Terug
Gepubliceerd op 29/08/2023

2023_CBS_02204 - Omgevingsvergunning - Herindeling van een inrichting en overname en uitbreiding van bestaande vergunning langs Winkelomseheide (202300321IV) - Advies

College van Burgemeester en Schepenen
ma 28/08/2023 - 13:00 1.14
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis; Griet Smaers; Bart Julliams; Tom Corstjens; Marlon Pareijn; Pieter Cowé; Luc Van Laer; Francois Mylle, Algemeen Directeur

Afwezig

Nadine Laeremans

Secretaris

Francois Mylle, Algemeen Directeur

Voorzitter

Vera Celis
2023_CBS_02204 - Omgevingsvergunning - Herindeling van een inrichting en overname en uitbreiding van bestaande vergunning langs Winkelomseheide (202300321IV) - Advies 2023_CBS_02204 - Omgevingsvergunning - Herindeling van een inrichting en overname en uitbreiding van bestaande vergunning langs Winkelomseheide (202300321IV) - Advies

Motivering

Aanleiding en context

UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 28/08/2023

 

Verslag van de omgevingsambtenaar

 

Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2023077546

Dossiernummer gemeente: 202300321Inrichtingsnummer: 20220120-0046

 

De gemeente Geel heeft op 13 juni 2023 een aanvraag ontvangen voor herindeling van een inrichting en overname en uitbreiding van bestaande vergunning. De aanvraag werd op 10 juli 2023 volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Gegevens van de aanvrager

Ship Handling Terminal Meerhout BV gevestigd Nijverheidsweg 15 te 2450 Meerhout

 

Gegevens van de  ligging

Administratieve ligging: Winkelomseheide

Kadastrale ligging:  sectie A nrs. 143K, 145E, 1606R2, 1606F en afdeling 3 sectie K nrs. 779B2

 

Verslag

  1. Stedenbouwkundige basisgegevens

 

Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.

De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:

 

industriegebied

De industriegebieden zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.

 

Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.

 

Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling

 

Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het gewestplan.

 

Overeenstemming met dit plan

De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.

 

 

Verordeningen

  • gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.
  • gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.
  • gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.

 

  1. Historiek

Volgende vergunningen en/of weigeringen werden verleend:

  • Omgevingsvergunning 201900579/OMV_2019109708 voor ova abar - 2 goedgekeurd op 06/02/2020.
  • Omgevingsvergunning 202000357/OMV_2020043074 voor elia asset - 380kv-lijn massenhoven-meerhout-van eyck - upgrade 2 x htls goedgekeurd op 27/01/2021.
  • Omgevingsvergunning 202200267/OMV_2022055170 voor herindeling van een inrichting en overname en uitbreiding van bestaande vergunning geweigerd op 17/11/2022.
  • Stedenbouwkundige vergunning (14596) voor het plaatsen van een hoogspanningslijn 380kv massenhoven-maaseik - goedgekeurd op 08/09/1983.
  • Stedenbouwkundige vergunning (2007/00479) voor het ontbossen van 67.500 m² industriegrond - goedgekeurd op 11/06/2008.
  • Stedenbouwkundige vergunning (2012/00028) voor het plaatsen van geleiders voor elektrische hoogspanningsleidingen - goedgekeurd op 29/05/2012.
  • Stedenbouwkundige vergunning (2013/00069) voor het bouwen van een bedrijfsgebouw en inrichting van het terrein - goedgekeurd op 13/05/2013.
  • Stedenbouwkundige vergunning (2016/00333) voor hertracering pijpleiding h2/n2/o2 brug 36 - goedgekeurd op 10/02/2017.
  • Stedenbouwkundige vergunning (2016/00026) voor verhoging van bruggen over het albertkanaal: brug nr 36 eindhout - goedgekeurd op 17/06/2016.
  • Milieuvergunning 2003/V1/00537 voor recycleren bouwafvalstoffen - gedeeltelijk gunstig op 11/12/2003.
  • Milieuvergunning 2012/V1/00932 voor minerale producten - goedgekeurd op 06/12/2012.
  • Milieuvergunning 1999/V1/00391 voor recycleren bouwafvalstoffen - goedgekeurd op 08/06/2000.
  • Milieuvergunning 2009/V1/00766 voor afvalstoffen - goedgekeurd op 25/06/2009.
  • Milieuvergunning 2006/V1/00641 voor recycleren bouwafvalstoffen - goedgekeurd op 21/09/2006.
  • Milieuvergunning 1999/M3/02838 voor bouwafval - goedgekeurd op 27/04/1999.
  • Milieuvergunning 2016/M3/04999 voor exploitatie top - goedgekeurd op 14/11/2016.

 

  1. Beschrijving van de omgeving en de aanvraag

Met voorliggende aanvraag wenst de exploitant enerzijds de volledige overname van de vergunning te melden en anderzijds een hernieuwing en verandering van de vergunning te bekomen. De vorige vergunning werd op 06/12/2012 verleend aan Belgian Bulk Company bvba.

 

Stedenbouwkundige handelingen

De bouwaanvraag betreft het herindelen van het terrein met als doel het verhogen van de opslagcapaciteit.

Volgende werken worden uitgevoerd:

-          Demonteren van bestaande opslagboxen

-          Opnieuw plaatsen van de opslagboxen in een andere indeling

-          Het plaatsen van nieuwe overdekte opslagboxen

-          Uitbreiden bestaande asfaltverharding voor het plaatsen van een bureelcontainer (36m²) een het aanleggen van 6 parkeerplaatsen

-          Het plaatsen van een weegbrug op de bestaande asfaltverharding

-          Het installeren van een wielenwas

-          Het vellen van enkele bomen om de kade vrij te maken

-          Het aanleggen van 2 infiltratiekommen

Het terrein bevindt zich op grondgebied Geel, Laakdal en Meerhout.

Op grondgebied van Geel wordt de opslag van grondstockage op onverhard terrein voorzien, een deel van de overdekte en open opslagboxen geplaatst en een stuk van de wielenwas.

Tussen de bestaande hoogspanningsmasten komt een onverharde zone voor grondopslag. De stapelhoogte bedraagt maximaal 8m.

De groenbuffer langs Winkelomseheide blijft behouden, waardoor de zichtbaarheid vanaf de straat beperkt zal zijn.

 

Iioa

Ship Handling Terminal Meerhout wenst met voorliggende aanvraag een vergunning te bekomen voor een brede waaier aan logistieke activiteiten. Onder meer volgende kernactiviteiten:

         Op- en overslag van niet-uitloogbare afval- en grondsoorten (bouw- en slooppuin met inbegrip van niet-teerhoudend asfalt);

         Opslag van diverse grondstoffen voor o.m. de bouwnijverheid in betonnen opslagboxen;

         Schepen laden en lossen.

Daarvoor zijn tevens verschillende randactiviteiten nodig zoals een verdeelslang, de opslag van diesel, een zeef- en breekinstallatie, …

 

De volgende rubrieken en hoeveelheden worden aangevraagd:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

2.1.1.a)2°

De opslag van ca. 108.000 ton inerte afvalstoffen en niet teerhoudend asfalt (Nieuw)

108000 ton

1

2.1.2.d)2°

De opslag van ca. 116.000 ton inerte en niet inerte afvalstoffen bestaande uit bouw en slooppuin en niet teerhoudend asfalt (85.000 ton) in open opslagboxen en 31.000 ton niet inerte afvalstoffen in overdekte opslagboxen

116000 ton

1

2.1.3.2°

Tussentijdse overdekte opslag van uitgegraven bodem die niet voldoet aan de bepalingen voor het gebruik van bodem materialen zoals vermeld in het bodemdecreet

22160 m³

1

3.4.2°

Lozing van bedrijfsafvalwater afkomstig van de overdekte opslagplaatsen voor uitloogbare stoffen die voor een klein gedeelte nat kunnen worden bij felle wind, gepaard gaande met felle regen

13,35 m³/u

2

6.5.1°

een verdeelslang op de dieseltank van 10.000 liter (Nieuw)

1 verdeelslang

3

12.1.2.1°a)

Een diesel aggregaat van 260 kW (Nieuw)

260 kW

3

15.1.1°

een standplaats voor 12 voertuigen/machines (4 vrachtwagens, 3 loaders, 2 bestelwagens, 2 hydraulische kranen en 1 veegmachine) (Ongewijzigd)

12 voertuigen

3

16.3.2°a)

de vergunde airco van 3 kW werd nooit geplaatst de nieuwe kantoren worden voorzien van een nieuwe airco installatie van 5 kW, het totaal vermogen gaat van 10 kW naar 12 kW(Verandering)

12 kW

3

17.3.2.1.1.1°b)

10.000 liter diesel in een bovengrondse tank;

2.500 liter diesel (aggregaat) in een bovengrondse tank (Nieuw)

10,41 ton

3

19.6.1°d)

De opslag van max. 120.000 m³ hout in openlucht (Nieuw)

120000

2

23.3.1°d)

De opslag van 100.000 ton kunststoffen

100000 ton

2

30.1.1°b)

Enkel de breek/-zeefinstallatie van 150 kW blijft behouden, deze rubriek vermindert met 260 kW (Verandering)

150 kW

2

30.10.1°

Bijkomende opslag van 1,5 ha (Verandering)

4,5 ha

2

61.2.2°

De opslag van ca. 110.000 m³ TOP (Nieuw)

110000

2

 

De volgende rubrieken zijn niet langer van toepassing: 6.1.3.a), 6.2.2.a), 12.2.2, 15.2, 15.4.1, 17.3.3.1.a), 17.3.6.1.b), 17.3.7.1, 17.3.9.1, 17.4, 29.5.2.1.a) en 31.1.3.

 

Vroegtijdige hernieuwing

De exploitant vraagt een vroegtijdige hernieuwing van de vergunning. In artikel 70 van het omgevingsvergunningsdecreet is opgenomen dat de hernieuwing van een omgevingsvergunning ten vroegst 24 maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning aangevraagd worden. In afwijking hiervan kan deze echter vroeger dan 24 maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning aangevraagd worden als

  1. een overname van de vergunde ingedeelde inrichting of activiteit door een andere exploitant gepland is;
  2. de exploitant een belangrijke verandering van de vergunde ingedeelde inrichting beoogt. In dat geval heeft de vergunningsaanvraag zowel betrekking op de delen van de inrichting of activiteit die verder in exploitatie blijven als op de geplande verandering.

Een belangrijke verandering wordt op het omgevingsloket als volgt verduidelijkt: ‘Onder belangrijke verandering wordt verstaan een verandering die een aanzienlijke impact heeft op de inrichting of activiteit, die een significante investering vereist en die de kern van de ingedeelde inrichting of activiteit raakt/aangaat. De bevoegde overheid gaat geval per geval na of de beoogde verandering effectief aanzienlijk is en als dit niet zo blijkt te zijn kan de vergunningverlenende overheid de vraag tot hernieuwing weigeren. Bovendien wordt het dossier in zijn geheel bekeken en niet enkel de geplande verandering.’

De exploitant geeft aan dat in voorliggend geval een overdracht aan de basis ligt om de vroegtijdige hernieuwing aan te vragen.

 

Zie bijlage C1

 

  1. Openbaar onderzoek

Overeenkomstig de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is de gewone procedure van toepassing en moet de aanvraag openbaar gemaakt worden.

Het openbaar onderzoek werd gehouden van 20 juli 2023 t.e.m. 18 augustus 2023. Er werden geen bezwaarschriften ingediend.

Er werd geen informatievergadering gehouden.

 

  1. Adviezen

De externe adviezen werden aangevraagd door de vergunningverlenende overheid en zullen door de POA besproken worden.

 

  1. Project-MER

 

 

  1. Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen

Planologische toets

Industriegebied

 

Wegenis

Het perceel is gelegen langsheen een gewestweg (Winkelomseheide).

 

Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie «wonen», «verblijfsrecreatie», dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, «gemeenschapsvoorzieningen» of «openbare nutsvoorzieningen», kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.

§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken. Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.

§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.

§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :

1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;

2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;

3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.

 

Watertoets

Volgens artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 en latere wijzigingen betreffende het integraal waterbeleid dient de aanvraag onderworpen te worden aan de watertoets. Het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 en latere wijzigingen stelt nadere regels vast voor de toepassing van de watertoets. De aanvraag werd getoetst aan de kenmerken van het watersysteem, aan de relevante doelstellingen en beginselen van artikel 5, 6 en 7 van het decreet integraal waterbeleid, en aan de bindende bepalingen van het (deel)bekkenbeheerplan.
Het perceel gelegen te Geel, Afdeling 3, Sectie K, nr. 779B2 is gelegen langs Winkelomseheide en stroomt af naar een onbevaarbare waterloop die beheerd wordt door Provincie Antwerpen. De locatie is volgens de watertoetskaarten niet overstromingsgevoelig.

Mogelijke schadelijke effecten voor het water zouden kunnen ontstaan door wijziging van de kwaliteit van het oppervlaktewater of het grondwater, wijziging van infiltratie naar het grondwater, wijziging van de grondwatervoorraden en het grondwaterstromingspatroon, wijziging van het overstromingsregime, het afvoergedrag of de structuurkwaliteit van de waterloop, en wijziging van waterafhankelijke natuur

 

Aspect gewijzigd afvoergedrag of structuurkwaliteit van de waterloop

Voor het aspect gewijzigd afvoergedrag of structuur van de waterloop wordt verwezen naar het advies van de waterbeheerder. Dit advies wordt opgevraagd door de vergunningverlenende overheid.

 

 

 

Natuurtoets

De exploitatie is gelegen op 1.450 meter van VEN-gebied, 2.050 meter van Habitatrichtlijngebied en ca. 10 km van Vogelrichtlijngebied.

Gelet op de beperkte emissies op de inrichting, er wordt enkel diesel verbruikt voor de generator en de voertuigen, lijkt gesteld te kunnen worden dat de exploitatie geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in VEN-gebied zal veroorzaken, noch dat de exploitatie een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van habitatrichtlijngebieden zal veroorzaken, op voorwaarde dat de exploitant zich houdt aan de voorwaarden opgelegd in de relevante wetgeving en voor zover de exploitant zich gedraagt naar de code van goede natuurpraktijk

 

Milieuaspecten

Water

Bedrijfsafvalwater

De exploitant vraagt een lozing van bedrijfsafvalwater aan met een debiet van 13,35 m³/uur. Het betreft de lozing van potentieel verontreinigd hemelwater afkomstig van de overdekte opslagplaatsen voor uitloogbare stoffen die voor een klein gedeelte nat kunnen worden bij felle wind, gepaard gaande met felle regen.

Op de site zullen zowel inerte afvalstoffen als uitloogbare afvalstoffen kunnen worden opgeslagen alsook verontreinigde gronden die potentieel uitlooggedrag vertonen. Voor potentieel uitloogbare materialen zal voorzien worden in overdekte opslagboxen die zullen zijn uitgerust met een vloeistofdichte vloer. Langs de zijkanten kan mogelijks bij felle wind en hevige regenval regen op de opgeslagen afvalstoffen terecht komen. Daarom wordt de vloeistofdichte vloer in een helling aangelegd en wordt langs de afhellende zijde voorzien in een opvanggoot voor potentieel verontreinigd hemelwater dat via een KWS-afscheider wordt getransporteerd naar de openbare riolering

Er wordt geen overzichtelijk rioleringsplan van de gehele site toegevoegd aan de aanvraag. Het is onduidelijk hoe het water van den wielwasinstallatie afgevoerd wordt. Het water van de wielwasinstallatie dient regelmatig ververst te worden aangezien er zand en andere afvalstoffen in opgehoopt blijven. Aangezien er ook uitloogbare producten opgeslagen worden kan dit waswater verontreinigd zijn. Voor wielwasinstallaties geven een aantal BBT’s aan dat best op hergebruik wordt ingezet en dat het spoel- en/of sproeiwater gezuiverd dient te worden om effectief te blijven. Over de wielwasinstallatie wordt echter weinig extra informatie gegeven.

De exploitant dient een overzichtelijk rioleringsplan op te maken waarop de volledige site ingetekend is. Alle waterstromen dienen hierop aangeduid te worden alsook alle vloeistofdichte pistes en aanvullend de berekening van het uurdebiet.

  • De exploitant dient meer informatie te verschaffen over de wielwasinstallatie en hoe het afvalwater van de wielwasinstallatie behandeld wordt.

Waterbesparende maatregelen

De exploitant voorziet in drie hemelwaterputten van 7.500 liter, in totaal 22,5 m³. Daarnaast wordt voorzien in diverse infiltratiebekkens met een gezamenlijke oppervlakte van 2.144 m².

Hemelwater uit de putten wordt hergebruikt voor:

-          Het spoelen van het toilet in de bureelcontainer

-          De wielwasinstallatie

Hemelwater uit de buffer (gekoppeld aan infiltratiegracht 2) wordt hergebruikt voor het onderhoud van het terrein.

Lucht

De voornaamste bron van luchtverontreiniging ten gevolge van de exploitatie zal stofvorming zijn.

De exploitant geeft aan dat volgende stuifgevoelige stoffen opgeslagen zullen worden:

 

Stuivende stof

Stuifcategorie

Opslagcapaciteit

Overdekt?

Minerale producten

SC1 - SC3

40.000 m²

Nee

Inerte afvalstoffen

SC1 - SC3

11.730 m²

Nee

Niet-inerte afvalstoffen en grondstoffen

SC2 - SC3

4.200 m²

Ja

TOP

SC2 - SC3

25.000 m²

Nee

De totale jaarlijkse doorzet van minerale producten en inerte afvalstoffen tezamen zal maximaal circa 150.000 ton bedragen. Van de niet-inerte afvalstoffen zal circa 50.000 ton per jaar doorgezet worden. Voor de TOP zal deze totale jaarlijkse doorzet maximaal ca. 250.000 ton bedragen.

De exploitant geeft aan dat de opslag en verlading van de inerte grond- en afvalstoffen stofemissies kan veroorzaken. Er zal regelmatig gesproeid worden tijdens periodes van langdurige droogte of wanneer stofemissies dreigen te ontstaan. De exploitant voorziet hiervoor in een mobiele beregeningsinstallatie, zijnde een beerton, die onmiddellijk ingezet kan worden. Het water dat noodzakelijk is voor de sproeiactiviteiten zal afkomstig zijn van in het bufferbekken met opgevangen hemelwater. Indien het bufferbekken onvoldoende water zou bevatten, kan dit worden aangevuld met kanaalwater. Naast sproeien zal de wegenis van de inrichting regelmatig geveegd worden met een veegmachine.

De exploitant heeft het over het bevochtigen van de inerte grond- en afvalstoffen, echter zijn er ook andere stuivende stoffen aanwezig op het terrein, zoals te zien in bovenstaande tabel. De exploitant dient ook voor deze stuivende stoffen passende maatregelen te voorzien indien nodig.

De exploitant dient er op gewezen te worden dat hij de bepalingen in afdeling 4.4.7 van Vlarem II m.b.t. beheersing van niet-geleide stofemissies, strikt dient na te leven. De exploitant neemt in bijlage E4 bij de aanvraag overslaggegevens m.b.t. stuivende stoffen op. Vermits (onder meer) de opslagcapaciteit voor stuivende stoffen meer dan 5.000 m² grondoppervlak bedraagt, zijn artikels 4.4.7.2.4 tot en met 4.4.7.2.9 van Vlarem II van toepassing.

Geluid

De mogelijke bronnen van geluid zijn de aanvoer en overslag van producten, bewegingen van bedrijfseigen voertuigen op het terrein en de zeef- en breekinstallatie. De inrichting is gelegen in industriegebied.

De exploitant wenst de laad- en losactiviteiten uit te voeren tussen 5u00 en 22u00 van maandag tot en met vrijdag. Op zaterdag zal gewerkt worden van 7u00 tot 13u00. De exploitant vraagt een afwijking op art. 5.2.1.6. §4 van Vlarem II met betrekking tot rustverstorende werkzaamheden op werkdagen vóór 7 uur en na 19 uur.

 

In de richting van het meest nabije woongebied wordt aan de noord-west-zijde van de inrichting voorzien in de opslag van gronden (TOP) met een hoogte van minstens 7 meter waardoor volgens de exploitant een natuurlijke geluidsbuffer wordt gecreëerd om het geluid van de breek- en zeefinstallatie te dempen. De breek- en zeefinstallatie zal zoveel mogelijk tussen de opslaghopen geplaatst worden.

Gelet op de genomen maatregelen en op de ligging in industriegebied lijkt de exploitatie geen onaanvaardbaar risico op geluidshinder te veroorzaken in de dagperiode.

Met betrekking tot de gevraagde afwijking lijkt gesteld te kunnen worden dat de ligging van de exploitatie als gunstige factor ervaren kan worden. De exploitant dient de activiteiten tussen 5u00 en 7u00 en tussen 19u00 en 22u00 tot een minimum te beperken. De zeef- en breekinstallatie mag niet geopereerd worden tussen deze uren. Indien er klachten komen met betrekking tot geluidshinder afkomstig van de exploitatie dient de exploitant een akoestisch onderzoek uit te laten voeren waarin de activiteiten getoetst worden aan de relevante beoordelingscriteria en eventuele milderende maatregelen voorgesteld worden.

Mobiliteit

De exploitant geeft aan dat zo veel als mogelijk ingezet wordt op transport via het kanaal. Zo wordt het aantal vrachtwagens zo veel als mogelijk geminimaliseerd. De exploitant geeft aan dagelijks 1 schip en 12 vrachtwagens te verwachten. Jaarlijks komt dit neer op 200 schepen en 3.500 vrachtwagens.

De locatie is gelegen nabij het op- en afrittencomplex van de E313 te Laakdal. De gegenereerde mobiliteit lijkt op basis van bovenstaande in overeenstemming met de lokale mobiliteitssituatie, mede omdat de exploitant inzet op scheepstransport.

Bodem

De exploitant vraagt de opslag van volgende stoffen:

-          De opslag van ca. 116.000 ton inerte afvalstoffen en niet inerte afvalstoffen, onderverdeeld in:

  • 85.000 ton bouw- en slooppuin en niet-teerhoudend asfalt in open opslagboxen;
  • 31.000 ton niet-inerte afvalstoffen in overdekte opslagboxen;

-          De opslag van 22.160 m³ uitgegraven bodem die niet voldoet aan de bepalingen voor het gebruik van bodem materialen zoals vermeld in het bodemdecreet;

-          De opslag van ca. 80.000m³ TOP die voldoet aan een toepassing overeenkomstig het VLAREBO

De opslag van niet-inerte afvalstoffen vindt plaats in overdekte opslagboxen die voorzien zijn van een vloeistofdichte verharding. Slagregen kan uiteraard nog steeds zorgen voor een potentieel verontreinigd hemelwater, de exploitant voorziet aquadrains rondom de opslag die aangesloten zijn op een KWS-afscheider alvorens het water naar de openbare riolering afgevoerd wordt.

De exploitant vraagt tevens de opslag aan van:

-          10.000 liter diesel in een bovengrondse tank en 2.500 liter diesel (aggregaat) in een bovengrondse tank

-          De opslag van 120.000 m³ hout

Met betrekking tot de houtopslag lijkt er zich geen risico op bodemverontreiniging te manifesteren, het betreft immers nieuw hout, geen houtafval.

De bovengrondse houders waarin diesel wordt opgeslagen zijn dubbelwandig en voorzien van een overvulbeveiliging. Conform art. 5.17.4.3.1. van Vlarem II dienen beide houders voorzien te worden van een inkuiping of een permanent lekdetectiesysteem teneinde brandverspreiding, bodem- of grondwaterverontreiniging te voorkomen.

Voor de bevoorrading van de bedrijfseigen voertuigen (kraan, wiellader) is op het terrein niet voorzien in een vloeistofdichte piste. Ter voorkoming van bodemverontreiniging vanwege deze bevoorradingsactiviteiten zal worden voorzien in een mobiele opvangvoorziening die tijdens het tanken onder de te bevoorraden tank wordt geschoven teneinde eventuele morsverliezen tijdens het tanken op te vangen. Tevens zal voorzien worden in absorberende korrels om desgevallend mors- of lekverliezen die naast de opvangeenheid terecht zouden komen onmiddellijk met deze absorberende korrels op te ruimen. Gelet op het gegeven dat in Vlarem II niet expliciet een vloeistofdichte piste voorgeschreven wordt voor een verdeelslang, lijkt de aangevoerde oplossing strikt genomen een mogelijkheid. Echter is een vloeistofdichte piste verplicht voor de plaats waar de vaste houders gevuld worden. Artikels 5.6.1.1.10. en 5.17.4.1.16. van Vlarem II stellen immers dat de standplaats van de tankwagen, de zones waar de vulmonden van de vulleidingen gegroepeerd zijn en de vulzones bij de verdeelinstallatie steeds voldoende draagkrachtig en vloeistofdicht moeten zijn, en voorzien moeten zijn van de nodige hellingen en eventueel opstaande randen, zodat alle gemorste vloeistoffen afvloeien naar een opvangsysteem; de verwijdering van de opgevangen vloeistoffen gebeurt overeenkomstig de reglementaire bepalingen, inzonderheid inzake de verwijdering van afvalstoffen. Indien deze vulzone niet overdekt is, moet de afwatering hiervan geschieden via een koolwaterstofafscheider.

De exploitant dient dus te voorzien in een vloeistofdichte piste bij de vulzone, het lijkt aangewezen om deze vloeistofdichte piste zo te construeren dat deze ook de oppervlakte waar de verdeelinstallatie zich bevindt, omvat.

Gevaarlijke producten

De exploitant vraagt de opslag aan van 10,41 ton diesel in 2 bovengrondse houders (10.000 liter en 2.500 liter). De exploitant dient meteen na ingebruikname van de houders een attest, conform art. 5.17.4.3.16. van Vlarem II, voor de houders van stookolie te bezorgen aan de toezichthoudende overheid.

Afval

De exploitant vraagt de opslag van:

-          116.000 ton inerte afvalstoffen en niet inerte afvalstoffen, onderverdeeld in:

  • 85.000 ton bouw- en slooppuin en niet-teerhoudend asfalt in open opslagboxen;
  • 31.000 ton niet-inerte afvalstoffen in overdekte opslagboxen;

-          De opslag van 22.160 m³ uitgegraven bodem die niet voldoet aan de bepalingen voor het gebruik van bodem materialen zoals vermeld in het bodemdecreet;

De effecten op de verschillende disciplines van de op- en overslag van bovenstaande afvalstoffen werden reeds besproken.

De inrichting is, conform art. 5.2.1.2. van Vlarem II, voorzien van een geijkte weegbrug. De exploitant voegt bij de aanvraag een voorstel van een werkplan, conform art. 5.2.1.3. van Vlarem II.

Overwegende dat OVAM als adviesverlenende instantie optreedt en gelet op hun expertise inzake deze materie, lijkt het aangewezen om het advies van OVAM m.b.t. de gevraagde rubrieken en het werkplan te volgen.

 

Gevraagde afwijkingen

Bijstelling voorwaarden vorige vergunning

De exploitant geeft aan een bijstelling te wensen op drie bijzondere voorwaarden uit de vorige vergunning (d.d. 06/12/2012). Het gaat om volgende voorwaarden:

“Het geluid van de zeef/breek/menginstallatie van 260 kW (bron 2) dient te worden beperkt tot 111 dB(A).”

De zeef/breek/menginstallatie van 260 kW wordt geschrapt uit de vergunning. Enkel de installatie met een vermogen van 150 kW wordt behouden. Deze bijzondere voorwaarde lijkt dus niet langer van toepassing te zijn.

“De noordelijke zijde van de site dient meer gesloten te worden door plaatsing van een aarden wal/talud t.h.v. de gevraagde westelijke 10 m brede groenzone. ”

De exploitant geeft aan dat aan de noordelijke zijde van het terrein een TOP wordt voorzien. Deze opslaghopen zullen dienst doen als natuurlijke geluidsbuffer en zouden volgens de exploitant eenzelfde effect hebben als het aanleggen van een aarden wal/talud.

De exploitant stelt volgend alternatief voor: “Aan de noordelijke zijde van het terrein wordt een TOP voorzien. Deze opslaghopen zullen dienst doen als natuurlijke geluidsbuffer en zal hetzelfde effect hebben als het aanleggen van een aarden wal/talud.”

Op basis van de informatie die de exploitant opgeeft, kan deze gevolgd worden in de argumentatie dat een TOP met minimale hoogte van 7 meter een gelijkaardige geluidsisolatie kan bieden als een aarden wal/talud. De exploitant dient echter aan te tonen dat de TOP steeds een hoogte van circa 7 meter zal hebben.

Een derde bijzondere voorwaarde is volgens de exploitant niet langer van toepassing, namelijk: “Er worden alternatieve maatregelen genomen om stofhinder te voorkomen dan deze die werden beschreven in de bijkomende gegevens die in de termijnverlenging van de vergunning van 6 november werden toegevoegd”

De exploitant is van mening dat voorliggende aanvraag voldoende maatregelen (sproeien, vegen, wielwasinstallatie, …) bevat om stofhinder te voorkomen. De exploitant geeft in bijlage Q1 aan dat er zowel een vaste als een mobiele sproei-installatie voorzien zal worden. In de rest van de aanvraag wordt er niet gerept over een vaste sproei-installatie. De exploitant dient te verduidelijken of een vaste sproei-installatie voorzien wordt, indien deze niet voorzien wordt dient hij dit te motiveren.

Bijstelling algemene en sectorale voorwaarden

De exploitant wenst bijkomend twee afwijkingen te vragen op sectorale voorwaarden. Het betreffen artikels 5.2.1.6 §4, 5.2.1.5 §5, 4.2.5.1.1. §1 en 5.2.1.2. §2 van VLAREM II.

Artikel 5.2.1.6 §4 van VLAREM II stelt “tenzij anders bepaald in de milieuvergunning en onverminderd andere voorwaarden inzake het voorkomen van geluidshinder zijn rustverstorende werkzaamheden verboden op werkdagen vóór 7 uur en na 19 uur, en op zon- en feestdagen.”.

De exploitant motiveert de afwijking als volgt:

“De afwijking op de werktijden is noodzakelijk om de bedrijfsactiviteiten vlot te kunnen blijven uitvoeren en vooral om de nodige flexibiliteit te kunnen garanderen voor de binnenvaart aangezien de sluizen in het Waalse landsgedeelte ’s nachts onbemand zijn. Binnen de inrichting wenst men derhalve de laad- en losactiviteiten aan te vangen vanaf 5h ‘s morgens tot 22h ‘s avonds, zaterdag van 7.00 h tot 13.00 h. In bepaalde gevallen worden schepen geladen met vrachten die rechtstreeks van de vrachtwagen op het schip worden verplaatst. Daarom wenst de exploitant tevens voor deze aanvoer te kunnen genieten van de voormelde afwijking. Rekening houdend met de preventieve voorzieningen die zullen worden genomen ter voorkoming van geluidshinder naar de omgeving toe zoals omschreven in bijlage E5 bij deze aanvraag, menen we te mogen stellen dat voldoende waarborgen aanwezig zullen zijn om de hinder naar de buurt toe tot een absoluut minimum te beperken, ook indien de activiteiten met betrekking tot het laden en lossen worden aangevat vanaf 05.00 uur ’s morgen en zouden duren tot 22.00 uur ’s avonds. Bovendien moet worden vermeld dat deze aanvangs- en einduren niet dagelijks zullen worden toegepast bij de uitbating van de inrichting maar eerder sporadisch aan de orde zullen zijn.”

De exploitant stelt volgende alternatieve voorwaarde voor:

“In afwijking van artikel 5.2.1.6 §4 van VLAREM II wordt de afwijking verleend voor het laden en lossen van schepen en vrachtwagens op weekdagen vanaf 05.00 uur ’s morgens tot 22.00 uur ’s avonds.”

Gelet op de ligging van de exploitatie, op het gegeven dat dit slechts sporadisch zal voorkomen en op de genomen preventieve maatregelen lijkt de gevraagde afwijking eventueel toegestaan te kunnen worden. De exploitant dient de operationele werkzaamheden tussen 5u00 en 7u00 en tussen 19u00 en 22u00 wel tot een minimum te beperken. Het opereren van de zeef- en breekinstallatie lijkt niet noodzakelijk buiten de daguren te moeten gebeuren. Het verdient de aanbeveling om het gebruik van de zeef- en breekinstallatie niet toe te laten van 19u00 tot 7u00 indien deze de rust verstoort.

Artikel 5.2.1.5 §5 van VLAREM II stelt: “Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit wordt langsheen de randen van de inrichting een groenscherm van minstens 5m breedte aangelegd. Het groenscherm bestaat uit streekeigen laag- en hoogstammige dichtgroeiende gewassen.”

De exploitant geeft volgende motivering voor deze afwijking:

“Aan de oostelijke zijde van het bedrijfsterrein is een groenscherm voorzien op het eigen bedrijfsterrein met een breedte van 3 m. Het betreft hier een bestaande vergunde toestand zoals opgenomen in de omgevingsvergunning van Bulk Care Company die door middel van de voorliggende omgevingsvergunningsaanvraag integraal wordt overgenomen.”

De exploitant stelt volgende alternatieve voorwaarde voor:

“In afwijking van artikel 5.2.1.5 §5 van VLAREM II wordt de bijzondere voorwaarden met betrekking tot de aanleg van het groenscherm behouden zoals geformuleerd in de vergunning die wordt overgenomen van Belgian Bulk Company, met name: “aan de oostzijde van de inrichting dient een 2 meter hoog hekwerk met groenbeplanting te worden voorzien en een 3 m brede groenaanleg bestaande uit hoogstammig groen.”

Gelet op het gegeven dat deze vrijstelling blijkbaar reeds toegekend werd, gelet op de bestaande toestand, lijkt het aangewezen deze afwijking te verlenen zoals gevraagd door de exploitant.

Artikel 4.2.5.1.1. §1 van VLAREM II stelt:

“Bedrijfsafvalwater van inrichtingen die een maximum hoeveelheid bedrijfsafvalwater van meer dan 2 m³ per dag of 50 m³ per maand of 500 m³ per jaar lozen, moet worden geloosd via een controle-inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters van het geloosde water te nemen. Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit dient deze controle-inrichting vanaf de hierna vermelde debieten bovendien te beantwoorden aan de volgende eisen: voor debieten > 2 m³/uur of > 20 m³/dag: de plaatsing van een meetgoot (bij voorkeur) volgens de in bijlage 4.2.5.1. bij dit besluit gevoegde omschrijving en gestelde eisen of een andere evenwaardige meetmogelijkheid.”

De exploitant geeft aan dat de debieten slechts voorkomen bij hevige regenval. Een controleput lijkt bijgevolg volgens de exploitant voldoende. Deze redenering kan bijgetreden worden, daar de inrichting in principe enkel potentieel verontreinigd hemelwater loost en geen bedrijfsafvalwater. Een controleput lijkt voldoende.

Artikel 5.2.1.2. §2 van VLAREM II stelt:

“Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit of in dit besluit is de installatie en het gebruik van een geijkte weegbrug met automatische registratie verplicht. De installatie en het gebruik van een geijkte weegbrug is in ieder geval verplicht voor inrichtingen waar bedrijfs- of huishoudelijke afvalstoffen afkomstig van derden worden verwijderd. De ijking gebeurt overeenkomstig de ijkwet. De toegang van de aanvoerende vrachtwagens is slechts toegelaten over de in werking zijnde weegbrug.”

De exploitant geeft volgende motivering voor deze afwijking:

“Alle aan- en afvoer van de afvalstoffen per vrachtwagen zal gebeuren via een geijkte weegbrug met automatische registratie. Voor de aan- en afvoer per schip kan gebruik gemaakt worden van het cognossement dat de lading vergezeld. Één van de verplichte gegevens op een dergelijk document betreft het gewicht van de geladen goederen. Deze gegevens zullen worden vermeld in de aan- en afvoerregisters.”

De exploitant stelt volgende alternatieve voorwaarde voor:

“In afwijking op artikel 5.2.1.2. §2 zal het gewicht van de per schip aan- en afgevoerde afvalstoffenbepaald worden volgens de geijkte methodes voor de scheepvaart.”

Aangezien artikel 5.2.1.2. §2 van Vlarem II enkel stelt dat de toegang voor aanvoerende vrachtwagens enkel via de geijkte weegbrug mag geschieden lijkt deze bijstelling niet noodzakelijk. Echter kan de gevraagde bijstelling wel opgenomen worden in de vergunning.

Conclusie milieutechnische beoordeling:

Met betrekking tot de onderzochte milieutechnische aspecten in voorliggende beoordeling en op basis van de gegevens in de aanvraag lijkt gesteld te kunnen worden dat er geen indicaties zijn tot het verlenen van een negatief advies. Het lijkt echter wel aangewezen om bij eventuele vergunningverlening in de mate van het mogelijke rekening te houden met onderstaande bemerkingen, aanvullingen, aanbevelingen en/of voorstellen voor bijzondere voorwaarden.

-          De exploitant dient een overzichtelijk rioleringsplan op te maken waarop de volledige site ingetekend is. Alle waterstromen dienen hierop aangeduid te worden alsook alle vloeistofdichte pistes en aanvullend de berekening van het uurdebiet.

-          De exploitant dient meer informatie te verschaffen over de wielwasinstallatie en hoe het afvalwater van de wielwasinstallatie behandeld wordt.

-          Indien er klachten komen met betrekking tot geluidshinder afkomstig van de exploitatie dient de exploitant een akoestisch onderzoek uit te laten voeren waarin de activiteiten getoetst worden aan de relevante beoordelingscriteria en eventuele milderende maatregelen voorgesteld worden.

-          De bovengrondse houders waarin diesel wordt opgeslagen zijn dubbelwandig en voorzien van een overvulbeveiliging. Conform art. 5.17.4.3.1. van Vlarem II dienen beide houders voorzien te worden van een inkuiping of een permanent lekdetectiesysteem teneinde brandverspreiding, bodem- of grondwaterverontreiniging te voorkomen.

-          De exploitant dient te voorzien in een vloeistofdichte piste bij de vulzone, het lijkt aangewezen om deze vloeistofdichte piste zo te construeren dat deze ook de oppervlakte waar de verdeelinstallatie zich bevindt, omvat.

-          De exploitant dient meteen na ingebruikname van de houders een attest, conform art. 5.17.4.3.16. van Vlarem II, voor de houders van stookolie te bezorgen aan de toezichthoudende overheid.

-          Overwegende dat OVAM als adviesverlenende instantie optreedt en gelet op hun expertise inzake deze materie, lijkt het aangewezen om het advies van OVAM m.b.t. de gevraagde rubrieken en het werkplan te volgen.

 

Uitgaande van de gegevens opgenomen in het aanvraagdossier, het geïntegreerde advies van IOK en rekening houdende met bovenstaande bemerkingen dient deze vergunningsaanvraag voor het onderdeel ‘ingedeelde inrichting of activiteit’ voorwaardelijk gunstig geadviseerd te worden.

De volgende geactualiseerde rubrieken en hoeveelheden worden voorwaardelijk gunstig geadviseerd:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

2.1.1.a)2°

De opslag van ca. 108.000 ton inerte afvalstoffen en niet teerhoudend asfalt (Nieuw)

108000 ton

1

2.1.2.d)2°

De opslag van ca. 116.000 ton inerte en niet inerte afvalstoffen bestaande uit bouw en slooppuin en niet teerhoudend asfalt (85.000 ton) in open opslagboxen en 31.000 ton niet inerte afvalstoffen in overdekte opslagboxen

116000 ton

1

2.1.3.2°

Tussentijdse overdekte opslag van uitgegraven bodem die niet voldoet aan de bepalingen voor het gebruik van bodem materialen zoals vermeld in het bodemdecreet

22160 m³

1

3.4.2°

Lozing van bedrijfsafvalwater afkomstig van de overdekte opslagplaatsen voor uitloogbare stoffen die voor een klein gedeelte nat kunnen worden bij felle wind, gepaard gaande met felle regen

13,35 m³/u

2

6.5.1°

een verdeelslang op de dieseltank van 10.000 liter (Nieuw)

1 verdeelslang

3

12.1.2.1°a)

Een diesel aggregaat van 260 kW (Nieuw)

260 kW

3

15.1.1°

een standplaats voor 12 voertuigen/machines (4 vrachtwagens, 3 loaders, 2 bestelwagens, 2 hydraulische kranen en 1 veegmachine) (Ongewijzigd)

12 voertuigen

3

16.3.2°a)

de vergunde airco van 3 kW werd nooit geplaatst de nieuwe kantoren worden voorzien van een nieuwe airco installatie van 5 kW, het totaal vermogen gaat van 10 kW naar 12 kW(Verandering)

12 kW

3

17.3.2.1.1.1°b)

10.000 liter diesel in een bovengrondse tank;

2.500 liter diesel (aggregaat) in een bovengrondse tank (Nieuw)

10,41 ton

3

19.6.1°d)

De opslag van max. 120.000 m³ hout in openlucht (Nieuw)

120000

2

23.3.1°d)

De opslag van 100.000 ton kunststoffen

100000 ton

2

30.1.1°b)

Enkel de breek/-zeefinstallatie van 150 kW blijft behouden, deze rubriek vermindert met 260 kW (Verandering)

150 kW

2

30.10.1°

Bijkomende opslag van 1,5 ha (Verandering)

4,5 ha

2

61.2.2°

De opslag van ca. 110.000 m³ TOP (Nieuw)

110000

2

op voorwaarde dat:

  • de exploitant een overzichtelijk rioleringsplan opmaakt en toevoegt aan de aanvraag. Hierop moet de volledige site ingetekend zijn. Alle waterstromen dienen hierop aangeduid te worden alsook alle vloeistofdichte pistes en aanvullend de berekening van het uurdebiet van het potentieel verontreinigd hemelwater;
  • de exploitant meer informatie verschaft over de wielwasinstallatie en hoe het afvalwater van de wielwasinstallatie behandeld wordt;
  • de exploitant een akoestisch onderzoek uitvoert waarin de activiteiten getoetst worden aan de relevante beoordelingscriteria en eventuele milderende maatregelen voorgesteld worden indien er klachten komen met betrekking tot geluidshinder afkomstig van de exploitatie;
  • beide houders voorzien worden van een inkuiping of een permanent lekdetectiesysteem teneinde brandverspreiding, bodem- of grondwaterverontreiniging te voorkomen;
  • De exploitant dient te voorzien in een vloeistofdichte piste bij de vulzone van de vaste houders, het lijkt aangewezen om deze vloeistofdichte piste bij de vaste houder van de brandstofverdeelinstallatie zo te construeren dat deze ook de oppervlakte waar het vulpistool zich bevindt, omvat;
  • de exploitant meteen na ingebruikname van de houders een attest, conform art. 5.17.4.3.16. van Vlarem II, voor de houders van stookolie bezorgt aan de toezichthoudende overheid;
  • uit het advies van OVAM blijkt dat de gevraagde hernieuwing en verandering m.b.t. de opslag en van afvalstoffen aanvaardbaar zijn.

indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen.

 

Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening

Opportuniteitstoets

Overeenkomstig artikel 4.3.1§1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) dient een omgevingsvergunning te worden geweigerd indien het aangevraagde onverenigbaar is met de goede ruimtelijke ordening. De beoordelingsgronden van de goede ruimtelijke ordening worden omschreven in art. 4.3.1§2 van de VCRO.

Functionele inpasbaarheid

Een herindeling van een inrichting en de overname en uitbreiding van een bestaande vergunning stelt geen beperking aan het gebruik van het perceel. De bestemming van het perceel wordt door de aanvraag niet geschaad. 

Ruimtegebruik – schaal- bouwdichtheid.

De aanvraag heeft geen impact op het ruimtegebruik van het perceel.

Visueel-vormelijk

De aanvraag heeft geen impact op de visueel-vormelijke uitstraling in de omgeving. 

Cultuurhistorische aspecten

De aanvraag is niet gesitueerd in een beschermd landschap of dorpsgezicht. De aanvraag heeft geen invloed op de cultuurhistorische aspecten van het perceel en de omgeving.

Mobiliteit

De aanvraag heeft geen invloed op de mobiliteit.

Bodemreliëf

De aanvraag heeft geen impact op het bodemreliëf.

Hinderaspecten – gezondheid

De aanvraag brengt geen extra hinder met zich mee voor de omgeving, gezondheidsaspecten worden niet geschaad.

 

Er kan geconcludeerd worden dat het project in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening en aanleg.

 

Resultaten openbaar onderzoek

Het openbaar onderzoek werd gehouden  van 20 juli 2023 tot en met 18 augustus 2023. Naar aanleiding van het openbaar onderzoek werden er geen bezwaarschriften ontvangen.

 

Conclusie

De omgevingsambtenaar verleent een gunstig advies met volgende voorwaarden:

 

  • de exploitant een overzichtelijk rioleringsplan opmaakt en toevoegt aan de aanvraag. Hierop moet de volledige site ingetekend zijn. Alle waterstromen dienen hierop aangeduid te worden alsook alle vloeistofdichte pistes en aanvullend de berekening van het uurdebiet van het potentieel verontreinigd hemelwater;
  • de exploitant meer informatie verschaft over de wielwasinstallatie en hoe het afvalwater van de wielwasinstallatie behandeld wordt;
  • de exploitant een akoestisch onderzoek uitvoert waarin de activiteiten getoetst worden aan de relevante beoordelingscriteria en eventuele milderende maatregelen voorgesteld worden indien er klachten komen met betrekking tot geluidshinder afkomstig van de exploitatie;
  • beide houders voorzien worden van een inkuiping of een permanent lekdetectiesysteem teneinde brandverspreiding, bodem- of grondwaterverontreiniging te voorkomen;
  • De exploitant dient te voorzien in een vloeistofdichte piste bij de vulzone van de vaste houders, het lijkt aangewezen om deze vloeistofdichte piste bij de vaste houder van de brandstofverdeelinstallatie zo te construeren dat deze ook de oppervlakte waar het vulpistool zich bevindt, omvat;
  • de exploitant meteen na ingebruikname van de houders een attest, conform art. 5.17.4.3.16. van Vlarem II, voor de houders van stookolie bezorgt aan de toezichthoudende overheid;
  • uit het advies van OVAM blijkt dat de gevraagde hernieuwing en verandering m.b.t. de opslag en van afvalstoffen aanvaardbaar zijn.

 

 

Lasten

Niet van toepassing

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen adviseert de aanvraag tot omgevingsvergunning gunstig onder volgende voorwaarden:


De volgende geactualiseerde rubrieken en hoeveelheden worden voorwaardelijk gunstig geadviseerd: 

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

2.1.1.a)2°

De opslag van ca. 108.000 ton inerte afvalstoffen en niet teerhoudend asfalt (Nieuw)

108000 ton

1

2.1.2.d)2°

De opslag van ca. 116.000 ton inerte en niet inerte afvalstoffen bestaande uit bouw en slooppuin en niet teerhoudend asfalt (85.000 ton) in open opslagboxen en 31.000 ton niet inerte afvalstoffen in overdekte opslagboxen

116000 ton

1

2.1.3.2°

Tussentijdse overdekte opslag van uitgegraven bodem die niet voldoet aan de bepalingen voor het gebruik van bodem materialen zoals vermeld in het bodemdecreet

22160 m³

1

3.4.2°

Lozing van bedrijfsafvalwater afkomstig van de overdekte opslagplaatsen voor uitloogbare stoffen die voor een klein gedeelte nat kunnen worden bij felle wind, gepaard gaande met felle regen

13,35 m³/u

2

6.5.1°

een verdeelslang op de dieseltank van 10.000 liter (Nieuw)

1 verdeelslang

3

12.1.2.1°a)

Een diesel aggregaat van 260 kW (Nieuw)

260 kW

3

15.1.1°

een standplaats voor 12 voertuigen/machines (4 vrachtwagens, 3 loaders, 2 bestelwagens, 2 hydraulische kranen en 1 veegmachine) (Ongewijzigd)

12 voertuigen

3

16.3.2°a)

de vergunde airco van 3 kW werd nooit geplaatst de nieuwe kantoren worden voorzien van een nieuwe airco installatie van 5 kW, het totaal vermogen gaat van 10 kW naar 12 kW(Verandering)

12 kW

3

17.3.2.1.1.1°b)

10.000 liter diesel in een bovengrondse tank;

2.500 liter diesel (aggregaat) in een bovengrondse tank (Nieuw)

10,41 ton

3

19.6.1°d)

De opslag van max. 120.000 m³ hout in openlucht (Nieuw)

120000 m³

2

23.3.1°d)

De opslag van 100.000 ton kunststoffen

100000 ton

2

30.1.1°b)

Enkel de breek/-zeefinstallatie van 150 kW blijft behouden, deze rubriek vermindert met 260 kW (Verandering)

150 kW

2

30.10.1°

Bijkomende opslag van 1,5 ha (Verandering)

4,5 ha

2

61.2.2°

De opslag van ca. 110.000 m³ TOP (Nieuw)

110000 m³

2

 

Bijzondere milieuvoorwaarden: 

  • de exploitant een overzichtelijk rioleringsplan opmaakt en toevoegt aan de aanvraag. Hierop moet de volledige site ingetekend zijn. Alle waterstromen dienen hierop aangeduid te worden alsook alle vloeistofdichte pistes en aanvullend de berekening van het uurdebiet van het potentieel verontreinigd hemelwater;
  • de exploitant meer informatie verschaft over de wielwasinstallatie en hoe het afvalwater van de wielwasinstallatie behandeld wordt;
  • de exploitant een akoestisch onderzoek uitvoert waarin de activiteiten getoetst worden aan de relevante beoordelingscriteria en eventuele milderende maatregelen voorgesteld worden indien er klachten komen met betrekking tot geluidshinder afkomstig van de exploitatie;
  • beide houders voorzien worden van een inkuiping of een permanent lekdetectiesysteem teneinde brandverspreiding, bodem- of grondwaterverontreiniging te voorkomen;
  • De exploitant dient te voorzien in een vloeistofdichte piste bij de vulzone van de vaste houders, het lijkt aangewezen om deze vloeistofdichte piste bij de vaste houder van de brandstofverdeelinstallatie zo te construeren dat deze ook de oppervlakte waar het vulpistool zich bevindt, omvat;
  • de exploitant meteen na ingebruikname van de houders een attest, conform art. 5.17.4.3.16. van Vlarem II, voor de houders van stookolie bezorgt aan de toezichthoudende overheid;
  • uit het advies van OVAM blijkt dat de gevraagde hernieuwing en verandering m.b.t. de opslag en van afvalstoffen aanvaardbaar zijn.