Terug
Gepubliceerd op 23/05/2024

2024_CBS_01371 - Omgevingsvergunning - inrichting klasse 1:hernieuwing van een brandstofverdeelinstallatie langs Dr.-Van de Perrestraat 443 en 443A (202400169GG) - Advies

College van Burgemeester en Schepenen
di 21/05/2024 - 13:00 1.14
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis; Nadine Laeremans; Griet Smaers; Bart Julliams; Tom Corstjens; Marlon Pareijn; Francois Mylle, Algemeen Directeur

Afwezig

Pieter Cowé; Luc Van Laer

Secretaris

Francois Mylle, Algemeen Directeur

Voorzitter

Vera Celis
2024_CBS_01371 - Omgevingsvergunning - inrichting klasse 1:hernieuwing van een brandstofverdeelinstallatie langs Dr.-Van de Perrestraat 443 en 443A (202400169GG) - Advies 2024_CBS_01371 - Omgevingsvergunning - inrichting klasse 1:hernieuwing van een brandstofverdeelinstallatie langs Dr.-Van de Perrestraat 443 en 443A (202400169GG) - Advies

Motivering

Aanleiding en context

UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 25/05/2024

 

Verslag van de omgevingsambtenaar

 

Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2023127692

Dossiernummer gemeente: 202400169

Inrichtingsnummer: 20230317-0056

 

De provincie Antwerpen heeft op 13 maart 2024 een aanvraag ontvangen voor hernieuwing van een brandstofverdeelinstallatie van de eerste klasse. De aanvraag werd op 5 april 2024 volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Gegevens van de aanvrager

VEL - OIL NV gevestigd Lindekensveld 5/1.1 te 3560 Lummen

 

Gegevens van de  ligging

Administratieve ligging: Dr.-Van de Perrestraat 443 en 443A

Kadastrale ligging: afdeling 4 sectie F nr. 171T

 

Verslag

  1. Stedenbouwkundige basisgegevens

 

Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.

De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:

woongebied met landelijk karakter

de woongebieden met een landelijk karakter zijn bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven;

 

Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.

 

Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling

 

Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

De aanvraag is niet gesitueerd in een algemeen of bijzonder plan van aanleg of in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het gewestplan.

 

Overeenstemming met dit plan

De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.

 

Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen

Niet van toepassing

 

Verordeningen

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.

algemene bouwverordening inzake weekendverblijven goedgekeurd op 8 juli 2005.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.

algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.

gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen goedgekeurd op 12 mei 2012.

 

  1. Historiek

Volgende vergunningen en/of weigeringen werden verleend:

  • Oud dossier VLAREM (1977/A/03513) voor servicestation - GEEN BESLISSING op .
  • Oud dossier VLAREM (1970/A/01480) voor propaantank - GEEN BESLISSING op .
  • Oud dossier VLAREM (1973/A/02214) voor propaantank - GEEN BESLISSING op .
  • Oud dossier VLAREM (1981/A/03862) voor tankstation - GEEN BESLISSING op .
  • Oud dossier VLAREM (1979/A/03759) voor tankstation - GEEN BESLISSING op .
  • Stedenbouwkundige vergunning (2002/00191) voor het regulariseren van een restaurant en woning - goedgekeurd op 12/11/2007.
  • Stedenbouwkundige vergunning (04794) voor nieuwbouw handel, horeca, diensten (bvb. banken, winkels, winkelcentra,...) - goedgekeurd op 24/11/1969.
  • Stedenbouwkundige vergunning (2003/00343) voor het aanpassen van een tankstation aan de milieuwetgeving - goedgekeurd op 25/10/2004.
  • Stedenbouwkundige vergunning (05970) voor verbouwingswerken stapelruimte - goedgekeurd op 17/06/1974.
  • Stedenbouwkundige vergunning (10574) voor nieuwbouw veranda - goedgekeurd op 07/12/1992.
  • Stedenbouwkundige vergunning (2004/00299) voor verbouwen winkel en vergroten raam - goedgekeurd op 06/09/2004.
  • Stedenbouwkundige vergunning (06811) voor het oprichten van een benzinestation - goedgekeurd op 04/09/1978.
  • Stedenbouwkundige vergunning (07654) voor het oprichten van een lpg-installatie - goedgekeurd op 22/02/1982.
  • Stedenbouwkundige vergunning (08358) voor het oprichten van een reclamepaneel - geweigerd op 04/02/1985.
  • Stedenbouwkundige vergunning (2006/00303) voor het vervangen van een bovengrondse gastank (10 000 liter) door een ondergrondse tank van 24 950 liter - goedgekeurd op 30/10/2006.
  • Verkavelingsvergunning (0281) voor wijziging vergunde verkaveling - goedgekeurd op 21/08/1978.
  • Verkavelingsvergunning (0281) voor wijziging vergunde verkaveling - goedgekeurd op 03/07/1992.
  • Verkavelingsvergunning (0281) voor wijziging vergunde verkaveling - GEEN BESLISSING op .
  • Verkavelingsvergunning (0281) voor wijziging vergunde verkaveling - goedgekeurd op 01/03/2004.
  • Milieuvergunning 2004/V1/00562 voor benzinestation - gedeeltelijk gunstig op 09/09/2004.
  • Milieuvergunning 2006/V1/00674 voor benzinestation - goedgekeurd op 11/01/2007.
  • Milieuvergunning 1993/M3/00984 voor mazouttank - goedgekeurd op 08/08/1994.
  • Milieuvergunning 1999/M3/02848 voor kleinhandel - goedgekeurd op 08/10/1981.
  • Milieuvergunning 1994/M3/01689 voor tankstation - goedgekeurd op 08/08/1994.
  • Milieuvergunning 2016/V1/01096 voor tankstation met shop - goedgekeurd op 11/08/2016.

 

  1. Beschrijving van de omgeving en de aanvraag

 

NV Vel-Oil vraagt een hernieuwing van de vergunning voor een tankstation die op 9/9/2004 verleend werd (voor verdeling van benzine en diesel) en in 2007 uitgebreid met een LPG-verdeelinstallatie en in 2016 met de opslag van gassen in verplaatsbare recipiënten. Behalve een bevoorradingsstation is er eveneens een shop en een eetgelegenheid aanwezig.

De exploitant vraagt, behalve de hernieuwing, ook een aantal veranderingen. Deze hebben betrekking op de lozing van bedrijfsafvalwater (lozingsdebieten werden berekend op basis van piekdebieten), op een extra verdeelslang voor LPG (2 verdeelslangen i.p.v. 1 verdeelslang), en op de regularisatie van exacte inhoud van de mazouttank (9.900 liter i.p.v. 5.000 liter).

Klanten kunnen 24 uur op 24 uur hun voertuig bevoorraden met brandstof, behalve het tanken met LPG kan enkel tijdens toezicht van de shopuitbater. Het betreft een bemand tankstation. De shopuitbater staat eveneens in voor de verkoop van de gasflessen.

De vergunningsaanvraag bevat enkel een milieuluik.

De inrichting is vergund voor:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

3.4.1°a)

Het lozen van max. 2 m³/u, 15 m³/d en 100 m³/jaar bedrijfsafvalwater via een KWS-afscheider in de gracht

2 m3/u

6.5.3°

12 verdeelslangen

12 verdeelslangen

16.4.1°

Een LPG-pomp met 1 verdeelslang

1 verdeelslang

17.1.2.1.2°

De opslag van max. 4.000 liter gassen (butaan en propaan) in verplaatsbare recipiënten

4.000 liter

17.1.2.2.3°

Een ondergrondse LPG-tank met een inhoud van 24.950 l

24.950 liter

17.3.2.1.1.2°

De opslag van 24,99 ton (30.000 l) diesel/mazout waarvan:
- 20,825 ton (25.000 liter) diesel in een gecompartimenteerde, ondergrondse tank van 40.000 l;
- 4,165 ton mazout in een ondergrondse tank van 5.000 liter

24,99 ton

17.3.2.2.2°b)

De opslag van 42,625 ton (55.000 liter) benzine waarvan:
- 31 ton (25.000 liter + 15.000 liter) benzine in een gecompartimenteerde, onder-grondse tank van 40.000 l;
- 11,625 ton (15.000 liter) benzine in een gecompartimenteerde, ondergrondse tank van 40.000 liter

42,625 ton

52.2.1°

Indirecte lozing van huishoudelijk afvalwater via een septische put en zinkput in het grondwater

1 put

 

De volgende wijzigingen worden aangevraagd:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

3.4.1°a)

Het verminderen van het lozingsdebiet van het bedrijfsafvalwater met 1 m3/uur door het herrekenen van de maximale lozingsdebieten aan de hand van de piekdebieten gehanteerd door de VMM – verandering

- 1 m³/uur

6.5.3°

12 verdeelslangen - hernieuwing

 

16.4.1°

Een uitbreiding met 1 verdeelslang - verandering

+ 1 verdeelslang

17.1.2.1.2°

De opslag van max. 4.000 liter gassen (butaan en propaan) in verplaatsbare recipiënten - hernieuwing

 

17.1.2.2.3°

Een ondergrondse LPG-tank met een inhoud van 24.950 l - hernieuwing

 

17.3.2.1.1.2°

Het uitbreiden van de opslag van mazout met 4,082 ton - verandering

+ 4,082 ton

17.3.2.2.2°b)

De opslag van 42,625 ton (55.000 liter) benzine waarvan:
- 31 ton (25.000 liter + 15.000 liter) benzine in een gecompartimenteerde, onder-grondse tank van 40.000 l;
- 11,625 ton (15.000 liter) benzine in een gecompartimenteerde, ondergrondse tank van 40.000 liter

hernieuwing

 

52.2.1°

Niet langer van toepassing

 

 

Zodat de inrichting voortaan de volgende ingedeelde inrichtingen en activiteiten omvat:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

3.4.1°a)

Het lozen van max. 1 m³/u, 2,4 m³/d en 51 m³/jaar bedrijfsafvalwater via een KWS-afscheider in de gracht

1 m³/uur

3

6.5.2°

Een brandstofverdeelinstallatie met 12 verdeelslangen

12 verdeelslangen

2

16.4.1°

Een LPG-pomp met 2 verdeelslangen

2 verdeelslang

1

17.1.2.1.2°

De opslag van max. 4.000 liter gassen (butaan en propaan) in verplaatsbare recipiënten

4.000 liter

2

17.1.2.2.3°

Een ondergrondse LPG-tank met een inhoud van 24.950 l

24.950 liter

1

17.3.2.1.1.2°

De opslag van 29,07 ton diesel/mazout waarvan: - 20,825 ton (25.000 liter) diesel in een gecompartimenteerde, ondergrondse tank van 40.000 l; - 8,25 ton mazout in een ondergrondse tank van 9.900 liter

29,07 ton

2

17.3.2.2.2°a)

De opslag van 42,625 ton (55.000 liter) benzine waarvan: - 31 ton (25.000 liter + 15.000 liter) benzine in een gecompartimenteerde, onder-grondse tank van 40.000 l; - 11,625 ton (15.000 liter) benzine in een gecompartimenteerde, ondergrondse tank van 40.000 liter

42,625 ton

2

 

 

  1. Openbaar onderzoek

Overeenkomstig de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is de gewone procedure van toepassing en moet de aanvraag openbaar gemaakt worden.

Het openbaar onderzoek werd gehouden van 12 april 2024 t.e.m. 11 mei 2024. Er werden geen bezwaarschriften ingediend.

Er werd geen informatievergadering gehouden.

 

  1. Adviezen

Er werd advies gevraagd aan Milieu - Juridische Dienst IOK – de gemeentelijke omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van het advies en maakt het zich eigen.

 

  1. Project-MER

Er dient geen MER opgemaakt te worden.

 

  1. Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen

Natuurtoets

De exploitatie ligt op ca. 1,7 m van het dichtstbijzijnde habitatrichtlijngebied, op ca. 1,5 km van VEN/IVON-gebied en op ca. 2,4 km van het dichtstbijzijnde vogelrichtlijngebied.

In de aanvraag is opgenomen dat er een mazouttank (9.900 liter) aanwezig is die ten dienste staat van de eetgelegenheid die op de site aanwezig is. Hieruit lijkt afgeleid te kunnen worden dat de mazouttank gebruikt wordt voor de verwarming van en de productie van warm water voor de eetgelegenheid en verbonden is met een stookinstallatie. Er wordt in de aanvraag geen info opgenomen m.b.t. het individueel/totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van de stookinstallatie. Het is aangewezen om hierover via de POVC verduidelijking te vragen aan de exploitant. Indien ≥ 300 kW, lijkt de exploitant een impactscore berekening (via impactscoretool) te moeten uitvoeren en deze te toetsen aan de drempelwaarde (1%). Indien ≤ 1%, lijkt de gevraagde hernieuwing en verandering aanvaardbaar op basis van het recente stikstofdecreet.

Milieuaspecten

Planologische toets

Het tankstation is volgens het gewestplan gelegen in een woongebied met landelijk karakter.

De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en

kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.

Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.

de woongebieden met landelijk karakter zijn bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven.

Gelet op bovenstaande lijkt gesteld te kunnen worden dat de ligging van de exploitatie verenigbaar is met de bestemming op het gewestplan.

Algemene bemerkingen aanvraag

Hernieuwing van milieuvergunning

De exploitant, NV Vel-Oil, vraagt een hernieuwing van de vergunning die op 9/9/2004 door de deputatie van de provincie Antwerpen werd verleend voor een periode van 20 jaar.

Conform artikel 70 § 1 van het omgevingsvergunningsdecreet kan een hernieuwing van een omgevingsvergunning die voor een bepaalde duur verleend is, op zijn vroegst 24 maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning aangevraagd worden. Als de vergunningsaanvraag ten minste twaalf maanden voor de einddatum van een omgevingsvergunning van bepaalde duur wordt ingediend, mag de stedenbouwkundige handeling in stand worden gehouden of mag de ingedeelde inrichting of activiteit verder geëxploiteerd worden na de einddatum in afwachting van een definitieve beslissing over de aanvraag.

De exploitatie dient in dat geval te gebeuren onder naleving van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden en de tot dan toe geldende bijzondere milieuvoorwaarden uit de vergunning.

Overwegende dat de aanvraag werd ingediend binnen de looptijd van de vergunning (op 13/3/2024), lijkt voldaan aan de voorwaarden van artikel 70 § 1 van het omgevingsvergunningsdecreet en lijkt de aanvraag voor een hernieuwing van de vergunning aanvaardbaar. Vermits de vergunningsaanvraag laattijdig (minder dan 12 maanden voor het verstrijken van de termijn van de vergunning) werd ingediend, dient de exploitant – in voorkomend geval – erop gewezen te worden dat hij de ingedeelde inrichting niet verder mag exploiteren na de einddatum in afwachting van een definitieve beslissing over de aanvraag.

Vergunningstermijn

Conform de bepalingen in artikel 68 van het OVD geldt de omgevingsvergunning in principe voor onbepaalde duur, tenzij één van de gevallen, zoals opgelijst in artikel 68, van toepassing zijn. Overwegende dat de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een hernieuwing, lijkt de gevraagde vergunningstermijn voor onbepaalde duur conform de bepalingen van artikel 68 bijgevolg aanvaardbaar.

Water

Bedrijfsafvalwater

De exploitant vraagt een hernieuwing en verandering van de maximale lozingsdebieten voor bedrijfsafvalwater (BAW), zijnde het potentieel verontreinigd hemelwater dat ontstaat ter hoogte van de vloeistofdichte tankpiste. De lozingsdebieten werden opnieuw berekend op basis van de aanpak die VMM sinds 2017 hanteert en waarbij rekening gehouden wordt met piekdebieten. Hierbij wordt uitgegaan van een verharde oppervlakte van 150 m². Vermits ter hoogte van de tankpiste een luifel aanwezig is, wordt 40% van de verharde oppervlakte in rekening gebracht (60 m²).

Het potentieel met koolwaterstoffen verontreinigd hemelwater, afkomstig van de vloeistofdichte tankpiste en van de vulpiste, wordt opgevangen met behulp van een opvanggoot om via een slibvanger, een KWS-afscheider met coalescentiefilter en een controleput geloosd te worden in de voorliggende gracht. Er wordt vergunning gevraagd voor 1 m³/uur; 2,4 m³/dag en 51 m³/jaar. De berekende hoeveelheden lijken aanvaardbaar.

De aangevraagde rubriek 3.4.1.a (klasse 3) lijkt de correcte rubriek.

Gelet op de gevraagde lozingsdebieten, volstaat een controleput voor monstername en hoeft geen meetgoot geïnstalleerd te worden.

Er dient opgemerkt te worden dat er in het aanvraagdossier onduidelijkheid is over de bestemming van het bedrijfsafvalwater: in bijlagen C1 en E2 wordt gesteld dat het bedrijfsafvalwater geloosd wordt in de openbare riolering. Volgens het uitvoeringsplan en R3 wordt het bedrijfsafvalwater, na passage van slibvanger, KWS-afscheider en controleput, geloosd in de voorliggende open gracht. Het kan aangewezen zijn om hierover verduidelijking te vragen aan de exploitant via de POVC.

Afval

De exploitant neemt in bijlage C6 op dat de KWS-afscheider en slibvanger op regelmatige tijdstippen worden gereinigd door een hiertoe erkende firma. Het afvalwater, slib en de opgevangen koolwaterstoffen worden met een ADR combiwagen weggevoerd naar een erkende en vergunde verwerkingsbedrijf. De exploitant geeft aan dat de verplichte reinigings- en verwerkingsattesten ter inzage worden bijgehouden.

De exploitant dient er op gewezen te worden dat de KWS-afscheider, conform de bepalingen in artikel 4.2.3bis.4 van Vlarem II, minstens om de 3 maanden dient gecontroleerd te worden en dat de exploitant een logboek van deze inspecties dient bij te houden (tenzij de koolwaterstofafscheider voorzien is van een alarmsysteem).

Lucht

Luchtemissies

Er dient opgemerkt te worden dat de ontluchtingsleidingen niet ingetekend werden op het uitvoeringsplan. Bijgevolg kan niet afgetoetst worden of deze uitmonden in de open lucht op meer dan 3m van de dichtstbijzijnde perceelsgrens en op meer dan 3m van elke opening in een lokaal.

Het lijkt aangewezen dat de exploitant de ontluchtingsleidingen aanduidt op het uitvoeringsplan.

Bij de verdeling van benzine is het verdampen van benzine tijdens het vullen van de houder en tijdens het tanken van voertuigen een mogelijke bron van luchtverontreiniging. Om deze dampen op te vangen dienen, conform art. 5.17.4.4.1.1. en art. 5.6.2.3.3. van Vlarem II, een fase I en fase II-benzinedampterugwinningssysteem geïnstalleerd te worden.

Uit het bijgevoegde, nog actuele keuringsattest (keuring 15/2/2024, verslag 1/3/2024) van de ondergrondse gecompartimenteerde diesel- en benzinetanks kan afgeleid worden dat fase I- en fase II-benzinedampterugwinningssysteem aanwezig zijn en dat de werking van damprecuperatiefase 2 in orde is (fluitsignaal).

Conform de bepalingen in artikel 5.6.2.3.4 § 3 van Vlarem II dient, behalve het beperkt en algemeen onderzoek van de tanks en verdeelinstallaties, ook de damp-benzine verhouding van het fase II-benzinedampterugwinningssysteem periodiek gecontroleerd te worden en vergeleken te worden met de damp-benzineverhouding vermeld in artikel 5.6.2.3.3 § 4 van Vlarem II. Het is aangewezen om de exploitant hierop te wijzen. Deze opmerking werd eveneens opgenomen in het bijgevoegde keuringsattest.

Biodiversiteit

De exploitatie ligt op ca. 1,7 km van habitatrichtlijngebied, op ca. 1,5 km van VEN/IVON-gebied en op ca. 2,4 km van vogelrichtlijngebied.

In de aanvraag is opgenomen dat er een mazouttank (9.900 liter) aanwezig is die ten dienste staat van de eetgelegenheid die op de site aanwezig is. Hieruit lijkt afgeleid te kunnen worden dat de mazouttank gebruikt wordt voor de verwarming van en de productie van warm water voor de eetgelegenheid en verbonden is met een stookinstallatie. Er wordt in de aanvraag geen info opgenomen m.b.t. het individueel/totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van de stookinstallatie. Het is aangewezen om hierover via de POVC verduidelijking te vragen aan de exploitant. Indien ≥ 300 kW, lijkt de exploitant een impactscore berekening (via impactscoretool) te moeten uitvoeren en deze te toetsen aan de drempelwaarde (1%). Indien ≤ 1%, lijkt de gevraagde hernieuwing en verandering aanvaardbaar op basis van het recente stikstofdecreet.

Bodem

Brandstoftanks

De exploitant vraagt een hernieuwing van de vergunning voor een gecompartimenteerde ondergrondse houder voor de opslag van diesel (2005; 25.000 liter + 15.00 liter), voor een gecompartimenteerde ondergrondse houder voor de opslag van benzine (2005; 25.000 liter E10 + 15.000 liter E5) en voor een ondergrondse mazouttank (1980; 9.900 liter). De gecompartimenteerde houders voor diesel en benzine zijn dubbelwandig uitgevoerd en voorzien van een overvulbeveiliging (fluit) en permanent lekdetectiesysteem (resp. Euro Index

LAG14E en GOK LAG2000).

De exploitant voegde in bijlage van de aanvraag de recente, nog actuele keuringsattesten uitgevoerd door een erkend technicus (mazouttank) en door een erkend deskundige (dieseltank en benzinetank). Hieruit blijkt dat alle tanks voorzien werden van een groen kenmerk. Het volgende onderzoek dient uitgevoerd te worden voor 11/9/2025 (mazouttank) en voor 15/2/2026 (beperkt onderzoek dieseltank en benzinetank) en voor 24/2/2035 (algemeen onderzoek dieseltank en benzinetank).

In het keuringsattest m.b.t. de mazouttank wordt opgemerkt dat er stookolie gemorst werd en dat de verluchting te klein is. Het lijkt aangewezen om via de POVC aan de exploitant te vragen of er gevolg gegeven werd aan deze bemerkingen.

Tankpiste, vulpunten en standplaats bevoorradende vrachtwagen

De exploitant geeft aan dat de tankpiste vloeistofdicht is uitgevoerd en afwatert naar een opvanggoot. Het opgevangen potentieel verontreinigd hemelwater passeert een slibvanger en een KWS-afscheider met coalescentiefilter alvorens het geloosd wordt in de voorliggende gracht.

Op het uitvoeringsplan is de losplaats voor tankwagens eveneens ingetekend. De vulpunten werden echter niet aangeduid op het uitvoeringsplan. Het is aangewezen dat de exploitant een aangepast uitvoeringsplan (met aanduiding van vulpunten en ontluchtingsleidingen) bij de aanvraag voegt. Op het uitvoeringsplan kan niet opgemaakt worden of voldaan is aan volgende milieuvoorwaarden uit Vlarem II: de standplaats van de tankwagen, de zones waar de vulmonden en de vulleidingen gegroepeerd zijn en de vulzones bij de verdeelinstallaties zijn voldoende draagkrachtig en vloeistofdicht en zijn voorzien van de nodige hellingen en eventueel opstaande randen, zodat alle gemorste vloeistoffen afvloeien naar een opvangsysteem (…) (artikel 5.17.4.1.16, 6° van Vlarem II). Het is aangewezen dat de exploitant aan de POVC verduidelijkt of voldaan zal worden aan deze milieuvoorwaarden uit Vlarem II.

Bofasattest

De exploitant voegde in bijlage van de aanvraag het Bofas-attest voor het betrokken perceel 171/T. Hieruit blijkt dat er, conform de toestand dd. 8/8/2023, geen verbod is tot aflevering van een milieu- of omgevingsvergunning voor de uitbating van een tankstation volgens de bepalingen van artikel 2bis van het Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de uitvoering en de financiering van de bodemsanering van tankstations dd. 13/12/2002 en latere wijzigingen.

Periodieke bodemonderzoeken

De exploitant dient er op gewezen te worden dat hij, voor wat betreft de verdeelslangen en de ondergrondse houders (LPG, diesel en benzine) gehouden is aan periodieke bodemonderzoeken conform de bepalingen in het bodemdecreet en het Vlarebo. Uit de aanvraag kan niet afgeleid worden of deze periodieke onderzoeksplicht nageleefd wordt.

Veiligheid

Afstandsregels

Afstandsregels m.b.t. ondergrondse houders voor benzine en diesel

Uit het bijgevoegde grondplan kan afgeleid worden dat:

-       de afstand tussen de gecompartimenteerde ondergrondse houders en de grenzen van de percelen van derden ten minste drie meter bedraagt;

-       de gecompartimenteerde ondergrondse tank voor benzine (25.000 liter E10 + 15.000 liter E5) niet rechtstreeks onder een gebouw geplaatst werd of onder de verticale projectie ervan. Een luifel wordt hierbij niet als een gebouw beschouwd;

-       de afstand tussen de ondergrondse houders en de muur van eigen bedrijfsgebouwen ten minste 0,75 m bedraagt;

-       de afstand tussen de ondergrondse houders en de eventuele kelderruimte van eigen bedrijfsgebouwen bedraagt dient ten minste 2 m;

-       de brandstofverdeelinstallatie voor motorvoertuigen voor de verdeling van benzine niet rechtstreeks onder een gebouw werd geplaatst of onder de verticale projectie ervan. Een luifel wordt hierbij niet beschouwd als een gebouw.

Afstandsregels m.b.t. vulpunten en ontluchtingsleidingen voor diesel- en benzinetanks

Vermits de vulpunten en de ontluchtingsleidingen niet aangeduid werden op het uitvoeringsplan kan niet afgeleid worden of:

-       de vulpunten voor benzine zich op ten minste 2 meter afstand van de rand van ondergrondse, gecompartimenteerde houder voor benzine bevinden;

-       de vulpunten zich niet in gebouwen bevinden;

-       de vulpunten op ten minste 3 meter van de perceelsgrenzen gelegen zijn;

-       de ontluchtingsleidingen uitmonden op een afstand van ten minste 3 meter van de grenzen van de percelen van derden;

-       de ontluchtingsleidingen uitmonden in open lucht;

-       de ontluchtingsleidingen op ten minste 3 meter hoogte boven het maaiveld uitmonden.

Het is aangewezen dat de exploitant de vulpunten en openingen van ontluchtingsleidingen op het uitvoeringsplan aanduidt.

Afstandsregels m.b.t. ondergrondse LPG-tank + verdeelinstallatie

-       de afstand tussen de verdeelzuilen en de bestaande vulplaats enerzijds en de openbare weg en de naburige eigendommen anderzijds, bedraagt, gemeten in horizontale projectie, ten minste 3 m;

-       de verdeelzuil en bestaande vulplaats bevinden zich op ten minste 3 m van alle vensters, deuren, en alle andere openingen van lokalen bestemd tot werkhuis, bureel, magazijn of woning alsmede van iedere plaats die niet onderworpen is aan het open vuurverbod;

-       op de bestaande vulpplaats of in de zone van 3 m rond de bestaande vulplaats en verdeelzuil zijn geen rioleringsopeningen of geulen gelegen;

-       de verdeelzuil is opgesteld in open lucht;

-       de verdeelzuil is geplaatst langs en op een afstand van max. 2 m van de grote as van de rechthoek welke de vulplaats afbakent;

-       de houder bevindt zich op ten minste 5 m van de openbare weg en van elke opening van een woonlokaal, van elke opening van een werklokaal dat niet onderworpen is aan het open vuurverbod, van elke naburige eigendom en van riolen;

Er dient opgemerkt te worden dat de exploitant een tweede verdeelslang voor LPG in gebruik wenst te nemen. Bijgevolg dient de (eventueel bijkomende) verdeelzuil en de bijkomende vulplaats voor voertuigen aangeduid te worden op het uitvoeringsplan en dient de exploitant aan te tonen dat ook voor deze (eventueel bijkomende) verdeelzuil en bijkomende vulplaats voldaan wordt aan de afstandsregels (artikel 5.16.4.4.1 van Vlarem II), aan de bepalingen m.b.t. de vulplaats (artikel 5.16.4.4.2 van Vlarem II), aan de bepalingen m.b.t. zone van open vuurverbod (artikel 5.16.4.4.3 van Vlarem II) en aan de bepalingen m.b.t. verdeelzuilen (artikel 5.16.4.4.4 van Vlarem II). Op basis van de informatie in de aanvraag kan niet afgeleid worden of hieraan zal voldaan worden.

LPG-houder

De opslag van LPG gebeurt in een ondergrondse opslaghouder. Op een afstand van 1 m van de houder is een draadafsluiting van minimum 2 m hoogte met toegangspoort (naar buiten draaiend en voorzien van veiligheidsslot) voorzien.

De exploitant voegde het meest recente, nog actuele keuringsattest m.b.t. LPG-tank bij de aanvraag. Hieruit blijkt dat de LPG-houder voldoet aan de reglementaire voorschriften. Het volgende onderzoekt dient plaats te hebben voor 16/9/2024.

Vullen van LPG-houder en van voertuigen

De exploitant neemt in de aanvraag op dat het bevoorraden van de opslaghouder stopt zodra de chauffeur de dodemansknop los laat. Bij het indrukken van de noodstop wordt de bevoorradingspomp eveneens onmiddellijk uitgeschakeld. De exploitant geeft aan dat er eveneens een noodstop aanwezig is op het tankstation die de werking van het volledige tankstation stillegt wanneer hij geactiveerd wordt.

Standaardcriteria voor LPG-stations (bijlage 5.16.6.1 van Vlarem II)

Op basis van de gegevens in de aanvraag wordt er voldaan aan de standaardcriteria voor LPG-stations.

Toetsing risico-afstandsregels LPG-tankstations

Om te voldoen aan de risicoafstandsregel 10-6/jaar wordt (door het studiebureau M-tech) voorgesteld om het vullen van de LPG-opslaghouder (lossen van een LPG-tankwagen) enkel toe te staan buiten de openingsuren van de taverne. Het is aangewezen om dit voorstel als bijzondere voorwaarde op te leggen bij vergunningverlening.

Uit de aanvraag kan afgeleid worden dat voldaan wordt aan de risicoafstandsregel voor 10-7/jaar.

Veiligheidsstudie opgesteld door erkend VR-deskundige

In de veiligheidsstudie, opgesteld door een erkend VR-deskundige van M-tech, wordt besloten dat het groepsrisico dat uitgaat van de LPG-installatie op het VDV tankstation van Vel-Oil langs de Dr. Van de Perrestraat 443 in Geel berekend en geëvalueerd voor een maximale doorzet van 200.000 liter LPG per jaar voldoet aan het risicocriterium dat in Vlaanderen van toepassing is.

Opslag gasflessen

De gasopslag bevindt zich in open lucht en is niet toegankelijk voor onbevoegden. De exploitant geeft aan dat de opslagplaats voorzien is van een voldoende weerstandbiedende dichte vloer zodat de stabiliteit van de verplaatsbare recipiënten verzekerd is. Volgens de gegevens in de aanvraag is, binnen de inrichting, voorzien in de nodige brandblussers, geldt er een algemeen rookverbod en zijn de nodige pictogrammen aanwezig.

Geluid

Overwegende dat de aanvraag een hernieuwing van een vergund tankstation met shop en eetgelegenheid betreft en indien er in het verleden of in het kader van het openbaar onderzoek geen gegronde klachten met betrekking tot geluidshinder geformuleerd werden, valt er geen onaanvaardbare geluidshinder te verwachten met betrekking tot voorliggende aanvraag.

Mobiliteit

Het tankstation met shop en eetgelegenheid heeft een rechtstreekse toegang vanaf de dr. Van de Perrestraat. Klanten kunnen 24/24u benzine en diesel tanken. Het tanken van LPG kan enkel onder toezicht van de exploitant of zijn afgevaardigde. Het aantal leveringen van brandstoffen wordt geraamd op ca. 3 per maand. Het aanleveren van volle gasflessen gebeurt per vrachtwagen. Tezamen met de leveringen worden de lege flessen mee opgehaald. Gemiddeld zijn er 1 à 2 leveringen van gasflessen per maand. Het afhalen van volle gasflessen gebeurt met personenwagens.

Overwegende dat de aanvraag een hernieuwing van een vergund tankstation met shop en eetgelegenheid betreft en indien er in het verleden of in het kader van het openbaar onderzoek geen gegronde klachten met betrekking tot mobiliteitshinder geformuleerd werden, valt er geen onaanvaardbare mobiliteitshinder te verwachten met betrekking tot voorliggende aanvraag.

 

Conclusie

Met betrekking tot de onderzochte milieutechnische aspecten in voorliggende beoordeling en op basis van de gegevens in de aanvraag lijkt gesteld te kunnen worden dat er een gunstig advies kan gegeven worden aan de aanvraag op voorwaarde dat:

-          m.b.t. bedrijfsafvalwater: de exploitant dient aan de POVC het lozingspunt te verduidelijken (lozing in openbare riolering of in open gracht);

-          m.b.t. lucht: de exploitant dient erop gewezen te worden dat de damp-benzine verhouding van het fase II-benzinedampterugwinningssysteem periodiek gecontroleerd dient te worden en vergeleken dient te worden met de damp-benzineverhouding vermeld in artikel 5.6.2.3.3 § 4 van Vlarem II;

-          m.b.t. biodiversiteit: de exploitant dient het individueel/totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van de stookinstallatie(s) aan de POVC te verduidelijken; indien ≥ 300 kW, lijkt de exploitant een impactscore berekening (via impactscoretool) te moeten uitvoeren en deze te toetsen aan de drempelwaarde (1%);

-          m.b.t. bodem:

         de exploitant dient aan de POVC te verduidelijken of er gevolg gegeven werd aan de bemerkingen m.b.t. het morsen van stookolie bij het vullen van de mazouttank en m.b.t. de te kleine verluchting van de mazouttank;

         • de exploitant dient aan te tonen dat de standplaats van de bevoorradende vrachtwagen en de zones waar de vulmonden en de vulleidingen gegroepeerd zijn, vloeistofdicht zijn en voorzien zijn van de nodige hellingen en eventueel opstaande randen, zodat alle gemorste vloeistoffen afvloeien naar een opvangsysteem (…) (artikel 5.17.4.1.16, 6° van Vlarem II);

         m.b.t. bijkomende verdeelslang voor LPG: de exploitant dient op het uitvoeringsplan de (eventueel bijkomende) verdeelzuil en de bijkomende vulplaats voor voertuigen aan te duiden en aan te tonen dat voldaan wordt aan de afstandsregels (artikel 5.16.4.4.1 van Vlarem II), aan de bepalingen m.b.t. de vulplaats (artikel 5.16.4.4.2 van Vlarem II), aan de bepalingen m.b.t. zone van open vuurverbod (artikel 5.16.4.4.3 van Vlarem II) en aan de bepalingen m.b.t. verdeelzuilen (artikel 5.16.4.4.4 van Vlarem II)

-          m.b.t. veiligheid: de exploitant dient de vulpunten en ontluchtingsleidingen m.b.t. de diesel- en benzinetank aan te duiden op het uitvoeringsplan en aan te tonen dat voldaan is aan de afstandsregels.

-          De volgende bijzondere milieuvoorwaarde wordt opgelegd: het vullen van de LPG-opslaghouder (lossen van een LPG-tankwagen) is enkel toegestaan buiten de openingsuren van de taverne.

 

indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen.

Lasten

Niet van toepassing


Juridische grond

Besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne.

Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning voorwaardelijk gunstig te adviseren.


De volgende rubrieken worden voorwaardelijk gunstig geadviseerd:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

Klasse

3.4.1°a)

Het lozen van max. 1 m³/u, 2,4 m³/d en 51 m³/jaar bedrijfsafvalwater via een KWS-afscheider in de gracht

1 m³/uur

3

6.5.2°

Een brandstofverdeelinstallatie met 12 verdeelslangen

12 verdeelslangen

2

16.4.1°

Een LPG-pomp met 2 verdeelslangen

2 verdeelslang

1

17.1.2.1.2°

De opslag van max. 4.000 liter gassen (butaan en propaan) in verplaatsbare recipiënten

4.000 liter

2

17.1.2.2.3°

Een ondergrondse LPG-tank met een inhoud van 24.950 l

24.950 liter

1

17.3.2.1.1.2°

De opslag van 29,07 ton diesel/mazout waarvan: - 20,825 ton (25.000 liter) diesel in een gecompartimenteerde, ondergrondse tank van 40.000 l; - 8,25 ton mazout in een ondergrondse tank van 9.900 liter

29,07 ton

2

17.3.2.2.2°a)

De opslag van 42,625 ton (55.000 liter) benzine waarvan: - 31 ton (25.000 liter + 15.000 liter) benzine in een gecompartimenteerde, onder-grondse tank van 40.000 l; - 11,625 ton (15.000 liter) benzine in een gecompartimenteerde, ondergrondse tank van 40.000 liter

42,625 ton

2

 

op voorwaarde dat:

  •  m.b.t. bedrijfsafvalwater: de exploitant dient aan de POVC het lozingspunt te verduidelijken (lozing in openbare riolering of in open gracht);
  • m.b.t. lucht: de exploitant dient erop gewezen te worden dat de damp-benzine verhouding van het fase II-benzinedampterugwinningssysteem periodiek gecontroleerd dient te worden en vergeleken dient te worden met de damp-benzineverhouding vermeld in artikel 5.6.2.3.3 § 4 van Vlarem II;
  • m.b.t. biodiversiteit: de exploitant dient het individueel/totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van de stookinstallatie(s) aan de POVC te verduidelijken; indien ≥ 300 kW, lijkt de exploitant een impactscore berekening (via impactscoretool) te moeten uitvoeren en deze te toetsen aan de drempelwaarde (1%);
  • m.b.t. bodem:
    • de exploitant dient aan de POVC te verduidelijken of er gevolg gegeven werd aan de bemerkingen m.b.t. het morsen van stookolie bij het vullen van de mazouttank en m.b.t. de te kleine verluchting van de mazouttank;
    • de exploitant dient aan te tonen dat de standplaats van de bevoorradende vrachtwagen en de zones waar de vulmonden en de vulleidingen gegroepeerd zijn, vloeistofdicht zijn en voorzien zijn van de nodige hellingen en eventueel opstaande randen, zodat alle gemorste vloeistoffen afvloeien naar een opvangsysteem (…) (artikel 5.17.4.1.16, 6° van Vlarem II);
  • m.b.t. bijkomende verdeelslang voor LPG: de exploitant dient op het uitvoeringsplan de (eventueel bijkomende) verdeelzuil en de bijkomende vulplaats voor voertuigen aan te duiden en aan te tonen dat voldaan wordt aan de afstandsregels (artikel 5.16.4.4.1 van Vlarem II), aan de bepalingen m.b.t. de vulplaats (artikel 5.16.4.4.2 van Vlarem II), aan de bepalingen m.b.t. zone van open vuurverbod (artikel 5.16.4.4.3 van Vlarem II) en aan de bepalingen m.b.t. verdeelzuilen (artikel 5.16.4.4.4 van Vlarem II)
  • m.b.t. veiligheid: de exploitant dient de vulpunten en ontluchtingsleidingen m.b.t. de diesel- en benzinetank aan te duiden op het uitvoeringsplan en aan te tonen dat voldaan is aan de afstandsregels.
  • de volgende bijzondere milieuvoorwaarde wordt opgelegd: het vullen van de LPG-opslaghouder (lossen van een LPG-tankwagen) is enkel toegestaan buiten de openingsuren van de taverne.

indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen.