UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 05/06/2023
Verslag van de omgevingsambtenaar
Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2023011558
Dossiernummer gemeente: 202300038
De gemeente Geel heeft op 1 februari 2023 een aanvraag ontvangen voor het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning. De aanvraag werd op 20 februari 2023 volledig en ontvankelijk verklaard.
Gegevens van de aanvrager
mevrouw Ellen Pauwels wonende te Olenseweg 112 te 2440 Geel en de heer Thomas Colyn wonende te Olenseweg 112 te 2440 Geel
Gegevens van de ligging
Administratieve ligging: Nederlandlaan 16
Kadastrale ligging: afdeling 2 sectie A nr. 955R24
Verslag
1. Stedenbouwkundige basisgegevens
Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.
De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:
woonpark
de woonparken zijn gebieden waarin de gemiddelde woningdichtheid gering is en de groene ruimten een verhoudingsgewijs grote oppervlakte beslaan;
Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :
De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.
Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :
De aanvraag is niet gelegen in een ruimtelijk uitvoeringsplan.
Het bouwterrein maakt als lot 9 deel uit van de goedgekeurde verkaveling d.d. 22/06/1992 met kenmerk gemeente 1546 B. Deze verkaveling is voor he tterrein van de aanvraag niet vervallen
Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag
De aanvraag is niet gesitueerd in een algemeen of bijzonder plan van aanleg of in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het gewestplan.
De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van de goedgekeurde niet vervallen verkaveling 1546 B
Overeenstemming met dit plan
De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.
Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen
Niet van toepassing.
Verordeningen
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.
Algemene bouwverordening inzake weekendverblijven goedgekeurd op 8 juli 2005.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.
Algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen goedgekeurd op 12 mei 2012.
2. Historiek
Volgende vergunningen en/of weigeringen werden verleend:
• Verkavelingsvergunning (1546 B) voor nieuwe verkaveling - goedgekeurd op 22/06/1992.
3. Beschrijving van de omgeving en de aanvraag
De aanvraag handelt over het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning met plat dak.
De woning met carport wordt ingeplant in de bouwstrook voor hoofdgebouwen.
De carport met fietsenberging en afvalberging is voorzien rechts vooraan tegen de woning.
Inplanting op 6 meter uit de rooilijn, de geplande bebouwing heeft een afstand van 3 meter van de linker perceelsgrens en minimum 7,02 meter van de rechter perceelsgrens.
De totale bouwdiepte bedraagt 18,70 meter, de bouwbreedte 17,60 meter, de bouwhoogte bedraagt 3,45 en 6,35 meter.
De aanvraag omvat het rooien van 20 hoogstammige bomen en het aanleggen van 183,87m² verharding.
Er worden geen terreinophogingen uitgevoerd.
4. Openbaar onderzoek
Overeenkomstig de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is de gewone procedure van toepassing en moet de aanvraag openbaar gemaakt worden.
Het openbaar onderzoek werd gehouden van 27 februari 2023 t.e.m. 28 maart 2023. Er werden geen bezwaarschriften ingediend.
Er werd geen informatievergadering gehouden.
5. Adviezen
Op 10 maart 2023 werd het advies ontvangen van Agentschap voor Natuur en Bos
In deze leveren wij geen advies gezien er geen relevante elementen te vinden zijn in de aanvraag conform onze bevoegdheden. Wel dienen we op te merken dat op de beschikbare luchtfoto van 1995 nog bos, bomen in bosverband en dus conform het Bosdecreet, te vinden was op het projectgebied. In navolging van deze vaststelling werd de vergunde situatie opgevraagd bij de vergunningverlenende overheid, maar er zijn geen relevante vergunningen, beslissingen, ... omtrent bos, ontbossing of dergelijke te vinden.
Advies: geen advies
Op 24 maart 2023 werd het advies ontvangen van Openbaar Domein
Er mag niet gebouwd worden of hindernissen worden geplaatst in de zone van vijf meter tot de niet geklasseerde gracht (aan de oostelijke zijde). Ook mag deze gracht niet zomaar gewijzigd worden. De aangelanden van deze gracht staan in voor het onderhoud en zijn hiervoor verantwoordelijk.
Advies: voorwaardelijk gunstig
Op 16 maart 2023 werd het advies ontvangen van Openbaar Domein
Advies riolering
-Zonering- Aansluiting
Het perceel is gelegen in collectief geoptimaliseerd buitengebied. Er is een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig op openbaar domein meer bepaald een afvalwaterriolering en een gracht voor het hemelwater. Op het perceel is er bij de weg- en rioleringswerken van de Europawijk reeds een aansluiting met huisaansluitputjes RWA en DWA voorzien. Deze aansluiting moet men gebruiken. De huisaansluitputjes kan men terugvinden bij de linker toegang, vlak achter de klinkers van de overwelving.
-Riolering algemeen
Volgens het funderingsplan voorziet men een gescheiden stelsel van hemelwater en afvalwater wat ook verplicht is. Bij de afvoerbuizen op het plan staan geen diameters vermeld. We gaan er vanuit dat men de correcte diameters (max. 160mm) gebruikt.
-Huishoudelijk afvalwater
Voor het afvalwater voorziet men een gescheiden stelsel van fecaal water (toilet) en grijs water (douche, lavabo, …) tot buiten de woning wat een gunstig concept is. Men voorziet een sifonput waar beide afvoeren samenkomen om geurhinder te vermijden.
-Hemelwater
De Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater is van toepassing. Men is verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen.
-Hemelwaterput
Men plaatst een hemelwaterput met een volume van 10.000L wat voldoet. Op de put worden alle dakafvoeren van de woning met carport aangesloten. Men zal het hemelwater herbruiken voor 3 toiletten en een buitenkraantje voor de tuin. Gezien de grootte van de aanvoerende oppervlakte en de grootte van de hemelwaterput, is het mogelijk om ook de wasmachine aan te sluiten voor herbruik.
