Terug
Gepubliceerd op 14/03/2023

2023_CBS_00660 - Omgevingsvergunning - het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning met afzonderlijk bijgebouw langs Borgeleien 12 (202200571SS)

College van Burgemeester en Schepenen
ma 13/03/2023 - 13:00 1.14
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis; Nadine Laeremans; Griet Smaers; Marlon Pareijn; Pieter Cowé; Luc Van Laer; Francois Mylle, Algemeen Directeur

Afwezig

Bart Julliams; Tom Corstjens

Secretaris

Francois Mylle, Algemeen Directeur

Voorzitter

Vera Celis
2023_CBS_00660 - Omgevingsvergunning - het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning met afzonderlijk bijgebouw langs Borgeleien 12 (202200571SS) 2023_CBS_00660 - Omgevingsvergunning - het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning met afzonderlijk bijgebouw langs Borgeleien 12 (202200571SS)

Motivering

Aanleiding en context

UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER:13/03/2023

 

Verslag van de omgevingsambtenaar

 

Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2022165796

Dossiernummer gemeente: 202200571

 

De gemeente Geel heeft op 15 december 2022 een aanvraag ontvangen voor het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning met afzonderlijk bijgebouw. De aanvraag werd op 12 januari 2023 volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Gegevens van de aanvrager

mevrouw Lisa Vangenechten wonende te Gierlebaan 64/3 te 2275 Lille en de heer Vital Cuylaerts wonende te Gierlebaan 64/3 te 2275 Lille

 

Gegevens van de  ligging

Administratieve ligging: Borgeleien 12

Kadastrale ligging: afdeling 2 sectie C nr. 199N

 

Verslag

1. Stedenbouwkundige basisgegevens

 

Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.

De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:

woongebied met landelijk karakter

de woongebieden met een landelijk karakter zijn bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven;

agrarisch gebied

De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.

 

Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.

 

Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling

 

Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

De aanvraag is niet gesitueerd in een algemeen of bijzonder plan van aanleg of in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het gewestplan.

 

Overeenstemming met dit plan

De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.

 

Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen

Niet van toepassing.

 

Verordeningen

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.

algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen goedgekeurd op 12 mei 2012.

 

2. Historiek

Volgende vergunningen en/of weigeringen werden verleend:

• Omgevingsvergunning 202000452/OMV_2020127394 voor het slopen van een vrijstaande eengezinswoning goedgekeurd op 26/10/2020.

• Omgevingsvergunning V_202100250/OMV_2021065917 voor een bijstelling van verkaveling voor lot 4 tot 2 loten voor vrijstaande eengezinswoningen goedgekeurd op 28/06/2021.

• Stedenbouwkundige vergunning (01298) voor nieuwbouw eengezinswoning - goedgekeurd op 23/04/1965.

 

3. Beschrijving van de omgeving en de aanvraag

Het ontwerp

De aanvraag handelt over het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning met afzonderlijk bijgebouw.

De aanvraag situeert zich binnen de contouren van een goedgekeurde verkaveling, het betrokken lot heeft een perceelsbreedte van 24,87 meter en een perceelsdiepte van 60 meter waarvan de eerste 50 meter gelegen zijn in woongebied met landelijk karakter.

De woning wordt ingeplant op 14,30 meter uit de wegas hetzij 6,42 meter achter de rooilijn, 6,02 meter van de linker perceelsgrens en 6,42 meter van de rechter perceelsgrens.

De woning heeft een totale bouwbreedte van 15,30 meter, bouwdiepte van 14,20 meter, variërende kroonlijsthoogte met een maximum van 5,85 meter en een maximale nokhoogte van 9,40 meter.

De woning wordt uitgevoerd met een zadeldak met dakhelling 45°.

In de strook voor bijgebouwen wordt een bijgebouw opgericht met bouwbreedte 6,60 meter, bouwdiepte 10,10 meter en bouwhoogte 3 meter, uitgevoerd met plat dak. Het bijgebouw voorziet een dubbele carport en een tuinberging.

De woning en het bijgebouw worden opgetrokken in lichtgrijze gevelsteen, zwart aluminium buitenschrijnwerk, houten buitenschrijnwerk en hellend dak in herftkleurige dakpannen.

Er wordt een opritverharding voorzien met een breedte van 3,50 meter en een pad naar de voordeur van 1,20 meter breed.

