het oprichten van een garage en een stalling voor weidedieren. De aanvraag werd op 5 mei 2023 volledig en ontvankelijk verklaard.
Gegevens van de aanvrager
mevrouw Karolien Nuydens met als contactadres Herentalsedijk 21 te 2440 Geel en de heer Seppe Proost met als contactadres Herentalsedijk 21 te 2440 Geel
Gegevens van de ligging
Administratieve ligging: Herentalsedijk 21
Kadastrale ligging: afdeling 4 sectie D nr. 83B3
Verslag
1. Stedenbouwkundige basisgegevens
Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.
De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:
woongebied met landelijk karakter
de woongebieden met een landelijk karakter zijn bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven;
agrarisch gebied
De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.
Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :
De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.
Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :
De aanvraag is volgens het ruimtelijk uitvoeringsplan RUP zonevreemde woningen goedgekeurd op 29 januari 2009gelegen in overdruk zonevreemde woningen II
De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling
Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag
De aanvraag is gesitueerd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het ruimtelijke uitvoeringsplan.
Overeenstemming met dit plan
De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.
Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen
Niet van toepassing.
Verordeningen
gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.
gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.
algemene bouwverordening inzake weekendverblijven goedgekeurd op 8 juli 2005.
gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.
algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.
gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.
gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen goedgekeurd op 12 mei 2012.
2. Historiek
Volgende vergunningen en/of weigeringen werden verleend:
• Oud dossier VLAREM (1971/A/01714) voor mazouttank - GEEN BESLISSING op .
• Stedenbouwkundige vergunning (04632) voor nieuwbouw eengezinswoning - goedgekeurd op 07/10/1969.
• Stedenbouwkundige vergunning (2017/00393) voor het slopen van de bestaande constructies en de nieuwbouw van een vrijstaande eengezinswoning - goedgekeurd op 08/01/2018.
3. Beschrijving van de omgeving en de aanvraag
De aanvraag volgens de architect
Bouwen van een garage. Bouwen van een tijdelijke stal voor weidedieren (paard).
De aanvraag bestaat in het bijbouwen van een garage en een tijdelijke stalling voor weidedieren. De garage is 11,00 m x 6,80 m (oppervlakte 74,80 m2). De kroonlijsthoogte is 3,00 m, de nokhoogte is 6,00 m. De garage zal gebruikt worden als standplaats voor de auto, en ook als tuin- en fietsenbergplaats. De garage wordt opgericht op 4,00 m van de linker perceelsgrens en binnen de zone voor bijgebouwen (op 35,57 m achter de rooilijn, en op 3,00 m van het agrarisch gebied).
De tijdelijke stalling voor weidedieren wordt opgericht in de agrarische zone, gelegen op 50 m achter de rooilijn, en op 4,00 m van de linker perceelsgrens. De afmetingen zijn 11,00 m x 4,00 m (oppervlakte 44 m2). De gebruikte materialen zijn eenvoudig te demonteren. Er wordt gebruik gemaakt van hout, en de dakbedekking uit zwarte geprofileerde metalen pannen. De kroonlijsthoogte is 3,00 m, de nokhoogte 3,50 m. Deze tijdelijke stalling heeft naast de stalruimte ook een ruimte voor hooiopslag en een bergplaats. De tijdelijke stalling wordt gebruikt voor het houden van een paard (hobbydier).
Het ontwerp
Deze aanvraag stelt de oprichting voor van een garage en een stalling voor weidedieren bij een vergunde woning.
De garage wordt ingeplant in de strook voor binnenplaatsen en tuinen op 4 meter van de linker perceelsgrens en binnen de eerste 47 meter gemeten vanaf de rooilijn.
De stalling voor weidedieren wordt ingeplant op 50 m achter de rooilijn en op 4 meter van de linker perceelsgrens
De garage is 11 meter breed en heeft een diepte van 6,80 meter. De gevelhoogte is 3 meter, de nokhoogte bedraagt 6 meter.
De garage met een oppervlakte van 74,80 m² wordt opgericht in rood-bruin genuanceerde bakstenen en voor de dakbedekking worden zwarte pannen voorzien.
De stalling voor weidedieren is 11 meter breed en heeft een diepte van 4 meter. De gevelhoogte is 3,00 meter, het hoogste punt bedraagt 3,50 meter.
De stalling met een oppervlakte van 44 m² wordt opgericht in makkelijk te verwijderen materialen. De gevels van de stalling worden afgewerkt met een verticale houten beplanking en voor de dakbedekking worden zwarte metalen dakpannen voorzien.
4. Openbaar onderzoek
De aanvraag werd getoetst aan de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.