-Infiltratievoorziening
Men voorziet een infiltratievoorziening met een volume van 5000 L en een oppervlakte van 11,26 m² wat ruim voldoet.
Waterdoorlatende verhardingen en niet-waterdoorlatende verhardingen die kunnen afwateren naar groenzone moeten niet mee ingerekend worden bij de dimensionering van de infiltratievoorziening. Dit wordt ook niet gedaan volgens de gegevens in het dossier.
Het is aangewezen om te opteren voor een infiltratievoorziening in de vorm van een open bekken, zoals een infiltratiekom of wadi. Dit is voordeliger naar aanleg en onderhoud en infiltreert bovendien het meest effectief. Gezien de grootte van het perceel is het zeker een mogelijkheid om een wadi aan te leggen.
Men voorziet een noodoverloop vanuit de infiltratievoorziening naar het openbare rioleringsstelsel. Dit is geen verplichting maar wordt wel toegestaan.
-Advies toegang tot het perceel
Bij de weg- en rioleringswerken van de Europawijk werden er bij dit perceel 2 toegangen met overwelvingen voorzien. Volgens het inplantingsplan zal de rechtse toegang worden gebruikt om de oprit op privé te bereiken. De linkse toegang komt uit op een tuinpad dat naar de voordeur leidt. Er wordt geen aanpassing gevraagd van de toegangen wat ook de voorkeur geniet.
Advies: voorwaardelijk gunstig
Op 22 maart 2023 werd het advies ontvangen van Openbaar Domein
De aanvraag betreft het rooien van 20 gezonde bomen van 2de categorie in woonparkgebied voor het optrekken van een woning en het realiseren van de buitenaanleg.
In lijn met 1.2.1.1 Woonparken, punt 4 van de OMZENDBRIEF – 8 juli 1997 – betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen, gewijzigd via omzendbrief dd. 25/01/2002 wordt volgend advies gegeven:
Van de aangevraagde bomen zijn slechts 6 bomen strikt noodzakelijk om de woning op te trekken en toegang te verlenen tot de woning. Deze bomen werden gemarkeerd met een oranje kruisje – zie plan in bijlage.
De toegang die centraal gelegen is en de straat verbindt met de woning, heeft een onlogische vorm en kan makkelijk naar links opgeschoven worden. De vorm is onlogisch omdat het pad na het oversteken van de overwelving onder een hoek van 90° naar rechts draait, terwijl de bomen net daar het breedst uit elkaar geplant werden. Door het pad naar links op te schuiven komt het in het verlengde te liggen van de overwelving die zo aangevraagd en voorzien werd.
Ook de boom rechts van de woning kan behouden blijven, mits een aanpassing van het plan.
Advies: gedeeltelijk voorwaardelijk gunstig
6. Project-MER
Niet van toepassing.
7. Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen
Planologische toets
Een woonpark is bedoeld als een woongebied van louter residentiële aard en bijgevolg gericht op het rustig verblijven in een homogeen voor het wonen bestemd woongebied in het groen.
Alle inrichtingen en activiteiten die verenigbaar zijn met de stedenbouwkundige bestemming van het woongebied zijn in principe toelaatbaar. Bijzondere aandacht dient niettemin te worden besteed aan de vraag naar de bestaanbaarheid van een constructie met de eigen woonfunctie van het gebied en de verenigbaarheid ervan met de onmiddellijke omgeving. Gezien het een wezenlijk kenmerk van een woonpark is dat de gemiddelde woondichtheid er gering is en de groene ruimten er verhoudingsgewijs grote oppervlakten beslaan, heeft dit tot gevolg dat de vestiging van niet-residentiële inrichtingen en activiteiten doorgaans niet zal kunnen worden aangenomen.
Wegenis
Het perceel is gelegen langsheen een gemeenteweg.
Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie «wonen», «verblijfsrecreatie», dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, «gemeenschapsvoorzieningen» of «openbare nutsvoorzieningen», kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.
§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken. Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.
§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.
§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :
1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;
2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;
3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.
Watertoets
Volgens artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 en latere wijzigingen betreffende het integraal waterbeleid dient de aanvraag onderworpen te worden aan de watertoets. Het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 en latere wijzigingen stelt nadere regels vast voor de toepassing van de watertoets. De aanvraag werd getoetst aan de kenmerken van het watersysteem, aan de relevante doelstellingen en beginselen van artikel 5, 6 en 7 van het decreet integraal waterbeleid, en aan de bindende bepalingen van het (deel)bekkenbeheerplan.
Het voorliggende (bouw)project heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied. Bovendien worden er geen belangrijke ondergrondse constructies gebouwd en worden er geen grachten gedempt, overwelfd, ingebuisd of beschoeid, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat het schadelijk effect beperkt is. Het project is conform de hemelwatertoets zie advies Openbaar Domein.
Mer-screening
Het ontwerp komt niet voor op de lijst gevoegd als bijlage I en II van de Europese richtlijn 85/337/EEG, noch op de lijst als bijgevoegd als bijlage I en II van het Project-m.e.r.-besluit. Bijgevolg dient geen milieueffectenrapport te worden opgesteld.
Het ontwerp komt niet voor op de lijst gevoegd als bijlage III van het Project-m.e.r.-besluit.
Bijgevolg dient de vergunningverlenende overheid de aanvraag niet te screenen.
Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening
Deze beoordeling – als uitvoering van art. 1.1.4 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling en met oog voor de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen - houdt rekening met de volgende criteria als uitvoering van art. 4.3.1 van de codex:
1. Functionele inpasbaarheid
De aanvraag speelt zich af binnen gewestplanbestemming woonparkgebied. De aangevraagde werken zijn toegelaten binnen woonparkgebied en stroken met de bestemming volgend uit de geldende verkavelingsvergunning, waardoor de aanvraag principieel functioneel inpasbaar is.
De afwijking van de verkaveling met betrekking op de bouwhoogte en het gevelmateriaal stelt geen beperking aan het gebruik van de percelen. De bestemming van het perceel wordt door de aanvraag niet geschaad. De aanvraag is functioneel in overeenstemming met de functies van de omliggende percelen en deze in de ruimere omgeving van het project.
2. Mobiliteitsimpact
De aanvraag heeft een zeer invloed op de mobiliteit. Op een onbebouwd perceel wordt een hoofgebouw, met carport voor 2 auto’s en een fietsenberging opgericht. Op de oprit kunnen tevens 2 auto’s in open lucht gestald worden.
3. Schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid
De aanvraag voorziet het wijzigen van de voorgevel. Gezien de verkavelingsvoorschriften de goede ruimtelijke ordening weerspiegelen, strookt de aanvraag qua schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid met de goede ruimtelijke ordening.
De perceelbreedte op de voorgevelbouwlijn bedraagt 29,72 meter, de bouwbreedte van de woning bedraagt 17,60 meter en voldoet aan de 2/3 regel die de verkaveling voorschrijft. De bouwdiepte bedraagt 18,70 meter en bevindt zich volledig binnen de 20 meter diepe bouwstrook. De maximale kroonlijsthoogte bedraagt 6,35 meter.
Het perceel heeft een oppervlakte van 1608m², de woning heeft een oppervlakte van 202,28m² en blijft onder de maximaal toegelaten bebouwbare oppervlakte van 250m² (met inbegrip van eventueel afzonderlijk bijgebouwen).
De woning is opgebouwd uit twee bouwlagen met plat dak. De verdieping heeft een kleinere oppervlakte dan het gelijkvloers niveau. De gehele bebouwing heeft een L-vorm. Rechts vooraan springt het volume van de carport uit met daarin een fietsenberging en een afvalberging.
De aanvraag heeft een beperkte impact op het ruimtegebruik van de percelen. Het project is qua schaal in overeenstemming met de omgeving van dit project.
De aanvraag betreft eveneens het rooien van 20 gezonde, hoogstammige bomen. Voor de aangevraagde werken zijn echter slechts 6 bomen strikt noodzakelijk om de woning op te trekken en toegang naar de woning te verlenen (zie advies Openbaar Domein).
4. Visueel-vormelijke elementen
De aanvraag voorziet het gebruik van duurzame en kwalitatieve materialen, gevels in lichtgrijs / witte gevelsteen en buitenschrijnwerk in zwart aluminium welke overeenstemmen met de geldende verkavelingsvoorschriften. Voor de gevelafwerking in hout werd een afwijking op de verkavelingsvoorschriften aangevraagd.
Visueel-vormelijk strookt de aanvraag met de goede ruimtelijke ordening.
5. Cultuurhistorische elementen
Niet van toepassing.
De aanvraag is niet gesitueerd in een beschermd landschap of dorpsgezicht. De aanvraag heeft geen invloed op de cultuurhistorische aspecten van het perceel en de omgeving.
6. Bodemreliëf
De aanvraag heeft een verwaarloosbare impact op het bodemreliëf. Het terrein rondom de woning mag opgehoogd worden tot een maximum van 40cm boven het peil van de weg en moet daarna glooiend aanluiten op het bestaande maaiveld van het perceel en de aanpalende percelen.
Het niet bebouwde gedeelte van het perceel moet aangelegd worden met hoogstammig groen, het bestaande moet bewaard worden.
Het groen moet aangebracht worden langs alle zijden van het perceel, min de nodige toegangen.
Slechts 10% van de perceeloppervlakte mag ingenomen worden voor het aanleggen van grasperken, speelruimten, tennisvelden e.d.
Alle verhardingen worden uitgevoerd in waterdoorlatend materiaal. Het pad naar de voordeur kan naar links opgeschoven worden zodat deze centraal komt te liggen ten opzichte van de bestaande overwelving en bomenrij nr.8 integraal kan behouden blijven.
Op het perceel licht aan de oostzijde een niet geklasseerde gracht. Dit wil zeggen dat de eigenaar van het desbetreffende perceel deze moet onderhouden. Dit is in overeenkomst met artikel 16 van het veldwetboek. Dat artikel dient gelezen te worden dat iedereen die een gracht op zijn grond heeft het nodige moet doen om de afvloei van water te verzekeren en dus verantwoordelijk is voor het onderhoud.
Artikel 4.2.1. van de VCRO (vlaamse codex ruimtelijke ordening) stelt: “Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen: 5° het reliëf van de bodem aanmerkelijk wijzigen, onder meer door de bodem aan te vullen, op te hogen, uit te graven of uit te diepen waarbij de aard of de functie van het terrein wijzigt.”.
7. Hinderaspecten
Er wordt geen bijkomende hinder voorzien.
De aanvraag brengt geen extra hinder met zich mee voor de omgeving, gezondheidsaspecten zijn verwaarloosbaar.
Naast de beperkte hinder tijdens de bouwwerken wordt er geen verdere hinder verwacht.
8. Conclusie
Omwille van het voorgaande is het voorstel planologisch en stedenbouwkundig verenigbaar met de omgeving.
Resultaten openbaar onderzoek
Het openbaar onderzoek werd gehouden van 27 februari 2023 tot en met 28 maart 2023. Naar aanleiding van het openbaar onderzoek werden er geen bezwaarschriften ontvangen.
Bespreking adviezen
De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van de volgende adviezen en beoordeelt deze als volgt:
• Het advies van Agentschap voor Natuur en Bos, afgeleverd op 10 maart 2023 is geen advies.
• Het advies van Openbaar Domein afgeleverd op 24 maart 2023 is voorwaardelijk gunstig.
Artikel 16 van het veldwetboek “De eigenaars van de lager gelegen erven moeten het water van de aldus bevloeide gronden ontvangen, met dien verstande dat hun een vergoeding verschuldigd kan zijn.”
• “Artikel 23ter. (29/06/2019- ...) van de wet betreffende de onbevaarbare waterlopen:
• § 2. De gemeente, polder of watering kan ten behoeve van het beheer van de publieke grachten een erfdienstbaarheid opleggen met betrekking tot het recht van doorgang dat kan worden voorzien voor personeelsleden van het bestuur en de aangestelden met het nodige materieel die met de uitvoering van werken zijn belast en de deponie van ruimingproducten en maaisel uit de gracht. Er kan maximum een erfdienstbaarheidszone van vijf meter landinwaarts van de rand van de gracht bepaald worden. Andere erfdienstbaarheden of gebruiksbeperkingen kunnen niet opgelegd worden. Deze erfdienstbaarheden kunnen niet gezien worden als gebruiksbeperkingen die aanleiding kunnen geven tot financiële compensatie vanwege de overheid.
• Anderen dan de beheerder van de publieke gracht mogen slechts inrichtingswerken of andere werken aan, over of onder de publieke grachten uitvoeren nadat ze daartoe een machtiging ontvingen van de betrokken gemeente, polder of watering. Een gunstig advies uitgebracht door de instantie die bevoegd is voor de aflevering van de machtiging in het kader van de aanvraag tot omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor het verkavelen van gronden geldt als machtiging indien de eventuele voorwaarden waarvan het gunstig advies afhankelijk wordt gemaakt, in de betrokken vergunning worden opgelegd.
• De erfdienstbaarheden die niet langer noodzakelijk zijn voor het onderhoud van het grachtenstelsel worden opgeheven door de gemeente, respectievelijk de polder of de watering. De eigenaar of gebruiker van het bezwaarde perceel kan om de opheffing van de nutteloos geworden erfdienstbaarheden verzoeken.
• De Vlaamse Regering zal voor het opleggen en opheffen van deze erfdienstbaarheden nadere regels bepalen inzake de procedurele voorschriften die nageleefd moeten worden bij het opleggen en opheffen van dergelijke erfdienstbaarheden.”
• Artikel 4.2.1. van de VCRO (vlaamse codex ruimtelijke ordening) stelt: “Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen: 5° het reliëf van de bodem aanmerkelijk wijzigen, onder meer door de bodem aan te vullen, op te hogen, uit te graven of uit te diepen waarbij de aard of de functie van het terrein wijzigt.”.
• Het advies van Openbaar Domein afgeleverd op 16 maart 2023 is voorwaardelijk gunstig.
Men zorgt best voor een terugslagklep in de private afvoeren. Dit om terugstroming vanuit het openbare rioleringsstelsel te voorkomen.
• Het advies van Openbaar Domein afgeleverd op 22 maart 2023 is voorwaardelijk gunstig.
Conclusie
De woning dient ingeplant en opgericht overeenkomstig de aanduidingen van de goedgekeurde plannen.
De woning met carport tegen de voorgevel wordt ingeplant op 6 meter achter de rooilijn, 3 meter van de linker perceelsgrens en 9,12/7,02 meter van de rechter perceelsgrens.
De woning heeft een totale bouwdiepte van 18,70 meter, bouwbreedte van 17,60 meter en maximale bouwhoogte 6,35 meter uitgevoerd met plat dak.
Elke woning dient uitgerust met één of meer rookmelders of moet beschikken over een branddetectiesysteem dat gekeurd en gecertificeerd is door een daartoe erkend organisme. De rookmelder dient conform te zijn aan NBN EN 14.604, reageert op de rookontwikkeling bij brand door het produceren van een scherp geluidssignaal, en is niet van het ionische type.
Opmerkingen inzake de plaatsing van de rookmelders: minstens één rookmelder per bouwlaag, in kamerwoningen moet elke kamer ermee uitgerust zijn, mogelijke opstelling in de hal, gang, slaapkamer, living, wasplaats, kelder, verwarmingslokaal; plaatsing wordt afgeraden in de badkamer, keuken, garage.
De woning moet voldoen aan de EPB-eisen.
De vloerpas ligt op maximum 20 cm en kan verhoogd worden door het aantal meter tussen de voorgevel en de rooilijn te vermenigvuldigen met 2 cm, en dit tot een maximum van 40 cm.
Aangezien de aanvraag niet gaat over een project (het bouwen van een meersgezinswoning of de aanpassing van het aantal eenheden), kan Fluvius via deze weg geen advies geven voor elektriciteit en aardgas en verwijzen ze naar de website: https://www.fluvius.be/nl/thema/aansluitingen
Er worden geen bijgebouwen opgericht.
Alle verhardingen, met uitzondering van het terras, dienen uitgevoerd in waterdoorlatende materialen zowel in afwerking (toplaag) als fundering.
Riolering algemeen
Men dient te zorgen voor een gescheiden stelsel van droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA) op het perceel.
De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.
De afvoerbuis voor het regenwater moet worden aangesloten op het huisaansluitputje RWA als men een noodoverloop voorziet vanuit de infiltratievoorziening. De afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater moet aangesloten worden op het huisaansluitputje DWA.
Bij aanleg van de private riolering moet men rekening houden met de diepte van de aanwezige aansluiting.
Verplichte keuring privéwaterafvoer
Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende VLARIO-deskundige (VLARIO-keuring). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.
Indien voor de uitvoering van de stedenbouwkundige handelingen een bronbemaling geplaatst zal worden, moet deze aangevraagd worden via het omgevingsloket voor de start van de bronbemaling. De bronbemaling moet voldoen aan de bepalingen van Vlarem II afd. 5.53.6.1. Het bemalingswater moet zoveel mogelijk terug in de grond worden ingebracht buiten de onttrekkingszone. Hiervoor kan gebruikgemaakt worden van infiltratieputten, infiltratiebekkens of infiltratiegrachten. Indien dit technisch onmogelijk is mag het water geloosd worden via de RWA-aansluiting.
Putten dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn. De hemelwaterput moet aan volgende voorwaarden voldoen:
Hemelwater
Men is verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing en het gebruik dient te gebeuren uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw of verharding.
De hemelwaterput moet aan volgende voorwaarden voldoen:
• De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.
• Het volume van de hemelwaterput moet minimum 5000L bedragen.
• Men dient de afvoeren van het volledige dak van de woning met carport hier op aan te sluiten.
• De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Er moeten minstens 2 verschillende aftappunten aangesloten worden op de hemelwaterput, waarvan één aftappunt voor de spoeling van toiletten.
• De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.
De infiltratievoorziening moet aan volgende voorwaarden voldoen:
• Bij plaatsing van een infiltratievoorziening dient men rekening te houden met de gemiddelde grondwaterstand in de winterperiode. De bodem van de infiltratievoorziening mag niet lager gelegen zijn dan deze gemiddelde grondwaterstand.
• Het infiltratievolume dient minimum 3557 L te bedragen.
• De infiltratieoppervlakte dient minimum 5,6912 m² te bedragen.
Toegang tot het perceel
De bestaande toegangen met overwelving moeten behouden blijven.
Er mogen geen werken uitgevoerd worden op het openbaar domein zonder voorafgaandelijke toelating en onder de vooropgestelde voorwaarden van het stadsbestuur. De kosten voor het uitvoeren van aanpassingswerken aan het openbaar domein of het verplaatsen van nutsvoorzieningen zijn ten laste van de bouwheer.
Gracht
Op het perceel Nederlandlaan 16 ligt er een niet geklasseerde gracht. Dit wil zeggen dat de eigenaar van het desbetreffende perceel deze moet onderhouden. Dit is in overeenkomst met artikel 16 van het veldwetboek. Dat artikel dient gelezen te worden dat iedereen die een gracht op zijn grond heeft het nodige moet doen om de afvloei van water te verzekeren en dus verantwoordelijk is voor het onderhoud. Doet de eigenaar dit niet wordt het water niet meer ontvangen en wordt de wet dus overtreden. Moest een eigenaar zijn gracht niet onderhouden of dichtleggen en heeft iemand anders daar last van is dit in eerste instantie een burgerlijk geschil (probleem tussen enkele private personen waar de overheid of het algemeen belang niets mee te maken heeft) en kan de burger dit aanvechten bij de rechtbank, de gemeente heeft hier eigenlijk geen taak in (tenzij het een gracht is die een echt groot gebied of openbaar domein ontwatert).
Verder moet er een zone van vijf meter naast de gracht ten allen tijde gerespecteerd worden. Dus ook tijdens de werken. Dit houdt in dat er geen hindernissen of gebouwen geplaatst mogen worden in de vijf meter zone rond de waterloop. Dit voor het geval er in de toekomst ooit iemand het onderhoud van deze gracht zou overnemen. Ook bemesting is in deze zone niet toegelaten (artikel 23ter § 2 van de wet betreffende de onbevaarbare waterlopen).
Er mag geen afval in de waterloop terecht komen. Met schadelijke stoffen moet extra omzichtig omgesprongen worden zodat ze zeker niet in het water terecht komen.
Tot slot zijn alle wijzigingen aan grachten (inbuizen, dempen, uitdiepen, verleggen,…) vergunningsplichtig (artikel 4.2.1. van de VCRO (vlaamse codex ruimtelijke ordening)).
Artikel 16 van het veldwetboek “De eigenaars van de lager gelegen erven moeten het water van de aldus bevloeide gronden ontvangen, met dien verstande dat hun een vergoeding verschuldigd kan zijn.”
“Artikel 23ter. (29/06/2019- ...) van de wet betreffende de onbevaarbare waterlopen:
§ 2. De gemeente, polder of watering kan ten behoeve van het beheer van de publieke grachten een erfdienstbaarheid opleggen met betrekking tot het recht van doorgang dat kan worden voorzien voor personeelsleden van het bestuur en de aangestelden met het nodige materieel die met de uitvoering van werken zijn belast en de deponie van ruimingproducten en maaisel uit de gracht. Er kan maximum een erfdienstbaarheidszone van vijf meter landinwaarts van de rand van de gracht bepaald worden. Andere erfdienstbaarheden of gebruiksbeperkingen kunnen niet opgelegd worden. Deze erfdienstbaarheden kunnen niet gezien worden als gebruiksbeperkingen die aanleiding kunnen geven tot financiële compensatie vanwege de overheid.
Anderen dan de beheerder van de publieke gracht mogen slechts inrichtingswerken of andere werken aan, over of onder de publieke grachten uitvoeren nadat ze daartoe een machtiging ontvingen van de betrokken gemeente, polder of watering. Een gunstig advies uitgebracht door de instantie die bevoegd is voor de aflevering van de machtiging in het kader van de aanvraag tot omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor het verkavelen van gronden geldt als machtiging indien de eventuele voorwaarden waarvan het gunstig advies afhankelijk wordt gemaakt, in de betrokken vergunning worden opgelegd.
De erfdienstbaarheden die niet langer noodzakelijk zijn voor het onderhoud van het grachtenstelsel worden opgeheven door de gemeente, respectievelijk de polder of de watering. De eigenaar of gebruiker van het bezwaarde perceel kan om de opheffing van de nutteloos geworden erfdienstbaarheden verzoeken.
De Vlaamse Regering zal voor het opleggen en opheffen van deze erfdienstbaarheden nadere regels bepalen inzake de procedurele voorschriften die nageleefd moeten worden bij het opleggen en opheffen van dergelijke erfdienstbaarheden.”
Artikel 4.2.1. van de VCRO (vlaamse codex ruimtelijke ordening) stelt: “Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen: 5° het reliëf van de bodem aanmerkelijk wijzigen, onder meer door de bodem aan te vullen, op te hogen, uit te graven of uit te diepen waarbij de aard of de functie van het terrein wijzigt.”.
Groenambtenaar
1. Enkel de 6 bomen die met een oranje kruisje gemarkeerd werden op het plan in bijlage mogen geveld worden en dit buiten het broedseizoen (dat loopt van 1 april–30 juni);
2. Bij het vellen dient de uitvoerder de nodige veiligheidsmaatregelen in acht te nemen. Voor meer info, zie: https://www.ecopedia.be/artikel/veilig-werken-met-de-motorzaag-0;
3. In het kader van de zorgplicht (art. 14 van het natuurdecreet) wordt gevraagd om ter compensatie standplaatsgeschikte, vrij uitgroeiende, inheemse bomen aan te planten. Een overzicht met geschikte bomen is terug te vinden op de website https://bomenwijzer.be/zoeken. Om enkel de inheemse bomen te zien, klik onderaan op [+] Ecologie en vink vervolgens “Ja, de boom moet inheems in Vlaanderen zijn” aan. Uit de bodemkaart blijkt dat bodem ‘vochtig zand’. Dit aspect dient meegenomen in de bomenwijzer om te komen tot standplaatsgeschikte bomen. Het aantal bomen dat dient aangeplant is afhankelijk van de grootte van de gevelde bomen. Hierbij wordt gestreefd naar een evenwicht tussen de gevelde bomen en de compenserende aanplant.
4. De voorkeur gaat uit naar eenzelfde ordegrootte van bomen om te compenseren, m.n. bomen van 2de categorie. Wenst u kleinere bomen aan te planten, dan gelden onderstaande aantallen. De aangeplante bomen hebben een stamomtrek van minstens 12 tot 14cm bij aanplant.
Compensatietabel
bomenkap Aan te planten
1° grootte A
(> 20m) 1° grootte B
(12-20m) 2° grootte
(6-12m) 3° grootte
(< 6m)
Vellen 1° grootte A (> 20m) x1 x1 x3 x10
1° grootte B (12-20m) x1 x1 x2 x5
2° grootte (6-12m) x1 x1 x1 x2
3° grootte (<6m) x1 x1 x1 x1
Tabel 1 Compensatietabel bomenkap
5. Voor het verplichte inheemse karakter van de compenserende aanplant wordt een uitzondering gemaakt voor de zone binnen een straal van 25m rond de vergunde woning en/of bedrijfsgebouw op voorwaarde dat de woning niet gelegen is in volgende stedenbouwkundige bestemmingen: groengebied, parkgebied, buffergebied en bosgebied of de boom deel uitmaakt van een voorwaarde uit een eerder afgeleverde vergunning. Bovendien moet de vergunde woning bewoond zijn en/of het bedrijfsgebouw moet in gebruik zijn.
6. De compenserende aanplant dient gerealiseerd op het perceel waarop de aanvraag betrekking heeft.
7. De aanplant vindt plaats tijdens het eerstvolgende plantseizoen (dat loopt van 1/11 tot 1/03), volgend op de uitvoering van de werken die het onderwerp uitmaken van de aanvraag.
8. Bij het aanplanten van hoogstammige bomen, dienen de afstandsregels gerespecteerd.
9. Indien de aanplanting niet aanslaat dient deze vervangen tijdens het eerstvolgende groeiseizoen. De verplichting tot heraanplant bij niet aanslaan komt niet te vervallen;
10. De aanvrager dient al het nodige te doen om de compenserende aanplanting te beschermen tegen vraat;
Het niet bebouwde gedeelte van het perceel moet aangelegd worden met hoogstammig groen, het bestaande moet bewaard worden.
Het groen moet aangebracht worden langs alle zijden van het perceel, min de nodige toegangen.
Slechts 10% van de perceeloppervlakte mag ingenomen worden voor het aanleggen van grasperken, speelruimten, tennisvelden e.d.
Het terrein rondom de woning mag opgehoogd worden tot een maximum van 40cm boven het peil van de weg en moet daarna glooiend aanluiten op het bestaande maaiveld van het perceel en de aanpalende percelen.
Lasten
Niet van toepassing
Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:
De woning dient ingeplant en opgericht overeenkomstig de aanduidingen van de goedgekeurde plannen.
De woning met carport tegen de voorgevel wordt ingeplant op 6 meter achter de rooilijn, 3 meter van de linker perceelsgrens en 9,12/7,02 meter van de rechter perceelsgrens.
De woning heeft een totale bouwdiepte van 18,70 meter, bouwbreedte van 17,60 meter en maximale bouwhoogte 6,35 meter uitgevoerd met plat dak.
Elke woning dient uitgerust met één of meer rookmelders of moet beschikken over een branddetectiesysteem dat gekeurd en gecertificeerd is door een daartoe erkend organisme. De rookmelder dient conform te zijn aan NBN EN 14.604, reageert op de rookontwikkeling bij brand door het produceren van een scherp geluidssignaal, en is niet van het ionische type.
Opmerkingen inzake de plaatsing van de rookmelders: minstens één rookmelder per bouwlaag, in kamerwoningen moet elke kamer ermee uitgerust zijn, mogelijke opstelling in de hal, gang, slaapkamer, living, wasplaats, kelder, verwarmingslokaal; plaatsing wordt afgeraden in de badkamer, keuken, garage.
De woning moet voldoen aan de EPB-eisen.
De vloerpas ligt op maximum 20 cm en kan verhoogd worden door het aantal meter tussen de voorgevel en de rooilijn te vermenigvuldigen met 2 cm, en dit tot een maximum van 40 cm.
Aangezien de aanvraag niet gaat over een project (het bouwen van een meersgezinswoning of de aanpassing van het aantal eenheden), kan Fluvius via deze weg geen advies geven voor elektriciteit en aardgas en verwijzen ze naar de website: https://www.fluvius.be/nl/thema/aansluitingen
Er worden geen bijgebouwen opgericht.
Alle verhardingen, met uitzondering van het terras, dienen uitgevoerd in waterdoorlatende materialen zowel in afwerking (toplaag) als fundering.
Riolering algemeen
Men dient te zorgen voor een gescheiden stelsel van droogweerafvoer (DWA) en regenwaterafvoer (RWA) op het perceel.
De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.
De afvoerbuis voor het regenwater moet worden aangesloten op het huisaansluitputje RWA als men een noodoverloop voorziet vanuit de infiltratievoorziening. De afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater moet aangesloten worden op het huisaansluitputje DWA.
Bij aanleg van de private riolering moet men rekening houden met de diepte van de aanwezige aansluiting.
Verplichte keuring privéwaterafvoer
Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende VLARIO-deskundige (VLARIO-keuring). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.
Indien voor de uitvoering van de stedenbouwkundige handelingen een bronbemaling geplaatst zal worden, moet deze aangevraagd worden via het omgevingsloket voor de start van de bronbemaling. De bronbemaling moet voldoen aan de bepalingen van Vlarem II afd. 5.53.6.1. Het bemalingswater moet zoveel mogelijk terug in de grond worden ingebracht buiten de onttrekkingszone. Hiervoor kan gebruikgemaakt worden van infiltratieputten, infiltratiebekkens of infiltratiegrachten. Indien dit technisch onmogelijk is mag het water geloosd worden via de RWA-aansluiting.
Putten dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn. De hemelwaterput moet aan volgende voorwaarden voldoen:
Hemelwater
Men is verplicht om een hemelwaterput en een infiltratievoorziening te plaatsen. De plaatsing en het gebruik dient te gebeuren uiterlijk bij de ingebruikname van het gebouw of verharding.
De hemelwaterput moet aan volgende voorwaarden voldoen:
• De hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen.
• Het volume van de hemelwaterput moet minimum 5000L bedragen.
• Men dient de afvoeren van het volledige dak van de woning met carport hier op aan te sluiten.
• De hemelwaterput moet voorzien worden van een pomp in functie van herbruik. Er moeten minstens 2 verschillende aftappunten aangesloten worden op de hemelwaterput, waarvan één aftappunt voor de spoeling van toiletten.
• De overloop van de hemelwaterput dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.
De infiltratievoorziening moet aan volgende voorwaarden voldoen:
• Bij plaatsing van een infiltratievoorziening dient men rekening te houden met de gemiddelde grondwaterstand in de winterperiode. De bodem van de infiltratievoorziening mag niet lager gelegen zijn dan deze gemiddelde grondwaterstand.
• Het infiltratievolume dient minimum 3557 L te bedragen.
• De infiltratieoppervlakte dient minimum 5,6912 m² te bedragen.
Toegang tot het perceel
De bestaande toegangen met overwelving moeten behouden blijven.
Er mogen geen werken uitgevoerd worden op het openbaar domein zonder voorafgaandelijke toelating en onder de vooropgestelde voorwaarden van het stadsbestuur. De kosten voor het uitvoeren van aanpassingswerken aan het openbaar domein of het verplaatsen van nutsvoorzieningen zijn ten laste van de bouwheer.
Gracht
Op het perceel Nederlandlaan 16 ligt er een niet geklasseerde gracht. Dit wil zeggen dat de eigenaar van het desbetreffende perceel deze moet onderhouden. Dit is in overeenkomst met artikel 16 van het veldwetboek. Dat artikel dient gelezen te worden dat iedereen die een gracht op zijn grond heeft het nodige moet doen om de afvloei van water te verzekeren en dus verantwoordelijk is voor het onderhoud. Doet de eigenaar dit niet wordt het water niet meer ontvangen en wordt de wet dus overtreden. Moest een eigenaar zijn gracht niet onderhouden of dichtleggen en heeft iemand anders daar last van is dit in eerste instantie een burgerlijk geschil (probleem tussen enkele private personen waar de overheid of het algemeen belang niets mee te maken heeft) en kan de burger dit aanvechten bij de rechtbank, de gemeente heeft hier eigenlijk geen taak in (tenzij het een gracht is die een echt groot gebied of openbaar domein ontwatert).
Verder moet er een zone van vijf meter naast de gracht ten allen tijde gerespecteerd worden. Dus ook tijdens de werken. Dit houdt in dat er geen hindernissen of gebouwen geplaatst mogen worden in de vijf meter zone rond de waterloop. Dit voor het geval er in de toekomst ooit iemand het onderhoud van deze gracht zou overnemen. Ook bemesting is in deze zone niet toegelaten (artikel 23ter § 2 van de wet betreffende de onbevaarbare waterlopen).
Er mag geen afval in de waterloop terecht komen. Met schadelijke stoffen moet extra omzichtig omgesprongen worden zodat ze zeker niet in het water terecht komen.
Tot slot zijn alle wijzigingen aan grachten (inbuizen, dempen, uitdiepen, verleggen,…) vergunningsplichtig (artikel 4.2.1. van de VCRO (vlaamse codex ruimtelijke ordening)).
Artikel 16 van het veldwetboek “De eigenaars van de lager gelegen erven moeten het water van de aldus bevloeide gronden ontvangen, met dien verstande dat hun een vergoeding verschuldigd kan zijn.”
“Artikel 23ter. (29/06/2019- ...) van de wet betreffende de onbevaarbare waterlopen:
§ 2. De gemeente, polder of watering kan ten behoeve van het beheer van de publieke grachten een erfdienstbaarheid opleggen met betrekking tot het recht van doorgang dat kan worden voorzien voor personeelsleden van het bestuur en de aangestelden met het nodige materieel die met de uitvoering van werken zijn belast en de deponie van ruimingproducten en maaisel uit de gracht. Er kan maximum een erfdienstbaarheidszone van vijf meter landinwaarts van de rand van de gracht bepaald worden. Andere erfdienstbaarheden of gebruiksbeperkingen kunnen niet opgelegd worden. Deze erfdienstbaarheden kunnen niet gezien worden als gebruiksbeperkingen die aanleiding kunnen geven tot financiële compensatie vanwege de overheid.
Anderen dan de beheerder van de publieke gracht mogen slechts inrichtingswerken of andere werken aan, over of onder de publieke grachten uitvoeren nadat ze daartoe een machtiging ontvingen van de betrokken gemeente, polder of watering. Een gunstig advies uitgebracht door de instantie die bevoegd is voor de aflevering van de machtiging in het kader van de aanvraag tot omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor het verkavelen van gronden geldt als machtiging indien de eventuele voorwaarden waarvan het gunstig advies afhankelijk wordt gemaakt, in de betrokken vergunning worden opgelegd.
De erfdienstbaarheden die niet langer noodzakelijk zijn voor het onderhoud van het grachtenstelsel worden opgeheven door de gemeente, respectievelijk de polder of de watering. De eigenaar of gebruiker van het bezwaarde perceel kan om de opheffing van de nutteloos geworden erfdienstbaarheden verzoeken.
De Vlaamse Regering zal voor het opleggen en opheffen van deze erfdienstbaarheden nadere regels bepalen inzake de procedurele voorschriften die nageleefd moeten worden bij het opleggen en opheffen van dergelijke erfdienstbaarheden.”
Artikel 4.2.1. van de VCRO (vlaamse codex ruimtelijke ordening) stelt: “Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen: 5° het reliëf van de bodem aanmerkelijk wijzigen, onder meer door de bodem aan te vullen, op te hogen, uit te graven of uit te diepen waarbij de aard of de functie van het terrein wijzigt.”.
Groenambtenaar
1. Enkel de 6 bomen die met een oranje kruisje gemarkeerd werden op het plan in bijlage mogen geveld worden en dit buiten het broedseizoen (dat loopt van 1 april–30 juni);
2. Bij het vellen dient de uitvoerder de nodige veiligheidsmaatregelen in acht te nemen. Voor meer info, zie: https://www.ecopedia.be/artikel/veilig-werken-met-de-motorzaag-0;
3. In het kader van de zorgplicht (art. 14 van het natuurdecreet) wordt gevraagd om ter compensatie standplaatsgeschikte, vrij uitgroeiende, inheemse bomen aan te planten. Een overzicht met geschikte bomen is terug te vinden op de website https://bomenwijzer.be/zoeken. Om enkel de inheemse bomen te zien, klik onderaan op [+] Ecologie en vink vervolgens “Ja, de boom moet inheems in Vlaanderen zijn” aan. Uit de bodemkaart blijkt dat bodem ‘vochtig zand’. Dit aspect dient meegenomen in de bomenwijzer om te komen tot standplaatsgeschikte bomen. Het aantal bomen dat dient aangeplant is afhankelijk van de grootte van de gevelde bomen. Hierbij wordt gestreefd naar een evenwicht tussen de gevelde bomen en de compenserende aanplant.
4. De voorkeur gaat uit naar eenzelfde ordegrootte van bomen om te compenseren, m.n. bomen van 2de categorie. Wenst u kleinere bomen aan te planten, dan gelden onderstaande aantallen. De aangeplante bomen hebben een stamomtrek van minstens 12 tot 14cm bij aanplant.
Compensatietabel
bomenkap Aan te planten
1° grootte A
(> 20m) 1° grootte B
(12-20m) 2° grootte
(6-12m) 3° grootte
(< 6m)
Vellen 1° grootte A (> 20m) x1 x1 x3 x10
1° grootte B (12-20m) x1 x1 x2 x5
2° grootte (6-12m) x1 x1 x1 x2
3° grootte (<6m) x1 x1 x1 x1
Tabel 1 Compensatietabel bomenkap
5. Voor het verplichte inheemse karakter van de compenserende aanplant wordt een uitzondering gemaakt voor de zone binnen een straal van 25m rond de vergunde woning en/of bedrijfsgebouw op voorwaarde dat de woning niet gelegen is in volgende stedenbouwkundige bestemmingen: groengebied, parkgebied, buffergebied en bosgebied of de boom deel uitmaakt van een voorwaarde uit een eerder afgeleverde vergunning. Bovendien moet de vergunde woning bewoond zijn en/of het bedrijfsgebouw moet in gebruik zijn.
6. De compenserende aanplant dient gerealiseerd op het perceel waarop de aanvraag betrekking heeft.
7. De aanplant vindt plaats tijdens het eerstvolgende plantseizoen (dat loopt van 1/11 tot 1/03), volgend op de uitvoering van de werken die het onderwerp uitmaken van de aanvraag.
8. Bij het aanplanten van hoogstammige bomen, dienen de afstandsregels gerespecteerd.
9. Indien de aanplanting niet aanslaat dient deze vervangen tijdens het eerstvolgende groeiseizoen. De verplichting tot heraanplant bij niet aanslaan komt niet te vervallen;
10. De aanvrager dient al het nodige te doen om de compenserende aanplanting te beschermen tegen vraat;
Het niet bebouwde gedeelte van het perceel moet aangelegd worden met hoogstammig groen, het bestaande moet bewaard worden.
Het groen moet aangebracht worden langs alle zijden van het perceel, min de nodige toegangen.
Slechts 10% van de perceeloppervlakte mag ingenomen worden voor het aanleggen van grasperken, speelruimten, tennisvelden e.d.
Het terrein rondom de woning mag opgehoogd worden tot een maximum van 40cm boven het peil van de weg en moet daarna glooiend aanluiten op het bestaande maaiveld van het perceel en de aanpalende percelen.