UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 23/10/2024
Verslag van de omgevingsambtenaar
Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2024102923
Dossiernummer gemeente: 202400425Inrichtingsnummer: 20210205-0040
De gemeente Geel heeft op 5 augustus 2024 een aanvraag ontvangen voor het uitbreiden van een farmaceutisch bedrijf en de uitbreiding van de activiteiten en een actualisatie van een klasse 1 inrichting. De aanvraag werd op 3 september 2024 volledig en ontvankelijk verklaard.
Gegevens van de aanvrager
GENZYME FLANDERS BV gevestigd Cipalstraat 8 te 2440 Geel
Gegevens van de ligging
Administratieve ligging: Cipalstraat 1, 8, 12, 14 en 16
Kadastrale ligging: afdeling 3 sectie K nrs. 44G, 51D, 52K en 52H
Verslag
Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.
De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:
gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut
In dit gebied mogen de werken en handelingen worden uitgevoerd die noodzakelijk zijn voor de instandhouding en gezondmaking van het bestaande gebouwencomplex in functie van de bestemming en gebruik als openbare gemeenschapsvoorziening. Uitbreiding of afbraak, zij het gedeeltelijk, gevolgd door nieuwbouw is niet toegelaten. Bij afbraak van het bestaande gebouwencomplex krijgen de gronden de bestemming van natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat zoals aangegeven in artikel 13, 4.3.2. van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen en worden de voorschriften van toepassing die gelden voor deze bestemming.
Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :
De aanvraag is volgens het ruimtelijk uitvoeringsplan Genzyme goedgekeurd op 27 september 2012gelegen in
Buffer
Buffer R14
Differentiatie bebouwing
Fietspad
Interne circulatie en ontsluiting
Park
Technologiezone
Voortuin / openbare weg
De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling
Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag
De aanvraag is gesitueerd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het ruimtelijke uitvoeringsplan.
Overeenstemming met dit plan
De aanvraag is deels in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.
Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen
Niet van toepassing
Verordeningen
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake openluchtrecreatieve verblijven en de inrichting van gebieden voor dergelijke verblijven goedgekeurd op 8 juli 2005.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen goedgekeurd op 12 mei 2012.
Algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.
Volgende vergunningen en/of weigeringen werden verleend:
Stedenbouwkundige handelingen
Genzyme Flanders wenst op haar site te Geel de bestaande Plant 1 productie-eenheid uit te breiden. Plant 1 bevindt zich huidig in productiegebouw 8100. Teneinde de uitbreiding van Plant 1 te huisvesten zal een nieuw productiegebouw (‘Uitbreiding plant 1’) gerealiseerd worden, aaneengesloten tussen gebouw 8100 en gebouw 8200. De bestaande refter op het gelijkvloers van gebouw 8200 moet hierdoor gesloopt worden. Ter vervanging van de te slopen refter wordt een nieuwe gelijkvloerse cafetariaruimte voorzien verbonden met de bestaande cafetaria in gebouw 8800.
Als gevolg van de ‘Uitbreiding plant 1’ dienen er een aantal technische installaties aangepast, verplaatst of nieuw voorzien te worden op de site. Het gaat om:
• De sloop van een bestaande O2 tank en het voorzien van een nieuwe grotere O2 tank op dezelfde locatie 8505.
• Een uitbreiding van gebouw 8400 op het dak voor het plaatsen van nieuwe chillers in een akoestisch gesloten geïsoleerde constructie.
• Een aanpassing van de riolering door de verplaatsing van de meetgoot circa 50 m naar het westen.
De stedenbouwkundige handelingen voor deze aanvraag zijn:
• Slopen van bestaande trapkoker, cafetaria en verbindingsgang (met medewerking van een architect)
• Uitbreiding plant 1 (met medewerking van een architect)
• Uitbreiding Cafetaria (met medewerking van een architect)
• Uitbreiding Chillers (met medewerking van een architect)
• O2-Tank
De bestaande gebouwen bestaan hoofdzakelijk uit kantoren, productieruimtes en magazijnen waarvan de gevels bekleed zijn met industriële gevelelementen.
De geplande werkzaamheden omvatten het slopen van de bestaande trap, cafetaria en verbindingsgang, de uitbreiding plant 1, de uitbreiding cafetaria, de uitbreiding van de chillers en het plaatsen van een O2-Tank.
Ten gevolge van de sloop van de bestaande refter van gebouw 8200 is er nood aan vervangende ruimte elders op de site. De nieuwbouw maakt deel uit van deze aanvraag en omvat het realiseren van een gebouw met een oppervlakte van 287,24 m² als gelijkvloerse bijkomende cafetariaruimte. De cafetariaruimte zal verbonden worden door middel van een gelijkvloers verbindingssas met de reeds bestaande cafetaria in gebouw 8800. De bestaande nulpas blijft behouden en wordt doorgetrokken.
De bestaande zuurstoftank heeft een te klein volume. Daarom wordt deze verwijderd en vervangen door een nieuwe met het noodzakelijke volume.
Een sloopopvolgingsplan is toegevoegd voor de af te breken delen ter hoogte van de uitbreiding plant 1.
Omwille van vernoemde werken wenst de aanvrager de bestaande tijdelijke bureelunits en de fietsenstalling voor 5 jaar te verlengen.
Ingedeelde inrichtingen en activiteiten
Genzyme Flanders bv is een deel van het bedrijf Sanofi. Het bedrijf is gespecialiseerd in het ontwikkelen en produceren van weesgeneesmiddelen. Dit zijn geneesmiddelen voor zeldzame ziektes. Op de site worden eiwitten en antilichamen geproduceerd in verschillende stappen. Een van de stappen is het opkweken van cellen in bioreactoren.
Met voorliggende aanvraag wil Genzyme de productiecapaciteit van de site verhogen. Hiervoor worden extra bioreactoren aangevraagd. Ook een uitbreiding van het gebouwcomplex hoort hierbij. Om de bouw van het gebouwcomplex mogelijk te maken is een bronbemaling noodzakelijk. Deze wordt mee aangevraagd.
De rubrieken worden aangevraagd tot de eindtermijn van hun basisvergunning, namelijk 26 januari 2037. Enkele rubrieken worden voor kortere duur aangevraagd. De bemaling noodzakelijk voor het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden wordt aangevraagd voor een periode van 6 maanden vanaf de start der werkzaamheden. De warmtepompen op het dak van de gevraagde tijdelijke bureau-units wordt aangevraagd voor dezelfde termijn als de bureau-units, namelijk tot 31 december 2029.
