Terug
Gepubliceerd op 26/03/2024

2024_CBS_00720 - Omgevingsvergunning - het regulariseren van een beperkte aanbouw aan de stal, de inplanting van de loods en van een bovengrondse mestvaalt met sapopvangput. langs Heistraat 111 (202300527NC/jh) - Vergunning

College van Burgemeester en Schepenen
ma 25/03/2024 - 13:00 1.14
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis; Nadine Laeremans; Griet Smaers; Bart Julliams; Marlon Pareijn; Pieter Cowé; Luc Van Laer; Francois Mylle, Algemeen Directeur

Afwezig

Tom Corstjens

Secretaris

Francois Mylle, Algemeen Directeur

Voorzitter

Vera Celis
2024_CBS_00720 - Omgevingsvergunning - het regulariseren van een beperkte aanbouw aan de stal, de inplanting van de loods en van een bovengrondse mestvaalt met sapopvangput. langs Heistraat 111 (202300527NC/jh) - Vergunning 2024_CBS_00720 - Omgevingsvergunning - het regulariseren van een beperkte aanbouw aan de stal, de inplanting van de loods en van een bovengrondse mestvaalt met sapopvangput. langs Heistraat 111 (202300527NC/jh) - Vergunning

Motivering

Aanleiding en context

UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 26/03/2024

 

Verslag van de omgevingsambtenaar

 

Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2023091981

Dossiernummer gemeente: 202300527

Inrichtingsnummer: 20231109-0033

 

De gemeente Geel heeft op 16 november 2023 een aanvraag ontvangen voor het regulariseren van een beperkte aanbouw aan de stal, de inplanting van de loods en van een bovengrondse mestvaalt met sapopvangput. De aanvraag werd op 12 december 2023 volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Gegevens van de aanvrager

mevrouw Gerda Van Gorp wonende Heistraat 111 te 2440 Geel

 

Gegevens van de  ligging

Administratieve ligging: Heistraat 111

Kadastrale ligging: afdeling 2 sectie A nrs. 1296G2 en 1296H2

 

Verslag

  1. Stedenbouwkundige basisgegevens

 

Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.

De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:

agrarisch gebied

De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.

 

Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.

 

Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is volgens het ruimtelijk uitvoeringsplan RUP zonevreemde woningen goedgekeurd op 29 januari 2009 gelegen in overdruk zonevreemde woningen II

 

De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling

 

Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

De aanvraag is gesitueerd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het ruimtelijke uitvoeringsplan.

 

Overeenstemming met dit plan

De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.

 

Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen

 

 

Verordeningen

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.

 

  1. Historiek

Volgende vergunningen en/of weigeringen werden verleend:

  • Oud dossier VLAREM (1990/A/04596) voor varkenshouderij - GEEN BESLISSING op .
  • Stedenbouwkundige vergunning (13002) voor nieuwbouw + regularisatie loods - goedgekeurd op 06/09/1999.
  • Stedenbouwkundige vergunning (13002 B) voor het oprichten van een loods - goedgekeurd op 12/03/2001.
  • Stedenbouwkundige vergunning (08251) voor het oprichten van een varkensstal - goedgekeurd op 03/09/1984.
  • Stedenbouwkundige vergunning (2007/00241) voor het bouwen van een woning en het regulariseren van de inplanting van de loods - goedgekeurd op 31/01/2008.
  • Milieuvergunning 1997/V2/00287 voor varkensbedrijf - GEEN BESLISSING op .
  • Milieuvergunning 1997/M3/02326 voor varkens - GEEN BESLISSING op .

 

  1. Beschrijving van de omgeving en de aanvraag

De aanvraag betreft:

  • beperkte aanbouw aan de stal (deels voormalige varkensstal)
  • Regularisatie van een bovengrondse mestvaalt met sapopvangput

 

Het goed betreft een vlak terrein, momenteel bebouwd met een varkens/rundveestal met bijhorende bedrijfsgebouwen.

Het gaat om een zeer beperkte uitbreiding van een overwegend vergund gebouw (van 3.489,75 m³ naar 3.594,13 m³) en de regularisatie van een bovengrondse mestvaalt dewelke op vraag van handhaving op het bedrijf dient voorzien te worden voor de opslag van vaste mest.

De gebouwen maken al bijna 20 jaar deel uit van het landschap en zijn geïntegreerd in de omgeving. De aanbouw aan de stal/bergplaats is zeer beperkt van aard en niet zichtbaar vanaf de weg of de omliggende percelen. De te regulariseren mestvaalt ligt aan de achterzijde van het bedrijf.

 

In de stal staat volgens de plannen nog een noodwoning. Op de plannen van de bouwvergunning van 31/01/2008 staat dat de noodwoning dient te verdwijnen na oprichting van de nieuwe woning en terug berging dient te worden. De nieuwe woning werd ondertussen opgericht, dus dient de noodwoning, als ze nog aanwezig is, te verdwijnen. Ze maakt in ieder geval geen deel uit van deze vergunning.

 

Zie bijlage addendum C1

 

  1. Openbaar onderzoek

Overeenkomstig de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is de gewone procedure van toepassing en moet de aanvraag openbaar gemaakt worden.

Het openbaar onderzoek werd gehouden van 22 december 2023 t.e.m. 20 januari 2024. Er werden geen bezwaarschriften ingediend.

Er werd geen informatievergadering gehouden.

 

  1. Adviezen

Op 7 februari 2024 werd het advies ontvangen van Departement Landbouw en Visserij (hoofdbestuur)

 

Advies: volledig voorwaardelijk gunstig

Op 11 maart 2024 werd het advies ontvangen van Intern stad Geel

Advies Aquafin

 

Advies: volledig gunstig

 

  1. Project-MER

Nvt 

 

  1. Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen

Planologische toets

De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op te minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden (artikel 11 van het Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen).

Wegenis

Het perceel is gelegen langs twee gemeentewegen.

 

Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie «wonen», «verblijfsrecreatie», dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, «gemeenschapsvoorzieningen» of «openbare nutsvoorzieningen», kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.

§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken. Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.

§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.

§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :

1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;

2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;

3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.

Watertoets

Volgens artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 en latere wijzigingen betreffende het integraal waterbeleid dient de aanvraag onderworpen te worden aan de watertoets. Het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 en latere wijzigingen stelt nadere regels vast voor de toepassing van de watertoets. De aanvraag werd getoetst aan de kenmerken van het watersysteem, aan de relevante doelstellingen en beginselen van artikel 5, 6 en 7 van het decreet integraal waterbeleid, en aan de bindende bepalingen van het (deel)bekkenbeheerplan.

Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

Mer-screening

Het ontwerp komt niet voor op de lijst gevoegd als bijlage I en II van de Europese richtlijn 85/337/EEG, noch op de lijst als bijgevoegd als bijlage I en II van het Project-m.e.r.-besluit. Bijgevolg dient geen milieueffectenrapport te worden opgesteld.

Het ontwerp komt voor op de lijst gevoegd als bijlage III van het Project-m.e.r.-besluit.

Bijgevolg dient de vergunningverlenende overheid de aanvraag te screenen.

Er werd een uitgebreide m.e.r. – screeningsnota bij de aanvraag gevoegd, die ten gronde werd beoordeeld door de vergunningsverlenende overheid.

De beoordeling in de m.e.r. - screeningsnota wordt gevolgd.

Natuurtoets

Het dichtstbijzijnde habitatrichtlijn- en VEN-gebied is gelegen op ca. 2680 m van de inrichting. Het dichtstbijzijnde vogelrichtlijngebied is gelegen op ca. 3780 m van de inrichting.

 

Voor een omgevingsvergunningsaanvraag voor de exploitatie van een veehouderij of mestverwerkingsinstallatie is de opmaak van een passende beoordeling van de effecten van stikstofdepositie via de lucht ten aanzien van SBZ-H niet vereist als de impactscore kleiner is dan of gelijk is aan een drempelwaarde van 0,025%. Volgens de Impactscoretool is de bijdrage aan vermesting en verzuring 0,011 % voor de actuele habitats en 0,011 % voor de zoekzones.

 

Er dient dus geen passende beoordeling opgesteld te worden en er kan gesteld worden dat de effecten van de inrichting geen significant effect hebben op de speciale beschermingszones in de omgeving indien de codes van de goede natuurpraktijk gevolgd worden.

Milieuaspecten

Water

Afvalwater

Het bedrijfsafvalwater ontstaat bij het reinigen van de stallen en de voederinstallaties. De stallen worden na elke ronde gereinigd en dit reinigingswater wordt opgevangen in de onderliggende mestkelders. Ook het reinigingswater afkomstig van de installaties wordt opgevangen in de mestkelder. De mest wordt, zoals opgenomen in bijlage E2 van de aanvraag uitgereden volgens de toepasselijke regels van het mestdecreet.

Waterbesparingsmaatregelen

De volgende milderende maatregelen dienen genomen te worden om het reinigingswater te beperken:

-          De stallen worden meestal droog gereinigd

-          Bij de reiniging van de stallen wordt een hogedrukreiniger gebruikt

-          De te reinigen hokken laat men voldoende inweken

-          Daarnaast voorziet de exploitant een hemelwaterput zodanig dat zoveel mogelijk hemelwater hergebruikt kan worden vb. voor de reiniging van de stallen.

Bodem

Mestopslag

De aanvraag betreft een hernieuwing van de vergunde opslag voor mengmest (844 m³). De opslag van mengmest in de bindstallen gebeurt in mestkelders onder de stallen. De mestopslagplaatsen staan aangeduid op het uitvoeringsplan in bijlage C8a van de aanvraag.

In bijlage E2 van de aanvraag is opgenomen dat de  stallen en mestopslagplaatsen (zullen) voldoen aan de constructievoorschriften: de vloeren en mestkelders zijn mestdicht; de vloeren, mestkanalen en mestkelders zijn niet voorzien van overstorten of afleidingskanalen naar een oppervlaktewater, een openbare riolering, een kunstmatige afvoerweg voor regenwater of naar een verliesput.

Volgens de berekeningen in hoofdstuk VII van bijlage 5.28 van Vlarem II dient de exploitant in de gewenste situatie een mengmestopslagcapaciteit van 336 + 56,25= 392,25 m³ te voorzien om de mengmest gedurende een periode van 6/9 maanden te stockeren. De voorziene totale opslagcapaciteit voor mengmest in de mestkelders onder stallen 1 en 2(potstal), zijnde 790 m³ in de nieuwe situatie, voldoet bijgevolg aan de vereiste opslagcapaciteit.

Vaste mest wordt opgeslagen onder de dieren in potstallen (vloeistofdichte ondergrond) of in de vaste mestvaalt van 50 m³. De vaste mestvaalt dient voorzien te zijn van een sapopvangput voor mestsappen. Deze mestsappen mogen niet in de omgeving terechtkomen en dienen correct afgevoerd te worden. De mest dient afgezet te worden volgens de regels van het mestdecreet.

Gevaarlijke stoffen en afval

De exploitant dient er op gewezen te worden dat hij de bepalingen van het Materialendecreet, het Vlarema en Vlarem strikt dient na te leven, onder meer de bepalingen m.b.t. de opslag van krengen (zie artikel 5.9.8.4 § 4 van Vlarem II), evenals de bepalingen in art. 3 § 1 van het BVR van 21/6/2013 betreffende dierlijke bijproducten en afgeleide producten.

De karkassen dienen opgehaald te worden door een erkende ophaler. In dit geval verklaart de exploitant dat de firma Rendac deze dienst zal voorzien.

De exploitant vraagt om akte te nemen van de opslag van 152 kg(of l) producten in kleine verpakkingen. De exploitant neemt in bijlage E2 van de aanvraag op dat deze producten in een lekbak zullen opgeslagen worden. De opslagplaats werd aangeduid op het uitvoeringsplan in bijlage C8a van de aanvraag.

Geur

De geuremissie werd berekend in het omgevingsloket en is 890 OUE/s.

Gezien de ligging in landbouwgebied en de verspreide ligging van landbouwbedrijven in de omgeving zou dit in eerste instantie geen problemen mogen veroorzaken. Echter vanuit deze windrichting zijn in het verleden al eerder klachten van geurhinder ontvangen bij Stad Geel. De omgevingsambtenaar vraagt daarom aan de exploitant om zo veel mogelijk maatregelen toe te passen die de geuremissie beperken tot het minimum. Een voorbeeld hiervan de staldeuren gesloten te houden, alle oppervlakken waarop zich mest kan bevinden en waarop dieren worden gehouden dienen zo proper en droog mogelijk te zijn, dieren proper houden, versnelde mestverwijdering, afdekken van het mestvaalt enzovoort...

Lucht en stof

De belangrijkste niet geleide emissie is opwaaiend stof door het verkeer over de toegangspaden.

Volgens de berekening zou dit 7,002 kg PM10 per jaar zijn.

Volgende maatregelen worden genomen om de emissies maximaal te voorkomen:

-          de inrichting wordt in een reine toestand gehouden

-          bij het leveren van voeders wordt gebruik gemaakt van stofzakken

-          de toegangspaden worden regelmatig geveegd zodat opwaaiend stof wordt beperkt

-          Gemorste stoffen die aanleiding kunnen geven tot stofvorming, worden na de beëindiging van de handeling zo snel mogelijk verwijderd (zie artikel 4.4.7.1.1 § 4 van Vlarem II).

 Er zal nauwelijks een mobiliteitsimpact zijn door toedoen van het voorliggende project.

Milieutechnische conclusie

Met betrekking tot de onderzochte milieutechnische aspecten in voorliggende beoordeling en op basis van de gegevens in de aanvraag lijkt gesteld te kunnen worden dat er geen indicaties zijn tot het verlenen van een negatief advies. Het lijkt echter wel aangewezen om bij eventuele vergunningverlening in de mate van het mogelijke rekening te houden met onderstaande bemerkingen, aanvullingen, aanbevelingen en/of voorstellen voor bijzondere voorwaarden.

De opmerkingen worden opgenomen in de bijzondere voorwaarden in het besluitgedeelte.


Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening

Goede ruimtelijke ordening

Opportuniteitstoets

Overeenkomstig artikel 4.3.1§1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) dient een omgevingsvergunning te worden geweigerd indien het aangevraagde onverenigbaar is met de goede ruimtelijke ordening. De beoordelingsgronden van de goede ruimtelijke ordening worden omschreven in art. 4.3.1§2 van de VCRO.

Functionele inpasbaarheid

Het regulariseren van een beperkte aanbouw aan de stal, de inplanting van de loods en van een bovengrondse mestvaalt met sapopvangput stelt geen beperking aan het gebruik van het perceel. De bestemming van het perceel wordt door de aanvraag niet geschaad. De aanvraag is functioneel in overeenstemming met de functies van de omliggende percelen en deze in de ruimere omgeving van het project.

Ruimtegebruik – schaal- bouwdichtheid.

De aanvraag heeft een zeer beperkte impact op het ruimtegebruik van het perceel.

Visueel-vormelijk

De aanvraag heeft geen impact op de visueel-vormelijke uitstraling in het straatbeeld. .

Cultuurhistorische aspecten

De aanvraag is niet gesitueerd in een beschermd landschap of dorpsgezicht. De aanvraag heeft geen invloed op de cultuurhistorische aspecten van het perceel en de omgeving.

Mobiliteit

De aanvraag heeft geen invloed op de mobiliteit.

Bodemreliëf

De aanvraag heeft geen impact op het bodemreliëf.

Hinderaspecten – gezondheid

De aanvraag brengt geen extra hinder met zich mee voor de omgeving, gezondheidsaspecten worden niet geschaad.

Er kan geconcludeerd worden dat het project in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening en aanleg.

 

Resultaten openbaar onderzoek

Het openbaar onderzoek werd gehouden  van 22 december 2023 tot en met 20 januari 2024. Naar aanleiding van het openbaar onderzoek werden er geen bezwaarschriften ontvangen.

 

Bespreking adviezen

De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van de volgende adviezen en beoordeelt deze als volgt:

  • Het advies van Departement Landbouw en Visserij (hoofdbestuur), afgeleverd op 7 februari 2024 is voorwaardelijk gunstig.
  •  Het advies van Intern stad Geel afgeleverd op 11 maart 2024 is gunstig.

 

Conclusie

Uitgaande van de gegevens opgenomen in het aanvraagdossier en rekening houdende met bovenstaande bemerkingen dient deze vergunningsaanvraag voor het onderdeel ‘ingedeelde inrichting of activiteit’ voorwaardelijk gunstig geadviseerd te worden. De volgende rubrieken en hoeveelheden worden voorwaardelijk gunstig geadviseerd:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

9.4.3.c)1°

Stallen met plaatsen voor 57 runderen waarvan 32 runderen +2j, 10 runderen 1-2j en 15 runderen -1j (Nieuw)

57 plaatsen

2

15.1.1°

Stelpaats voor 10 voertuigen en/of aanhangwagens (Nieuw)

10 voertuigen

3

17.4.

Opslag van 152 L gevaarlijke producten in kleine verpakkingen (10x 10L + 10x 1L + 2x 20L + 4x 0,5L) (Nieuw)

152 liter

3

28.2.c)1°

Opslag van 790 m³ drijfmest of gier, 50 m³ vaste mest en 4 m³ mestsappen (Nieuw)

844 m³

3

 

Onder de volgende voorwaarden:

Algemene voorwaarden: 4.1 – 4.6 van het Vlarem II
Sectorale voorwaarden: Afd. 5.9.1-5.9.11, Hst. 5.15, Afd. 5.17.1, Afd. 5.17.4, Subafd. 5.17.4.3, Afd. 5.28.2- 5.28.3 van het Vlarem II
Bijzondere voorwaarden:

  • De inrichting wordt in een reine toestand gehouden en afvalstoffen dienen verzameld te worden op een plaats die beschut is voor de wind;
  • bij het leveren van voeders wordt gebruik gemaakt van stofzakken;
  • de toegangspaden worden regelmatig geveegd zodat opwaaiend stof wordt beperkt;
  • Er dienen continu geurreducerende maatregelen genomen te worden in de stallen zoals
    • alle oppervlakken waarop zich mest kan bevinden en waarop dieren worden gehouden dienen zo proper en droog mogelijk te zijn;
    • dieren dienen proper gehouden te worden;
    • versnelde mestverwijdering bij vergrote geurproductie;
    • afdekken van het mestvaalt
  • Alle gevaarlijke stoffen dienen boven een inkuiping opgeslagen te worden

 Stedenbouwkundige voorwaarden

 

  • De werken dienen te zijn en te worden uitgevoerd overeenkomstig de bijgevoegde plannen.
  • Er dient gevolg te worden gegeven aan het advies van het departement Landbouw en Zeevissrij dd. 07/02/2024 met kenmerk  2023_008313_v1.
  • Er dient gevolg te worden gegeven aan het advies van Aquafin dd. 07/03/2024 met kenmerk P24000588.
  • De noodwoning dient terug te worden opgevormd tot berging en maakt geen deel uit van deze vergunning.

 

Lasten

Niet van toepassing

Juridische grond

Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne

Besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Decreet over de programmatische aanpak stikstof


Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:

 De volgende rubrieken en hoeveelheden worden voorwaardelijk vergund:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

9.4.3.c)1°

Stallen met plaatsen voor 57 runderen waarvan 32 runderen +2j, 10 runderen 1-2j en 15 runderen -1j (Nieuw)

57 plaatsen

2

15.1.1°

Stelpaats voor 10 voertuigen en/of aanhangwagens (Nieuw)

10 voertuigen

3

17.4.

Opslag van 152 L gevaarlijke producten in kleine verpakkingen (10x 10L + 10x 1L + 2x 20L + 4x 0,5L) (Nieuw)

152 liter

3

28.2.c)1°

Opslag van 790 m³ drijfmest of gier, 50 m³ vaste mest en 4 m³ mestsappen (Nieuw)

844 m³

3

 

Onder de volgende voorwaarden:

Algemene voorwaarden: 4.1 – 4.6 van het Vlarem II
Sectorale voorwaarden: Afd. 5.9.1-5.9.11, Hst. 5.15, Afd. 5.17.1, Afd. 5.17.4, Subafd. 5.17.4.3, Afd. 5.28.2- 5.28.3 van het Vlarem II
Bijzondere voorwaarden:

  • De inrichting wordt in een reine toestand gehouden en afvalstoffen dienen verzameld te worden op een plaats die beschut is voor de wind;
  • bij het leveren van voeders wordt gebruik gemaakt van stofzakken;
  • de toegangspaden worden regelmatig geveegd zodat opwaaiend stof wordt beperkt;
  • Er dienen continu geurreducerende maatregelen genomen te worden in de stallen zoals
    • alle oppervlakken waarop zich mest kan bevinden en waarop dieren worden gehouden dienen zo proper en droog mogelijk te zijn;
    • dieren dienen proper gehouden te worden;
    • versnelde mestverwijdering bij vergrote geurproductie;
    • afdekken van het mestvaalt
  • Alle gevaarlijke stoffen dienen boven een inkuiping opgeslagen te worden

 Stedenbouwkundige voorwaarden:

 

  • De werken dienen te zijn en te worden uitgevoerd overeenkomstig de bijgevoegde plannen.
  • Er dient gevolg te worden gegeven aan het advies van het departement Landbouw en Zeevissrij dd. 07/02/2024 met kenmerk  2023_008313_v1.
  • Er dient gevolg te worden gegeven aan het advies van Aquafin dd. 07/03/2024 met kenmerk P24000588.
  • De noodwoning dient terug te worden opgevormd tot berging en maakt geen deel uit van deze vergunning.