Terug
Gepubliceerd op 30/04/2024

2024_CBS_01200 - Omgevingsvergunning(PIV3) - hernieuwing pluimveebedrijf klasse 1 langs Rauwelkoven 106A na wijzigingslus (202300588NC) - Advies

College van Burgemeester en Schepenen
ma 29/04/2024 - 13:00 1.14
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis; Nadine Laeremans; Griet Smaers; Tom Corstjens; Marlon Pareijn; Pieter Cowé; Luc Van Laer; Francois Mylle, Algemeen Directeur

Afwezig

Bart Julliams

Secretaris

Francois Mylle, Algemeen Directeur

Voorzitter

Vera Celis
2024_CBS_01200 - Omgevingsvergunning(PIV3) - hernieuwing pluimveebedrijf klasse 1 langs Rauwelkoven 106A na wijzigingslus (202300588NC) - Advies 2024_CBS_01200 - Omgevingsvergunning(PIV3) - hernieuwing pluimveebedrijf klasse 1 langs Rauwelkoven 106A na wijzigingslus (202300588NC) - Advies

Motivering

Aanleiding en context

UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER:05/05/2024

 

Verslag van de omgevingsambtenaar

 

Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2023138565

Dossiernummer gemeente: 202300588

Inrichtingsnummer: 20230627-0002

 

De provincie Antwerpen heeft op 27 oktober 2023 een aanvraag ontvangen voor hernieuwing pluimveebedrijf klasse 1. De aanvraag werd op 14 december 2023 volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Gegevens van de aanvrager

LE PETIT FERMIER BVBA gevestigd Eindhoutseweg 32 te 2431 Laakdal

 

Gegevens van de  ligging

Administratieve ligging: Rauwelkoven 106A

Kadastrale ligging: afdeling 4 sectie E nr. 517K

 

Verslag

  1. Stedenbouwkundige basisgegevens

 

Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.

De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:

agrarisch gebied

De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.

 

Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.

 

Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is volgens het ruimtelijk uitvoeringsplan RUP zonevreemde woningen goedgekeurd op 29 januari 2009 gelegen in overdruk zonevreemde woningen II

 

De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling

 

Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

De aanvraag is gesitueerd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het ruimtelijke uitvoeringsplan.

 

Overeenstemming met dit plan

De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.

 

Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen

 

 

Verordeningen

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.

algemene bouwverordening inzake weekendverblijven goedgekeurd op 8 juli 2005.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.

algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen goedgekeurd op 12 mei 2012.

 

  1. Historiek
  • Verachtert Jos Deputatie, 28/10/2004, MLAV1/04-158
  • BVBA Le Petit Fermier Deputatie, 6/05/2005, MLOV/05-28
  • BVBA Le Petit Fermier Deputatie, 06/01/2009, MLAV1/08-384
  • BVBA Le Petit Fermier Deputatie, 25/08/2016, MLVER-2016-0043
  • BVBA Le Petit Fermier Deputatie, 12/10/2023, OMVP-2023-0143

 

  1. Beschrijving van de omgeving en de aanvraag

De aanvraag voor een legkippenbedrijf gelegen te Rauwelkoven 106A, 2440 Geel werd ingediend. Met deze aanvraag wil de exploitant een hernieuwing bekomen voor de milieuvergunning van de inrichting.

Momenteel is het bedrijf vergund voor 57 480 leghennen, opslag van 700 kg gevaarlijke producten in kleine verpakkingen, opslag van 1210 m³ dierlijke mest, opslag van 21 ton eieren en een grondwaterwinning met een diepte van 108 m en een maximaal debiet van 20 m³/dag en 12 000 m²/jaar.

Tevens wordt er ook nog de opslag van 400 L organische voedingszuren en 300 L ontsmettingsmiddelen aangevraagd. De voedingszuren zullen worden gebruikt om het water aan te zuren. Het debiet van de grondwaterwinning wordt ook geactualiseerd, dit omvat een daling van het jaardebiet naar 6928 m³/jaar en een stijging van het dagdebiet naar 28 m³/dag. De opslag van 1100 m³ mest is van rechtswege vervallen.

De huidige milieuvergunning (ref MLAV1/08-384) is verleend voor een termijn tot en met 28 oktober 2024.

Met voorliggende aanvraag wordt er een hernieuwing aangevraagd tot 31/12/2026 in het kader van de huidige PAS.

De volgende rubrieken en hoeveelheden worden aangevraagd:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

9.3.1.c)2°

57.480 leghennen (26.880 in stal 1 en 30.600 in stal 2) (Hernieuwing)

57480 plaatsen

1

9.3.1.d)

57.480 leghennen (Hernieuwing)

57480 plaatsen

1

17.3.4.1°b)

Opslag van 400L/0,4588 ton organische voedingszuren (Nieuw)

0,459 ton

3

17.3.6.1°b)

Opslag van 400L/0,4588 ton organische voedingszuren (Nieuw)

0,459 ton

3

17.3.8.1°

Opslag van 300L/0,3075 ton ontsmettingsmiddelen (Nieuw)

0,3075 ton

3

17.4.

Opslag van 700 kg gevaarlijke producten in kleinverpakkingen (Hernieuwing)

700 kg

3

28.2.c)1°

Opslag van 1210 m³ dierlijke mest ( waarvan 1 200 m³ kippenmest (waarvan 1100m³ van rechtswegen vervallen) en 2 x 5 m³ kuiswater) (Hernieuwing)

110

3

45.4.e)1°

Opslag van 21 ton eieren (Hernieuwing)

21 ton

3

53.8.2°

Daling van het jaardebiet met 5072 m³/jaar en een stijging van het dagdebiet met 8 m³/dag (Verandering)

6928 m³/jaar

2

 

Voorliggend advies werd gebaseerd op projectinhoudversie 3, ondanks dat deze nog niet goedgekeurd werd. PÏV3 bevat louter aanvullingen, onder meer in het kader van het stikstofdecreet. Indien PIV3 toch niet goedgekeurd zou worden, dient de exploitant alsnog de impactscoreberekening en depositieberekening toe te voegen

 

  1. Openbaar onderzoek

Overeenkomstig de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is de gewone procedure van toepassing en moet de aanvraag openbaar gemaakt worden.

Het openbaar onderzoek werd gehouden van 23 december 2023 t.e.m. 21 januari 2024. Er werden 3 bezwaarschriften ingediend.

Inhoud bezwaarschriften

1) Meerdere keren per week zwaar vrachtvervoer (grote opliggers en dubbel container vervoer ) die heel moeilijk hun bocht kunnen nemen bij het uitrijden van de servitude weg , waardoor ze aan de overkant van de weg (Rauwelkoven) de wegafwatering ( goten en riool deksel) los rijden. Wij hebben de betonnen goten in het verleden zelf moeten betalen.

2) Ik wens bezwaar in te dienen tegen de omgevingsvergunning van leghennenbedrijf 'Le Petit Fermier BVBA' te Rauwelkoven. Ik merk ernstige geurhinder op, zelfs zo fel dat we genoodzaakt zijn om ramen en deuren te sluiten op mooie zonnige dagen.Eveneens is er hinder van het vele stof dat ronddwarrelt. De afstand van het leghennenbedrijf tot onze woning (Rauwelkoven 100) is volgens onze mening te kort. Is deze volgens de normen gerealiseerd?

3) Het derde bezwaarschrift is identiek aan het tweede bezwaarschrift.

 

Evaluatie bezwaarschriften

1) Het vrachtvervoer dient gebruik te maken van de openbare weg en de beschikbare toegangswegen. Schade aan het openbaar domein door de exploitatie van de inrichting dient hersteld te worden door de veroorzaker.

2) De eventuele geur- en stofhinder dient gecontroleerd te worden door de bevoegde handhavingsinstantie. Voor deze inrichting is dit de omgevingsinspectie.

Er werd geen informatievergadering gehouden.

 

  1. Adviezen

Er werd advies gevraagd aan Milieu - Juridische Dienst IOK en het advies werd ontvangen op 24/04/2024.