De volgende ingedeelde inrichtingen of activiteiten worden aangevraagd:
Rubriek | Omschrijving | Hoeveelheid | Klasse |
3.2.2°a) | Het lozen van huishoudelijk afvalwater via 2 lozingspunten (LP 1 en LP Cipal) (Ongewijzigd) | 26010 m³/jaar | 3 |
3.4.2° | Het lozen van bedrijfsafvalwater met een maximaal debiet van 25 m³/uur, 300 m³/dag en 109.500 m³/jaar via lozingspunt 5 (LP 5) in de Laarloop (Ongewijzigd) | 25 m³/uur | 2 |
3.6.3.3° | Uitbreiding lozingsdebiet en bijhorende lozingsnormen, verplaatsing van het lozingspunt LP2 (Verandering: uitbreiding met 15 m³/uur) | 75 m³/uur | 1 |
6.4.1° | Opslag van 300 liter oliën en 4.000 liter propyleenglycol (Ongewijzigd) | 4300 liter | 3 |
7.11.4° | Uitbreiding productiecapaciteit door optimalisatie productieprocessen en uitbreiding met een extra productiegebouw (Verandering door uitbreiding met 60 ton) | 120 ton | 1 |
12.1.1.2°a) | 4 Noodgeneratoren met een totaal geïnstalleerd elektrisch vermogen van 6.900 kVA (Ongewijzigd) | 6900 kVA | 2 |
12.2.2° | Regularisatie vermogens van 2 transformatoren: 2 x 2.500 kVA naar 2 x 3.500 kVA tot een totaal vermogen van 22.400 kVA (Verandering) | 22400 kVA | 2 |
13.1. | Uitbreiding productiecapaciteit door optimalisatie productieprocessen en uitbreiding met een extra productiegebouw (Verandering) | 120 ton | 1 |
16.3.1° | - Aanpassing voor vervanging koelgassen en regularisaties (-1242 ton CO2-equivalent) - nieuw aan te vragen installaties: 2 chillers, 2 cold rooms en 1 freezer, 1 grote warmtepomp en 6 kleine warmtepompen (+413,3 ton CO-equivalent) - Hervergunning voor bepaalde duur voor 39 kleine warmtepompen, nu opgenomen onder het algemeen inrichtingsnummer voor de site (+82 ton CO2-equivalent) (Verandering) | 11196,3 ton CO2–equivalent | 1 |
16.3.2°b) | - Uitbreiding met een nieuwe warmtepomp (431 kW) op het dak van Plant 1 - Uitbreiding met een nieuwe warmtepomp bij de bedrijfskantine (6 x 7,3 kW) - Plaatsing van 2 chillers met elk een vermogen van 1 MW, in backup - Uitbreiding met 2 coldrooms (2-8°C) van elk 10 kW (koelmiddel R513a) - uitbreiding met een -30°C freezer van 10 kW (koelmiddel R449a) - hervergunning voor bepaalde duur voor 39 warmtepompen met een totaal vermogen van respectievelijk 132,6 kW (Verandering) | 15238,47 kW | 2 |
17.1.2.1.3° | Opslag van diverse gassen in verplaatsbare recipiënten (Ongewijzigd) | 17860 liter | 1 |
17.1.2.2.3° | Uitbreiding opslag voor vloeibare O2-opslag van 10.000L naar 25.000L en uitbreiding met een additionele vaste N2-tank (3.000L) (Verandering) | 78000 liter | 1 |
17.3.2.1.1.1°b) | Vermindering opslag van Diesel op de site (daling van 36,55 ton) (Verandering) | 13,6 ton | 3 |
17.3.2.1.2.1° | Opslag van ontvlambare vloeistoffen (gevarencategorie 3, excl. gasolie, diesel) (Ongewijzigd) | 1,47 ton | 3 |
17.3.2.2.2°a) | Uitbreiding van de opslag van ontvlambare vloeistoffen in verplaatsbare verpakkingen door regularisatie categorisering ethanol en n-propanol opslag (Verandering) | 26,685 ton | 2 |
17.3.2.3.2°a) | Vermindering van de opslag van ontvlambare vloeistoffen in verplaatsbare verpakkingen door regularisatie categorisering ethanol en n-propanol opslag (Verandering) | 4,3 ton | 2 |
17.3.3.1°a) | Opslag van oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (Ongewijzigd) | 2,3 ton | 3 |
17.3.4.3° | Uitbreiding van de bestaande opslagtank voor H2SO4 van 3.000L naar 10.000L (Verandering) | 210,315 ton | 1 |
17.3.5.1°a) | Opslag van giftige vloeistoffen en vaste stoffen (Ongewijzigd) | 390 kg | 3 |
17.3.6.3° | Vermindering opslag van Diesel op de site (daling van 36,55 T) en additie van een opslagtank voor TNBP-houdend bedrijfsafvalwater (stijging 30 T) (Verandering) | 171,38 ton | 1 |
17.3.7.1°a) | Vermindering opslag van Diesel op de site (daling van 36,55 T) (Verandering) | 18,12 ton | 3 |
17.3.8.2° | Vermindering opslag van Diesel op de site (daling van 36,55 T) (Verandering) | 43,92 ton | 2 |
17.4. | Opslag van 5 m³/ ton gevaarlijke producten in kleine verpakkingen (Ongewijzigd) | 5000 liter | 3 |
24.3. | labo's (Ongewijzigd) | 3 labo's | 2 |
29.5.2.1°a) | diverse toestellen voor het behandelen van metalen (Ongewijzigd) | 60 kW | 3 |
31.1.2°a) | 4 noodgeneratoren met een nominaal thermisch ingangsvermogen van in totaal 3.063 kW (het vermogen van de generatoren werd teruggebracht tot 50% wegens minder dan 500 bedrijfsuren per kalenderjaar in werking) + een bluswaterpomp met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 90 kW (Ongewijzigd) | 3153 kW | 2 |
39.1.1° | 1 stoomgenerator met een inhoud van 75 liter (Ongewijzigd) | 75 liter | 3 |
39.1.2° | Uitbreiding met 2 additionele clean steam generatoren met een inhoud van 600 L (Verandering) | 22380 liter | 2 |
39.1.3° | 6 stoomgeneratoren met een inhoud van 2x 10.900 liter, 2x 6.000 liter en 2x 5.450 liter (Ongewijzigd) | 44700 liter | 2 |
39.2.1° | Vermindering van 8 autoclaven naar 7 autoclaven, door uitdienstname van 1 autoclaaf van 1000 L (Verandering) | 11300 liter | 3 |
39.4.1° | 22 warmtewisselaars met een individuele inhoud van 1x 1.000 liter, 1x 500 liter, 6x 270 liter, 1x 200 liter, 1x 180 liter, 1x 170 liter, 1x 125 liter, 1x 110 liter, 1x 109 liter, 1x 100 liter, 1x 98 liter, 1x 61 liter, 1x 50 liter, 4x 25 liter (Ongewijzigd) | 1303 liter | 3 |
43.1.3° | 13 stookinstallaties (Ongewijzigd) | 27106 kW | 1 |
51.1.1° | Uitbreiding met 4 x 10.000 L+ 2 x 3.000 bioreactoren in de uitbreiding plant 1 (Verandering met 6 bioreactoren) | 20 bioreactoren | 3 |
51.2.1° | pathogene organismen -inrichtingen voor activiteiten van maximaal risiconiveau 2 (Ongewijzigd) | 1 inrichting | 1 |
53.2.2°b)2° | Bronbemaling gedurende maximaal 6 maanden voor de uitbreiding van plant 1 met maximaal debiet van 91 m³/uur, 2.185 m³/dag en 171.734 m³/jaar (Nieuw) | 171734 m³/jaar | 2 |
De volgende bijstellingen worden aangevraagd:
Artikel 4.2.3.1 3° (Lozing van bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen bevat) Artikel 5.15.0.6 § 1 (“Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk 4.5. zijn rustverstorende werkzaamheden verboden op werkdagen tussen 19 uur en 7 uur alsmede op zon- en feestdagen, tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit.”) |
Zie bijlage C1
Overeenkomstig de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is de gewone procedure van toepassing en moet de aanvraag openbaar gemaakt worden.
Het openbaar onderzoek werd gehouden van 12 september 2024 t.e.m. 11 oktober 2024. Er werden geen bezwaarschriften ingediend.
Er werd geen informatievergadering gehouden.
Op 15 oktober 2024 werd het advies ontvangen van Fluvius
Op deze locatie is er voor de bestaande gebouwen een elektriciteitsaansluiting en gasaansluiting aanwezig. Als er noodzaak is aan bijkomend vermogen kan de klant hiervoor met ons contact opnemen via tboturnhout@fluvius.be.
Hierbij wordt een gunstig advies met voorwaarden verleend. Dit advies blijft 1 jaar geldig.
Advies: voorwaardelijk gunstig
Op 26 september 2024 werd het advies ontvangen van Agentschap voor Natuur en Bos
Advies: gunstig
Op 2 oktober 2024 werd het advies ontvangen van Agentschap Wegen en Verkeer
Advies: voorwaardelijk gunstig
Op 14 oktober 2024 werd het advies ontvangen van Openbaar Domein, team Blauw
Aanvraag handelt over bijkomende bebouwing en uitbreiden van de lozingen van hemelwater en afvalwater.
Advies: voorwaardelijk gunstig
De mogelijke effecten werden besproken in de screeningsnota. Hieruit bleek dat er geen MER nodig was.
Wegenis
Het perceel is gelegen langsheen een gemeenteweg en gewestweg.
Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie «wonen», «verblijfsrecreatie», dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, «gemeenschapsvoorzieningen» of «openbare nutsvoorzieningen», kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.
§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken. Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.
§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.
§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :
1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;
2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;
3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.
Watertoets
Volgens artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 en latere wijzigingen betreffende het integraal waterbeleid dient de aanvraag onderworpen te worden aan de watertoets. Het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 en latere wijzigingen stelt nadere regels vast voor de toepassing van de watertoets. De aanvraag werd getoetst aan de kenmerken van het watersysteem, aan de relevante doelstellingen en beginselen van artikel 5, 6 en 7 van het decreet integraal waterbeleid, en aan de bindende bepalingen van het (deel)bekkenbeheerplan.
Het perceel gelegen te Geel, Cipalstraat, Afdeling 3, Sectie K, nr. 44g, 52k is gelegen langs en stroomt af naar de Laarloop, een onbevaarbare waterloop (van 2de categorie) die beheerd wordt door provincie Antwerpen – Grote Nete’. De locatie is volgens de watertoetskaarten deels overstromingsgevoelig.
Mogelijke schadelijke effecten voor het water zouden kunnen ontstaan door wijziging van de kwaliteit van het oppervlaktewater of het grondwater, wijziging van infiltratie naar het grondwater, wijziging van de grondwatervoorraden en het grondwaterstromingspatroon, wijziging van het overstromingsregime, het afvoergedrag of de structuurkwaliteit van de waterloop, en wijziging van waterafhankelijke natuur.
De bureelcontainers voldoen niet aan de hemelwaterverordening. Hiervoor wordt een afwijking aangevraagd omdat het gaat om een tijdelijke verlenging. Het is aan de vergunningverlenende overheid om dit te beoordelen.
Natuurtoets
De exploitatie ligt op ca. 600 m van het dichtstbijzijnde habitatrichtlijngebied, 620 m van VEN-gebied en 5,70 km van Vogelrichtlijngebied.
In bijlage ‘voortoets en verscherpte natuurtoets’ bespreekt de aanvrager de mogelijk impact van stikstof tijdens de aanlegfase en de exploitatiefase. Om de impact te motiveren maakt de aanvrager gebruik van de VITO-studies ‘Voertuigemissies en de minimis-normen: een analytische benadering voor wegverkeer’ en ‘Emissies in de aanlegfase en de minimis-normen: een analytische benadering’.
Voor de berekening tijdens de aanlegfase geeft de aanvrager de verschillende stationaire bronnen weer met hun draaiuren en het verwachte aantal vervoersbewegingen. De aanvrager vergelijkt de resultaten met de bovenvermelde studies. Hieruit blijkt dat de 1%-minimisdrempel niet overschreden wordt tijdens de aanlegfase.
De aanvrager bespreekt de verwachte mobiliteit tijdens de exploitatiefase. Het aantal lichte vervoersbewegingen bedraagt 170.000 bewegingen per jaar, het aantal zware vervoersbewegingen bedraagt 10.500 bewegingen per jaar. Gelet op de afstand tot het Habitatrichtlijngebied lijkt gesteld te kunnen worden dat het aantal vervoersbewegingen onder het maximaal toegestane liggen.
De exploitatie beschikt over verschillende stookinstallaties en noodgeneratoren. Het voorwerp van de aanvraag heeft geen betrekking op deze installaties, de rubriek blijven immers ongewijzigd. Art. 3 van het decreet over de programmatische aanpak stikstof (hierna: stikstofdecreet) stelt dat de impactscore van een project de hoogste procentuele verhouding is van de totale stikstofdepositie tegenover de kritische depositiewaarde van de al dan niet actueel aanwezige Europees te beschermen habitats in de toetszone van het project. Conform art. 22 van het stikstofdecreet is bij de verandering van een IIOA de totale stikstofdepositie het geheel van de stikstofdepositie van de al vergunde of gemelde IIOA en de stofdepositie van de verandering. De impact ten gevolge van deze stookinstallaties en noodgeneratoren lijkt mee in rekening gebracht te moeten worden.
Er kan dan ook niet geoordeeld worden dat de exploitatie geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in VEN-gebied zal veroorzaken, noch dat de exploitatie een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van Habitatrichtlijngebieden zal veroorzaken.
De aanwezige stationaire bronnen mee in rekening worden gebracht bij de berekening van de impactscore;
Toegankelijkheid
Toegankelijkheid
De gebouwen voor de farmaceutische productie en technische onderdelen ervan, die deel uitmaken van deze aanvraag zijn niet publiek toegankelijk. De ‘uitbreiding cafetaria’ kan aanzien worden als deels publiek toegankelijk. De bestaande cafetaria in gebouw 8800 voldoet naar toegang reeds aan de gewestelijke verordening. De ‘uitbreiding cafetaria’ wordt hiermee geconnecteerd door een verbindingssas op hetzelfde grondniveau en voldoet ook aan de verordening toegankelijkheid.
Milieuaspecten
Water
Bedrijfsafvalwater
De exploitatie is vergund voor het lozen van bedrijfsafvalwater op de openbare riolering met een debiet van 60 m3/u na zuivering in een waterzuiveringsinstallatie. De exploitant vraagt een uitbreiding aan met 15 m3/u tot een maximaal lozingsdebiet van 75 m3/u en 578.160 m3/jaar.
Om de effecten van de extra lozing op de het ontvangende oppervlakte water en de rioolwaterzuiveringsinstallatie te berekenen werd de wezertoets doorlopen. Om een inschatting te maken van het worst-case scenario werd de wezertoets doorlopen met het gevraagde maximaal te lozen uurdebiet (75 m3/u). Voor de meeste parameters werd een gunstig advies bekomen na het doorlopen van de wezertoets. Voor de parameters CZV, fosfor, stikstof, koper, kobalt en sulfaat werd een ongunstig advies bekomen. Deze parameters worden uitgebreider toegelicht.
Uit mailing met VMM blijkt dat het toepassen van BBT+ technieken voor het bekomen van lagere concentraties CZV, fosfor en stikstof overbodig lijkt. Een verdere verdunning van deze parameters in het afvalwater is tegen het principes die VMM hanteert voor verwerkbaarheid op RWZI. Wat wel van belang is, is de correcte verhouding BZV/CZV/N/P voor een goede verwerkbaarheid op het RWZI. Bij het toepassen van de BBT+ technieken zou deze verhouding verstoord worden wat een ongunstige impact heeft op het RWZI.
Genzyme geeft aan een bronnenonderzoek uit te voeren om de concentratie aan kobalt te verlagen. Genzyme verwacht dat het onderzoek twee jaar in beslag zal nemen. Om deze periode te overbruggen wordt voor kobalt een verhoogde lozingsnorm aangevraagd (6 μg/l).
Voor sulfaat werd een ongunstig advies bekomen na het doorlopen van de wezertoets met een piekscenario (75 m3/u). Bij het doorlopen van de wezertoets met te verwachte scenario waarbij geloosd wordt aan een gemiddeld debiet van 66 m3/u werd wel een gunstig advies bekomen. Om toch te kunnen lozen tijdens piekmoment wordt een verhoogde lozingsnorm aangevraagd (600 mg/l).
De gevraagde lozingsnormen worden verder besproken in het deel ‘gevraagde afwijkingen’.
Bijkomende lozingen op de Laarloop worden ongunstig geadviseerd omwille van de lokale waterproblematiek.
Grondwater
Om de uitbreiding van het gebouwcomplex mogelijk te maken zal een bronbemaling geplaatst moeten worden tijdens de werken. De effecten van de bemaling worden besproken in de aangeleverde bemalingsnota opgemaakt door Sweco.
Het nieuwe gebouw wordt voorzien van een kelder. De vloerplaat van de kelder is voorzien op 5,5 m-mv. Rekening houdende met een buffer van 0,5 m om te garanderen dat in droge omstandigheden kan gewerkt worden, wordt het grondwater verlaagd tot 6 m-mv. De aanleg van de kelder wordt uitgevoerd in een bouwkuip met soilmixwanden. De soilmixwanden zullen tot een diepte van minstens 15 m-mv geplaatst worden.
Het berekende maximale dagdebiet bedraagt 2.185 m3/dag. Naarmate de bemaling vordert zal het debiet dalen tot een stationair debiet van 1.960 m3/dag. De bemaling zal 106 dagen duren. Om rekening te kunnen houden met onvoorzien omstandigheden wordt de bemaling aangevraagd voor 6 maanden. Na afloop van de bemaling zal er maximaal 171.734 m3 grondwater onttrokken zijn.
Gelet op het debiet lijkt het aangewezen als bijzondere voorwaarde op te leggen dat de bemaling peilgestuurd moet zijn. Hiervoor kan volgende bijzondere voorwaarde opgenomen worden:
“Er moet gewerkt worden met peilgestuurde bemalingen. Elke bemalingspomp dient gestuurd te worden op het grondwaterpeil in de peilbuis in een pompput of op het grondwaterpeil in aparte peilputten. De regeling van de peilsturing dient bijgesteld te worden in functie van de vordering van de bouwwerken.”
Lozing
Het bemalingswater zal geloosd worden op een RWA-leiding. De RWA-leiding is aangesloten op het oppervlaktewater Laarloop. Gelet op de lozing in de regenwaterafvoer (RWA-leidingen) lijkt het aangewezen als bijzondere voorwaarde op te leggen dat de bemaling moet voorzien zijn van een zandvang om overbodige slibafzetting te voorkomen. Hiervoor kan volgende bijzondere voorwaarde worden opgenomen:
“De exploitant dient de nodige maatregelen te nemen om de hinder en risico’s ten gevolge van de exploitatie van de bronbemaling voor de mens en het milieu tot een aanvaardbaar niveau te beperken, onder meer m.b.t. de lozing van het opgepompte grondwater in de RWA-leiding. De exploitant dient hiertoe een zandvang te voorzien”
Overwegende dat VMM, Afdeling Water voor de aangevraagde rubriek 53.2.2°b)2° optreedt als adviesverlenende instantie omtrent de gevraagde hernieuwing en verandering van de grondwaterwinning, adviseren we om het standpunt van deze administratie m.b.t. de ligging en de gevraagde debieten te volgen aangezien de stad Geel niet over de hydrogeologische gegevens beschikt die noodzakelijk zijn om een voldoende onderbouwd advies te verlenen betreffende de mogelijke gevolgen van de grondwaterwinning voor de bodem en de watervoerende lagen.
Intern advies openbaar domein betreffende water:
“Er mag geen bijkomend water geloosd worden in de Laarloop (ook geen bemalingswater) gezien de waterproblematiek stroomafwaarts te Brukel. Dit omdat deze waterloop momenteel al regelmatig over zijn limiet gaat.”
Er wordt niet rechtstreeks geloosd in de waterloop maar aangezien de lozing gebeurt via de RWA van de riolering, kan er geen infiltratie plaatsvinden zodat het lozingsdebiet onveranderd in de waterloop zal terechtkomen.
Het is wenselijk de bestendige deputatie te verzoeken rekening te houden met dit intern advies. De lozingscascade dient gevolgd te worden. Er dient als eerste bekeken te worden of lokale infiltratie mogelijk is, daarna kan een lozing in oppervlaktewater worden bekeken waarbij de lozing op de Laarloop niet kan worden weerhouden.
Biodiversiteit
De exploitatie is gelegen op ca. 600 m van Habitatrichtlijngebied, 620 m van VEN-gebied en 5,70 km van Vogelrichtlijngebied.
Impact stikstof
In bijlage ‘voortoets en verscherpte natuurtoets’ bespreekt de aanvrager de mogelijk impact van stikstof tijdens de aanlegfase en de exploitatiefase. Om de impact te motiveren maakt de aanvrager gebruik van de VITO-studies ‘Voertuigemissies en de minimis-normen: een analytische benadering voor wegverkeer’ en ‘Emissies in de aanlegfase en de minimis-normen: een analytische benadering’.
Voor de berekening tijdens de aanlegfase geeft de aanvrager de verschillende stationaire bronnen weer met hun draaiuren en het verwachte aantal vervoersbewegingen. De aanvrager vergelijkt de resultaten met de bovenvermelde studies. Hieruit blijkt dat de 1%-minimisdrempel niet overschreden wordt tijdens de aanlegfase.
De aanvrager bespreekt de verwachte mobiliteit tijdens de exploitatiefase. Het aantal lichte vervoersbewegingen bedraagt 170.000 bewegingen per jaar, het aantal zware vervoersbewegingen bedraagt 10.500 bewegingen per jaar. Gelet op de afstand tot het Habitatrichtlijngebied lijkt gesteld te kunnen worden dat het aantal vervoersbewegingen onder het maximaal toegestane liggen.
De exploitatie beschikt over verschillende stookinstallaties en noodgeneratoren. Het voorwerp van de aanvraag heeft geen betrekking op deze installaties, de rubriek blijven immers ongewijzigd. Art. 3 van het decreet over de programmatische aanpak stikstof (hierna: stikstofdecreet) stelt dat de impactscore van een project de hoogste procentuele verhouding is van de totale stikstofdepositie tegenover de kritische depositiewaarde van de al dan niet actueel aanwezige Europees te beschermen habitats in de toetszone van het project. Conform art. 22 van het stikstofdecreet is bij de verandering van een IIOA de totale stikstofdepositie het geheel van de stikstofdepositie van de al vergunde of gemelde IIOA en de stofdepositie van de verandering. De impact ten gevolge van deze stookinstallaties en noodgeneratoren lijkt mee in rekening gebracht te moeten worden..
Bemaling
In de bemalingsstudie wordt de invloedstraal ten gevolge van de bemaling berekend. Figuur 12 geeft de invloedstraal weer na 106 dagen bemalen. De donkerblauwe contour geeft een grondwaterverlaging weer van 0,05 m. Deze contour reikt niet tot in Habitatrichtlijngebied, Vogelrichtlijngebied of VEN-gebied. Tussen het dichtstbij gelegen Habitatrichtlijngebied is de Molse Nete gelegen. Deze waterloop zal bijkomende buffering geven.
De bemaling lijkt geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in VEN-gebied te veroorzaken, noch lijkt de bemaling een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van habitatrichtlijngebieden te veroorzaken, op voorwaarde dat de exploitant zich houdt aan de voorwaarden opgelegd in de relevante wetgeving en voor zover de exploitant zich gedraagt naar de code van goede natuurpraktijk.
Lucht
De exploitant vraagt een uitbreiding aan van 2.606 kW van de koelinstallaties en de warmtepompen op de site tot een geïnstalleerde totale drijfkracht van 15.238,47 kW. Door vervanging van koelgassen wordt de CO2-equivaltie aan koelmiddelen verlaagd met 746,7 ton tot een totale CO2-equivalente hoeveelheid van 11.196,30 ton.
De aanvrager geeft aan dat de installaties aan een strikt onderhoudsprogramma en lektesten worden onderworpen en dat deze voorzien zijn van een lekdetectiesysteem die een alarmsignaal gegeven in de controlekamer.
De koelinstallaties lijkten onderhouden te worden conform art. 5.16.3.3. van Vlarem II.
De exploitatie lijkt geen onaanvaardbare risico’s met betrekking tot de discipline lucht met zich mee te brengen.
Geluid
Door Vinçotte nv werden twee geluidsstudies opgemaakt voor de bespreking van de geluidshinder ten gevolge van de bijkomende warmtepomp en chillers bij plant 1.
Op basis van de geluidsstudies worden maatregelen voorgesteld om bijkomende geluidshinder naar de omgeving te beperken. Deze maatregelen betreffen het aanbrengen van een omkasting met thermische en akoestische isolatiepanelen rond de chillers. De in- en uitlaat van de nieuwe warmtepomp zal voorzien worden van geluidsdempers.
Op basis van de simulaties, uitgevoerd in de geluidsstudies, zouden de voorgestelde maatregelen voldoende zijn om geluidshinder naar de omgeving te beperken.
Mobiliteit
De aanvrager geeft aan dat de uitbreiding niet gepaard gaat met bijkomende aanwerving van personeel. De aanvrager motiveert dat de mobiliteitsimpact na aanleg dus niet zal wijzigen ten opzichte van de huidige situatie. De exploitant geeft geen motivatie m.b.t. het aantal leveringen. Echter wordt een verdubbeling van de productiecapaciteit aangevraagd. Een stijging van de productiecapaciteit doet vermoeden dat het aantal levering mee zal stijgen.
Het is aangewezen dat de exploitant het aantal leveringen verduidelijkt.
Bodem
Aanlegfase
Door calamiteiten bij de machines kan verontreiniging naar de bodem plaatsvinden. De aanvrager geeft aan dat bij calamiteiten de procedure rond schadegevallen meteen zal worden opgestart. Zo worden op de werfsite absorberende korrels voorzien om bij (olie)lek de verontreiniging te neutraliseren.
In de bemalingsstudie wordt het zettingsrisico ten gevolge van de bemaling berekent. Ter hoogte van sondering 3 wordt een zetting berekend van 80,65 mm. Deze zetting ligt beduidend hoger dan de maximaal toegelaten zetting (20 mm) volgens de richtlijnen bemalingen ter bescherming van het milieu, opgesteld door VMM. In hoofdstuk 5.5 worden de zettingsrisico’s berekent als een wand wordt aangezet tot 25 m-mv. Ook bij het verlagen van de wand wordt een te hoge zetting verwacht ter hoogte van verschillende sonderingen. Ter hoogte van sondering 3 wordt een maximale zetting van 65,59 mm verwacht. In de bemalingsstudie wordt aangegeven dat de zettingsrisico’s mee worden genomen in de ontwerpfase van het project.
Het is aangewezen dat de te nemen maatregelen voor de start van de bemaling worden meegedeeld met de toezichthoudende overheid.
Om de het potentieel oppompen of aanzienlijk verplaatsen van bodemverontreiniging werd door Sweco een grondwateronderzoek uitgevoerd. Binnen de invloedstraal zijn verschillende OVAM-dossiers gelegen. Met behulp van het softwarepakket MODPATH werd de verplaatsing van mogelijke verontreiniging in de omgeving gesimuleerd. Twee OVAM-dossiers werden weerhouden en opgevraagd, namelijk OVAM-dossiers met dossiernummer 31775 en 15666.
In geen van beide dossiers werd, rekening houden met de meetonzekerheid, concentraties gevonden van verontreinigende stoffen boven het indelingscriterium.
De bemaling lijkt geen verontreiniging op te pompen of aanzienlijk te verplaatsen.
Exploitatiefase
De aanvrager geeft de opslag van gevaarlijke vloeistoffen, de exploitatie van transformatoren en de exploitatie van de koelinstallaties op als mogelijke emissiebronnen naar de bodem.
