Terug
Gepubliceerd op 29/08/2023

2023_CBS_02208 - Omgevingsvergunning - het oprichten van een hobbystal voor paarden langs Bruggenhoofdweg 20 (202300252SS) - Vergunning

College van Burgemeester en Schepenen
ma 28/08/2023 - 13:00 1.14
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis; Griet Smaers; Bart Julliams; Tom Corstjens; Marlon Pareijn; Pieter Cowé; Luc Van Laer; Francois Mylle, Algemeen Directeur

Afwezig

Nadine Laeremans

Secretaris

Francois Mylle, Algemeen Directeur

Voorzitter

Vera Celis
2023_CBS_02208 - Omgevingsvergunning - het oprichten van een hobbystal voor paarden langs Bruggenhoofdweg 20 (202300252SS) - Vergunning 2023_CBS_02208 - Omgevingsvergunning - het oprichten van een hobbystal voor paarden langs Bruggenhoofdweg 20 (202300252SS) - Vergunning

Motivering

Aanleiding en context

UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 30/08/2023

 

Verslag van de omgevingsambtenaar

 

Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2023038362

Dossiernummer gemeente: 202300252

 

De gemeente Geel heeft op 2 juni 2023 een aanvraag ontvangen voor het oprichten van een hobbystal voor paarden. De aanvraag werd op 4 juli 2023 volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Gegevens van de aanvrager

mevrouw Tessa Leynen wonende bruggenhoofdweg 20 te 2440 geel en de heer Yente Vissers wonende bruggenhoofdweg 20 te 2440 geel

 

Gegevens van de  ligging

Administratieve ligging: Bruggenhoofdweg 20

Kadastrale ligging: afdeling 5 sectie M nrs. 63W2, 63V2 en 63L2

 

Verslag

  1. Stedenbouwkundige basisgegevens

 

Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.

De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:

agrarisch gebied

De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.

 

Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.

 

Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is volgens het ruimtelijk uitvoeringsplan RUP zonevreemde woningen goedgekeurd op 29 januari 2009gelegen in overdruk zonevreemde woningen II

 

De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling

 

Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

De aanvraag is gesitueerd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het ruimtelijke uitvoeringsplan en het gewestplan.

 

Overeenstemming met dit plan

De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften en de gewestplanbestemming.

 

Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen

Niet van toepassing.

 

Verordeningen

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.

Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.

Algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.

 

  1. Historiek

Er zijn geen historische dossiers voor deze aanvraag.

 

  1. Beschrijving van de omgeving en de aanvraag

De aanvraag handelt over het oprichten van een hobby stal voor paarden na sloop van bestaande bijgebouwen. Het gebouw wordt ingeplant op de kavel van een zonevreemde woning.

De nieuwe stal bestaat uit 4 paardenboxen en een bergruimte voor paard rijtuig, landbouwbewerkingstoestellen, stallingsmateriaal en voederopslag.

 

  1. Openbaar onderzoek

De aanvraag werd getoetst aan de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

De aanvraag moet niet openbaar gemaakt worden. De vereenvoudigde vergunningsprocedure wordt gevolgd.

 

  1. Adviezen

 

Op 12 juli 2023 werd het advies ontvangen van ELIA ASSET

Advies: gedeeltelijk voorwaardelijk gunstig

 

Op 1 augustus 2023 werd het advies ontvangen van Departement Landbouw en Visserij

Advies: ongunstig

 

  1. Project-MER

Niet van toepassing.

 

  1. Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen

Wegenis

Het perceel is gelegen langsheen een gemeenteweg.

 

Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie «wonen», «verblijfsrecreatie», dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, «gemeenschapsvoorzieningen» of «openbare nutsvoorzieningen», kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.

§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken. Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.

§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.

§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :

1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;

2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;

3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.

 

Mer-screening

Niet van toepassing.

 

Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening

Deze beoordeling – als uitvoering van art. 1.1.4 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling en met oog voor de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen - houdt rekening met de volgende criteria als uitvoering van art. 4.3.1 van de codex:

1. Functionele inpasbaarheid

De aanvraag speelt zich af binnen gewestplanbestemming agrarisch gebied. De aangevraagde werken zijn toegelaten binnen het agrarisch gebied en stroken met VCRO art. 4.4.8/2 voor hobbystallen voor weidedieren.

Met toepassing van artikel 4.4.8/2 VCRO kan men, onder bepaalde voorwaarden, per hoofdzakelijk vergunde residentiële woning of bedrijfswoning  één stal voor weidedieren die geen betrekking heeft op beroepslandbouw, oprichten in agrarisch gebied. Het gaat hier enkel over de stalling, voor paardenpistes werden er geen aanvullende mogelijkheden gecreëerd. 

Het Departement Landbouw en Visserij adviseerde de aan vraag ongunstig dd. 01/08/2023 ref. 2023_004516_v1. Afgaande op het grondplan wordt de aanvraag omschreven als de oprichting van twee constructies.

De aanvraag voorziet een stalgedeelte en een opslaggedeelte in een L-vorm. Uit de geveltekeningen en het dakplan (BA_NIEUWBOUW_P_3) is duidelijk te zien dat er sprake is van één geheel, het stalgedeelte en de opslag bevinden zich onder één dak waardoor er sprake is van één constructie.

Uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager effectief weidedieren houdt of zal houden en dat hij voldoende graasweiden in eigendom, in pacht of in gebruik heeft in verhouding tot het aantal dieren waarvoor een stal wordt voorzien (bijlage 5 en 6 in de aanvraag). 

De stal kan enkel gebruikt worden voor het verblijf van weidedieren eventueel in combinatie met een beperkte bergruimte in functie van dit verblijf (hooi, voeder…).  

De aanvraag principieel functioneel inpasbaar is.

2. Mobiliteitsimpact

De aanvraag heeft een beperkte invloed op de mobiliteit.

 

3. Schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid

Er worden 3 bestaande bijgebouwen en er wordt één nieuwe stal opgericht waardoor het perceel minder versnipperd wordt.

De hobbystal heeft een oppervlakte van 120m² conform de richtlijnen van met VCRO art. 4.4.8/2 die max. 15m² stallingsoppervlakte en max. 15m² voederberging (stro + hooi) per weidedier voorziet. Graasweide 1000 à 2500m² per weidedier met een maximum van 4 weidedieren per hectare.

De totale bouwbreedte bedraagt 14,00 meter, bouwdiepte 15,30 meter, kroonlijsthoogte 3,50 meter en nokhoogte 5,50/6,00 meter.

De nieuwe stal wordt ingeplant binnen een straal van 50 meter rond de vergunde woning en op 3 meter van de rechter perceelsgrens.

De aanvraag heeft een beperkte impact op het ruimtegebruik van de percelen. Het project is qua schaal in overeenstemming met de omgeving van dit project.  

 

4. Visueel-vormelijke elementen

De gevels worden uitgevoerd in gevelsteen, dak bekleding in rustieke Vlaamse pan, buitenschrijnwerk in hout natuurkleurig.

De aanvraag heeft een beperkte impact op de visueel-vormelijke uitstraling van de percelen.

5. Cultuurhistorische elementen

Niet van toepassing.

 De aanvraag is niet gesitueerd in een beschermd landschap of dorpsgezicht. De aanvraag heeft geen invloed op de cultuurhistorische aspecten van het perceel en de omgeving.

6. Bodemreliëf

Er worden geen terreinophogingen aangevraagd, het bestaande maaiveld blijft behouden.

Toegang naar de stal wordt genomen via de bestaande zandweg rechts naast de woning.

De locatie van de mestopslag is niet weergegeven op het inplantingsplan.

De mestvaalt moet ontworpen zijn volgens hoofdstuk 5.28.2.3 en artikel 5.9.2.2 en artikel 5.9.8.5, §1, §2 en §3 van de sectorale voorwaarden van het VLAREM II. Dit houdt o. a. in dat:

  • Permanente opslagplaatsen van vaste dierlijke mest buiten de stal dienen voorzien te zijn van een vloer uitgevoerd in verhard materiaal. De vloer moet mestdicht zijn. Indien nodig dient de mestdichtheid verzekerd te worden door een mestbestendige afdichtingslaag.
  • Deze opslagplaatsen moeten langs drie zijden omgeven zijn door mestdichte wanden van voldoende hoogte die aan dezelfde eisen voldoen als deze gesteld aan de vloer. De vierde zijde moet dermate aangelegd zijn dat afspoeling van het drain- en regenwater uit deze permanente opslagplaats niet mogelijk is.
  • De vloer is zodanig uitgevoerd dat dunne mest en afvloeiwater worden opgevangen en verzameld in mestdichte, gesloten opslagruimten (aalputten).
  • De plaatsing wordt zo gekozen dat het risico op verontreiniging van oppervlaktewater maximaal wordt beperkt. Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, wordt de de helling en de afvloeirichting van de vloer van de mestopslagplaats niet in de richting van oppervlaktewater georiënteerd. Die verplichting geldt alleen voor mestopslagplaatsen die na 1 juli 2016 vergund zijn.
  • De inplanting wordt zodanig gekozen dat geurhinder voor de omgeving wordt voorkomen of beperkt tot de normale burenlast.
  • Het is verboden opslagplaatsen voor vaste dierlijke mest en de bijhorende aalputten te voorzien van overstorten of afleidingskanalen naar een oppervlaktewater, een openbare riolering, een kunstmatige afvoerweg voor regenwater of naar een verliesput.

Er dient minstens 22 m³ mest opgeslagen te kunnen opgeslagen worden in een mestvaalt (5,5 m³ per paard voor 4 paarden).

De verwerking en afvoer/ ophaling van de mest en de mestsappen uit de aalputten dient te gebeuren volgens het mestdecreet.

 

7. Hinderaspecten

De aanvraag brengt geen extra hinder met zich mee voor de omgeving, gezondheidsaspecten zijn verwaarloosbaar.

Naast de beperkte hinder tijdens de bouwwerken wordt er geen verdere hinder verwacht.

 

8.  Conclusie

Omwille van het voorgaande is het voorstel planologisch en stedenbouwkundig  verenigbaar met de omgeving.

 

Resultaten openbaar onderzoek

Er diende over de aanvraag geen openbaar onderzoek gehouden te worden.

Niet van toepassing.

 

Bespreking adviezen

De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van de volgende adviezen en beoordeelt deze als volgt:

  • Het advies van ELIA ASSET, afgeleverd op 12 juli 2023 is voorwaardelijk gunstig.
  • Het advies van Departement Landbouw en Visserij (hoofdbestuur), afgeleverd op 1 augustus 2023 is ongunstig. Ze stellen dat het gaat om 2 constructies en niet één. Dit advies wordt niet bijgetreden.

    De aanvraag voorziet een stalgedeelte en een opslaggedeelte in een L-vorm. Uit de geveltekeningen en het dakplan (BA_NIEUWBOUW_P_3) is duidelijk te zien dat er sprake is van één geheel, het stalgedeelte en de opslag bevinden zich onder één dak waardoor er sprake is van één constructie.

 

Conclusie

De vergunning heeft betrekking op de aangevraagde werken.

De werken dienen ingeplant en uitgevoerd overeenkomstig het goedgekeurde dossier.

De maximale oppervlakte van de stal met opslagruimte (met inbegrip van luifels) bedraagt 120m², de maximale kroonlijsthoogte bedraagt 3,50 meter, de maximale nokhoogte 6 meter.

Het gebouw wordt uitgevoerd als één geheel.

Gevolg dient gegeven aan het advies van Elia dd.11/07/2023 ref. 188569 (zie bijlage).

De niet permanente hobbystal kan enkel gebruikt worden voor het verblijf van weidedieren eventueel in combinatie met een beperkte bergruimte in functie van dit verblijf (hooi, voeder…).  

Bestemming opslag voor louter materiaal en materieel is niet toegestaan.

Als gedurende een periode van vijf opeenvolgende jaren geen weidedieren worden gehouden op het perceel of de percelen waarop de vergunning betrekking heeft, vervalt de verkregen omgevingsvergunning voor dergelijke stal.  

Binnen de 6 maanden na het verval van de vergunning dient de stal worden afgebroken. Op deze manier kunnen gebieden die hoofdzakelijk zijn bestemd voor landbouw opnieuw gebruikt worden voor professionele landbouw in geval van langdurig ongebruik door de hobbylandbouwer. 

Ook artikel 4.4.8/2 omvat geen uitzonderingsbepaling voor eventuele aanhorigheden en er bestaat

bijgevolg geen vergunningsgrond voor gerelateerde infrastructuur zoals een rijpiste, een stapmolen,

verhardingen (al dan niet waterdoorlatend). Het al dan niet overdekt opslaan van voer, stro of mest zal moeten gebeuren binnen de maximale vloeroppervlakte zoals voorzien in het decreet.

De mestvaalt moet ontworpen zijn volgens hoofdstuk 5.28.2.3 en artikel 5.9.2.2 en artikel 5.9.8.5, §1, §2 en §3 van de sectorale voorwaarden van het VLAREM II.

Er wordt geen verharde toegangsweg naar de stal aangelegd, de bestaande zand verharding blijft bestaan.

In het beleidsplan Ruimte van stad Geel wordt hard ingezet op klimaatadaptiviteit:

Onder invloed van een veranderend klimaat zullen we in Vlaanderen steeds vaker te maken krijgen met warmere zomers, daling van de grondwatertafel, hevige stortbuien, veranderingen in vegetatietypes, verlies aan biodiversiteit, groeiende kans op (tropische ziektes) enz. Er dient dus te worden ingezet op een meer klimaatbestendige inrichting.

1 van de maatregelen waarop wordt ingezet is de beperking van de oppervlakte verharding zowel op het openbaar als op het privéterrein.

Omwille van deze reden overeenkomstig het RUP zonevreemde woningen Art. 3 bedraagt de  maximale gezamenlijke oppervlakte van verharding 100m² bij de zonevreemde woning.

Men moet er voor zorgen dat het hemelwater van het nieuwe gebouw gescheiden blijft van afvalwater tot aan de rooilijn.

Bij aanleg van de private riolering moet men rekening houden met de diepte van de bestaande aansluiting.

Men is verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing en het gebruik dient te gebeuren uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw.

De hemelwaterput moet aan volgende voorwaarden voldoen:

  • De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.
  • Het volume van de hemelwaterput bedraagt 10.000L.
  • Men dient de afvoeren van het dak hier op aan te sluiten.
  • De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Men moet het aftappunt voorzien zoals voorgesteld in het dossier.
  • De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

De infiltratievoorziening moet aan volgende voorwaarden voldoen:

  • Bij plaatsing van een infiltratievoorziening dient men rekening te houden met de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand. De bodem van de infiltratievoorziening mag niet lager gelegen zijn dan deze gemiddelde grondwaterstand.
  • Het infiltratievolume dient 3000 L te bedragen.
  • De infiltratieoppervlakte dient 5 m² te bedragen.

Tijdens de uitvoering van de werken moet de locatie van de infiltratiezone gevrijwaard worden van zware belasting om bodenverdichting te vermijden. Zo kan de infiltratiecapaciteit maximaal behouden blijven.

De locatie van de mestopslag is niet weergegeven op het inplantingsplan.

De mestvaalt moet ontworpen zijn volgens hoofdstuk 5.28.2.3 en artikel 5.9.2.2 en artikel 5.9.8.5, §1, §2 en §3 van de sectorale voorwaarden van het VLAREM II. Dit houdt o. a. in dat:

  • Permanente opslagplaatsen van vaste dierlijke mest buiten de stal dienen voorzien te zijn van een vloer uitgevoerd in verhard materiaal. De vloer moet mestdicht zijn. Indien nodig dient de mestdichtheid verzekerd te worden door een mestbestendige afdichtingslaag.
  • Deze opslagplaatsen moeten langs drie zijden omgeven zijn door mestdichte wanden van voldoende hoogte die aan dezelfde eisen voldoen als deze gesteld aan de vloer. De vierde zijde moet dermate aangelegd zijn dat afspoeling van het drain- en regenwater uit deze permanente opslagplaats niet mogelijk is.
  • De vloer is zodanig uitgevoerd dat dunne mest en afvloeiwater worden opgevangen en verzameld in mestdichte, gesloten opslagruimten (aalputten).
  • De plaatsing wordt zo gekozen dat het risico op verontreiniging van oppervlaktewater maximaal wordt beperkt. Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, wordt de de helling en de afvloeirichting van de vloer van de mestopslagplaats niet in de richting van oppervlaktewater georiënteerd. Die verplichting geldt alleen voor mestopslagplaatsen die na 1 juli 2016 vergund zijn.
  • De inplanting wordt zodanig gekozen dat geurhinder voor de omgeving wordt voorkomen of beperkt tot de normale burenlast.
  • Het is verboden opslagplaatsen voor vaste dierlijke mest en de bijhorende aalputten te voorzien van overstorten of afleidingskanalen naar een oppervlaktewater, een openbare riolering, een kunstmatige afvoerweg voor regenwater of naar een verliesput.

Er dient minstens 22 m³ mest opgeslagen te kunnen opgeslagen worden in een mestvaalt (5,5 m³ per paard voor 4 paarden).

De verwerking en afvoer/ ophaling van de mest en de mestsappen uit de aalputten dient te gebeuren volgens het mestdecreet.


Er worden geen reliëfwijzigingen uitgevoerd, noch bomen gerooid.


Nota bij de zonevreemde woning Bruggenhoofdweg 20:

Bij een eventuele herbouw van deze zonevreemde woning dient vooraan een strook grond kosteloos afgestaan te worden aan de Stad ifv de openbare weg (4,50m uit de as van de weg). Dit moet vermeld worden in een omgevingsaanvraag. Voorgevelbouwlijn op 6m achter de nieuwe rooilijn.

 

Lasten

Niet van toepassing

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:

 

De vergunning heeft betrekking op de aangevraagde werken.

De werken dienen ingeplant en uitgevoerd overeenkomstig het goedgekeurde dossier.

De maximale oppervlakte van de stal met opslagruimte (met inbegrip van luifels) bedraagt 120m², de maximale kroonlijsthoogte bedraagt 3,50 meter, de maximale nokhoogte 6 meter.

Het gebouw wordt uitgevoerd als één geheel.

Gevolg dient gegeven aan het advies van Elia dd.11/07/2023 ref. 188569 (zie bijlage).

De niet permanente hobbystal kan enkel gebruikt worden voor het verblijf van weidedieren eventueel in combinatie met een beperkte bergruimte in functie van dit verblijf (hooi, voeder…).  

Bestemming opslag voor louter materiaal en materieel is niet toegestaan.

Als gedurende een periode van vijf opeenvolgende jaren geen weidedieren worden gehouden op het perceel of de percelen waarop de vergunning betrekking heeft, vervalt de verkregen omgevingsvergunning voor dergelijke stal.  

Binnen de 6 maanden na het verval van de vergunning dient de stal worden afgebroken. Op deze manier kunnen gebieden die hoofdzakelijk zijn bestemd voor landbouw opnieuw gebruikt worden voor professionele landbouw in geval van langdurig ongebruik door de hobbylandbouwer. 

Ook artikel 4.4.8/2 omvat geen uitzonderingsbepaling voor eventuele aanhorigheden en er bestaat

bijgevolg geen vergunningsgrond voor gerelateerde infrastructuur zoals een rijpiste, een stapmolen,

verhardingen (al dan niet waterdoorlatend). Het al dan niet overdekt opslaan van voer, stro of mest zal moeten gebeuren binnen de maximale vloeroppervlakte zoals voorzien in het decreet.

De mestvaalt moet ontworpen zijn volgens hoofdstuk 5.28.2.3 en artikel 5.9.2.2 en artikel 5.9.8.5, §1, §2 en §3 van de sectorale voorwaarden van het VLAREM II.

Er wordt geen verharde toegangsweg naar de stal aangelegd, de bestaande zand verharding blijft bestaan.

In het beleidsplan Ruimte van stad Geel wordt hard ingezet op klimaatadaptiviteit:

Onder invloed van een veranderend klimaat zullen we in Vlaanderen steeds vaker te maken krijgen met warmere zomers, daling van de grondwatertafel, hevige stortbuien, veranderingen in vegetatietypes, verlies aan biodiversiteit, groeiende kans op (tropische ziektes) enz. Er dient dus te worden ingezet op een meer klimaatbestendige inrichting.

1 van de maatregelen waarop wordt ingezet is de beperking van de oppervlakte verharding zowel op het openbaar als op het privéterrein.

Omwille van deze reden overeenkomstig het RUP zonevreemde woningen Art. 3 bedraagt de  maximale gezamenlijke oppervlakte van verharding 100m² bij de zonevreemde woning.

Men moet er voor zorgen dat het hemelwater van het nieuwe gebouw gescheiden blijft van afvalwater tot aan de rooilijn.

Bij aanleg van de private riolering moet men rekening houden met de diepte van de bestaande aansluiting.

Men is verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing en het gebruik dient te gebeuren uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw.

De hemelwaterput moet aan volgende voorwaarden voldoen:

  • De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.
  • Het volume van de hemelwaterput bedraagt 10.000L.
  • Men dient de afvoeren van het dak hier op aan te sluiten.
  • De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Men moet het aftappunt voorzien zoals voorgesteld in het dossier.
  • De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.

De infiltratievoorziening moet aan volgende voorwaarden voldoen:

  • Bij plaatsing van een infiltratievoorziening dient men rekening te houden met de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand. De bodem van de infiltratievoorziening mag niet lager gelegen zijn dan deze gemiddelde grondwaterstand.
  • Het infiltratievolume dient 3000 L te bedragen.
  • De infiltratieoppervlakte dient 5 m² te bedragen.

Tijdens de uitvoering van de werken moet de locatie van de infiltratiezone gevrijwaard worden van zware belasting om bodenverdichting te vermijden. Zo kan de infiltratiecapaciteit maximaal behouden blijven.

De locatie van de mestopslag is niet weergegeven op het inplantingsplan.

De mestvaalt moet ontworpen zijn volgens hoofdstuk 5.28.2.3 en artikel 5.9.2.2 en artikel 5.9.8.5, §1, §2 en §3 van de sectorale voorwaarden van het VLAREM II. Dit houdt o. a. in dat:

  • Permanente opslagplaatsen van vaste dierlijke mest buiten de stal dienen voorzien te zijn van een vloer uitgevoerd in verhard materiaal. De vloer moet mestdicht zijn. Indien nodig dient de mestdichtheid verzekerd te worden door een mestbestendige afdichtingslaag.
  • Deze opslagplaatsen moeten langs drie zijden omgeven zijn door mestdichte wanden van voldoende hoogte die aan dezelfde eisen voldoen als deze gesteld aan de vloer. De vierde zijde moet dermate aangelegd zijn dat afspoeling van het drain- en regenwater uit deze permanente opslagplaats niet mogelijk is.
  • De vloer is zodanig uitgevoerd dat dunne mest en afvloeiwater worden opgevangen en verzameld in mestdichte, gesloten opslagruimten (aalputten).
  • De plaatsing wordt zo gekozen dat het risico op verontreiniging van oppervlaktewater maximaal wordt beperkt. Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, wordt de de helling en de afvloeirichting van de vloer van de mestopslagplaats niet in de richting van oppervlaktewater georiënteerd. Die verplichting geldt alleen voor mestopslagplaatsen die na 1 juli 2016 vergund zijn.
  • De inplanting wordt zodanig gekozen dat geurhinder voor de omgeving wordt voorkomen of beperkt tot de normale burenlast.
  • Het is verboden opslagplaatsen voor vaste dierlijke mest en de bijhorende aalputten te voorzien van overstorten of afleidingskanalen naar een oppervlaktewater, een openbare riolering, een kunstmatige afvoerweg voor regenwater of naar een verliesput.

Er dient minstens 22 m³ mest opgeslagen te kunnen opgeslagen worden in een mestvaalt (5,5 m³ per paard voor 4 paarden).

De verwerking en afvoer/ ophaling van de mest en de mestsappen uit de aalputten dient te gebeuren volgens het mestdecreet.

Er worden geen reliëfwijzigingen uitgevoerd, noch bomen gerooid.

Nota bij de zonevreemde woning Bruggenhoofdweg 20:

Bij een eventuele herbouw van deze zonevreemde woning dient vooraan een strook grond kosteloos afgestaan te worden aan de Stad ifv de openbare weg (4,50m uit de as van de weg). Dit moet vermeld worden in een omgevingsaanvraag. Voorgevelbouwlijn op 6m achter de nieuwe rooilijn.