Op 24 januari 2024 werd het advies ontvangen van Agentschap voor Natuur en Bos

Advies: volledig ongunstig


Op 29 januari 2024 werd het advies ontvangen van VMM grondwater

Advies: volledig voorwaardelijk gunstig


Op 1 februari 2024 werd het advies ontvangen van milieu advies

Advies: volledig ongunstig

 

  1. Project-MER

 Nvt

 

  1. Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen

Natuurtoets

De exploitatie is gelegen op 1,3 km van Habitatrichtlijngebied, 2,5 km van VEN-gebied en 2,5 km van Vogelrichtlijngebied.

Speciale beschermingszones

De exploitant voegt een passende beoordeling toe aan de aanvraag. De pluimveehouderij heeft een impactscore van 0,68%. Er wordt jaarlijks een ammoniakuitstoot van 5.173,2 kg verwacht.

In de vergunde toestand heeft de exploitatie een impactscore van 0,68%. Aangezien het aantal leghennen niet zal wijzigen, blijft de impactscore gelijk voor de gewenste situatie.

De aanvraag dient te worden getoetst aan het decreet van 26 januari 2024 over de programmatische aanpak stikstof (het 'stikstofdecreet'), gepubliceerd in het Belgisch staatsblad op 22 februari 2024 en in werking vanaf 23 februari 2024. Conform artikel 37 van het stikstofdecreet moet voor een omgevingsvergunningsaanvraag voor de exploitatie van een veehouderij met een impactscore hoger dan 0,025% een passende beoordeling opgesteld worden.

Er wordt niet voldaan aan de PAS-referentie 2030, de exploitant wenst echter slechts een tijdelijke vergunning te bekomen tot 31 december 2026. Conform artikel 7 van het Stikstofdecreet kan de bevoegde overheid een omgevingsvergunning verlenen voor de verdere exploitatie van een pluimveehouderij die niet in overeenstemming is met de PAS-referentie 2030 tot en met uiterlijk 31 december 2030, op voorwaarde dat de IIOA in kwestie geen piekbelaster is en die, ten opzichte van de vergunde situatie, geen stijging van de stikstofemissies of van de stikstofdeposities veroorzaakt op de SBZ-H in kwestie.

De exploitant lijkt geen piekbelaster te zijn. De exploitant voegde een aanvullende nota toe om de overige twee voorwaarden te toetsen. De vergunde toestand zal onveranderd blijven, er lijkt dus aan alle voorwaarden voldaan te worden om een vergunning tot 31 december 2026 te kunnen verlenen.

Met betrekking tot de impact op Habitatrichtlijngebieden lijkt de exploitatie vergund te kunnen worden tot en met 31 december 2026.

VEN-gebieden

De exploitant berekent in de passende beoordeling/verscherpte natuurtoets ook de bijdrage aan KDW ten opzichte van VEN-gebieden. De pluimveehouderij heeft een bijdrage aan de KDW in VEN-gebied van maximaal 0,43% volgens de berekening in de verscherpte natuurtoets.

In de nota aan de Vlaamse Regering horende bij het ‘Besluit van de Vlaamse Regering over de beoordeling van schade aan de natuur in het Vlaams Ecologisch Netwerk’, dat op 24 februari in werking trad, werd verduidelijkt dat meet-of beoordelingsinstrumenten die worden gehanteerd in toepassing van andere natuurtoetsen (bv. de impactscoretool bij de habitattoets) vanzelfsprekend ook kunnen worden ingezet bij de beoordeling in toepassing van artikel 26bis van het decreet Natuurbehoud. Gelet op de lagere bijdrage aan de KDW in VEN-gebied ten opzichte van de bijdrage in Habitatrichtlijngebieden, lijkt eenzelfde conclusie getrokken te kunnen worden als bij de Habitatrichtlijngebieden.

Met betrekking tot de impact op VEN-gebieden lijkt de exploitatie vergund te kunnen worden tot en met 31 december 2026.

Verdroging

De impact van de grondwaterwinning heeft geen effect op de omliggende natuur. De exploitant voerde een Voortoets uit waaruit blijkt dat de invloedstraal de perceelsgrenzen niet overschrijdt.

Gelet op de aard en de ligging van de exploitatie en op basis van de beschikbare gegevens in de omgevingsvergunningsaanvraag lijkt het aanneembaar te stellen dat de exploitatie geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in VEN-gebied zal veroorzaken, noch dat de exploitatie een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van Habitatrichtlijngebieden zal veroorzaken, op voorwaarde dat de exploitant zich houdt aan de voorwaarden opgelegd in de relevante wetgeving en voor zover de exploitant zich gedraagt naar de code van goede natuurpraktijk


Milieuaspecten

De volgende beoordeling is gebaseerd op het advies van IOK.

Water

Bedrijfsafvalwater

Er vindt geen lozing van bedrijfsafvalwater plaats. Het reinigingswater wordt beperkt. De stallen worden enkel gereinigd na elke ronde. De stallen worden meestal droog gereinigd. Als ze uitzonderlijk nat worden gereinigd gebeurt dit met een hogedrukreiniger. Er zijn twee citernes voorzien van elk 5 m³, bedoeld voor de opvang van reinigingswater.

Huishoudelijk afvalwater

Er wordt 30 m³ grondwater verbruikt voor huishoudelijke toepassingen. Op het perceel zijn louter stallen gelegen, het is onduidelijk welke huishoudelijke toepassingen bedoeld worden.

Grondwater

Op de exploitatie is reeds een grondwaterwinning aanwezig. De exploitant vraagt voor deze grondwaterwinning ook een hernieuwing. Het gevraagde debiet zal wel verlagen van 12.000 m³/jaar naar 6.928 m³/jaar. Het maximale dagdebiet zal 28 m³/dag bedragen.

Er worden 57.480 leghennen gehouden op de inrichting, deze hebben een hoogwaardig waterbehoefte van 6.898 m³/jaar, daarnaast wordt 30 m³/jaar huishoudelijk waterverbruik opgegeven.


Het water wordt onttrokken uit watervoerende laag met HCOV-code 0250 Myoceen Aquifersysteem op 108 m-mv. De top van de filter bevindt zich op 108 m-mv, de basis van de filter situeert zich op 100 m-mv. Er werd een boorverslag aan de aanvraag toegevoegd. In de pompput is een peilbuis aanwezig met een binnendiameter van 18 mm. De grondwaterwinning beschikt over een aftapkraantje.


Er wordt geen informatie gegeven over de meetinrichting. Elke grondwaterwinning moet beschikken over een meetinrichting zodanig dat het opgepompte volume grondwater per watervoerende laag getotaliseerd kan worden conform art. 5.53.3.1. van Vlarem II. De meetinrichting moet, conform art. 5.53.3.2. een van volgende types zijn:

1° een vleugelradmeter of meter met schroef van het Woltman type;

2° een dynamische turbinemeter;

3° een elektromagnetische meter;

4° een ultrasone meter;

5° een gecombineerde meter: een meter die binnen hetzelfde huis een combinatie is van meters, bedoeld in 1° tot en met 4°.


Overwegende dat VMM, Afdeling Water voor de aangevraagde rubriek 53.8.2. optreedt als adviesverlenende instantie omtrent de gevraagde hernieuwing en verandering van de grondwaterwinning, adviseren we om het standpunt van deze administratie m.b.t. de ligging en de gevraagde debieten te volgen aangezien IOK niet over de hydrogeologische gegevens beschikt die noodzakelijk zijn om een voldoende onderbouwd advies te verlenen betreffende de mogelijke gevolgen van de grondwaterwinning voor de bodem en de watervoerende lagen.


Waterbesparende maatregelen

De exploitant geeft aan dat er in de toekomst een hemelwateropslag zal gerealiseerd worden. Dit zal wellicht geïncorporeerd worden.


Lucht


Vanwege de exploitatie van een pluimveehouderij ontstaan voornamelijk ammoniakemissies, geuremissies en stofemissies.


Stofemissies

Uit bijlage bijlage ‘E4bis E6ter E6quinquies’ blijkt dat m.b.t. tot PM10 emissies 60 woningen een beperkt negatief effect ervaren, 22 woningen een negatief effect, en 7 woningen een aanzienlijk negatief effect. Hierdoor dringen zich milderende maatregelen op. Voor PM2,5 emissies ondervinden er in de gewenste situatie 6 woningen een beperkt negatief effect.


In de bijlage wordt gesteld dat er momenteel geen maatregelen genomen zullen worden aangezien er slechts een hernieuwing tot 31/12/2026 gevraagd wordt. Gelet op het gegeven dat voorliggende stal nog minder dan drie jaar in exploitatie zal zijn, lijken technische oplossingen niet economisch aangewezen. De exploitant kan wel andere maatregelen nemen, zoals één of meerdere van de volgende maatregelen:

        Bij het vullen van de silo’s dient gebruik gemaakt te worden van stofzakken;

        De stallen dienen intensief gereinigd te worden op regelmatige basis;

        Het bedrijfsterrein dient proper gehouden te worden;

        Goed strooiselmanagement.


Gelet op het gegeven dat deze maatregelen gedeeltelijk overlappen met de maatregelen die geuremissie reduceren, en dat deze maatregelen geen investeringskost met zich mee lijken te brengen, lijkt het aangewezen deze aanbevelingen op te nemen als bijzondere milieuvoorwaarde.


Geuremissies


In tabel 6 van de bijlage ‘E4bis E6ter E6quinquies’ wordt aangegeven dat de geuremissie gelijk zal blijven ten opzichte van de huidige situatie. Wel worden de petten verwijderd die aanwezig zijn op de kokers van stal 2, dit heeft een verschil in geuremissie, namelijk een andere bronconfiguratie.

Deze maatregel heeft, volgens de modelleringen, tot gevolg dat ter hoogte van alle woningen in de omgeving de geurconcentratie zal dalen. Het leghennenbedrijf vormt een bronnencluster met een varkensbedrijf dat nét binnen de 750 meter-contour gelegen is, gelegen ter hoogte van Bottenhoef 6.


De exacte geuremissies werden berekend voor 61 indicatorwoningen. In de huidig vergunde situatie is er ter hoogte van het 8 woningen een overschrijding van de beoordelingsdrempels voor bronnenclusters. Van de 8 woningen die in de huidig vergunde situatie een overschrijding kennen blijven er in de gewenste situatie nog 7 over met een overschrijding.

Voor een vergunningsaanvraag met een gevraagde vergunningstermijn tot uiterlijk 31 december 2030 en waarbij geen ammoniakemissiereducties doorgevoerd worden, betekent het saneringsplan dat er enkel voorzien wordt in een onmiddellijke verbetering van de geurproblematiek op basis van erkende technieken zonder dat die evenwel gekwantificeerd wordt. In de daaropvolgende hernieuwingsaanvraag dient aangetoond dat de veehouderij voldoet aan het op dat moment geldende geurbeoordelingskader.

Als saneringsmaatregel wordt in de nota enkel het verwijderen van de petten besproken, dewelke weliswaar voor een vermindering van de lokale geurimmissie zorgt. Andere maatregelen zoals het intensief en regelmatig reinigen van de stal, keuze van strooiselmateriaal, … worden niet besproken. Het lijkt aangewezen de maatregelen die ter reductie van stofemissie voorgesteld werden op te nemen als bijzondere milieuvoorwaarden, daar deze ook een impact hebben op de geuremissies.


Geluid

De voornaamste bronnen van geluid en trillingen zijn voornamelijk afkomstig van de ventilatoren en het vrachtwagentransport. De stallen zijn volgens de aanvrager goed geïsoleerd om het geluid van de dieren en voederinstallatie tot een minimum te herleiden, daarnaast worden de deuren en ramen van de stal zo veel als mogelijk gesloten gehouden. De ventilatoren worden regelmatig onderhouden om de efficiënte werking ervan te garanderen.

Op basis van de informatie in het aanvraagdossier kan geconcludeerd worden dat de effecten van geluid en trillingen als aanvaardbaar beschouwd kunnen worden.


Mobiliteit

Transporten gebeuren voornamelijk tijdens de daguren tussen 7 en 19 uur. Meestal wordt de aan- en afvoer van kippen ’s nachts uitgevoerd omdat de dieren dan rustiger zijn. De exploitant geeft hier geen informatie over. Er worden 351 transporten op jaarbasis verwacht, wat een gemiddelde van 6,75 transportbewegingen per week oplevert.

Het lijkt aangewezen dat de exploitant nader toelicht welke transporten ’s nachts zullen plaatsvinden en welke transporten overdag.


Stallen

De stallen hebben volgens de aanvrager 155 waarderingspunten en zijn in agrarisch gebied gelegen. Conform art. 5.9.5.3. van Vlarem II dient deze bijgevolg op 200 meter afstand gelegen te zijn van elk op het gewestplan aangegeven woonuitbreidingsgebied, natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat, bosreservaat, gebied voor verblijfsrecreatie en woongebied ander dan woongebieden met een landelijk karakter.

Aan deze voorwaarde wordt voldaan.


Het betreffen AEA-stallen, het betreffen stallen van het systeem P-4.3: Volièrehuisvesting, minimaal 50% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband, mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien, roosters minimaal in twee etages.

De stallen lijken te voldoen aan de verbods- en afstandsregels.


Mestopslag

De mest wordt twee keer per week afgedraaid en in een mestcontainer opgeslagen. Het betreft een container met een volume van 100 m³. De exploitant bevestigt nergens in de aanvraag dat de mestcontainer mestdicht is. De exploitant dient te verduidelijken hoe ervoor gezorgd wordt dat er geen mestsappen kunnen lekken uit de mestcontainer.


Bodem

Mogelijke bronnen van emissies naar de bodem zijn: de opslag van gevaarlijke producten, de opslag van mest, …

De stallen zijn voorzien van een ondoordringbare vloer, vervaardigd in beton. Deze betonnen vloer wordt bedekt met sterk absorberend materiaal zoals stro of houtkrullen. De kippenstallen worden na elke ronde grondig droog gereinigd. Na het reinigen wordt de stal ontsmet door een erkende firma.

De gevaarlijke producten worden opgeslagen boven lekbakken.


Gelet op de aard en de ligging van de exploitatie en op basis van de beschikbare gegevens in de omgevingsvergunningsaanvraag lijkt het aanneembaar te stellen dat de exploitatie geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan het bodemsysteem zal veroorzaken.


Gevaarlijke producten


De opslag van gevaarlijke stoffen is beperkt tot de opslag van 400 liter organische voedingszuren, 300 liter ontsmettingsmiddelen en 700 kg gevaarlijke producten in kleinverpakkingen. De opslag van gevaarlijke vloeistoffen wordt steeds voorzien van een lekbak, er wordt bijgevolg voldaan aan artikel 5.17.4.3.1. van Vlarem II.

De exploitant dient erop gewezen te worden dat tussen de opslag van organische voedingszuren en de ontsmettingsmiddelen (GHS09) steeds een afstand van één meter gehanteerd dient te worden, conform bijlage 5.17.1. van Vlarem II.


Op basis van de beschikbare gegevens in de omgevingsvergunningsaanvraag lijkt het aanneembaar te stellen dat de exploitatie geen onvermijdbare en onherstelbare schade zal veroorzaken op voorwaarde dat de reglementaire scheidingsafstanden gerespecteerd worden.


Conclusie milieutechnische beoordeling

Overwegende dat IOK en de gemeente Geel niet over de hydrogeologische gegevens beschikken die noodzakelijk zijn om de mogelijke gevolgen van de grondwaterwinningen voor de bodem en de watervoerende lagen op een voldoende onderbouwde wijze te kunnen beoordelen, verdient het de aanbeveling om voor dit aspect het advies van VMM, die wel over de nodige expertise beschikt, te volgen.


Met betrekking tot de onderzochte milieutechnische aspecten in voorliggende beoordeling en op basis van de gegevens in de aanvraag lijkt gesteld te kunnen worden dat er geen indicaties zijn tot het verlenen van een negatief advies. Het lijkt echter wel aangewezen om bij eventuele vergunningverlening in de mate van het mogelijke rekening te houden met onderstaande bemerkingen, aanvullingen, aanbevelingen en/of voorstellen voor bijzondere voorwaarden.


De exploitant kan wel andere maatregelen nemen, zoals één of meerdere van de volgende maatregelen:

        Bij het vullen van de silo’s dient gebruik gemaakt te worden van stofzakken;

        De stallen dienen intensief gereinigd te worden op regelmatige basis;

        Het bedrijfsterrein dient proper gehouden te worden;

        Goed strooiselmanagement.


Gelet op het gegeven dat deze maatregelen gedeeltelijk overlappen met de maatregelen die geuremissie reduceren, en dat deze maatregelen geen investeringskost met zich mee lijken te brengen, lijkt het aangewezen deze aanbevelingen op te nemen als bijzondere milieuvoorwaarde.

Het lijkt aangewezen dat de exploitant nader toelicht welke transporten ’s nachts zullen plaatsvinden en welke transporten overdag.

De exploitant dient te verduidelijken hoe ervoor gezorgd wordt dat er geen mestsappen kunnen lekken uit de mestcontainer.


Bespreking adviezen

De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van de volgende adviezen en beoordeelt deze als volgt:

  • Het advies van Milieu - Juridische Dienst IOK, . Er werd advies ontvangen op 24/04/2024.
  • Het advies van Agentschap voor Natuur en Bos, afgeleverd op 24 januari 2024 is ongunstig.
  • Het advies van VMM grondwater, afgeleverd op 29 januari 2024 is voorwaardelijk gunstig.
  • Het advies van milieu advies, afgeleverd op 1 februari 2024 is ongunstig.


Conclusie

Uitgaande van de gegevens opgenomen in het aanvraagdossier, het geïntegreerde advies van IOK en rekening houdende met bovenstaande bemerkingen dient deze vergunningsaanvraag voor het onderdeel ‘ingedeelde inrichting of activiteit’ voorwaardelijk gunstig te worden geadviseerd.

De volgende rubrieken worden voorwaardelijk vergund:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

9.3.1.c)2°

57.480 leghennen (26.880 in stal 1 en 30.600 in stal 2) (Hernieuwing)

57480 plaatsen

1

9.3.1.d)

57.480 leghennen (Hernieuwing)

57480 plaatsen

1

17.3.4.1°b)

Opslag van 400L/0,4588 ton organische voedingszuren (Nieuw)

0,459 ton

3

17.3.6.1°b)

Opslag van 400L/0,4588 ton organische voedingszuren (Nieuw)

0,459 ton

3

17.3.8.1°

Opslag van 300L/0,3075 ton ontsmettingsmiddelen (Nieuw)

0,3075 ton

3

17.4.

Opslag van 700 kg gevaarlijke producten in kleinverpakkingen (Hernieuwing)

700 kg

3

28.2.c)1°

Opslag van 1210 m³ dierlijke mest ( waarvan 1 200 m³ kippenmest (waarvan 1100m³ van rechtswegen vervallen) en 2 x 5 m³ kuiswater) (Hernieuwing)

110

3

45.4.e)1°

Opslag van 21 ton eieren (Hernieuwing)

21 ton

3

53.8.2°

Daling van het jaardebiet met 5072 m³/jaar en een stijging van het dagdebiet met 8 m³/dag (Verandering)

6928 m³/jaar

2

 

op voorwaarde dat:

  • m.b.t. water: uit het advies van VMM, Afdeling Water blijkt dat de grondwaterwinning geen ontoelaatbare schade veroorzaakt aan bodem en grondwaterlagen en dat de aangevraagde ligging en hoeveelheden aanvaardbaar zijn;
  • m.b.t. lucht: de exploitant volgende maatregelen toepast ter voorkoming van geur- en stofhinder: o bij het vullen van de silo’s dient gebruik gemaakt te worden van stofzakken; o de stallen dienen intensief gereinigd te worden op regelmatige basis; o het bedrijfsterrein dient proper gehouden te worden; o goed strooiselmanagement;
  • m.b.t. mobiliteit: de exploitant nader toelicht welke transporten ’s nachts zullen plaatsvinden en welke transporten overdag;
  • Het vrachtvervoer dient gebruik te maken van de openbare weg en de beschikbare toegangswegen. Schade aan het openbaar domein door de exploitatie van de inrichting dient hersteld te worden door de veroorzaker.
  • m.b.t. mest: de exploitant verduidelijkt hoe ervoor gezorgd wordt dat er geen mestsappen kunnen lekken uit de mestcontainer.


    indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen.

Lasten

Niet van toepassing

Juridische grond

22 DECEMBER 2023. - Decreet tot wijziging van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, wat het invoeren van overgangsmaatregelen voor vergunningen in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof betreft (1)

Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning Besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne + bijlagen

Het decreet van 26 januari 2024 over de programmatische aanpak stikstof (het 'stikstofdecreet'), gepubliceerd in het Belgisch staatsblad op 22 februari 2024 en in werking vanaf 23 februari 2024.


Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning voorwaardelijk gunstig te adviseren.

De volgende rubrieken worden voorwaardelijk vergund:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

9.3.1.c)2°

57.480 leghennen (26.880 in stal 1 en 30.600 in stal 2) (Hernieuwing)

57480 plaatsen

1

9.3.1.d)

57.480 leghennen (Hernieuwing)

57480 plaatsen

1

17.3.4.1°b)

Opslag van 400L/0,4588 ton organische voedingszuren (Nieuw)

0,459 ton

3

17.3.6.1°b)

Opslag van 400L/0,4588 ton organische voedingszuren (Nieuw)

0,459 ton

3

17.3.8.1°

Opslag van 300L/0,3075 ton ontsmettingsmiddelen (Nieuw)

0,3075 ton

3

17.4.

Opslag van 700 kg gevaarlijke producten in kleinverpakkingen (Hernieuwing)

700 kg

3

28.2.c)1°

Opslag van 1210 m³ dierlijke mest ( waarvan 1 200 m³ kippenmest (waarvan 1100m³ van rechtswegen vervallen) en 2 x 5 m³ kuiswater) (Hernieuwing)

110 m³

3

45.4.e)1°

Opslag van 21 ton eieren (Hernieuwing)

21 ton

3

53.8.2°

Daling van het jaardebiet met 5072 m³/jaar en een stijging van het dagdebiet met 8 m³/dag (Verandering)

6928 m³/jaar

2

 

op voorwaarde dat:

  • m.b.t. water: uit het advies van VMM, Afdeling Water blijkt dat de grondwaterwinning geen ontoelaatbare schade veroorzaakt aan bodem en grondwaterlagen en dat de aangevraagde ligging en hoeveelheden aanvaardbaar zijn;
  • m.b.t. lucht: de exploitant volgende maatregelen toepast ter voorkoming van geur- en stofhinder: o bij het vullen van de silo’s dient gebruik gemaakt te worden van stofzakken; o de stallen dienen intensief gereinigd te worden op regelmatige basis; o het bedrijfsterrein dient proper gehouden te worden; o goed strooiselmanagement;
  • m.b.t. mobiliteit: de exploitant nader toelicht welke transporten ’s nachts zullen plaatsvinden en welke transporten overdag;
  • Het vrachtvervoer dient gebruik te maken van de openbare weg en de beschikbare toegangswegen. Schade aan het openbaar domein door de exploitatie van de inrichting dient hersteld te worden door de veroorzaker.
  • m.b.t. mest: de exploitant verduidelijkt hoe ervoor gezorgd wordt dat er geen mestsappen kunnen lekken uit de mestcontainer.


    indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen.