De Vlaamse regering heeft een advies gevraagd aan de stad Geel in het kader van de plan-m.e.r.-plicht i.h.k.v. een wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en titel III van het VLAREM van 16 mei 2014.
Met dit besluit worden diverse bepalingen gewijzigd in titel II en III van het VLAREM en het Milieuhandhavingsbesluit ter optimalisatie(o.a. rechtzetting diverse errata).
Het ontwerpbesluit bevat samengevat volgende wijzigingen:
De Vlaamse regering toetst af in de plan-Mer-screening of er een plan-Mer nodig is voor de wijzigingen van het Vlarem II.
De stad Geel beoordeelt de milieueffecten van de geplande wijziging als volgt voor de volgende onderdelen:
1. Definitie azimut
Het azimut is een van de coördinaten uit het horizon-coördinatenstelsel. In dit stelsel wordt de positie van een object aan de hemel aangegeven door de twee coördinaten: azimut en elevatie. Het azimut is daarin de horizontale component, de kompasrichting, dus de hoek met het noorden gemeten over het oosten en komt dus met het argument, dat in de landmeetkunde wordt gebruikt, overeen. Gewoonlijk wordt het azimut in graden uitgedrukt.
Een herziening van de definitie van het begrip azimut dringt zich op zodat de wetgeving overeenkomt met technologische evoluties van antennes die vaak in de praktijk voorkomen. Nieuwe antennes kunnen ook gebruik maken van een ander soort antennepatroon waarbij het grootste deel van het vermogen niet uitgestraald wordt volgens de richting waarin de antenne fysiek gericht staat. Daarnaast kunnen antennes ook gebruik maken van meerdere richtingen die samen het merendeel van het vermogen uitzenden.
Dit artikel vormt geen kader voor vergunningen vermits het om een definitie gaat die bovendien louter gehanteerd wordt in deel 6 van titel II van het VLAREM (niet-ingedeelde inrichtingen waarvoor geen omgevingsvergunning dient aangevraagd te worden).
2. Artikel 5.1.0.1
Dit betreft de rechtzetting van een erratum bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 tot wijziging van de bijlagen van titel II van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor de productie van grote hoeveelheden organisch-chemische producten.
De verwijzing naar de rubriek 1.1 moet geschrapt worden uit de voorwaarden voor GPBV-installaties. Een verouderde verwijzing wordt hier uit het Vlarem gehaald.
Gelet op bovenstaande veroorzaakt deze wijziging geen aanzienlijke milieueffecten.
3. Artikel 5.2.2.8.6
Het nieuwe artikel heft artikel 5.2.2.8.6 van titel II van het VLAREM op, waarbij wordt bepaald dat de exploitant van een vergunde opslagplaats voor afgewerkte olie een bankgarantie moet stellen ten gunste van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij.
Het aantal gevallen waarbij de OVAM de bankgarantie effectief gebruikte, is zeer klein en dateert al van vele jaren geleden. Afgewerkte olie is een afvalstroom met vaak een positieve marktwaarde. Er zijn voldoende inzamelaars en verwerkers van afgewerkte olie actief op de markt. Daarnaast is er voor afvalolie een aanvaardingsplicht van toepassing, die inzet op een hoge inzamelingsgraad en een hoogwaardige nuttige toepassing.
Gelet op bovenstaande veroorzaakt deze wijziging geen aanzienlijke milieueffecten.
4. Artikel 5.2.4.1.12
De wijziging beoogt dat indien de monstername van afvalstoffen bij stortplaatsen wordt uitgevoerd door de exploitant dit dient te gebeuren conform “de code van goede praktijk voor de zelfcontrole van monstername afval uitgevoerd door de exploitant”.
Deze code van goede praktijk is raadpleegbaar via de website van VITO: https://reflabos.vito.be/onderzoeksrapporten/2018_CvGP_zelfcontrole_monstername_versie2_OVAM.pdf
Deze code van goede praktijk omvat onder meer:
Daarnaast omvat deze wijziging ook nog een verduidelijking dat de erkende labo’s erkend moeten zijn voor de desbetreffende monstername en tests.
Gelet op bovenstaande veroorzaakt deze wijziging geen aanzienlijke milieueffecten.
5. Artikel 5.20.2.1
Heeft betrekking op de toelichting bij punt 2.
6. Artikel 5.20.2.7
Deze wijziging kadert in het optimaliseren van de afstemming tussen titel II van het VLAREM en titel III van het VLAREM. Dit artikel wordt geschrapt gezien de emissiegrenswaarde voor stof voor het betreffende proces ook geregeld is in artikel 3.7.6.2 van VLAREM III. In VLAREM III geldt daarenboven een strengere emissiegrenswaarde voor nieuwe eenheden.
Het schrappen van dit artikel heeft geen inhoudelijke impact op de inrichtingen vermeld in rubriek 1.1 van de indelingslijst, noch voor de rubriek 20.1.2. Het artikel heeft namelijk betrekking op installaties voor het katalytisch kraken volgens het fluïd bed procedé. Dit is een proces dat enkel plaatsvindt bij het raffineren van aardolie en dus niet bij inrichtingen voorde verwerking van aardolie(producten) die onder rubriek 1.1 van de indelingslijst vallen.
Gelet op het voorgaande kan besloten worden dat deze wijziging geen aanzienlijke milieueffecten teweeg brengt vermits ondanks het schrappen van de emissiegrenswaarde in titel II van het VLAREM, er een strengere of gelijkwaardige emissiegrenswaarde van titel III van het VLAREM zal gelden.
Er wordt met deze bepaling immers niets gewijzigd aan het beoordelingskader voor de vergunningverlening van projecten. Het betreft louter de registratie van de gegevens van stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 1 MW tot en met 50 MW en is bovendien de uitvoering van een Europese verplichting.
7. Artikel 5.43.2.41
Dit artikel wijzigt artikel 5.43.2.41 van titel II van het VLAREM. Dit artikel is een deel van de implementatie van artikel 5, 5° van de Europese MCP-richtlijn om een register bij te houden met informatie over de middelgrote stookinstallaties. Het huidige MCP-register is gebaseerd op de gegevens van de aanvragen uit het Omgevingsloket. Het register is momenteel onvolledig voor de MCP-installaties die voordien al vergund waren.
Om aan deze onvolledigheid tegemoet te komen, moeten er instrumenten door het Departement Omgeving beschikbaar gesteld worden om registratie door een persoon die daartoe door de exploitant gemachtigd is toe te laten. Na analyse is gebleken dat deze registratie het best via het Omgevingsloket moet gebeuren, om hergebruik van data toe te laten om zo de administratieve overlast voor de exploitanten tot een minimum te beperken.
8. Artikel 5.58.1
Alkalische hydrolyse of resomatie is een nieuwe vorm van lijkbezorging die reeds in verschillende landen ingang vond. Het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en lijkbezorging voorziet in een rechtsgrond om via een besluit van de Vlaamse Regering andere wijzen van lijkbezorging, zoals alkalische hydrolyse, mogelijk te maken.
Alkalische hydrolyse is een chemisch proces waarbij het lichaam van de overledene wordt ontbonden in een drukvat. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een stof met hoge pH-waarde, meestal kaliumhydroxide, opgelost in heet water.
Er zijn nog een aantal onduidelijkheden met betrekking tot de samenstelling van het te lozen effluent als gevolg van het resomatieproces en of dit effluent (zonder bijkomende zuivering) kan voldoen aan de betreffende lozingsnormen van titel II van het VLAREM. De huidige data over de milieutechnische aspecten van ditproces blijken schaars en onvoldoende representatief om een set van sectorale vergunningsvoorwaarden vast te leggen in titel II van het VLAREM. Meer gegevens afkomstig van operationele installaties zijn onontbeerlijk om een helder beeld te krijgen van de milieutechnische aspecten. Door middel van projecten kunnen de nodige gegevens bekomen worden.
De eerste stap is een geschikte rubriek opnemen in de indelingslijst van titel II van het VLAREM. Vervolgens kan een vergunning worden aangevraagd met bijzondere voorwaarden op maat. Hiertoe wordt de rubriek 58 ‘crematoria’ hernoemd naar ‘crematoria en andere lijkbezorging’. Hieronder wordt dan een rubriek 58.1 voorzien voor crematoria en 58.2 voorzien voor alkalische hydrolyse. In art. 5.58.1 van titel II van het VLAREM wordt het toepassingsgebied veranderd van de rubriek “58” naar de rubriek “58.1”.
Dit heeft geen aanzienlijke milieueffecten tot gevolg vermits de algemene voorwaarden zullen gelden en er op maat van het project en de omgeving een set van bijzondere voorwaarden zullen worden vastgesteld. Indien men dergelijk project vandaag zou willen uitvoeren, is het reëel dat men ook reeds onder een andere rubriek gevat is. Het kader verandert dus niet of wordt juist beter indien men geen vergunningsplicht zou hebben gehad.
9. Artikel 6.10.2.2.
Artikel 6.10.2.2 werd recent gewijzigd via het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2022. De voormelde wijziging had echter enkele onbedoelde gevolgen, nl. dat voor alle bestaande antennesmet laag vermogen (<10W EIRP)een kennisgeving moet gebeuren. Antennes met een zeer laag vermogen (<3W EIRP) leveren echter geen significante bijdrage aan de blootstellingen de verplichting brengt een administratieve overlast met zich mee. Artikel 9 van het voorliggende wijzigingsbesluit beoogt de antennes met een zeer laag vermogen vrij te stellen van de kennisgevingsverplichting. Verder wordt een vergissing rechtgezet inzake een verkeerde verwijzing naar artikel 6.10.2.2bisin de paragrafen 2, 3, 5 en 6. Er moet verwezen worden naar het volledige artikel 6.10.2.2bisin plaats van enkel naar paragraaf 2.
10. Bijlage 1 (indelingslijst van het VLAREM II)
Voor de geologische opslag van CO2 wordt (rubriek 16.12), naast een verwijzing naar het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond, ook een verwijzing opgenomen naar de Europese richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide. Dit voor de gevallen waarbij de opslag van CO2 gepland is in het buitenland. Deze wijziging heeft geen inhoudelijke implicaties.
De volgende wijziging zorgt voor het wegwerken van een erratum in rubriek 30.1 van de indelingslijst. Enkele installaties vielen nu onder rubriek 30.2 en en enkele bestaande uitzonderingen waren niet maar van toepassing op de installaties van rubriek 30.2. Dit wordt met deze wijziging rechtgezet.
Daarnaast wordt ook rubriek 2.2.2.h) toegevoegd bij de verwijzing naar de toepasselijke rubriek in de bestaande uitzondering voor inrichtingen voor het mechanisch behandelen vaninerte afvalstoffen die bij de uitvoering van wegen-of sloopwerken ontstaan. De inrichtingen onder de rubriek 2.2.2.h) kunnen namelijk ook inrichtingen omvatten voor het mechanisch behandelen van inerte afvalstoffen die bij de uitvoering van wegen-of sloopwerken ontstaan. Dit betreft louter een verduidelijking van welke activiteiten er onder ‘inrichtingen voor het mechanisch behandelen van inerte afvalstoffen die bij de uitvoering van wegen-of sloopwerken ontstaan’ kunnen vallen.
11. Wijzingen van titel III van het VLAREM
Besluit
Er worden geen negatieve milieueffecten verwacht door het doorvoeren van de wijzigingen aan het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en titel III van het VLAREM van 16 mei 2014.
De ontheffing van de verplichting tot plan-MER i.h.k.v. een wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en titel III van het VLAREM van 16 mei 2014 wordt gunstig geadviseerd.
Het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, artikel 5.4.1, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014.
Titel 3 van het VLAREM
Het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne
MER-besluit (2004)
Het college van burgemeester en schepen adviseert het team Omgevingseffecten van het departement omgeving om de aanvraag tot plan-MER ontheffing in het kader van de wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en titel III van het VLAREM van 16 mei 2014 gunstig te beoordelen.