Gegevens van de aanvrager |
LSG bv
Dr.-Van de Perrestraat 315
2440 Geel
Gegevens van het perceel |
Kadastraal gekend als:
(afd. 4) sectie D 423 E
Ingewonnen adviezen |
Niet van toepassing voor deze aanvraag.
Advies van de gewestelijke stedenbouwkundig ambtenaar |
De gemeente is ontvoogd. Bijgevolg moet het advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar niet worden ingewonnen.
Standpunt van het college van burgemeester en schepenen |
Historiek:
dossiernummer:0315 - Stedenbouwkundige attesten
Datum aanvraag: 17/11/1976
Beslissing: Positief
Onderwerp: Nieuwbouw eengezinswoning
Bepaling welk plan van toepassing is
De aanvraag is volgens het bij Koninklijk besluit van 28 juli 1978 - Gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28/07/1978 gelegen in woongebied met landelijk karakter.
In deze gebieden de stedenbouwkundige voorschriften gelden van het KB van 28/12/1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen. de woongebieden met een landelijk karakter zijn bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven;
Het perceel is niet gelegen binnen een bijzonder plan van aanleg.
Het perceel is niet gelegen binnen een ruimtelijk uitvoeringsplan.
Het perceel is niet gelegen binnen een goedgekeurde verkaveling.
Verordeningen
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.
Algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.
Beschrijving van de bouwplaats, de omgeving en de aanvraag
Omschrijving
De aanvraag betreft het oprichten van een gekoppelde eengezinswoning.
Toetsing aan de decretale beoordelingselementen
Het perceel is gelegen langs een gemeenteweg.
Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie «wonen», «verblijfsrecreatie», dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, «gemeenschapsvoorzieningen» of «openbare nutsvoorzieningen», kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.
§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken. Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.
§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.
§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :
1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;
2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;
3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.
Beoordeling van de goede ruimtelijke ordening
Goede ruimtelijke ordening
Opportuniteitstoets
Overeenkomstig artikel 4.3.1§1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) dient een omgevingsvergunning te worden geweigerd indien het aangevraagde onverenigbaar is met de goede ruimtelijke ordening. De beoordelingsgronden van de goede ruimtelijke ordening worden omschreven in art. 4.3.1§2 van de VCRO.
Functionele inpasbaarheid
Het oprichten van een gekoppelde eengezinswoning stelt geen beperking aan het gebruik van het perceel. De bestemming van het perceel wordt door de aanvraag niet geschaad. De aanvraag is functioneel in overeenstemming met de functies van de omliggende percelen en deze in de ruimere omgeving van het project.
Ruimtegebruik – schaal- bouwdichtheid.
De aanvraag heeft een impact op het ruimtegebruik van het perceel. Er wordt immers een nieuwe woning opgericht op een perceel dat momenteel onbebouwd is.
Visueel-vormelijk
De aanvraag heeft een impact op de visueel-vormelijke uitstraling in het straatbeeld. Het straatbeeld wordt echter gekenmerkt door zowel vrijstaande als gekoppelde bebouwing zodat de nieuwe woning zal passen in deze omgeving.
Cultuurhistorische aspecten
De aanvraag is niet gesitueerd in een beschermd landschap of dorpsgezicht. De aanvraag heeft geen invloed op de cultuurhistorische aspecten van het perceel en de omgeving.
Mobiliteit
De aanvraag heeft een beperkte invloed op de mobiliteit. Het betreft echter slecht 1 eengezinswoning met parkeervoorziening op het eigen terrein. De parkeerdruk in de straat zal niet verhogen.
Bodemreliëf
De aanvraag heeft een impact op het bodemreliëf. Door het voorzien van een hemelwaterput en een infiltratievoorziening zal deze impact tot een minimum worden beperkt.
Hinderaspecten – gezondheid
De aanvraag brengt geen extra hinder met zich mee voor de omgeving, gezondheidsaspecten worden niet geschaad.
Er kan geconcludeerd worden dat het project in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening en aanleg.
Watertoets
Volgens artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 en latere wijzigingen betreffende het integraal waterbeleid dient de aanvraag onderworpen te worden aan de watertoets. Het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 en latere wijzigingen stelt nadere regels vast voor de toepassing van de watertoets. De aanvraag werd getoetst aan de kenmerken van het watersysteem, aan de relevante doelstellingen en beginselen van artikel 5, 6 en 7 van het decreet integraal waterbeleid, en aan de bindende bepalingen van het (deel)bekkenbeheerplan.
Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
Conclusie:
Voorwaardelijk gunstig voor het oprichten van een gekoppelde eengezinswoning onder volgende voorwaarden:
De woning dient aan te sluiten op de kroonlijsthoogte van de aanpalende woning.
De dakhelling bedraagt maximum 45°. Wegens de ligging in het woongebied met landelijk karakter en gelet op de bebouwing in de omgeving kan een plat dak niet worden toegestaan.
De maximum bouwdiepte bedraagt 17 m, op de verdieping maximum 13 m en de dakbasis maximum 9 m.
Op de eerste verdieping mag dezelfde bouwhoogte worden aangehouden als de voorgevel, de resterende bouwhoogte mag maximum 3,5 m bedragen.
Eventuele verharding dient tot een absoluut minimum beperkt te blijven en dient te worden uitgevoerd in waterdoorlatende of waterpasserende materialen.
Achter de woning dient een tuinstrook van minstens 10 m te worden ingericht. Achter deze tuinstrook ligt de zone voor bijgebouwen.
Minimum 50% van de ganse perceeloppervlakte dient te worden ingericht als groene ruimte op volle grond.
De oppervlakte van de voortuin bestaat minimaal uit 50% onbebouwde en natuurlijk ingerichte ruimte op volle grond.
De aanvraag tot omgevingsvergunning dient te voldoen aan de hemelwaterverordening 2023 en eventuele latere wijzigingen.
Perceelsafsluitingen bestaan uit een levende haag van standplaatsgeschikt, streekeigen en inheems groen. In combinatie met een levende haag kunnen draadafsluitingen of open hekwerk in metaal of hout toegestaan worden. Aan elke zijdelingse perceelsgrens kan een gesloten afsluiting worden toegestaan met een lengte van maximum 6 m en een hoogte van maximum 2 m. Deze gesloten afsluiting bevindt zich niet in de voortuin. Niet gemeenschappelijke perceelsafsluitingen worden geplaatst op het eigen perceel, waarbij levende hagen op een afstand van minimum 0,5 m van de perceelsgrens worden geplaatst.
Bij de aanvraag tot omgevingsvergunning zal een grondige toetsing gebeuren aan de goede ruimtelijke ordening en kan de vergunningverlenende overheid bijkomende voorwaarden of wijzigingen aan het concept opleggen op basis van de concrete plannen.
Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
De woning dient aan te sluiten op de kroonlijsthoogte van de aanpalende woning.
De dakhelling bedraagt maximum 45°. Wegens de ligging in het woongebied met landelijk karakter en gelet op de bebouwing in de omgeving kan een plat dak niet worden toegestaan.
De maximum bouwdiepte bedraagt 17 m, op de verdieping maximum 13 m en de dakbasis maximum 9 m.
Op de eerste verdieping mag dezelfde bouwhoogte worden aangehouden als de voorgevel, de resterende bouwhoogte mag maximum 3,5 m bedragen.
Eventuele verharding dient tot een absoluut minimum beperkt te blijven en dient te worden uitgevoerd in waterdoorlatende of waterpasserende materialen.
Achter de woning dient een tuinstrook van minstens 10 m te worden ingericht. Achter deze tuinstrook ligt de zone voor bijgebouwen.
Minimum 50% van de ganse perceeloppervlakte dient te worden ingericht als groene ruimte op volle grond.
De oppervlakte van de voortuin bestaat minimaal uit 50% onbebouwde en natuurlijk ingerichte ruimte op volle grond.
De aanvraag tot omgevingsvergunning dient te voldoen aan de hemelwaterverordening 2023 en eventuele latere wijzigingen.
Perceelsafsluitingen bestaan uit een levende haag van standplaatsgeschikt, streekeigen en inheems groen. In combinatie met een levende haag kunnen draadafsluitingen of open hekwerk in metaal of hout toegestaan worden. Aan elke zijdelingse perceelsgrens kan een gesloten afsluiting worden toegestaan met een lengte van maximum 6 m en een hoogte van maximum 2 m. Deze gesloten afsluiting bevindt zich niet in de voortuin. Niet gemeenschappelijke perceelsafsluitingen worden geplaatst op het eigen perceel, waarbij levende hagen op een afstand van minimum 0,5 m van de perceelsgrens worden geplaatst.
Bij de aanvraag tot omgevingsvergunning zal een grondige toetsing gebeuren aan de goede ruimtelijke ordening en kan de vergunningverlenende overheid bijkomende voorwaarden of wijzigingen aan het concept opleggen op basis van de concrete plannen.