De aanvraag moet niet openbaar gemaakt worden. De vereenvoudigde vergunningsprocedure wordt gevolgd.
5. Adviezen
Op 26 juni 2023 werd het advies ontvangen van Deputatie Dienst Integraal Waterbeleid.
Zie advies in bijlage.
Advies: volledig gunstig
Op 2 juni 2023 werd het advies ontvangen van Departement Landbouw en Visserij (hoofdbestuur)
Zie bijlage
Advies: voorwaardelijk gunstig
6. Project-MER
Niet van toepassing.
7. Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen
Planologische toets
Woongebieden met landelijk karakter zijn in hoofdzaak bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven. Zowel bewoning als landbouw zijn bijgevolg de hoofdbestemmingen van het gebied, en beide bestemmingen staan er op gelijke voet.
en achterliggend
De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op te minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden (artikel 11 van het Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen).
Wegenis
Het perceel is gelegen langsheen een gemeenteweg (Herentalsedijk).
Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie «wonen», «verblijfsrecreatie», dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, «gemeenschapsvoorzieningen» of «openbare nutsvoorzieningen», kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.
§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken. Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.
§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.
§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :
1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;
2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;
3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.
Watertoets
Overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 gecoördineerd op 15 juni 2018 betreffende het integraal waterbeleid dient de aanvraag onderworpen te worden aan de watertoets. Het Besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 (BS 31 oktober 2006) en latere wijzigingen stelt nadere regels vast voor de toepassing van de watertoets. De aanvraag werd getoetst aan het watersysteem, aan de doelstellingen van artikel 1.2.2 van het decreet integraal waterbeleid, en aan de bindende bepalingen van het bekkenbeheerplan.
Het perceel gelegen te Geel, Afdeling 4, Sectie D, nr. 83B3 stroomt deels af naar de Katersbergenloop, een (on)bevaarbare waterloop (van 2de categorie). De locatie is volgens de watertoetskaarten niet overstromingsgevoelig.
Mogelijke schadelijke effecten voor het water zouden kunnen ontstaan door wijziging van de kwaliteit van het oppervlaktewater of het grondwater, wijziging van infiltratie naar het grondwater, wijziging van de grondwatervoorraden en het grondwaterstromingspatroon, wijziging van het overstromingsregime, het afvoergedrag of de structuurkwaliteit van de waterloop, en wijziging van waterafhankelijke natuur.
De aanvraag is niet gelegen in signaalgebied
Het project voldoet aan de gewestelijke stedenbouwkundige hemelwaterverordening.
Er advies gevraagd aan Provincie Antwerpen Dienst Integraal Waterbeleid. Er werd op 26/06/2023 een voorwaardelijk gunstig advies ref. WAAD-2023-1439 ontvangen (zie bijlage). Er wordt naar dit advies verwezen.
Als gevolg van het project worden er geen significante negatieve effecten op het watersysteem verwacht. Het project wordt bijgevolg gunstig geadviseerd en is in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen van het decreet integraal waterbeleid.
Voorwaarden:
Waterkwantiteit: vasthouden > bergen > afvoeren
Niet functionele verharde oppervlakten moeten vermeden worden. Eventuele verharding is bij voorkeur waterdoorlatend. Het dakwater moet zoveel mogelijk hergebruikt worden (als toiletspoeling, waswater, beregening, … ). Het overige afstromende hemelwater (niet doorlaatbare verharde oppervlakten, overloop regenwaterput, …) moet worden geïnfiltreerd en/of – wanneer de bodem geen of slechts beperkte infiltratie toelaat - gebufferd. Slechts een zeer beperkte hoeveelheid mag worden afgevoerd. Er moet minstens voldaan zijn aan de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater.
Riolering: voorkomen > scheiden > zuiveren
Het is verboden huishoudelijk afvalwater te lozen in de RegenWaterAfvoerleiding en regenwater in de DroogWeerAfvoerleiding. Het is uiteraard verboden huishoudelijk afvalwater te lozen in een oppervlaktewater als er kan aangesloten worden op DroogWeerAfvoerleiding. De lozing van huishoudelijk afvalwater in de gewone oppervlaktewateren of in de kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater moet voldoen aan de voorwaarden opgenomen in deel 4 van Vlarem II.”
Wijziging > infiltratie naar het grondwater
Vermijden van afstroom van hemelwater. Ondoorlatende verhardingen wateren af naar de naastliggende groenzones voor infiltratie op eigen terrein. Om infiltratie op eigen terrein te behouden, dient de groenzone minimaal 25% van de verharde oppervlakte te bedragen. De groenzone moet horizontaal liggen of uitgewerkt worden met een lichte maaiveldverlaging.
Verhardingen moeten maximaal waterdoorlatend zijn. Waterdoorlatende verharding dient te worden aangelegd onder een helling van minder dan 0,5% op een waterdoorlatende funderingslaag. Alle lagen dienen een minimale doorlatendheid van 5.4*10-5m/s te hebben. Bovendien mogen er geen afvoerkolken worden voorzien. Steenslagfundering moet conform Standaardbestek 250 voor waterdoorlatende verhardingen aangelegd worden. Indien dit niet het geval is, dienen deze oppervlaktes meegenomen te w
Hemelwaterput en hergebruik. De aanvraag voorziet om de dakoppervlakte aan te sluiten op een hemelwaterput van 7500 liter, die zou overlopen naar een infiltratiekom. Het opgevangen hemelwater wordt herbruikt voor een buitenkraan. Het hergebruik van hemelwater d.m.v. een pomp en apart leidingscircuit.
Infiltratie, om effectief te zijn en drainage van het grondwater te vermijden dient de infiltratievoorziening zich geheel boven de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand te bevinden. De maximaal toegestane diepte van een infiltratievoorziening op dit perceel bedraagt 70cm. Tijdens de uitvoering van de werken moet de locatie van de infiltratiezone gevrijwaard worden van zware belasting om bodenverdichting te vermijden. Zo kan de infiltratiecapaciteit maximaal behouden blijven. Een noodoverloop is toegestaan. Enkel het infiltratievolume en – oppervlakte onder de noodoverloop kunnen meegerekend worden in de dimensionering.
Conclusie:
Gelet op de aard van de aangevraagde activiteiten en mits naleving van de opgelegde voorwaarden zullen er geen schadelijke effecten zijn op het watersysteem. Bijgevolg wordt voldaan aan artikel 1.3.1.1. van het decreet betreffende het integraal waterbeleid, meer bepaald de watertoets.
Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening
Toetsing aan de beoordelingsgronden van artikel 4.3.1§2 van VCRO:
Functionele inpasbaarheid
Het betreft de oprichting van een garage en een stalling voor weidedieren bij een vergunde ééngezinswoning die opgericht worden in een straat met meerdere ééngezinswoningen. De garage wordt ingeplant in de strook voor bijgebouwen en de stal op 50 meter achter de rooilijn, de gebouwen zijn inpasbaar.
Mobiliteitsimpact
Voor een bijgebouw is de impact van de mobiliteit beperkt.
Schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid
De bijgebouwen hebben elk een beperkt bouwvolume.
Visueel-vormelijke elementen
De constructies worden opgericht in hedendaagse materialen.
Cultuurhistorische aspecten
Niet van toepassing.
Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid
Naast de beperkte hinder tijdens de bouwwerken wordt er geen verdere hinder verwacht.
Conclusie
Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening.
Resultaten openbaar onderzoek
Er diende over de aanvraag geen openbaar onderzoek gehouden te worden.
Niet van toepassing.
Bespreking adviezen
De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van de volgende adviezen en beoordeelt deze als volgt:
• Het advies van Deputatie, afgeleverd op 26 juni 2023 is gunstig.
• Het advies van Departement Landbouw en Visserij (hoofdbestuur), afgeleverd op 2 juni 2023 is voorwaardelijk gunstig.
Conclusie
Stedenbouwkundig Advies
Gunstig advies met voorwaarden.
De garage en de stalling voor weidedieren kunnen ingeplant en opgericht worden overeenkomstig de aanduidingen van de goedgekeurde plannen.
De garage wordt volledig opgericht in het woongebied met landelijk karakter, de niet-permanente stal in het agrarisch gebied.
Gevolg dient gegeven aan het advies van het Departement Landbouw en Visserij in het advies dd. 02/06/2023 ref. 2023051257 (V1).
Als gedurende een periode van vijf opeenvolgende jaren geen weidedieren worden gehouden op het perceel of de percelen waarop de vergunning betrekking heeft, vervalt de verkregen omgevingsvergunning voor dergelijke stal.
Binnen de 6 maanden na het verval van de vergunning dient de stal worden afgebroken.
Gevolg dient gegeven aan het advies van Provincie Antwerpen Dienst Integraal Waterbeleid dd. 26/06/2023 ref. WAAD-2023-1439. (zie bijlage)
Wijziging > infiltratie naar het grondwater
Vermijden van afstroom van hemelwater. Ondoorlatende verhardingen wateren af naar de naastliggende groenzones voor infiltratie op eigen terrein. Om infiltratie op eigen terrein te behouden, dient de groenzone minimaal 25% van de verharde oppervlakte te bedragen. De groenzone moet horizontaal liggen of uitgewerkt worden met een lichte maaiveldverlaging.
Verhardingen moeten maximaal waterdoorlatend zijn. Waterdoorlatende verharding dient te worden aangelegd onder een helling van minder dan 0,5% op een waterdoorlatende funderingslaag. Alle lagen dienen een minimale doorlatendheid van 5.4*10-5m/s te hebben. Bovendien mogen er geen afvoerkolken worden voorzien. Steenslagfundering moet conform Standaardbestek 250 voor waterdoorlatende verhardingen aangelegd worden. Indien dit niet het geval is, dienen deze oppervlaktes meegenomen te w
Hemelwaterput en hergebruik. De aanvraag voorziet om de dakoppervlakte aan te sluiten op een hemelwaterput van 7500 liter, die zou overlopen naar een infiltratiekom. Het opgevangen hemelwater wordt herbruikt voor een buitenkraan. Het hergebruik van hemelwater d.m.v. een pomp en apart leidingscircuit.
Infiltratie, om effectief te zijn en drainage van het grondwater te vermijden dient de infiltratievoorziening zich geheel boven de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand te bevinden. De maximaal toegestane diepte van een infiltratievoorziening op dit perceel bedraagt 70cm. Tijdens de uitvoering van de werken moet de locatie van de infiltratiezone gevrijwaard worden van zware belasting om bodenverdichting te vermijden. Zo kan de infiltratiecapaciteit maximaal behouden blijven. Een noodoverloop is toegestaan. Enkel het infiltratievolume en – oppervlakte onder de noodoverloop kunnen meegerekend worden in de dimensionering.
Lasten
Niet van toepassing
Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:
De garage en de stalling voor weidedieren kunnen ingeplant en opgericht worden overeenkomstig de aanduidingen van de goedgekeurde plannen.
De garage wordt volledig opgericht in het woongebied met landelijk karakter, de niet-permanente stal in het agrarisch gebied.
Gevolg dient gegeven aan het advies van het Departement Landbouw en Visserij in het advies dd. 02/06/2023 ref. 2023051257 (V1).
Als gedurende een periode van vijf opeenvolgende jaren geen weidedieren worden gehouden op het perceel of de percelen waarop de vergunning betrekking heeft, vervalt de verkregen omgevingsvergunning voor dergelijke stal.
Binnen de 6 maanden na het verval van de vergunning dient de stal worden afgebroken.
Gevolg dient gegeven aan het advies van Provincie Antwerpen Dienst Integraal Waterbeleid dd. 26/06/2023 ref. WAAD-2023-1439. (zie bijlage)
Wijziging > infiltratie naar het grondwater
Vermijden van afstroom van hemelwater. Ondoorlatende verhardingen wateren af naar de naastliggende groenzones voor infiltratie op eigen terrein. Om infiltratie op eigen terrein te behouden, dient de groenzone minimaal 25% van de verharde oppervlakte te bedragen. De groenzone moet horizontaal liggen of uitgewerkt worden met een lichte maaiveldverlaging.
Verhardingen moeten maximaal waterdoorlatend zijn. Waterdoorlatende verharding dient te worden aangelegd onder een helling van minder dan 0,5% op een waterdoorlatende funderingslaag. Alle lagen dienen een minimale doorlatendheid van 5.4*10-5m/s te hebben. Bovendien mogen er geen afvoerkolken worden voorzien. Steenslagfundering moet conform Standaardbestek 250 voor waterdoorlatende verhardingen aangelegd worden. Indien dit niet het geval is, dienen deze oppervlaktes meegenomen te w
Hemelwaterput en hergebruik. De aanvraag voorziet om de dakoppervlakte aan te sluiten op een hemelwaterput van 7500 liter, die zou overlopen naar een infiltratiekom. Het opgevangen hemelwater wordt herbruikt voor een buitenkraan. Het hergebruik van hemelwater d.m.v. een pomp en apart leidingscircuit.
Infiltratie, om effectief te zijn en drainage van het grondwater te vermijden dient de infiltratievoorziening zich geheel boven de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand te bevinden. De maximaal toegestane diepte van een infiltratievoorziening op dit perceel bedraagt 70cm. Tijdens de uitvoering van de werken moet de locatie van de infiltratiezone gevrijwaard worden van zware belasting om bodenverdichting te vermijden. Zo kan de infiltratiecapaciteit maximaal behouden blijven. Een noodoverloop is toegestaan. Enkel het infiltratievolume en – oppervlakte onder de noodoverloop kunnen meegerekend worden in de dimensionering.