 

4. Openbaar onderzoek

De aanvraag werd getoetst aan de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

De aanvraag moet niet openbaar gemaakt worden. De vereenvoudigde vergunningsprocedure wordt gevolgd.

 

5. Adviezen

Op 13 januari 2023 werd het advies ontvangen van Fluvius System Operator

Aangezien uw aanvraag niet gaat over een project (het bouwen van een meersgezinswoning of de aanpassing van het aantal eenheden), kunnen wij u via deze weg geen advies geven voor elektriciteit en aardgas en verwijzen we naar onze website: https://www.fluvius.be/nl/thema/aansluitingen

Advies: geen advies

 

Op 24 februari 2023 werd het advies ontvangen van Openbaar Domein

Aansluiting riolering

Aansluiting

Het perceel is gelegen in centraal gebied. Er is een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig op openbaar domein. Er is een afvalwaterleiding en een ingebuisde gracht ter hoogte van het perceel aanwezig.

Voor dit perceel is er al een rioolaansluiting met huisaansluitputjes RWA en DWA voorzien. Deze moet men ingebruik nemen.

Riolering algemeen

Men dient te zorgen voor een gescheiden stelsel van droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA) op het perceel.

De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.

De afvoerbuis voor het regenwater moet worden aangesloten op het huisaansluitputje RWA als men een noodoverloop voorziet vanuit de infiltratievoorziening. De afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater moet aangesloten worden op het huisaansluitputje DWA.

Bij aanleg van de private riolering moet men rekening houden met de diepte van de aanwezige aansluiting.

Men zorgt best voor een terugslagklep in de private afvoeren. Dit om terugstroming vanuit het openbare rioleringsstelsel te voorkomen.

Putten dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.

Huishoudelijk afvalwater

Voor het afvalwater voorziet men een gescheiden stelsel van fecaal water (toilet) en grijs water (douche, lavabo, …) tot buiten de woning wat een gunstig concept is. Men voorziet een sifonput waar beide afvoeren samenkomen om geurhinder te vermijden.

Hemelwater

De Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater is van toepassing. Men is verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing en het gebruik dient te gebeuren uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw of verharding.

Hemelwaterput

Men plaatst een hemelwaterput met een volume van 10.000 L. Op de put worden alle dakafvoeren aangesloten van de woning en van het bijgebouw. Men zal het hemelwater herbruiken voor 2 toiletten, een wasmachine, 3 buitenkranen.

De hemelwaterput moet aan volgende voorwaarden voldoen:

• De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.

• Het volume van de hemelwaterput moet minimum 5000 L bedragen.

• Men dient de afvoeren van het volledige dak van de woning en van het bijgebouw hier op aan te sluiten.

• De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Er moeten minstens 2 verschillende aftappunten aangesloten worden op de hemelwaterput, waarvan één aftappunt voor de spoeling van toiletten.

• De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

Infiltratievoorziening

Men voorziet een infiltratievoorziening met een min. volume van 4125,75 L en een min. oppervlakte van 6,5996 m². 

Het is aangewezen om te opteren voor een infiltratievoorziening in de vorm van een open bekken, zoals een infiltratiekom of wadi. Dit is voordeliger naar aanleg en onderhoud en infiltreert bovendien het meest effectief.

Men voorziet een noodoverloop vanuit de infiltratievoorziening naar de ingebuisde gracht. Dit is geen verplichting maar wordt wel toegestaan.

De infiltratievoorziening moet aan volgende voorwaarden voldoen:

• Bij plaatsing van een infiltratievoorziening dient men rekening te houden met de gemiddelde grondwaterstand in de winterperiode. De bodem van de infiltratievoorziening mag niet lager gelegen zijn dan deze gemiddelde grondwaterstand.

• Het volume dient minimum 4125,75 L te bedragen.

• De infiltratieoppervlakte dient minimum 6,5996 m² te bedragen.

Verplichte keuring privéwaterafvoer

Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende VLARIO-deskundige (VLARIO-keuring). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.

Toegang tot het perceel

In de bestaande toestand zijn er 2 verharde toegangen die bij de gesloopte woning hoorden.

Men wenst volgens het nieuwe inplantingsplan 2 andere toegangen op het openbaar domein:

• 1 toegang tot een tuinpaadje. De breedte van deze toegang is 1m20.

• 1 toegang tot een auto-oprit. De breedte van deze toegang is 3m80.

• Tezamen gaat het om een toegangsbreedte van 5m.

Men mag 2 toegangen voorzien die tezamen de maximale toegestane toegangsbreedte niet overschrijden. De rest van de berm op openbaar domein moet worden ingericht als grasberm of zandberm (geen kiezels).

Er dienen aanpassingen van het openbaar domein te gebeuren (verharden berm voor nieuwe toegangen, ontharden berm bestaande toegangen). Deze aanpassingen mag men niet zelf uitvoeren, maar moet men aanvragen. De kosten voor de aanpassingen zijn ten laste van de aanvrager.

 

Advies: voorwaardelijk gunstig

 

6. Project-MER

Niet van toepassing.

 

7. Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen

Wegenis

Artikel 8 van het decreet van 5 juli 2013 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad van 8 oktober 2013) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets genoemd wordt. Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een risicozone, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

Enkel wordt bij toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt.  Dit moet gecompenseerd worden door de plaatsing van een hemelwaterput of de aanleg van een infiltratievoorziening.

Mer-screening

Niet van toepassing.

Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening

Goede ruimtelijke ordening

Opportuniteitstoets

Overeenkomstig artikel 4.3.1§1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) dient een omgevingsvergunning te worden geweigerd indien het aangevraagde onverenigbaar is met de goede ruimtelijke ordening. De beoordelingsgronden van de goede ruimtelijke ordening worden omschreven in art. 4.3.1§2 van de VCRO.

Functionele inpasbaarheid

Het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning met afzonderlijk bijgebouw stelt geen beperking aan het gebruik van het perceel. De bestemming van het perceel wordt door de aanvraag niet geschaad. De aanvraag is functioneel in overeenstemming met de functies van de omliggende percelen en deze in de ruimere omgeving van het project.

Ruimtegebruik – schaal- bouwdichtheid.

De aanvraag heeft een impact op het ruimtegebruik van het perceel. Op een onbebouwd perceel worden immers een hoofdgebouw, een bijgebouw en een carport opgericht. Dit is echter de normale invulling van een bouwperceel. De inplanting en de voorgestelde bebouwing is in overeenstemming met de verkavelingsvoorschriften. De bouwbreedte van de woning bedraagt 15,30 meter, wat kleiner is dan 2/3° van de perceelsbreedte, bouwdiepte van 14,20 meter, variërende kroonlijsthoogte met een maximum van 5,85 meter en een maximale nokhoogte van 9,40 meter. Het bijgebouw wordt ingeplant in de strook voor bijgebouwen, tegen de rechter perceelsgrens met bouwhoogte 3 meter uitgevoerd met plat dak. Het project is qua schaal in overeenstemming met de omgeving van dit project. 

Visueel-vormelijk, materiaalgebruik.

De aanvraag heeft een impact op het materiaalgebruik en de visueel-vormelijke uitstraling van het gebouw in het straatbeeld. De woning en het bijgebouw worden opgetrokken in lichtgrijze gevelsteen, zwart aluminium buitenschrijnwerk, houten buitenschrijnwerk en hellend dak in herftkleurige dakpannen. Een eengezinswoning zal volledig passen in het straatbeeld.

Cultuurhistorische aspecten

De aanvraag is niet gesitueerd in een beschermd landschap of dorpsgezicht. De aanvraag heeft geen invloed op de cultuurhistorische aspecten van het perceel en de omgeving.

Mobiliteit

De aanvraag heeft een zeer beperkte invloed op de mobiliteit. Voor de eengezinswong worden er echter een dubbele carport op het eigen terrein voorzien. Er zal dus geen extra parkeerdruk op het openbaar domein ontstaan.

Bodemreliëf

De aanvraag heeft een verwaarloosbare impact op het bodemreliëf.

Hinderaspecten – gezondheid

De aanvraag brengt geen extra hinder met zich mee voor de omgeving, gezondheidsaspecten zijn verwaarloosbaar.

Naast de beperkte hinder tijdens de bouwwerken wordt er geen verdere hinder verwacht.

 

Conclusie

Er kan geconcludeerd worden dat het project in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening en aanleg.

 

Resultaten openbaar onderzoek

Er diende over de aanvraag geen openbaar onderzoek gehouden te worden.

Niet van toepassing.

 

Bespreking adviezen

De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van de volgende adviezen en beoordeelt deze als volgt:

• Het advies van Fluvius System Operator, afgeleverd op 13 januari 2023 is geen advies.

  Het advies van Openbaar Domein afgeleverd op 24 februari 2023 is voorwaardelijk gunstig.

 

Conclusie

 

De vergunning heeft betrekking op de aangevraagde werken.

De werken dienen ingeplant en uitgevoerd overeenkomstig het goedgekeurde dossier.

Elke woning dient uitgerust met één of meer rookmelders of moet beschikken over een branddetectiesysteem dat gekeurd en gecertificeerd is door een daartoe erkend organisme.

De rookmelder dient conform te zijn aan NBN EN 14.604, reageert op de rookontwikkeling bij brand door het produceren van een scherp geluidssignaal, en is niet van het ionische type.

Opmerkingen inzake de plaatsing van de rookmelders: minstens één rookmelder per bouwlaag, in kamerwoningen moet elke kamer ermee uitgerust zijn, mogelijke opstelling in de hal, gang, slaapkamer, living, wasplaats, kelder, verwarmingslokaal; plaatsing wordt afgeraden in de badkamer, keuken, garage.

 

De woning moet voldoen aan de EPB-eisen.

Het bijgebouw dient opgericht te worden na of gelijktijdig met het hoofdgebouw.

De gevel  van het bijgebouw tegen de perceelsgrens dient te worden uitgevoerd in een steense muur van dragend baksteenmetselwerk.

Het niet bebouwde gedeelte dient als tuin te worden aangelegd en als dusdanig onderhouden.

Alle verhardingen dienen te gebeuren in waterdoorlatend materiaal, zowel in toplaag als in fundering.

Advies riolering (aansluiting – riolering algemeen – afvalwater – hemelwater – verplichte keuring)

Men moet de aanwezige rioolaansluiting met huisaansluitputjes RWA en DWA in gebruik nemen.

Men dient te zorgen voor een gescheiden stelsel van droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA) op het perceel.

De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.

De afvoerbuis voor het regenwater moet worden aangesloten op het huisaansluitputje RWA als men een noodoverloop voorziet vanuit de infiltratievoorziening. De afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater moet aangesloten worden op het huisaansluitputje DWA.

Bij aanleg van de private riolering moet men rekening houden met de diepte van de bestaande aansluiting.

Putten dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.

De Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater is van toepassing. Men is verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing en het gebruik dient te gebeuren uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw of verharding.

De hemelwaterput moet aan volgende voorwaarden voldoen:

• De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.

• Het volume van de hemelwaterput moet minimum 5000 L bedragen.

• Men dient de afvoeren van het volledige dak van de woning en van het bijgebouw hier op aan te sluiten.

• De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Er moeten minstens 2 verschillende aftappunten aangesloten worden op de hemelwaterput, waarvan één aftappunt voor de spoeling van toiletten.

• De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

De infiltratievoorziening moet aan volgende voorwaarden voldoen:

• Bij plaatsing van een infiltratievoorziening dient men rekening te houden met de gemiddelde grondwaterstand in de winterperiode. De bodem van de infiltratievoorziening mag niet lager gelegen zijn dan deze gemiddelde grondwaterstand.

• Het volume dient minimum 4125,75 L te bedragen.

• De infiltratieoppervlakte dient minimum 6,5996 m² te bedragen.

Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende VLARIO-deskundige (VLARIO-keuring). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.

Indien voor de uitvoering van de stedenbouwkundige handelingen een bronbemaling geplaatst zal worden, moet deze aangevraagd worden via het omgevingsloket voor de start van de bronbemaling. De bronbemaling moet voldoen aan de bepalingen van Vlarem II afd. 5.53.6.1. Het bemalingswater moet zoveel mogelijk terug in de grond worden ingebracht buiten de onttrekkingszone. Hiervoor kan gebruikgemaakt worden van infiltratieputten, infiltratiebekkens of infiltratiegrachten. Indien dit technisch onmogelijk is mag het water geloosd worden via de RWA-aansluiting.

 

Men mag 2 toegangen voorzien die tezamen de maximale toegestane toegangsbreedte niet overschrijden. De rest van de berm op openbaar domein moet worden ingericht als grasberm of zandberm (geen kiezels).

Er dienen aanpassingen van het openbaar domein te gebeuren (verharden berm voor nieuwe toegangen, ontharden berm bestaande toegangen). Deze aanpassingen mag men niet zelf uitvoeren, maar moet men aanvragen. De kosten voor de aanpassingen zijn ten laste van de aanvrager.

 

Lasten

Niet van toepassing

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:

De vergunning heeft betrekking op de aangevraagde werken.

De werken dienen ingeplant en uitgevoerd overeenkomstig het goedgekeurde dossier.

Elke woning dient uitgerust met één of meer rookmelders of moet beschikken over een branddetectiesysteem dat gekeurd en gecertificeerd is door een daartoe erkend organisme.

De rookmelder dient conform te zijn aan NBN EN 14.604, reageert op de rookontwikkeling bij brand door het produceren van een scherp geluidssignaal, en is niet van het ionische type.

Opmerkingen inzake de plaatsing van de rookmelders: minstens één rookmelder per bouwlaag, in kamerwoningen moet elke kamer ermee uitgerust zijn, mogelijke opstelling in de hal, gang, slaapkamer, living, wasplaats, kelder, verwarmingslokaal; plaatsing wordt afgeraden in de badkamer, keuken, garage.

 

De woning moet voldoen aan de EPB-eisen.

Het bijgebouw dient opgericht te worden na of gelijktijdig met het hoofdgebouw.

De gevel  van het bijgebouw tegen de perceelsgrens dient te worden uitgevoerd in een steense muur van dragend baksteenmetselwerk.

Het niet bebouwde gedeelte dient als tuin te worden aangelegd en als dusdanig onderhouden.

Alle verhardingen dienen te gebeuren in waterdoorlatend materiaal, zowel in toplaag als in fundering.

Advies riolering (aansluiting – riolering algemeen – afvalwater – hemelwater – verplichte keuring)

Men moet de aanwezige rioolaansluiting met huisaansluitputjes RWA en DWA in gebruik nemen.

Men dient te zorgen voor een gescheiden stelsel van droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA) op het perceel.

De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.

De afvoerbuis voor het regenwater moet worden aangesloten op het huisaansluitputje RWA als men een noodoverloop voorziet vanuit de infiltratievoorziening. De afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater moet aangesloten worden op het huisaansluitputje DWA.

Bij aanleg van de private riolering moet men rekening houden met de diepte van de bestaande aansluiting.

Putten dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.

De Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater is van toepassing. Men is verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing en het gebruik dient te gebeuren uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw of verharding.

De hemelwaterput moet aan volgende voorwaarden voldoen:

• De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.

• Het volume van de hemelwaterput moet minimum 5000 L bedragen.

• Men dient de afvoeren van het volledige dak van de woning en van het bijgebouw hier op aan te sluiten.

• De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Er moeten minstens 2 verschillende aftappunten aangesloten worden op de hemelwaterput, waarvan één aftappunt voor de spoeling van toiletten.

• De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

De infiltratievoorziening moet aan volgende voorwaarden voldoen:

• Bij plaatsing van een infiltratievoorziening dient men rekening te houden met de gemiddelde grondwaterstand in de winterperiode. De bodem van de infiltratievoorziening mag niet lager gelegen zijn dan deze gemiddelde grondwaterstand.

• Het volume dient minimum 4125,75 L te bedragen.

• De infiltratieoppervlakte dient minimum 6,5996 m² te bedragen.

Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende VLARIO-deskundige (VLARIO-keuring). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.

Indien voor de uitvoering van de stedenbouwkundige handelingen een bronbemaling geplaatst zal worden, moet deze aangevraagd worden via het omgevingsloket voor de start van de bronbemaling. De bronbemaling moet voldoen aan de bepalingen van Vlarem II afd. 5.53.6.1. Het bemalingswater moet zoveel mogelijk terug in de grond worden ingebracht buiten de onttrekkingszone. Hiervoor kan gebruikgemaakt worden van infiltratieputten, infiltratiebekkens of infiltratiegrachten. Indien dit technisch onmogelijk is mag het water geloosd worden via de RWA-aansluiting.

 

Men mag 2 toegangen voorzien die tezamen de maximale toegestane toegangsbreedte niet overschrijden. De rest van de berm op openbaar domein moet worden ingericht als grasberm of zandberm (geen kiezels).

Er dienen aanpassingen van het openbaar domein te gebeuren (verharden berm voor nieuwe toegangen, ontharden berm bestaande toegangen). Deze aanpassingen mag men niet zelf uitvoeren, maar moet men aanvragen. De kosten voor de aanpassingen zijn ten laste van de aanvrager.