UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER:02/09/2023
Verslag van de omgevingsambtenaar
Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2023081939
Dossiernummer gemeente: 202300327
Inrichtingsnummer: 20230503-0002
De gemeente Geel heeft op 15 juni 2023 een aanvraag ontvangen voor hernieuwing van een inrichting van klasse 1 voor een termijn van 5 jaar. De aanvraag werd op 14 juli 2023 volledig en ontvankelijk verklaard.
Gegevens van de aanvrager
de heer Sylveer Noyens wonende Roerdompstraat 15 te 2440 Geel
Gegevens van de ligging
Administratieve ligging: Roerdompstraat 15 en 15A
Kadastrale ligging: afdeling 2 sectie C nrs. 1545M, 1545P, 1545T, 1545S en 1547B
Verslag
Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.
De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:
agrarisch gebied
De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.
Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :
De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.
Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :
De aanvraag is volgens het ruimtelijk uitvoeringsplan RUP zonevreemde woningen goedgekeurd op 29 januari 2009 gelegen in overdruk zonevreemde woningen IV
De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling
Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag
De aanvraag is gesitueerd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het ruimtelijke uitvoeringsplan.
Overeenstemming met dit plan
De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.
Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen
Verordeningen
gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.
gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.
algemene bouwverordening inzake weekendverblijven goedgekeurd op 8 juli 2005.
gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.
algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.
gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.
gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen goedgekeurd op 12 mei 2012.
Zie bijlage.
De exploitant, Noyens Sylveer, wenst met voorliggende aanvraag een vergunning te krijgen voor enerzijds enkele beperkte veranderingen en anderzijds voor de hernieuwing van de huidige vergunning voor een termijn van vijf jaar. De termijn van de huidige vergunning eindigt op 17 juni 2024.
Naast een hernieuwing van de vergunde rubrieken (met een vermindering van 1 kalverplaats) wordt ook een verplaatsing gevraagd van 6 kalveren naar een ander staldeel, evenals een uitbreiding van olie-opslag (+ 400 l), stalling landbouwvoertuigen (+5), opslag van propaan (+1200 l) en melkpoeder (+16 ton). De mazoutopslag wordt verminderd (-6,081 ton) evenals het aantal voertuigen/dag (-2) voor de wasplaats. De lozing van huishoudelijk afvalwater via een IBA is niet langer vergunningsplichtig en de lozing van bedrijfsafvalwater is niet langer van toepassing.
De exploitant vraagt met voorliggende aanvraag ook een hernieuwing aan, bijgevolg zal de impact van de gehele inrichting beoordeeld worden in dit advies.
De volgende rubrieken en hoeveelheden worden aangevraagd:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid | Klasse |
6.4.1° | Uitbreiding met opslag van 2x 200 l afvalolie en herrubricering van rubriek 17.3.7.1 naar 6.4.1° (Verandering) | 1200 liter | 3 |
6.5.1° | Herrubricering van rubriek 17.3.9.1 naar 6.5.1° (Verandering) | 1 verdeelslang | 3 |
9.4.2.c)2° | Vermindering met 1 dierplaats en herlocatie 6 kalveren naar een ander staldeel (Verandering) | 777 plaatsen | 1 |
15.1.2° | Uitbreiding met 5 voertuigen (Verandering) | 30 voertuigen | 2 |
15.2. | Een werkplaats voor het herstellen van motorvoertuigen (Hernieuwing) | 1 werkplaats | 3 |
15.4.2°a) | Herrubricering van rubriek 15.4.1 naar 15.4.2°a) + vermindering naar 3 voertuigen/dag (Verandering) | 3 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag | 3 |
17.1.2.2.1° | Opslag van 1.200 l propaan (Nieuw) | 1200 liter | 3 |
17.3.2.1.1.1°b) | Vermindering van de opslag naar 10,413 ton (12.500 l) door schrapping T1 en T4 en afstemming inhoud T3 met het keuringsattest (Verandering) | 10,413 ton | 3 |
28.2.c)1° | Opslag van 2.950 m³ dierlijke mest (Hernieuwing) | 2950 m³ | 3 |
45.4.e)1° | Opslag van 16 ton melkpoeder (Nieuw) | 16 ton | 3 |
Opmerking hernieuwing
Conform art. 70 van het omgevingsvergunningsdecreet mag de stedenbouwkundige handeling in stand worden gehouden of mag de ingedeelde inrichting of activiteit verder geëxploiteerd worden na de einddatum in afwachting van een definitieve beslissing over de aanvraag als de vergunningsaanvraag ten minste twaalf maanden voor de einddatum van een omgevingsvergunning van bepaalde duur wordt ingediend. Naar aanleiding van het arrest van de Raad voor vergunningsbetwistingen van 25 februari 2021 (RvVb-A-2021-0697) werd een Ministeriële instructie met richtsnoeren opgemaakt.
De exploitant wenst de huidige vergunning te hernieuwen voor een beperkte periode van vijf jaar, in de hoop dat het stikstofakkoord of een omzendbrief gepubliceerd worden in de loop van de procedure zodat de hernieuwing verleend kan worden.
De programmatische aanpak stikstof werd vastgesteld door middel van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2023. Dit besluit werd op 4 april 2023 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Het betreft echter louter dit, de goedkeuring van de Vlaamse Regering aan de vaststelling van een programmatische aanpak stikstof. De inhoudelijke elementen van deze programmatische aanpak stikstof zijn nog niet verankerd in een decreet. De Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Overeenkomstig de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is de gewone procedure van toepassing en moet de aanvraag openbaar gemaakt worden.
Het openbaar onderzoek werd gehouden van 24 juli 2023 t.e.m. 22 augustus 2023. Er werd een bezwaarschrift ingediend.
Er werd geen informatievergadering gehouden.
Op 16 augustus 2023 werd het advies ontvangen van Agentschap voor Natuur en Bos
Advies: ongunstig
Er werd advies gevraagd aan Interkommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen en dit werd ontvangen op 11/08/2023
Advies: voorwaardelijk gunstig
De aanvraag heeft betrekking op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij het besluit van de Vlaamse Regering d.d. 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.-screening.
Natuurtoets
De exploitatie is gelegen op 55 meter van Vogelrichtlijngebied, 60 meter van Habitatrichtlijngebied en 70 meter van VEN-gebied.
Input impactscoreberekening
We hebben bedenkingen bij de berekening van de impactscore in de passende beoordeling. Er wordt gewag gemaakt dat stal GZ2 gebruik maakt van mechanische ventilatie. In het document ‘MERscreening geur en fijn stof’ staat vermeld dat de mechanische ventilatie een volumestroom van 16.000 Nm³/s heeft, dit lijkt het totale debiet van de installatie te zijn. Volgens de impactscoreberekening wordt stal GZ2 via 4 verluchtingsgaten in het dak mechanisch verlucht, voor elk verluchtingsgat wordt een massastroom van 16.000 Nm³/s opgegeven, dit zou neerkomen op een totale verluchting van 64.000 Nm³/s. Er wordt hierover verder niet vermeld, dit heeft nochtans een serieuze impact op de hoogte van de impactscore. Wanneer we een impactscore uitvoeren waarbij elke ventilatieopening een massastroom van 4.000 Nm³/s heeft (zo wordt een totale massastroom van 16.000 Nm³/s verkregen), worden volgende impactscores bekomen.
NH3-emissie | 2719,5 kg/jaar | |
Impactscore | Vermesting | 11,941 |
Verzuring | 11,942 |
De exploitant dient de massastroom per ventilatieopening ondubbelzinnig te verduidelijken. De verdere beoordeling zal op basis van de data gebeuren die de exploitant heeft aangeleverd.
Stikstofemissie
De exploitant geeft niet aan PAS-maatregelen of iets dergelijks te zullen toepassen. Er wordt dus geen emissiereductie gerealiseerd. Recente rechtspraak, met name het arrest van 15 september (RvVb-A-2223-0044) en het arrest van 1 september (RvVb-A-2223-0014), stelt vast dat enkel het toepassen van de ministeriële instructie en richtsnoeren niet volstaat voor de passende beoordeling en de verscherpte natuurtoets. Zelfs de richtlijnen uit de ministeriële instructie en richtsnoeren worden niet gevolg in voorliggende aanvraag. Ondertussen werd de bewuste ministeriële instructie ingetrokken. In afwachting moet voor nieuwe vergunningsaanvragen de stikstofimpact dossier per dossier grondig worden onderzocht en geëvalueerd.
In onderstaande tabel wordt de huidige en gewenste stikstofuitstoot en impactscore weergegeven:
| Gewenste situatie | |
NH3-emissie | 2719,5 kg/jaar | |
Impactscore | Vermesting | 4,67 |
Verzuring | 5,61 |
In de passende beoordeling wordt de stikstofdepositie gemodelleerd ten opzichte van de aanwezige habitats. De grootste bijdrage wordt gevonden nabij de inrichting in habitattype 91E0 (Bossen op alluviale grond met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior). In de passende beoordeling worden eveneens de overschrijdingen van de KDW’s besproken op basis van de VLOPS-kaarten. Voor habitat 91E0 wordt een overschrijding van 22,7% voor de eutrofiëring en 19% voor de verzuring opgegeven. Habitattype 91E0 is echter relatief stikstof-tolerant met een KDW van 26 kg N/ha.j en 1.857 Zeq/ha.j. In de bewuste speciale beschermingszone liggen echter ook andere habitattypes die minder stikstof-tolerant zijn. Enkele van deze habitattypes worden hieronder opgelijst:
Code habitatsubtype | Naam | Eutrofiëring (Kg N/ha.j) | Verzuring (Zeq/ha.j) |
7140 | Overgangs- en trilveen | 17 | 1214 |
3130 | Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren | 8 | 571 |
6410 | Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige of lemige kleibodem (Molinion) | 15 | 1071 |
4030 | Droge Europese Heide | 15 | 1071 |
Uit de VLOPS-kaart blijkt dat de kritische depositiewaarden van de meest gevoelige habitats reeds overschreden zijn. Bijgevolg kan de depositie van het bedrijf bijdragen aan de schade die wordt toegebracht aan het VEN. Eenzelfde conclusie kan gemaakt worden voor de habitats in Speciale Beschermingszone, daar deze grotendeels overlapt met het VEN-gebied. Bijgevolg kan niet geconcludeerd worden dat er door de hernieuwing voor tijdelijke duur geen betekenisvolle aantasting kan veroorzaken.
Daarenboven is het advies van het Agentschap voor Natuur en Bos ongunstig omwille van de volgende redenen:
“De voorliggende passende beoordeling is onvolledig. Een passende beoordeling houdt in dat op basis van de beste wetenschappelijke kennis ter zake, alle aspecten van de vergunningsplichte activiteit, het plan of programma die een mogelijke aantasting impliceren voor de instandhoudingsdoelstellingen van de speciale beschermingszone, moeten worden onderzocht en beoordeeld.
De passende beoordeling moet alle nodige gegevens bevatten om de overheden die over de vergunningsplichtige activiteit, het plan of programma moeten adviseren en beslissen, toe te laten dit met volle kennis van zaken te doen.
Concreet betekent dit dat een passende beoordeling een ecologische analyse dient te bevatten waarbij de cumulatieve impact van de relevante milieudrukken op de betrokken speciale beschermingszones op habitatniveau wordt besproken. De analyse houdt rekening met de interactie tussen de verschillende milieudrukken en bronnen van de milieudruk. Uit de ecologische analyse moet duidelijk blijken wat zowel de individuele als cumulatieve impact is op de natuurlijke kenmerken, de staat van instandhouding van de soort(en) of de actuele en tot doel gestelde habitat(s)/zoekzones en de realisatie van de vooropgestelde specifieke instandhoudingsdoelstellingen.
Wat eutrofiëring en verzuring als gevolg van stikstofdepositie betreft, verwijst het ANB hierbij ook naar de bespreking van de depositietrends voor NOx en NHx tussen 2017 en 2020 (https://www.vmm.be/lucht/stikstof/stikstofdepositie). De depositietrend is op Vlaams niveau dalend voor NOx maar stabiel tot licht stijgend voor NHx.
Actueel (28/07/2023) zijn er geen drempelwaarden beschikbaar. Er geldt noch voor NOx noch voor NHx een de minimis drempel. Dit betekent dat het effect van elke depositiebijdrage -hoe klein ook- dient getoetst te worden aan de kritische depositiewaarden van de betrokken habitats en het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen.
Het Agentschap voor Natuur en Bos beschikt op basis van de voorliggende passende beoordeling over onvoldoende informatie om betekenisvolle aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van een speciale beschermingszone uit te sluiten.”
In het ingediende bezwaarschrift wordt er gewezen daar de impactscore op 5,61% ligt er geen hervergunning kan plaatsvinden. Bovendien wordt de vooropgestelde emissiereductie van 20% niet gehaald.
De exploitant wenst de huidige vergunning te hernieuwen in de hoop dat het stikstofakkoord of een omzendbrief gepubliceerd worden in de loop van de procedure en de hernieuwing alsnog verleend kan worden.
Het lijkt aangewezen om de gewenste verlenging van de vergunning niet toe te staan. In afwachting van een omzendbrief of een decreet dat de vaststelling van de programmatische aanpak stikstof verankert in de wetgeving, lijkt het niet aangewezen om aanvragen met betrekking tot verlengingen van bestaande vergunningen of nieuwe vergunningen toe te staan. Indien één van deze situaties zich nog zou voordoen vóór de uiterlijke beslissingsdatum van voorliggend dossier kan een eventuele verlenging hier echter wel op afgestemd worden.
Milieuaspecten
De volgende beoordeling werd geadviseerd door de Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen(IOK)
Water
Bedrijfsafvalwater
De exploitant geeft aan dat de lozing van bedrijfsafvalwater met een debiet van 0,6 m³/uur niet langer van toepassing is. Het afvalwater van de wasplaats wordt opgevangen in de onderliggende kelder
van de wasplaats en afgevoerd naar een erkende verwerker. Er wordt niet opgenomen welke verwerker hiervoor dienst doet. De exploitant dient conform artikel 23 van het materialendecreet een afvalstoffenregister bij te houden waarin onder meer de aard, oorsprong, samenstelling, hoeveelheid, bestemming en wijze van nuttige toepassing of verwijdering van de afvalstoffen worden vermeld. De afgiftebewijzen van de bedrijfsafvalstoffen moeten tot minstens vijf jaar na de datum van de afgifte van de afvalstoffen voorgelegd kunnen worden.
Er wordt niet vermeld waar het potentieel verontreinigd hemelwater van de verdeelinstallatie naartoe geleid wordt. De exploitant dient dit te verduidelijken.
Er wordt geen bedrijfsafvalwater meer geloosd, de inrichting zal normaliter slechts een verwaarloosbare impact hebben de waterkwaliteit.
Waterbesparende maatregelen
Het waterverbruik wordt door een aantal eenvoudige maatregelen tot een minimum beperkt:
- Door gebruik te maken van een hogedrukreiniger bij de reiniging van de stallen.
- Het voldoende laten inweken van de stallen.
- Een goede klimaathuishouding in de stallen.
- De hoogte van de drinkpunten in te stellen.
- Gebroken of gebarsten leidingen onmiddellijk te herstellen.
Lucht
De exploitant geeft aan dat er slechts geringe effecten op de luchtkwaliteit zullen zijn. Geur en fijn stof zijn de twee grootste effecten bij rundveehouderijen.
Geur
Volgens de emissiefactoren uit het RLB Landbouwdieren werd voor de aanwezige rundercategorie een geuremissiefactor van 35,6 OUE/dier/s vastgesteld. De exploitant voegt een geurmodellering toe aan de aanvraag. Binnen een straal van 750 meter liggen enkele andere rundveebedrijven. De geuremissie van voorliggend bedrijf lijkt op basis van de geurmodellering geen relevante impact te hebben op de meest nabije bewoning, met uitzondering van de eerder besproken rundveebedrijven. De toetsingswaarden uit het richtlijnenboek lucht worden nergens overschreden.
Gelet op de ligging in agrarisch gebied op meer dan 2 kilometer van het dichtstbijzijnde woongebied lijkt gesteld te kunnen worden dat de hernieuwing van voorliggende vergunning geen aanleiding geeft tot onaanvaardbare geurhinder.
Fijn stof
De aanvrager geeft in bijlage R9C aan dat er 25,641 kg PM10 per jaar geëmitteerd wordt door runderen. Deze hoeveelheid klopt, voor een stalbezetting met 777 dieren, op basis van de emissiefactoren die als bijlage bij het RLB Landbouwdieren bijgevoegd zijn. Voor PM2,5 wordt een emissie van 7,0707 kg per jaar bekomen voor een stalbezetting met 777 dieren. Beide emissies blijven quasi gelijk ten opzichte van de gewenste situatie, aangezien er slechts één dier minder gehouden zal worden. Gelet op de locatie wordt niet verwacht dat de grenswaarden die gedefinieerd zijn in EU-richtlijn 2008/50/EG voor fijn stof dienen overschreden worden.
Geluid
Eén van de stallen wordt op mechanische wijze geventileerd. De andere wordt natuurlijk geventileerd. De ventilatoren betreffen axiale ventilatoren die een licht zoemend geluid produceren. Er werden volgens de exploitant nog geen klachten met betrekking tot geluidshinder gemeld. Gelet op de ligging in agrarisch gebied met zeer weinig bewoning lijkt dit heel plausibel. Overige geluidshinder kan ontstaan door de runderen en door transporten van runderen van en naar de exploitatie. De exploitant geeft aan dat de stal goed geïsoleerd is zodat lawaaihinder door runderen tot een minimum beperkt blijft.
Gelet op de bedrijvigheid en de ligging in agrarische gebied lijken er geen onaanvaardbare geluidsemissie plaats te vinden.
Stallen
De exploitant wenst een hernieuwing te bekomen voor het stallen van 776 mestkalveren. De exploitant vermeldt in de aanvraag geen informatie over eventuele PAS-maatregelen. De exploitant geeft aan dat de stal werd gebouwd uit duurzame en degelijke materialen, volgens de code van goede praktijk en dat er geen afvoer, overstort of afleidingskanalen zijn voorzien uit de mestkelder naar een oppervlaktewater, een openbare riolering, een kunstmatige afvoerweg voor regenwater of naar een verliesput conform art. 5.9.2.1. van Vlarem II. De ligging van de stal voldoet aan de bepalingen van artikel 5.9.6. van Vlarem II.
Mestopslag
De exploitant wenst 776 vleeskalveren te houden op de exploitatie. Deze staan in niet-ingestrooide stallen. Conform art. 5.9.2.3. van Vlarem II dient er een totale opslag aanwezig te zijn met een totale capaciteit die voldoende is om ten minste de hoeveelheid mest te stockeren die gedurende een periode van 6 maanden wordt geproduceerd door de dieren die op basis van het aantal dierplaatsen in de stal kunnen worden gehouden. De exploitatie dient te beschikken over een minimale mengmestopslag van 1.632 m3. Hiervoor voorziet de exploitant een mengmest opslag van 2.950 m3. Dit is ruim voldoende voor de mestopslag van 6 en 9 maanden. Er wordt dan ook voldaan aan art. 5.9.2.3. van Vlarem II.
Bodem
Verdeelinstallatie, herstelwerkplaats en wasplaats
De exploitant was vergund voor 1 verdeelslang, 1 herstelwerkplaats en 1 wasplaats. De exploitant wenst deze inrichtingen te behouden en te hernieuwen.
De herstelwerkplaats en wasplaats zijn gelegen in een gebouw. De verdeelinstallatie is voorzien van een vloeistofdichte vloer.
De opslag van brandstoffen gebeurt in een bovengrondse en een ondergrondse houder. De bovengrondse houder werd voorzien van een inkuiping, die voldoende groot om de volledige inhoud van de houder te kunnen opvangen.
In ‘Addendum E2 Relevante potentiële effecten op de bodem’ geeft de exploitant aan de nodige maatregelen te treffen om het morsen van vloeibare brandstoffen te voorkomen. Hiervoor zijn, volgens de exploitant, de nodige absorptiemiddelen voorradig aanwezig. Met de genomen maatregelen lijkt voldaan te worden aan art. 5.6.2.1.2. van Vlarem II.
Er wordt niet vermeld dat de vulzone ook vloeistofdicht uitgevoerd is. Echter is een vloeistofdichte piste verplicht voor de plaats waar de vaste houders gevuld worden. Artikels 5.6.1.1.10. en 5.17.4.1.16. van Vlarem II stellen immers dat de standplaats van de tankwagen, de zones waar de vulmonden van de vulleidingen gegroepeerd zijn en de vulzones bij de verdeelinstallatie steeds voldoende draagkrachtig en vloeistofdicht moeten zijn, en voorzien moeten zijn van de nodige hellingen en eventueel opstaande randen, zodat alle gemorste vloeistoffen afvloeien naar een opvangsysteem; de verwijdering van de opgevangen vloeistoffen gebeurt overeenkomstig de reglementaire bepalingen, inzonderheid inzake de verwijdering van afvalstoffen. Indien deze vulzone niet overdekt is, moet de afwatering hiervan geschieden via een koolwaterstofafscheider.
Gevaarlijke producten
Opslag mazout
In voorliggende aanvraag wenst de exploitant de opslag van mazout te verminderen door twee houders buiten dienst te stellen. Er zal nog slechts 10,413 ton mazout opgeslagen worden. Dit zal gebeuren in één bovengrondse houder van 8.000 liter en één ondergrondse houder van 4.500 liter. Beide houders zijn enkelwandig. De bovengrondse houder is voorzien van een inkuiping waarin de gehele inhoud van de houder in opgevangen kan worden.
De exploitant voegde de keuringsattesten van de houders toe bij de aanvraag. Beide attesten geven een groen merkteken aan de houders. Bij de bovengrondse houder werd een opmerking gegeven over de bevestiging van de overvulbeveiliging, de exploitant dient deze opmerking binnen één maand na de vergunningverlening te hebben opgelost.
De ondergrondse enkelwandige houder is conform het keuringsattest van metaal geconstrueerd. Conform artikel 5.17.4.2.4, §1 van Vlarem II is de opslag in rechtstreeks in de grond ingegraven houders alleen toegelaten in:
De exploitant dient te verduidelijken of de houder niet rechtstreeks in de grond is ingegraven of er andere maatregelen voorzien zijn waardoor voldaan wordt aan bovenstaande bepaling.
De exploitant geeft aan de vergunde houders T1 en T4 met respectievelijke volumes van 5.000 liter en 1.800 liter te verwijderen. De exploitant dient conform artikel 5.17.4.3.21, §3 de houder binnen 36 maanden te ledigen, reinigen en verwijderen met behoud van de toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen.
De deskundige of de erkende stookolietechnicus dient naar aanleiding van de buitengebruikstelling van de houder een attest op te stellen waaruit ondubbelzinnig moet blijken dat de buitengebruikstelling werd uitgevoerd volgens de regels van het vak. Indien de houder reeds verwijderd is dient de exploitant het attest van buitengebruikstelling mee te delen met de bevoegde overheid.
Afval
De exploitant dient conform artikel 23 van het materialendecreet een afvalstoffenregister bij te houden waarin onder meer de aard, oorsprong, samenstelling, hoeveelheid, bestemming en wijze van nuttige toepassing of verwijdering van de afvalstoffen worden vermeld. De afgiftebewijzen van de bedrijfsafvalstoffen moeten tot minstens vijf jaar na de datum van de afgifte van de afvalstoffen voorgelegd kunnen worden.
Conclusie milieutechnische beoordeling
Met betrekking tot de onderzochte milieutechnische aspecten in voorliggende beoordeling en op basis van de gegevens in de aanvraag lijkt gesteld te kunnen worden dat er enkele indicaties zijn tot het verlenen van een negatief advies. Het lijkt aangewezen om bij eventuele vergunningverlening in de mate van het mogelijke rekening te houden met onderstaande bemerkingen, aanvullingen, aanbevelingen en/of voorstellen voor bijzondere voorwaarden.
Er wordt niet vermeld waar het potentieel verontreinigd hemelwater van de verdeelinstallatie naartoe geleid wordt. De exploitant dient dit te verduidelijken.
Het lijkt aangewezen om de gewenste verlenging van de vergunning niet toe te staan. In afwachting van een omzendbrief of een decreet dat de vaststelling van de programmatische aanpak stikstof verankert in de wetgeving, lijkt het niet aangewezen om aanvragen met betrekking tot verlengingen van bestaande vergunningen of nieuwe vergunningen toe te staan. Indien één van deze situaties zich nog zou voordoen vóór de uiterlijke beslissingsdatum van voorliggend dossier kan een eventuele verlenging hier echter wel op afgestemd worden.
De exploitant dient te voorzien in een vloeistofdichte piste bij de vulzone,
De exploitant dient te verduidelijken of de houder niet rechtstreeks in de grond is ingegraven of er andere maatregelen voorzien zijn waardoor voldaan wordt aan artikel 5.17.4.2.4, §1 van Vlarem II.
Resultaten openbaar onderzoek
Het openbaar onderzoek werd gehouden van 24 juli 2023 tot en met 22 augustus 2023. Naar aanleiding van het openbaar onderzoek werd er een bezwaarschrift ontvangen.
Bespreking adviezen
De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van de volgende adviezen en beoordeelt deze als volgt:
Conclusie
Uitgaande van de gegevens opgenomen in het aanvraagdossier, het advies van IOK, het bezwaarschrift en rekening houdende met bovenstaande bemerkingen dient deze vergunningsaanvraag voor het onderdeel ‘ingedeelde inrichting of activiteit’ ongunstig geadviseerd te worden.
De volgende opmerkingen dragen toe aan het ongunstige advies en dienen in acht genomen te worden:
• m.b.t. water: de exploitant verduidelijkt waar het potentieel verontreinigd hemelwater van de verdeelinstallatie naartoe geleid wordt;
• m.b.t. bodem: de exploitant een vloeistofdichte piste bij de vulzone voorziet;
• m.b.t. gevaarlijke producten: de exploitant verduidelijkt of de houder niet rechtstreeks in de grond is ingegraven of er andere maatregelen voorzien zijn waardoor voldaan wordt aan artikel 5.17.4.2.4, §1 van Vlarem II;
• m.b.t. duur omgevingsvergunning: in afwachting van een omzendbrief of een decreet dat de vaststelling van de programmatische aanpak stikstof verankert in de wetgeving, lijkt het niet aangewezen om aanvragen met betrekking tot verlengingen van bestaande vergunningen toe te staan. Indien één van deze situaties zich nog zou voordoen vóór de uiterlijke beslissingsdatum van voorliggend dossier kan een eventuele verlenging hier echter wel op afgestemd worden.
• M.b.t. biodiversiteit: het ongunstige advies van ANB en het gegronde bezwaarschrift stellen dat de vergunningverlening geen mogelijkheid is.
Lasten
Niet van toepassing
Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning ongunstig te adviseren op basis van onderstaande opmerkingen die doorgegeven worden aan de vergunningverlenende overheid:
• m.b.t. water: de exploitant verduidelijkt waar het potentieel verontreinigd hemelwater van de verdeelinstallatie naartoe geleid wordt;
• m.b.t. bodem: de exploitant een vloeistofdichte piste bij de vulzone voorziet;
• m.b.t. gevaarlijke producten: de exploitant verduidelijkt of de houder niet rechtstreeks in de grond is ingegraven of er andere maatregelen voorzien zijn waardoor voldaan wordt aan artikel 5.17.4.2.4, §1 van Vlarem II;
• m.b.t. duur omgevingsvergunning: in afwachting van een omzendbrief of een decreet dat de vaststelling van de programmatische aanpak stikstof verankert in de wetgeving, lijkt het niet aangewezen om aanvragen met betrekking tot verlengingen van bestaande vergunningen toe te staan. Indien één van deze situaties zich nog zou voordoen vóór de uiterlijke beslissingsdatum van voorliggend dossier kan een eventuele verlenging hier echter wel op afgestemd worden.
• M.b.t. biodiversiteit: het ongunstige advies van ANB en het gegronde bezwaarschrift stellen dat de vergunningverlening geen mogelijkheid is.