De opslag van gevaarlijke vloeistoffen gebeurt in vaste houders en verplaatsbare recipiënten. De aanvrager geeft aan dat de opslagplaatsen van de verplaatsbare recipiënten plaatsvindt in chemiekasten of voorzien zijn van lekbakken. De opslag lijkt conform art. 5.17.4.3.1., §1 van Vlarem II.
De aanvrager geeft aan dat de vaste houders uitgevoerd worden conform Vlarem II en periodiek gekeurd worden. De keuringsattesten van opslagtanks voor diesel wordt meegegeven. Deze tanks werden recent gekeurd en voorzien van een groene klever.
De exploitant was vergund voor verschillende transformatoren waaronder twee transformatoren met een nominaal vermogen van 2.500 kVA. Deze werden uitgevoerd met een nominaal vermogen van 3.500 kVA. De exploitant vraagt de regularisatie aan van twee transformatoren.
De aanvrager geeft aan dat de transformatoren oliegekoeld zijn. De transformatoren zijn voorzien van een interne lekbak of inkuiping conform art. 5.12.0.2., §1 van Vlarem II.
Gelet op de genomen maatregelen lijkt de exploitatie geen onaanvaardbaar risico met betrekking tot de discipline bodem met zich mee te brengen.
Gevaarlijke producten
De exploitatie vraagt de verandering aan van verschillende gevaarlijke stoffen.
Uitbreiding zuurstof- en stikstofopslag;
De opslag van ethanol en n-propanol verplaatsen naar rubriek 17.3.2.2.2°a);
Uitbreiding opslagtank voor H2SO4;
Daling dieselopslag;
Uitbreiding opslag TNBP-houdend bedrijfsafvalwater;
De aanvrager geeft op de bijgevoegde uitvoeringplannen de gebouwen aan waarin de gevaarlijke gassen en vloeistoffen worden opgeslagen. Er kan op basis van de plannen echter niet besloten worden dat voldaan is aan de minimale scheidingsafstanden conform bijlage 5.17.1. van Vlarem I. Het is aangewezen dat de exploitant dit bijkomend verduidelijkt.
Met voorliggende aanvraag wordt een uitbreiding aangevraagd van het aantal bioreactoren De aanvrager geeft in bijlage E7 aan te beschikken over een bioveiligheidscoördinator conform art. 5.51.2.2. van Vlarem II.
Licht
De exploitatie voorzien in bijkomende permanente en manuele lichtbronnen. De permanente lichtbronnen worden gebruikt ter hoogte van voetpaden, rijbanen, transportzones… om de veiligheid van de werknemers te garanderen. Manuele verlichting zal enkel gebeuren indien het licht noodzakelijk wordt geacht voor het onderhoud of bediening van toestellen.
De aanvrager geeft aan dat alle lichtbundels maximaal naar beneden worden gericht op de eigen site. De aanwezige lichtbronnen lijken te voldoen aan art. 4.6.0.2. van Vlarem II.
Gevraagde afwijking
Lozingsvoorwaarden
De exploitant vraagt een afwijking aan van art. 4.2.3.1 van Vlarem II voor het lozen van afvalwater met verhoogde lozingsnormen. De exploitatie beschikt reeds over versoepelde lozingsnormen voor verschillende parameters. Nieuwe of bijkomende gevraagde lozingsnormen worden aangevraagd voor de parameters Ntotaal (25 mg/l, 25 kg/dag), Ptotaal (12 mg/l, 15 kg/dag), BOD (100 – 500 mg/l, 500 kg/dag), COD (760 mg/l, 1.000 kg/dag), sulfaten (600 mg/l).
Voor parameter kobalt wordt een verhoogde lozingsnorm (0,006 mg/l) aangevraagd voor een periode van 2 jaar.
De aanvrager motiveert de afwijking als volgt:
‘De site valt onder sector 12b (fabricatie of bereiding van geneesmiddelen door semisynthese of door gisting (antibiotica en andere) voor het lozen van bedrijfsafvalwater. Voor deze sector zijn er lozingsnormen bepaald. Voor de bedrijfssite werden specifieke bijzondere lozingsnormen en lozingsvoorwaarden opgelegd.
In het kader van voorliggende aanvraag en de wijziging van het lozingsdebiet onder rubriek 3.6.3.3° werden ook de bijzondere lozingsvoorwaarden herbekeken. Op basis van een onderzoek naar de verwachte vuilvracht in het bedrijfsafvalwater, de verwerkingscapaciteit van de bedrijfseigen waterzuiveringsinstallatie, de verwerkingscapaciteit van de afvalwaterzuiveringsinstallatie bij Aquafin Geel, een WEZER-toets en vooroverleg met Aquafin en VMM werden aanpassingen van de lozingsvoorwaarden voorgesteld. Dit wordt verder geduid in bijlage R3B.’
Gelet op de kennis ter zake, adviseren we om het standpunt VMM m.b.t. de gevraagde afwijkende lozingsvoorwaarde te volgen
Rustverstorende werkzaamheden
De exploitant vraagt een afwijking aan van art. 5.15.0.6. van Vlarem II voor het uitvoeren van werkzaamheden tussen 6u en 20u. De aanvrager motiveert de afwijking als volgt:
‘De werkzaamheden tijdens de werffase zullen plaatsvinden op werkdagen en bij uitzondering tijdens weekenden en feestdagen in een dagshift tussen 6 uur en 20 uur. De werkzaamheden betreffen de bouwwerken op de site alsook het transport dat hieraan gekoppeld is. De vrachtwagens in kader van deze bouwwerken volgen de kortste ontsluitingsweg, waarbij geen dorpskernen worden doorkruist.
Bijgevolg wordt er een bijstelling aangevraagd om af te wijken van de periode waartussen rustverstorende werkzaamheden mogen plaatsvinden: activiteiten zullen plaatsvinden tussen 6 uur en 20 uur.’
De exploitant beschikt echter niet over rubriek 15. De sectorale milieuvoorwaarden van rubriek 15 zijn bijgevolg niet van toepassing op de exploitatie. Het lijkt dat de afwijkingsaanvraag zonder voorwerp verklaart dient te worden.
Conclusie milieutechnische beoordeling
Overwegende dat IOK niet over de hydrogeologische gegevens beschikt die noodzakelijk zijn om de mogelijke gevolgen van de grondwaterwinningen voor de bodem en de watervoerende lagen op een voldoende onderbouwde wijze te kunnen beoordelen, verdient het de aanbeveling om voor dit aspect het advies van VMM, die wel over de nodige expertise beschikt, te volgen.
Met betrekking tot de onderzochte milieutechnische aspecten in voorliggende beoordeling en op basis van de gegevens in de aanvraag lijkt gesteld te kunnen worden dat er geen indicaties zijn tot het verlenen van een negatief advies. Het lijkt echter wel aangewezen om bij eventuele vergunningverlening in de mate van het mogelijke rekening te houden met onderstaande bemerkingen, aanvullingen, aanbevelingen en/of voorstellen voor bijzondere voorwaarden.
Om het overbodig onttrekken van grondwater te vermijden is het aangewezen dat er gebruik gemaakt wordt van een peilgestuurde bemaling. Bij een peilgestuurde bemaling vallen de pompen stil wanneer het grondwaterpeil voldoende gedaald is. Ze starten automatisch weer op wanneer het aanslagpeil weer overschreden wordt.
Gelet op de lozing in de regenwaterafvoer (RWA-leidingen) lijkt het aangewezen als bijzondere voorwaarde op te leggen dat de bemaling moet voorzien zijn van een zandvang om overbodige slibafzetting te voorkomen.
Volgens het interne wateradvies is het niet aangewezen extra afvalwater en het bemalingswater, via de regenwaterafvoer, te lozen in de Laarloop. De gemeentelijke omgevingsambtenaar acht het wenselijk de bestendige deputatie te verzoeken hiermee rekening te houden.
De exploitant bespreekt de impact van de exploitatie tijdens de exploitatiefase op het nabijgelegen habitatrichtlijngebied aan de hand van mobiliteit van de exploitatie. Op de inrichting zijn echter meerdere stationaire bronnen aanwezig. Deze lijken meegenomen te moeten worden bij de berekening van de totale impact op de het nabij gelegen habitatrichtlijngebied.
Volgens de exploitant zal de uitbreiding geen bijkomende mobiliteit veroorzaken, er worden immers geen bijkomende werknemers aangenomen. Er wordt echter een verdubbeling van de productiecapaciteit aangevraagd. Bij een verhoogde productie lijkt ook het aantal leveringen te stijgen. Het is aangewezen dat de exploitant dit verduidelijkt.
Op basis van de simulaties, zoals vermeld in de bemalingsstudie, worden hoge zettingen verwacht ter hoogte van de bronbemaling. In de bemalingsstudie wordt aangegeven dat de zettingsrisico’s mee worden genomen in de ontwerpfase van het project. Het is aangewezen dat de te nemen maatregelen voor de start van de bemaling worden meegedeeld met de toezichthoudende overheid.
De exploitant vraagt een afwijking aan van art. 4.2.3.1. van Vlarem II voor het lozen van bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijk stoffen bevat. De exploitant vraagt afwijkende lozingsnormen aan voor parameters Ntotaal (25 mg/l, 25 kg/dag), Ptotaal (12 mg/l, 15 kg/dag), BOD (100 – 500 mg/l, 500 kg/dag), COD (760 mg/l, 1.000 kg/dag), sulfaten (600 mg/l) en kobalt (0,006 mg/l).
De gevraagde afwijking van art. 5.15.0.6. van Vlarem II zonder voorwerp wordt verklaard. De exploitant is namelijk niet vergund voor rubriek 15, noch wordt deze aangevraagd.
Conclusie milieu
Uitgaande van de gegevens opgenomen in het aanvraagdossier en rekening houdende met bovenstaande bemerkingen dient deze vergunningsaanvraag voor het onderdeel ‘ingedeelde inrichting of activiteit’ te worden geadviseerd als VOORWAARDELIJK GUNSTIG
op voorwaarde dat:
Met betrekking tot water:
Met betrekking tot mobiliteit:
Met betrekking tot biodiversiteit:
Met betrekking tot de gevraagde afwijkingen:
indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen.
Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening
Toetsing aan de beoordelingsgronden van artikel 4.3.1§2 van VCRO:
Functionele inpasbaarheid
Het perceel bevindt zich volgens het gewestplan Herentals Mol in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut.
Volgens het PRUP Genzyme, goedgekeurd bij ministerieel besluit van 27 september 2012, bevindt het perceel zich in een zone voor hoogtechnologische bedrijvigheid. Deze zone is integraal bestemd voor hoogtechnologische bedrijvigheid en complementaire activiteiten.
De werken die aangevraagd worden sluiten aan bij de functie van de bestaande gebouwen. De werken zijn nodig voor de uitbreiding van de site en de productie van levensnoodzakelijke medicijnen. Deze werken zijn inpasbaar.
Het verlengen van de tijdelijke bureelunits en de fietsenstalling wordt aangevraagd tot ca. 1 jaar na de opstart van de commerciële productie in de nieuwe Extensie van Plant 1. Dit additionele jaar wordt, volgens de nota, aangevraagd om voldoende nazorg te kunnen voorzien voor de nieuwe productie. De opstart van de productie zou voorzien zijn in december 2028.
Stad Geel is van mening dat omwille van de gevraagde werken nood is aan de tijdelijke bureelunits, echter is een periode van 5 jaar lang. Doordat er reeds al enkele keren deze units en fietsenstalling verlengd zijn geweest:
Het college van burgemeester en schepenen verleende op 4 mei 2009 bouwvergunning voor het oprichten van tijdelijke kantoren tot en met 4 mei 2011.
Op 2 augustus 2010 verleende het college van burgemeester en schepenen bouwvergunning voor de uitbreiding van tijdelijke kantoren tot en met 2 augustus 2012.
Op 18 oktober 2010 verleende het college van burgemeester en schepenen bouwvergunning voor de aanleg van een tijdelijke parking.
In zitting van 24 september 2012 werd door het college van burgemeester en schepenen een verlenging van de tijdelijke kantoren en het plaatsen van een fietsenstalling en kleedkamers in modulaire containers verleend voor 2 jaar.
Op 15 september 2014 werd nogmaals een verlenging goedgekeurd tem 15 september 2019 onder de voorwaarde dat deze constructies verwijderd dienden te worden na deze datum.
Op 22 mei 2019 werd opnieuw een verlenging gevraagd voor deze constructies. Het college van burgemeester en schepenen verleende op 1 juli 2019 ongunstig advies, daar dit geen tijdelijk karakter meer is. De deputatie heeft in zitting van 1 augustus 2019 deze verlenging verleend.
Op 21 februari 2024 werd nogmaals een verlenging van 5 jaar gevraagd voor de tijdelijke bureelunits met de fietsenstalling. Op 6 mei 2024 verleende het college van burgemeester en schepenen ongunstig advies. Vooraleer de deputatie een beslissing kon nemen werd dit dossier ingetrokken door de aanvrager.
Momenteel is Stad Geel en de aanvrager bezig met een totaalvisie van de site. Hierin wordt de site structureel bekeken en worden er oplossingen gezocht voor de toekomstige extra parkeertoename.
Naar aanleiding van al het gevraagde in dit dossier is een éénmalige verlenging van de tijdelijke bureelunits en de fietsenstalling met maximaal 3 jaar inpasbaar.
Mobiliteitsimpact
Wat betreft de mobiliteitsimpact, zal deze niet toenemen door het project gezien er geen toename is van personeel. Er zijn geen grote veranderingen in het vervoer te verwachten. Enkel tijdens de werken op de site, zal de mobiliteit wat verhoogd worden.
Ook de verlenging van de tijdelijke bureelcontainers en fietsenstalling hebben geen impact op de mobiliteit.
De exploitant geeft geen motivatie m.b.t. het aantal leveringen. Echter wordt een verdubbeling van de productiecapaciteit aangevraagd. Een stijging van de productiecapaciteit doet vermoeden dat het aantal levering mee zal stijgen. Het is aangewezen dat de exploitant het aantal leveringen verduidelijkt.
Schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid
Het project past binnen de bestaande omgeving en is afgestemd op de behoeften van de site.
De uitbreiding van de cafetaria met 287,24 m² aan het bestaande administratief gebouw 8800 is een beperkte uitbouw.
Doordat de gevraagde constructies reeds lange tijd aanwezig zijn op de site, hebben deze geen invloed op het ruimtegebruik.
Visueel-vormelijke elementen
De nieuwe gebouwen zullen niet hoger opgetrokken worden dan de bestaande en hebben dezelfde type gevelafwerking. Wat betreft de chillers en de O2 tank zijn deze ook perfect inpasbaar in de bestaande industriële omgeving. De uitbreiding van de cafetaria, gelegen in aangelegde groene omgeving, heeft een meer architecturale uitstraling die aansluit bij het administratief gebouw.
De zone voor de uitbreiding van de chillers bevindt zich op het dak van het bestaande utiliteitsgebouw waar momenteel reeds verschillende technische installaties gerealiseerd zijn.
De tijdelijke bureelunits en fietsenstalling zijn reeds enige tijd aanwezig op het terrein. Visueel wijzigt hier niets.
Cultuurhistorische aspecten
Niet van toepassing.
Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid
Voor de beperking van de lawaaihinder naar de omgeving wordt rondom de chillers een behuizing voorzien wat zich uit in een gebouw.
Conclusie
Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag voor het uitbreiden van het bedrijf deels in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening.
De tijdelijke bureelunits en de fietsenstalling zijn in principe niet inpasbaar. Doordat er werken op de site zullen gebeuren zijn deze éénmalig inpasbaar voor maximum 3 jaar.
Resultaten openbaar onderzoek
Het openbaar onderzoek werd gehouden van 12 september 2024 tot en met 11 oktober 2024. Naar aanleiding van het openbaar onderzoek werden er geen bezwaarschriften ontvangen.
Bespreking adviezen
De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van de volgende adviezen en beoordeelt deze als volgt:
Conclusie
Gunstig onder volgende voorwaarden:
Stedenbouwkundige handelingen
De werken dienen uitgevoerd zoals voorzien op de plannen.
Het bestaande vloerpeil dient behouden.
Rekening dient gehouden met de eventuele voorwaarden/opmerkingen vermeld in de adviezen van de overige adviesinstanties.
De bestaande tijdelijke bureelunits en fietsenstalling worden, in kader van de gevraagde werken, nog éénmalig verlengd voor een periode van maximum 3 jaar.
Gevolg dient gegeven aan de voorwaarden opgenomen in het advies van Openbaar Domein, team Blauw:
Er mag geen bijkomend water geloosd worden in de Laarloop (ook geen bemalingswater) gezien de waterproblematiek stroomafwaarts te Brukel. Dit omdat deze waterloop momenteel al regelmatig over zijn limiet gaat. Dit geldt ook voor het reeds aanwezige bufferbekken op de site van Sanofi zelf dat momenteel geen infiltrerend vermogen lijkt te hebben en rechtstreeks doorstroomd naar de Laarloop. Sanofi zal dus gronden moeten aankopen zodat ze al het water kunnen bufferen en infiltreren op eigen terrein.
Ook zal er extra regenwaterbergingscapaciteit op eigen terrein moeten voorzien worden. In deze wateropslag mag enkel het hemelwater van de daken opgevangen te worden. Het volume dat nodig is bedraagt 600 liter per vierkante meter dak. Dit water zou in de zomer beschikbaar gesteld moeten worden van de Stad. Er zal dan ook een tappunt voorzien moeten worden dat toegankelijk is voor de stadsdiensten. Op die manier kan Sanofi bijdragen aan het lokaal energie- en klimaatpact (LEKP). Het ander water moet geïnfiltreerd worden op eigen terrein. Hier dient Sanofi dan eventueel gronden voor aan te kopen.
Tot slot dient voor de tijdelijke bebouwing een hemelwaterput geplaatst te worden zodat er voldaan wordt aan de GSV. Daarnaast wordt er ook een afwijking gevraagd op de hemelwaterverordening voor de fietsenstalling. Hierbij is het natuurlijk infiltreren een goede zaak maar mag er geen gebruik gemaakt worden van drainagebuis die overtollig regenwater zou afvoeren naar de riolering.
Bijzondere milieuvoorwaarden
Met betrekking tot water:
Met betrekking tot mobiliteit:
Met betrekking tot biodiversiteit:
Met betrekking tot de gevraagde afwijkingen:
indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen.
Lasten
Niet van toepassing
Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning gunstig te adviseren onder volgende voorwaarden:
Stedenbouwkundige handelingen
De werken dienen uitgevoerd zoals voorzien op de plannen.
Het bestaande vloerpeil dient behouden.
Rekening dient gehouden met de eventuele voorwaarden/opmerkingen vermeld in de adviezen van de overige adviesinstanties.
De bestaande tijdelijke bureelunits en fietsenstalling worden, in kader van de gevraagde werken, nog éénmalig verlengd voor een periode van maximum 3 jaar.
Gevolg dient gegeven aan de voorwaarden opgenomen in het advies van Openbaar Domein, team Blauw:
Er mag geen bijkomend water geloosd worden in de Laarloop (ook geen bemalingswater) gezien de waterproblematiek stroomafwaarts te Brukel. Dit omdat deze waterloop momenteel al regelmatig over zijn limiet gaat. Dit geldt ook voor het reeds aanwezige bufferbekken op de site van Sanofi zelf dat momenteel geen infiltrerend vermogen lijkt te hebben en rechtstreeks doorstroomd naar de Laarloop. Sanofi zal dus gronden moeten aankopen zodat ze al het water kunnen bufferen en infiltreren op eigen terrein.
Ook zal er extra regenwaterbergingscapaciteit op eigen terrein moeten voorzien worden. In deze wateropslag mag enkel het hemelwater van de daken opgevangen te worden. Het volume dat nodig is bedraagt 600 liter per vierkante meter dak. Dit water zou in de zomer beschikbaar gesteld moeten worden van de Stad. Er zal dan ook een tappunt voorzien moeten worden dat toegankelijk is voor de stadsdiensten. Op die manier kan Sanofi bijdragen aan het lokaal energie- en klimaatpact (LEKP). Het ander water moet geïnfiltreerd worden op eigen terrein. Hier dient Sanofi dan eventueel gronden voor aan te kopen.
Tot slot dient voor de tijdelijke bebouwing een hemelwaterput geplaatst te worden zodat er voldaan wordt aan de GSV. Daarnaast wordt er ook een afwijking gevraagd op de hemelwaterverordening voor de fietsenstalling. Hierbij is het natuurlijk infiltreren een goede zaak maar mag er geen gebruik gemaakt worden van drainagebuis die overtollig regenwater zou afvoeren naar de riolering.
Bijzondere milieuvoorwaarden
Met betrekking tot water:
Met betrekking tot mobiliteit:
Met betrekking tot biodiversiteit:
Met betrekking tot de gevraagde afwijkingen:
indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen.