UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 7/11/2024
Verslag van de omgevingsambtenaar
Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2020132036
Dossiernummer gemeente: 202100633Inrichtingsnummer: 20170703-0016
De gemeente Geel heeft op 11 mei 2021 een aanvraag ontvangen voor hernieuwing vergunning ineos aromatics belgium geel. De aanvraag werd op 29 oktober 2021 volledig en ontvankelijk verklaard.
Gegevens van de aanvrager
de heer Hugo Piot wonende Amocolaan 2 te 2440 Geel en INEOS Aromatics Belgium NV gevestigd Amocolaan 2 te 2440 Geel
Gegevens van de ligging
Administratieve ligging: Amocolaan 2
Kadastrale ligging: sectie A nrs. 14F, 93H, 93T, 93S, 93K, 93P, 93R, 93G, 100F, afdeling 3 sectie K nrs. 772X, 800/2 B, 800/2 C, 821P, 821M, 821W, 821T, 821R, 821V, 821X, 821Y, 821N, 1203E, afdeling 5 sectie N nrs. 62M, 62L, 62P, 62E, 62F, 62K, 62N en 132A
Verslag
Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.
De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:
natuurgebied
De natuurgebieden omvatten de bossen, wouden, venen, heiden, moerassen, duinen, rotsen, aanslibbingen, stranden en andere dergelijke gebieden. In deze gebieden mogen jagers- en vissershutten worden gebouwd voor zover deze niet kunnen gebruikt worden als woonverblijf, al ware het maar tijdelijk.
industriegebied
De industriegebieden zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.
Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :
De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.
Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :
De aanvraag is niet gelegen in een ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling
Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag
De aanvraag dient getoetst te worden aan het gewestplan.
Overeenstemming met dit plan
De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.
Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen
Niet van toepassing
Verordeningen
gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.
gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.
gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake openluchtrecreatieve verblijven en de inrichting van gebieden voor dergelijke verblijven goedgekeurd op 8 juli 2005.
gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.
gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.
gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen goedgekeurd op 12 mei 2012.
algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.
Historiek
Beschrijving van de omgeving en de aanvraag
Hervergunning van de site:
Ineos Aromatics (voorheen BP Chembel*) baat op de site gelegen aan de Amocolaan 2 te Geel een
petrochemische site uit, met diverse installaties. De eerste vergunning dateert van 1972. Op 16 mei 2002 werd de ganse site hervergund, met een looptijd tot 16 mei 2022. Op 11 mei 2021 vroeg het bedrijf een omgevingsvergunning aan voor het hervergunnen van de bestaande productiesite. Op 4 oktober 2021 diende het bedrijf een wijzigingsverzoek in waarbij aan de vergunningsaanvraag een aangepaste Passende Beoordeling werd toegevoegd.
Op 24 februari 2022 werd opnieuw een aangepaste projectinhoud ingediend om tegemoet te komen aan de opmerkingen uit het POVC-overleg van 25 januari 2022. De Deputatie van de provincie Antwerpen verleende op 14 april 2022 onder voorwaarden de gevraagde
omgevingsvergunning. Tegen die beslissing tekenden BBL en Natuurpunt op 25 mei 2022 een bestuurlijk beroep aan. De Minister van Omgeving nam op 17 februari 2023 een ministerieel besluit waarbij het beroep gedeeltelijk gegrond werd verklaard en aan het bedrijf een nieuwe omgevingsvergunning onder voorwaarden werd toegekend.
Op 27 april 2023 dienden BBL en Natuurpunt een verzoek in tot nietigverklaring van deze beslissing van de Minister. De Raad voor Vergunningsbetwistingen deed op 22 augustus 2024 uitspraak via arrest RvVB-A-2324-0984 waarbij de bestreden beslissing werd vernietigd en
de Minister werd bevolen om een nieuwe beslissing te nemen binnen een termijn van 3 maanden na het arrest.
Voorliggende projectversie aanvraag beoogt het verbeteren van het lopende aanvraagdossier tot
hervergunning met het oog op een tijdige herstelbeslissing door de Minister. Het aanvraagdossier werd aangepast aan enerzijds het arrest en anderzijds de beslissing die het bedrijf ondertussen heeft genomen om de productie van gezuiverd tereftaalzuur in haar PTA2-eenheid definitief stop te zetten.
De aanvraag tot hervergunning betreft derhalve nog volgende activiteiten:
- De PTA3-eenheid: voor de productie van gezuiverd tereftaalzuur, met een productie-capaciteit van 1.000.000 ton/jaar.
- De PX-eenheid: voor de productie van paraxyleen, welke de grondstof is voor de PTA-eenheid of op de markt kan worden verkocht. Benzeen en GBC Gasoline Blending Components zijn nevenproducten. De eenheid heeft een capaciteit van 845.000 ton aromaten/jaar.
- OSBL-eenheid: deze eenheid staat borg voor alle nutsvoorzieningen, inclusief waterzuivering.
De PX- en OSBL-eenheid kunnen apart van de PTA3-eenheid fungeren.
Zowel de PX- als de PTA3-eenheid hebben de OSBL-eenheid nodig als ondersteuning.
Deze aanvraag omvat de hervergunning van alle vergunde installaties en activiteiten, met vermindering van de productiecapaciteiten; de hoofdrubriek 7 – chemicaliën, wordt hierdoor gewijzigd.
De aanvraag heeft betrekking op ingedeelde inrichtingen of activiteiten alsook op stedenbouwkundige handelingen: de bestaande waterzuivering wordt uitgebreid met een installatie om kobalt verder te reduceren in het effluent.
Het MER werd inhoudelijk gereviseerd, rekening houdende met de ondertussen stilgelegde PTA2-
eenheid en de inhoud van het INEOS Aromatics arrest. Ook het OVR werd volledig herzien.
Volgende rubrieken worden aangevraagd:
Gecoördineerde toestand - Actuele indelingsrubriek | Gecoördineerde toestand - Omschrijving | Vergunde toestand - Totale hoeveelheid | Gecoördineerde toestand - Totale hoeveelheid | Gecoördineerde toestand - Klasse |
3.6.3.3° | Afvalwater en koelwater | 1.500 m3/h | 1.100 m³/uur | 1 |
3.6. - afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijbehorende slibproductie: | ||||
3.6.3. - voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet een of meer van de gevaarlijke stoffen, vermeld in bijlage 2C, bevat in hogere concentraties dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom "indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)" van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van dit besluit, met uitzondering van de in rubriek 3.6.5 ingedeelde inrichtingen, met een effluent: | ||||
3.6.3.3° - van meer dan 50 m³/h | ||||
3.6.7. | een zelfstandige geëxploiteerde behandeling, met uitzondering van de behandelingen inzake stedelijk afvalwater, van afvalwater ten dienste van een of meer activiteiten, aangeduid met een ?X? in de vierde kolom van deze lijst | 1 stuk | 1 stuk | 1 |
6.4.2° | 6. - Brandstoffen en brandbare vloeistoffen | 207.850 liter | 185.850 liter | 2 |
6.4. - opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van: | ||||
6.4.2° - meer dan 50.000 l tot en met 5.000.000 l | ||||
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en): | 1 verdeel-slang | 1 verdeel-slang | 3 |
1° inrichtingen met maximaal 2 verdeelslangen | ||||
7.2. | 7.2. - geïntegreerde chemische inrichtingen, dat wil zeggen inrichtingen voor de fabricage op industriële schaal van stoffen door chemische omzetting waarin verschillende eenheden naast elkaar bestaan en functioneel met elkaar verbonden zijn, bestemd voor de fabricage van: -1. organische basischemicaliën; | 2.335.000 ton/jaar | 1.845.000 ton/jaar | 1 |
7.11.1°a) | 7.11. - De fabricage van: | 845.000 ton/jaar | 845.000 ton/jaar | 1 |
7.11.1° - organisch-chemische producten, zoals: | ||||
7.11.1°a) - eenvoudige koolwaterstoffen (lineaire of cyclische, verzadigde of onverzadigde, alifatische of aromatische | ||||
7.11.1°b) | 7.11. - De fabricage van: | 1.490.000 ton/jaar | 1.000.000 ton/jaar | 1 |
7.11.1° - organisch-chemische producten, zoals: | ||||
7.11.1°b) - zuurstofhoudende koolwaterstoffen, zoals alcoholen, aldehyden, ketonen, carbonzuren, esters en mengsels van esters, acetaten, ethers, peroxiden, epoxyharsen | ||||
7.12.1°a) | 7.12. - Chemische industrie: (er kan overlapping zijn met andere subrubrieken van rubriek 7, 20 en 28) | 2.335.000 ton/jaar | 1.845.000 ton/jaar | 1 |
7.12.1° - chemische industrie voor de behandeling van tussenproducten en vervaardiging van chemicaliën: | ||||
7.12.1°a) - chemische installatie voor de productie van organische chemicaliën met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of meer | ||||
7.13.3° | 7.13. - de productie van: | 7.108 ton/dag | 5.616 ton/dag | 1 |
7.13.3° - organische bulkchemicaliën door kraken, reforming, gedeeltelijke of volledige oxidatieve of vergelijkbare processen, met een productiecapaciteit van meer dan 100 ton per dag | ||||
12.1.1.3° | elektriciteitsproductie, inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerde totaal elektrisch schijnbaar vermogen van meer dan 10.000 kVA | 63.436 kW | 34.836 kVA | 1 |
12.2.1° | 12. - Elektriciteit | 950 kVA | 950 kVA | 3 |
12.2. - Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: | ||||
12.2.1° - 100 kVA tot en met 1.000 kVA | ||||
12.2.2° | 12. - Elektriciteit | 402.035 kVA | 395.635 kVA | 2 |
12.2. - Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: | ||||
12.2.2° - meer dan 1.000 kVA | ||||
12.3.1° | 12.3. - accumulatoren (gebruik van): | 828.142 VAh | 947.444 VAh | 3 |
12.3.1° - vast opgestelde batterijen waarvan het product van de capaciteit, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000 | ||||
12.3.2° | 12.3. - accumulatoren (gebruik van): | 1.121,4 kW | 1.238,9 kW | 3 |
12.3.2° - vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW | ||||
15.1.2° | 5. - Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen | 109 voertuigen | 100 voertuigen | 2 |
15.1. - Al dan niet overdekte ruimte waarin de volgende voertuigen gestald worden: | ||||
15.1.2° - meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of voertuigen zoals gedefinieerd in artikel 3, 73°, van de spoorcodex van 30 augustus 2013 zijn | ||||
16.1.b)3° | 16.1. - De productie (met inbegrip van de gasraffinage) of omzetting van gassen, cokesgas uitgezonderd: | 1.700 m3/h | 1.700 Nm³/h | 1 |
16.1.b) - overige, met een productiecapaciteit van: | ||||
16.1.b)3° - meer dan 100 Nm³/h | ||||
16.3.2°b) | 16. - Behandelen van gassen | 17.563 kW | 70.627,55 kW | 2 |
16.3. - Inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen - ontspannen): | ||||
16.3.2° - Koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen, met UITZONDERING van inrichtingen die ingedeeld zijn in rubriek 16.9, c), met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: | ||||
16.3.2°b) - meer dan 200 kW | ||||
16.5. | 16.5. - ontspanningsstations voor gassen, met een maximumdebiet van meer dan 20.000 Nm³/h | 55.000 Nm3/h | 55.000 Nm³/h | 1 |
17.1.1.1° | 17. - Gevaarlijke stoffen | 1.000 liter | 1.000 liter | 3 |
17.1. - opslagplaatsen voor aerosolen waarop minstens één gevarenpictogram is aangebracht, en opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen | ||||
17.1.1. - opslagplaatsen voor aerosolen waarop minstens één gevarenpictogram is aangebracht, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, met een gezamenlijke netto-inhoud van: | ||||
17.1.1.1° - 300 liter tot en met 3000 liter | ||||
17.1.2.1.3° | 17. - Gevaarlijke stoffen | 74.340 liter | 104.690 liter | 1 |
17.1. - opslagplaatsen voor aerosolen waarop minstens één gevarenpictogram is aangebracht, en opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen | ||||
17.1.2. - opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 17.1.1 | ||||
17.1.2.1. - opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van: | ||||
17.1.2.1.3° - meer dan 10.000 liter | ||||
17.1.2.2.2° | 17. - Gevaarlijke stoffen | 215.900 liter | 5.400 liter | 2 |
17.1. - opslagplaatsen voor aerosolen waarop minstens één gevarenpictogram is aangebracht, en opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen | ||||
17.1.2. - opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 17.1.1 | ||||
17.1.2.2. - opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs, uitgezonderd de opslagplaatsen van drukvaten die deel uitmaken van compressoren, en uitgezonderd buffervaten (reserve aan koelmiddel in een opslagtank waarvan de afnameleiding afgesloten is van het koelcircuit, is wel ingedeeld), met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen: | ||||
17.1.2.2.2° - van meer dan 3.000 liter tot en met 10.000 liter | ||||
17.2.2. | 17. - Gevaarlijke stoffen | 50.479,186 ton | 46.343,995 ton | 1 |
17.2. - inrichtingen met risico's voor zware ongevallen, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (EU-richtlijn 2012/18/EU van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken) | ||||
17.2.2. - VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 | ||||
17.3.2.1.1.2° | 17. - Gevaarlijke stoffen | 32,875 ton | 33,075 ton | 2 |
17.3. - opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 17.1, 17.4 en rubriek 48 | ||||
17.3.2. - brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02 () | ||||
17.3.2.1. - ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 | ||||
17.3.2.1.1. - gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt >= 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van: | ||||
17.3.2.1.1.2° - meer dan 20 ton tot en met 500 ton | ||||
17.3.2.1.2.3° | 17. - Gevaarlijke stoffen | 29.632,55 ton | 28.357,15 ton | 1 |
17.3. - opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 17.1, 17.4 en rubriek 48 | ||||
17.3.2. - brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02 () | ||||
17.3.2.1. - ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 | ||||
17.3.2.1.2. - overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van: | ||||
17.3.2.1.2.3° - meer dan 200 ton | ||||
17.3.2.2.3°b) | 17. - Gevaarlijke stoffen | 6.222,64 ton | 4.858,2 ton | 1 |
17.3. - opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 17.1, 17.4 en rubriek 48 | ||||
17.3.2. - brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02 () | ||||
17.3.2.2. - ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van: | ||||
17.3.2.2.3° - grote capaciteit (zie onderliggende rubrieken) | ||||
17.3.2.2.3°b) - meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders | ||||
17.3.2.3.1°a) | 17. - Gevaarlijke stoffen | 0,2 ton | 200 kg | 3 |
17.3. - opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 17.1, 17.4 en rubriek 48 | ||||
17.3.2. - brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02 () | ||||
17.3.2.3. - overige brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, niet vermeld in rubriek 17.3.2.1 en 17.3.2.2, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van: | ||||
17.3.2.3.1° - | ||||
17.3.2.3.1°a) - 50 kg tot en met 1 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied | ||||
17.3.4.3° | 17. - Gevaarlijke stoffen | 4.701,76 ton | 4.417,8 ton | 1 |
17.3. - opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 17.1, 17.4 en rubriek 48 | ||||
17.3.4. - bijtende vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 (), met een gezamenlijke opslagcapaciteit van: | ||||
17.3.4.3° - meer dan 100 ton | ||||
17.3.5.1°a) | 17. - Gevaarlijke stoffen | 0,25 ton | 250 kg | 3 |
17.3. - opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 17.1, 17.4 en rubriek 48 | ||||
17.3.5. - giftige vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 (), met een gezamenlijke opslagcapaciteit van: | ||||
17.3.5.1° - | ||||
17.3.5.1°a) - 10 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied | ||||
17.3.6.3° | 17. - Gevaarlijke stoffen | 34.059,75 ton | 31.855,95 ton | 1 |
17.3. - opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 17.1, 17.4 en rubriek 48 | ||||
17.3.6. - schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 () met een gezamenlijke opslagcapaciteit van: | ||||
17.3.6.3° - meer dan 100 ton | ||||
17.3.7.3° | 17. - Gevaarlijke stoffen | 33.207,4 ton | 30.924 ton | 1 |
17.3. - opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 17.1, 17.4 en rubriek 48 | ||||
17.3.7. - vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gevaarlijk zijn voor de gezondheid, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS08 ( ), met een gezamenlijke opslagcapaciteit van: | ||||
17.3.7.3° - meer dan 50 ton | ||||
17.3.8.3° | 17. - Gevaarlijke stoffen | 3.959,075 ton | 3.135,275 ton | 1 |
17.3. - opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 17.1, 17.4 en rubriek 48 | ||||
17.3.8. - vloeistoffen en vaste stoffen die gevaarlijk zijn voor het aquatisch milieu, opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS09 (), met een gezamenlijke opslagcapaciteit van: | ||||
17.3.8.3° - meer dan 200 ton | ||||
17.4. | 17. - Gevaarlijke stoffen | 4.005 kg | 4.195 kg | 3 |
17.4. - opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, en producten, gekenmerkt door gevarenpictogram GHS01, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 l en 5000 kg of 5000 l | ||||
19.6.1°a) | 19.6. - opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, met een capaciteit van: | 400 m3 | 400 m³ | 3 |
19.6.1° - als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied: | ||||
19.6.1°a) - meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal | ||||
23.3.1°c) | 23.3. - opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van de opslag, vermeld in rubriek 41 en 48, met een capaciteit van: | 100 ton | 250 ton | 2 |
23.3.1° - als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied | ||||
23.3.1°c) - meer dan 200 ton in lokaal | ||||
24.2. | 24.2. - geïntegreerde, kleine laboratoria, gericht op de interne controle van eigen productieprocessen, en de bijbehorende in- en uitgaande stromen of de eigen waterzuiveringsinstallatie, waar afvalwater, eigen aan de laboratoriumtechnieken, gegenereerd wordt | 1 labo | 1 Labo | 3 |
29.5.2.2°a) | 29.5. - metalen of voorwerpen uit metaal (bewerking of behandeling van) | 371,6 kW | 400 kW | 2 |
29.5.2. - Smederijen, andere dan deze vermeld in rubriek 29.5.1, en inrichtingen voor het mechanisch of fysisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: | ||||
29.5.2.2° - (zie onderliggende rubrieken) | ||||
29.5.2.2°a) - meer dan 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied | ||||
29.5.3.1°a) | 29.5. - metalen of voorwerpen uit metaal (bewerking of behandeling van) | 158,5 Kw | 150 kW | 3 |
29.5.3. - inrichtingen voor het thermisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal met een thermisch vermogen van: | ||||
29.5.3.1° - (zie onderliggende rubrieken) | ||||
29.5.3.1°a) - 5 kW tot en met 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied | ||||
29.5.5.1°a) | 29.5.5. - oppervlaktebehandeling, met inbegrip van ontvetting van metalen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé, als de gezamenlijke inhoud van de gebruikte behandelingsbaden en spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën, als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, uit de volgende volumes bestaat: | 50 liter | 100 liter | 3 |
29.5.5.1° - (zie onderliggende rubrieken) | ||||
29.5.5.1°a) - 10 liter tot en met 1000 liter, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt | ||||
29.5.7.2°b)1) | 29.5.7. - ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van: | 1.600 liter | 1.600 liter | 2 |
29.5.7.2° - andere organische oplosmiddelen met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van: | ||||
29.5.7.2°b) - (zie onderliggende rubrieken) | ||||
29.5.7.2°b)1) - meer dan 1000 l tot en met 5000 l, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied | ||||
31.1.3° | 31. - Motoren met inwendige verbranding (stationaire motoren en gasturbines) | 14.265 kW | 12.001 kW | 1 |
31.1. - stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van: | ||||
31.1.3° - meer dan 5000 kW | ||||
39.1.3° | 39. - Stoomtoestellen en warmwatertoestellen (vastgeplaatste) | 35.400 liter | 35.400 liter | 2 |
39.1. - andere stoomgeneratoren dan lagedrukstoomgeneratoren | ||||
39.1.3° - meer dan 5000 l | ||||
39.2.1° | 39. - Stoomtoestellen en warmwatertoestellen (vastgeplaatste) | 41.465 liter | 21.335 liter | 3 |
39.2. - stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van: | ||||
39.2.1° - 300 l tot en met 5000 l | ||||
39.2.2° | 39. - Stoomtoestellen en warmwatertoestellen (vastgeplaatste) | 734.444 liter | 352.864 liter | 2 |
39.2. - stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van: | ||||
39.2.2° - meer dan 5000 l | ||||
39.4.1° | 39. - Stoomtoestellen en warmwatertoestellen (vastgeplaatste) | 11.702 liter | 6.952 liter | 3 |
39.4. - andere warmtewisselaars dan de warmtewisselaars, vermeld in rubriek 39.2, en de warmtewisselaars voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van: | ||||
39.4.1° - 25 l tot en met 5000 l | ||||
39.4.2° | 39. - Stoomtoestellen en warmwatertoestellen (vastgeplaatste) | 392.755 liter | 96.105 liter | 2 |
39.4. - andere warmtewisselaars dan de warmtewisselaars, vermeld in rubriek 39.2, en de warmtewisselaars voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van: | ||||
39.4.2° - meer dan 5000 l | ||||
39.5.1° | 39. - Stoomtoestellen en warmwatertoestellen (vastgeplaatste) | 42,6 MW | 20 MW | 2 |
39.5. - overige stoomtoestellen stoommachines (zuigermachines, turbines) met een totaal vermogen (het vermogen van de brander valt onder rubriek 43) van: | ||||
39.5.1° - 1 tot en met 100 MW | ||||
43.1.3° | 43. - Stookinstallaties | 395.500 kW | 368.700 kW | 1 |
43.1. - het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van: | ||||
43.1.3° - meer dan 5000 kW | ||||
43.3.2° | 43. - Stookinstallaties | 410,13 MW | 382,562 MW | 1 |
43.3. - het stoken in installaties, inclusief stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van: | ||||
43.3.2° - 50 MW of meer | ||||
43.4. | 43.4. - installaties voor het verbranden van brandstof met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of huishoudelijk afval | 1.206,5 MW | 1.179,7 MW | 1 |
Overeenkomstig de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is de gewone procedure van toepassing en moet de aanvraag openbaar gemaakt worden. In het huidige verslag worden enkel de eventuele bezwaarschriften besproken die tijdens het laatste openbaar onderzoek werden ingediend.
Het openbaar onderzoek werd gehouden van 8 november 2021 t.e.m. 7 december 2021. Er werden 4 bezwaarschriften ingediend.
Er werd een informatievergadering gehouden op 25 november 2021.
Het tweede openbaar onderzoek werd gehouden van 28 februari 2022 t.e.m. 29 maart 2022. Er werd een bezwaarschrift ingediend.
Er werd een informatievergadering gehouden op 14 maart 2022.
Het derde openbaar onderzoek werd gehouden van 10 december 2022 t.e.m. 8 januari 2023. Er werden geen bezwaarschriften ingediend.
Er werd een informatievergadering gehouden op 19 december 2022.
Het vierde openbaar onderzoek werd gehouden van 16 oktober 2024 t.e.m. 14 november 2024. Er werden geen bezwaarschriften ingediend.
Er werd een informatievergadering gehouden op 21 oktober 2024. Het verslag van deze informatievergadering wordt toegevoegd als bijlage aan dit besluit.
Adviezen
Adviezen over het huidige aanvraagdossier werden aangevraagd door departement Omgeving en zullen door deze partij gebundeld worden.
Project-MER
Overeenkomstig de huidige wetgeving, met name het Besluit van de Vlaamse Regering d.d. 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage en de recente wijzigingen ervan (MER-besluit) zijn de activiteiten van INEOS Aromatics Belgium N.V. m.e.r.-plichtig, meer bepaald onder :
Bijlage I categorie 6:
6. Geïntegreerde chemische installaties, dat wil zeggen installaties voor de fabricage op industriële schaal van stoffen door chemische omzetting, waarin verscheidene eenheden naast elkaar bestaan en functioneel met elkaar verbonden zijn, bestemd voor de fabricage van organische basischemicaliën
Bijlage II
6a. Chemische industrie voor de behandeling van tussenproducten en vervaardiging van chemicaliën: Chemische installaties, voor de productie van organische chemicaliën met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of meer.).
3a. Industriële installaties voor de productie van elektriciteit, stoom of warm water met uitzondering van kernenergiecentrales, met een warmtevermogen van 100 tot 300 megawatt.
De exploitant voegt een project-mer toe aan de aanvraag, dewelke in deze procedurestap mee werd geupdatet naar aanleiding van de wijzigingen.
Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen
Wegenis
Het perceel is gelegen langsheen een gewestweg.
Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie «wonen», «verblijfsrecreatie», dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, «gemeenschapsvoorzieningen» of «openbare nutsvoorzieningen», kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.
§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken. Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.
§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.
§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :
1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;
2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;
3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.
Watertoets
De waterparagraaf zal worden beoordeeld door de vergunningverlenende overheid.
Milieuaspecten
Het college van burgemeester en schepenen herneemt de vorige adviezen en sluit zich aan bij de adviezen verleend door de intercommunale ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen (IOK).
Milieuaspecten
Water
Bedrijfsafvalwater
De exploitant wenst het maximale debiet van de lozing van bedrijfsafvalwater in de vergunning te
verlagen tot van max. 1200m³/u in de initiële aanvraag naar max. 1.100 m³/u, 26.400 m³/dag en 9.636.000 m³/jaar. Het aandeel proceswater door de verwijdering van de PTA2-eenheid daalt van 42.2% naar 35,9%.
Dit afvalwater wordt on-site gezuiverd in de waterzuiveringsinstallatie van de exploitant. De afvalwaterzuiveringsinstallatie bestaat uit een buffersectie, 3 anaerobe reactoren, 3 beluchtingsbekkens en 4 nabezinkers.
Deze bestaande waterzuivering wordt met voorliggende aanvraag verder uitgebreid met een installatie om kobalt verder te reduceren in het effluent.
In de vernietigde beslissing werd voor kobalt een lozingsnorm van 500 µg/l verleend, en een jaargemiddelde lozingsnorm van 120 µg/l vanaf 01/01/2027.
Het indelingscriterium is 0,6 µg/l, de verleende lozingsnormen betreffen dus respectievelijk 833 en 200 keer het IC. De opname van deze bijzondere lozingsnorm leidde tot de vernietiging van de beslissing door de Raad.
Momenteel vraagt de exploitant nog volgende bijzondere lozingsnorm aan voor Kobalt:
- Vanaf nu tot 31/12/2026: 375 µg/l ogenblikkelijk en 325 µg/l jaargemiddeld
- Vanaf 01/01/2027 tot 31/12/2033: 150 µg/ ogenblikkelijk en 50 µg/l jaargemiddeld
Na de zuivering wordt het afvalwater via een gracht of RWA-leiding geloosd in oppervlaktewater, de Grote Nete.
Ten opzichte van de vergunde situatie treedt er een verbetering op door de afname van de geloosde vuilvrachten – door de extra waterzuivering en het stopzetten van de PTA2-unit. Er wordt echter een hernieuwing gevraagd, waardoor de vuilvrachten langer in de tijd zullen geloosd worden.
Voor een aantal parameters worden de doelstellingen, die door Vlaanderen tegen 22/12/2027 dienen behaald te worden, nog niet cumulatief op het einde van de waterloop behaald. Het betreft hier de parameters kobalt, CZV, chloride en totaal fosfor. Indien men bijkomend rekening houdt met het feit dat de mengzone ter hoogte van het lozingspunt niet te groot mag zijn, worden de doelstellingen ook niet gehaald voor BZV, sulfaat en totaal stikstof.
De impact van de lozingen op de fysico-chemische kwaliteitsdoelstellingen van het waterlichaam blijft, ondanks de sterke verbetering en rekening houdend met de huidige toestand van de waterloop, als negatief ingeschaald(-2), waarbij er periodiek onderzoek dient te gebeuren naar BBT+ maatregelen in functie van de verbeteringsdoelstelling.
Of de afname van de concentraties in de lozingen voldoende is om niet in strijd te zijn met het verslechteringsverbod zoals opgenomen in de artikelen 1.2.2., 2° en 1.7.2.1.1, §4 Waterwetboek lijkt een vraag te zijn waarvoor de specifieke kennis en expertise van VMM noodzakelijk is.
Huishoudelijk afvalwater
Het huishoudelijke afvalwater wordt in de project-MER (tabel V.1) geschat op 36.000 m³/jaar. Dit debiet wordt bij het bedrijfsafvalwater geteld aangezien beide stromen door de waterzuivering gezuiverd worden en als één effluent geloosd worden.
Biodiversiteit
De exploitatie is gelegen aanpalend aan VEN-gebied en Habitatrichtlijngebied en op ca. 9,3 km van Vogelrichtlijngebied. De exploitant voegt bij de aanvraag een passende beoordeling toe dewelke de effecten op VEN-gebieden en speciale beschermingszones onderzoekt.
Lozing afvalwater
De exploitant wenst het bedrijfsafvalwater te lozen op de Grote Nete. De gevraagde bijzondere lozingsnormen staan opgelijst in bijlage Q0 van het aanvraagdossier.
In de passende beoordeling wordt gesteld dat voor de parameters biochemisch zuurstofverbruik, chemisch zuurstofverbruik, fosfor totaal, chloride en kobalt totaal een onderzoek naar milderende maatregelen uitgevoerd werd omdat deze in het worst-case scenario aanleiding kunnen geven tot een betekenisvolle aantasting. Het lijkt aangewezen deze milderende maatregelen, die opgenomen zijn in punt 6.1.1. van de passende beoordeling, integraal op te nemen in de eventuele vergunning.
Stikstofimpact
In de passende beoordeling wordt op basis van een terreinbezoek gesteld dat de meest stikstofgevoelige habitats in het meest nabije habitatrichtlijngebied BE2100040, waar de hoogste depositiebijdrages door INEOS Aromatics Belgium N.V. gemodelleerd worden, een goede staat vaninstandhouding hebben op vlak van vegetatie, habitatstructuur en verstoring. Op basis van de ‘Overschrijdingskaart vermestende depositie 2024’ lijkt dit bevestigd te kunnen worden. De ‘Overschrijdingskaart verzurende depositie 2024’ geeft echter wel aan dat de kritische depositiewaarden van enkele habitats in dit gebied overschreden worden voor wat betreft verzurende deposities.
In de passende beoordeling wordt gesteld dat gezien voorliggend project een hervergunning betreft, zijn de deposities ten gevolge van de activiteiten INEOS Aromatics Belgium N.V. reeds meegenomen in de bepaling van de vermestende en verzurende achtergrondwaarde. De achtergrondwaardes zijn dus inclusief de deposities ten gevolge van de huidige activiteiten van INEOS Aromatics Belgium N.V.
Er wordt dan ook gesteld dat voorliggende hernieuwing van de vergunning, en de beoogde dalingen van stikstof- en zwavelemissies, geen hypotheek leggen op de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen.
Conform artikel 30 van het stikstofdecreet dient bij een vergunningsaanvraag van een bestaande installatie gekeken te worden of het project de gebiedsspecifieke neerwaartse depositietrend van NOx in het SBZ-H niet hypothekeert. Dit wordt normaliter via de depositietrendtool aangetoond. Bij voorliggende aanvraag werd dergelijke berekening niet toegevoegd.
Het lijkt dan ook aangewezen dat de exploitant een berekening met de depositietrendtool toevoegt aan het aanvraagdossier. Op basis daarvan kan dan gekeken worden of voorliggend project de gebiedsspecifieke neerwaartse depositietrend van NOx al dan niet hypothekeert.
Lucht
De beoordeling van de discipline luchtemissies werd hierboven reeds geduid. Met betrekking tot geur gaf de exploitant in PIV3 aan dat er in 2018 en 2019 respectievelijk 7 en 8 meldingen van geurhinder zijn binnengekomen. Deze worden geregistreerd en bijgehouden. Ca. 50 % van de meldingen waren toewijsbaar aan incidenten of aan de emissies van de waterzuivering. In 2023 was er 1 melding met betrekking tot geurhinder, deze bleek afkomstig van een externe bron.
In het project-MER worden diverse milderende maatregelen voorgesteld die al dan niet reeds gepland worden door de exploitant.
De bijzondere milieuvoorwaarden met betrekking tot luchtemissies die in de beslissing in laatste aanleg van 17/02/2023 werden opgelegd lijken voldoende waarborgen te bieden er geen onaanvaardbare risico’s op luchtverontreiniging ontstaan.
Geluid
De geluidsemissie van de inrichting, en de impact op de omgeving, in de huidige en toekomstige situatie wordt in het Project-MER uitvoerig besproken. De grootste impact op omliggende receptorpunten is afkomstig van de exploitatie van de PTA3-eenheid. Het project-MER in een vorige PIV raadde aan om in de mate van het mogelijke maatregelen te nemen om het immissierelevant geluidsvermogenniveau van de huidige exploitatie van de PTA3 eenheid te reduceren. Welke maatregelen hiervoor noodzakelijk, geschikt en haalbaar zijn, diende destijds nog verder onderzocht te worden.
Ondertussen is dit onderzoek gebeurd en werden volgende maatregelen reeds toegepast:
geluidsreducerende maatregelen (operationeel).
gesaneerd.
In de huidige aanvraag wordt tevens de stopzetting van de PTA2-unit opgenomen waardoor het totale specifieke geluid verder afneemt.
Voor de toekomstige uitbreiding met bijkomende waterzuiveringsinstallaties is het maximaal emissiegeluid in het MER bepaald. In deze berekening is voorzien dat bij de selectie van de installaties de voorkeur moet gaan naar geluidsarme toestellen zodat het geluidsemissieniveau van 97 dB(A) gerespecteerd blijft.
Mobiltieit
In het Project-MER wordt een beeld geschept van de transporthoeveelheden in 2019. Aardgas, stikstof en waterstof worden geleverd via pijpleidingen. Zie de tabel hieronder voor een overzicht van de transporthoeveelheden in
Voor het grootste deel van de aanvoer/afvoer wordt gebruikt gemaakt van alternatieve transportmiddelen zoals pijpleidingen, spoorweg en binnenvaart. Zo wordt ca. 98,6 % van de grondstoffen aangevoerd via schepen.
Ondertussen werden deze cijfers geüpdatet met de cijfers van 2023. T.o.v. 2019 is het aantal vrachtwagentransporten aanzienlijk afgenomen, van ca. 24.000 vrachtwagentransporten per jaar tot ca. 6.500 vrachtwagentransporten per jaar in actuele situatie (2023). Deze daling is te wijten aan de stopzetting van de PTA2-eenheid en een verschuiving van wegtransport naar binnenvaart.
In de geplande situatie zal het vrachtwagentransport toenemen tot max. 3,7 % ten opzichte van de actuele situatie. Dit komt in totaal neer op ca. 6.700 vrachtwagentransporten per jaar.
Het Project-MER concludeert dat de risico’s op het ontstaan van mobiliteitsproblemen afdoende beheerst zijn en geen verder onderzoek vereisen aangezien er geen toename is ten opzichte van de momenteel vergunde situatie en er voldoende parkeerplaatsen voorzien zijn op het terrein alsook een fietsenstalling.
Bodem
Preventieve controleprogramma’s ter voorkoming van lekken naar de bodem behoren tot de standaard onderhoudsactiviteiten. De installaties worden met zekere frequentie aan HAZOP-studies[1] onderworpen.
De procesinstallaties en de laad- en losplaatsen zijn gebouwd op een vloeistofdichte verharding en voorzien van een vloeistofdichte inkuiping (opstaande rand van om en bij 15 cm). In 2018 werden de opslagtanken en inkuipingen aan een grondige evaluatie onderworpen m.b.t. het voldoen aan de Vlarem-vereisten inzake volume en scheidingsafstand. Er werden 9 inkuipingen gedefinieerd met tekorten, waarvoor projectvoorstellen geformuleerd werden. Eén van deze projecten werd ondertussen reeds uitgevoerd. Tijdens de standaard controles van de inkuipingen, welke op regelmatige basis gebeuren, wordt extra aandacht geschonken aan de vloeistofdichtheid van de inkuiping, toestand van de voegen en afdichtingen, …
Tijdens de constructiefase zal rekening gehouden worden met de wetgeving inzake grondverzet.
Daarnaast zal er een beperkte bronbemaling noodzakelijk zijn. Er wordt opgemerkt dat hiervoor nog geen vergunning werd aangevraagd. Dit dient nog te gebeuren alvorens de bemaling wordt opgestart.
In het project-MER wordt geconcludeerd dat de risico’s op het ontstaan van bodem- en grondwaterverontreiniging t.g.v. de exploitatie van zogenaamde risico-inrichtingen afdoende beheerst zijn en geen verder onderzoek vereisen.
Gevaarlijke producten
De exploitant wenst met voorliggende hernieuwing eveneens de opslaghoeveelheden te actualiseren. De meeste opslaghoeveelheden zullen dalen als gevolg van een correctie van de inhoud van de vaste houders, en de stopzetting van de PTA2-unit. De rubrieken waarbij wel een stijging van de hoeveelheden genoteerd werd, zijn de volgende:
• Rubriek 17.1.2.1.3°: stijging met 30.350 liter gasopslag voor contractoren;
• Rubriek 17.3.2.1.1.2°: stijging van de dieselopslag met 0,2 ton tot een totaal van 33,075 ton;
• Rubriek 17.4.: stijging van de opslag in kleine verpakkingen met 190 kg tot een totaal van 4.195 kg.
In de vorige PIV’s werd nog voorzien in een bijkomende opslagtank voor xylenen. Deze maakt ondertussen geen deel meer uit van het voorwerp van de aanvraag.
In ‘addendum R17_3_2 opslagtanken’ staat echter nog steeds een stijging van de opslag van xylenen aangegeven. De exploitant dient deze bijlage te actualiseren.
Gelet op de beperkte stijgingen lijkt er geen risico te bestaan met betrekking tot de gevraagde opslag van gevaarlijke producten indien de exploitant de vigerende wetgeving nauwgezet volgt. Uit de informatie in de aanvraag blijkt dit het geval te zijn.
Zware ongevallen of rampen
In de bijgevoegde veiligheidsnota “Addendum R_17_2bis OVR_20_10 BP EV” (dd. 28/04/2021) wordt gesteld dat de 10-5/jaar-risicocontour in de situatie zonder faalfrequentiereductie (zonder FFR) de zuidelijke terreingrens met ca. 75 m overschrijdt, de westelijke terreingrens met 24 m en de oostelijke terreingrens met ca. 7 m. Binnen deze overschrijding zijn Ineos (beperkte personendichtheid), de administratieve en productiegebouwen van JBF, de Amocolaan en Katoennatie (beperkte personendichtheid), gesitueerd. Voor wat het plaatsgebonden risico betreft, wordt gesteld dat dit aanvaardbaar geacht kan worden. Op basis van de berekende groepsrisicocurves in Figuur II.5-10 en Figuur II.5-11 kan besloten worden dat de groepsrisicocurve volledig onder de grenswaardelijn gesitueerd is en bijgevolg voldoet aan de vigerende criteria.
Gelet op de expertise van het Team Externe Veiligheid met betrekking tot veiligheidsrapportage verdient het de aanbeveling om voor het OVR het advies van het Team Externe Veiligheid, die over de nodige expertise beschikt, te volgen.
Gevraagde afwijking
Een overzicht van alle huidige bijzondere voorwaarden is in addendum Q0 gevoegd. Waar relevant werden voorstellen tot beperkte aanpassing bijgevoegd. Voor de bijstelling van de bijzondere voorwaarde uit de vergunning m.b.t. de jaarlijkse immissiecampagne naar benzeen, tolueen, xyleen en methylbromide, werd bijkomende info toegevoegd in addendum Q1.
Voor de bijstelling van de bijzondere voorwaarde in afwijking van algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II m.b.t. opslag, werd bijkomende info toegevoegd in addendum Q2.
Afwijking wordt gevraagd van de algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem III m.b.t. meting van parameters ter optimalisatie van de verbranding in procesfornuizen. De informatie is opgenomen in addendum Q4.
Gelet op de specifieke aard van de gevraagde bijstellingen lijkt het, gelet op hun expertise,aangewezen voor deze bijstellingen het standpunt van de specifieke adviesinstanties te volgen.
Conclusie milieutechnische beoordeling
Met betrekking tot de onderzochte milieutechnische aspecten in voorliggende beoordeling en op basis van de gegevens in de aanvraag lijkt gesteld te kunnen worden dat er geen indicaties zijn tot het verlenen van een negatief advies.
Het lijkt echter wel aangewezen om bij eventuele vergunningverlening rekening te houden met onderstaande bemerkingen, aanvullingen, aanbevelingen en/of voorstellen voor bijzondere voorwaarden:
optreedt als adviesverlenende instantie omtrent de gevraagde hernieuwing en verandering van de debieten en concentraties, adviseren we om het standpunt van deze administratie m.b.t. de werking en de gevraagde debieten.
Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening
Toetsing aan de beoordelingsgronden van artikel 4.3.1§2 van VCRO:
Functionele inpasbaarheid
Het betreft het plaatsen van een kobaltverwijderingsinstallatie op een site volgens het gewestplan in industriegebied. De gevraagde stedenbouwkundige handelingen (procesinstallatie (PC & LS + UF installaties), piperack, reliëfwijziging effluent bufferput en de verharding zijn inpasbaar.
Mobiliteitsimpact
Het plaatsen van een nieuwe kobaltverwijderingsinstallatie en bijkomende technische installaties hebben geen impact op de mobiliteit.
Schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid
De werken worden uitgevoerd binnen de site van het bedrijf.
Visueel-vormelijke elementen
De werken bevinden zich tussen bestaande constructies op de site van het bedrijf. De nieuwe handelingen hebben geen significante visuele impact op de omgeving.
Cultuurhistorische aspecten
Niet van toepassing.
Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid
Naast de beperkte hinder tijdens de bouwwerken wordt er geen verdere hinder verwacht.
Conclusie
Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening.
Resultaten openbaar onderzoek
Het openbaar onderzoek werd gehouden van 8 november 2021 tot en met 7 december 2021. Naar aanleiding van het openbaar onderzoek werden er 4 bezwaarschriften ontvangen.
Het tweede openbaar onderzoek werd gehouden naar aanleiding van van 28 februari 2022 tot en met 29 maart 2022. Naar aanleiding van het openbaar onderzoek werd er een bezwaarschrift ontvangen.
Het derde openbaar onderzoek werd gehouden van 10 december 2022 tot en met 8 januari 2023. Naar aanleiding van het openbaar onderzoek werden er geen bezwaarschriften ontvangen.
Het vierde openbaar onderzoek werd gehouden van 16 oktober 2024 tot en met 14 november 2024. Naar aanleiding van het openbaar onderzoek werden er nog geen bezwaarschriften ontvangen dd. 29/10/2024. Gezien de beperkte tijd die het college kreeg om advies te verlenen is het niet mogelijk om de eventuele bezwaarschriften die nog volgen te bespreken in het advies, gezien het openbaar onderzoek nog loopt op de uiterste datum voor adviesverlening. Eventuele bezwaarschriften zullen op een later tijdstip besproken worden en overgemaakt worden aan de vergunningverlenende overheid.
Conclusie
Uitgaande van de gegevens opgenomen in het aanvraagdossier en rekening houdende met bovenstaande bemerkingen kan deze vergunningsaanvraag voor het onderdeel ‘ingedeelde inrichting of activiteit’ voorwaardelijk Gunstig geadviseerd worden op voorwaarde dat:
van afvalwater aanvaardbaar is met betrekking tot de impact op de kwaliteit van de waterlopen waar het bedrijfsafval in geloosd wordt;
- een berekening met de depositietrendtool toegevoegd wordt aan het aanvraagdossier, op basis daarvan kan dan gekeken worden of voorliggend project de gebiedsspecifieke neerwaartse depositietrend van NOx al dan niet hypothekeert;
de beslissing in laatste aanleg van 17/02/2023 werden opgelegd lijken voldoende waarborgen te bieden er geen onaanvaardbare risico’s op luchtverontreiniging ontstaan;
wordt met betrekking tot het OVR.
juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen.
Uitgaande van de gegevens opgenomen in het aanvraagdossier en rekening houdende met bovenstaande bemerkingen kan deze vergunningsaanvraag voor het onderdeel stedenbouwkundige handelingen voorwaardelijk Gunstig geadviseerd worden op voorwaarde dat:
Lasten
Niet van toepassing
[1] HAZOP-studies: Hazard and operability studie: een periodieke risico-analyse van de installaties en de processen
Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning voorwaardelijk gunstig te adviseren onder volgende voorwaarden:
Voor het onderdeel ingedeelde inrichtingen:
Voor het onderdeel stedenbouwkundige handelingen: