Terug
Gepubliceerd op 09/04/2024

2024_CBS_00888 - Stedenbouwkundig attest - Het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning met een zone voor bijgebouwen, gelegen Koning-Albertstraat 33 (SA 2508) - Attest

College van Burgemeester en Schepenen
ma 08/04/2024 - 13:00 1.14
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis; Nadine Laeremans; Tom Corstjens; Pieter Cowé; Luc Van Laer; Francois Mylle, Algemeen Directeur

Afwezig

Griet Smaers; Bart Julliams; Marlon Pareijn

Secretaris

Francois Mylle, Algemeen Directeur

Voorzitter

Vera Celis
2024_CBS_00888 - Stedenbouwkundig attest - Het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning met een zone voor bijgebouwen, gelegen Koning-Albertstraat 33 (SA 2508) - Attest 2024_CBS_00888 - Stedenbouwkundig attest - Het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning met een zone voor bijgebouwen, gelegen Koning-Albertstraat 33 (SA 2508) - Attest

Motivering

Aanleiding en context

UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 06/05/2024

 


Gegevens van de aanvrager

 

Vast & Goed Makelaars bv

Stationsstraat 69

2440 Geel

 

Gegevens van het perceel

 

 

Kadastraal gekend als: 

(afd. 3) sectie L 529 D

(afd. 3) sectie L 529 C

 

Ingewonnen adviezen

 

Provincie Antwerpen

Voorwaardelijk gunstig advies dd. 26/03/2024 met als referentie WAAD-2024-0660:

4. VERENIGBAARHEID MET HET WATERSYSTEEM

Mogelijke schadelijke effecten zouden kunnen ontstaan door:

- wijziging van infiltratie naar het grondwater aangezien verhardingen en bebouwing een versnelde afvoer van hemelwater en een verminderde infiltratie in de bodem tot gevolg hebben. Dit kan leiden tot onvoldoende aanvulling van het grondwater, met (meer) verdroging tot gevolg;

- wijziging van het overstromingsregime, aangezien ophogingen, verhardingen en bebouwing een versnelde afvoer van hemelwater, een verlies van ruimte voor water en bijkomende wateroverlast tot gevolg kunnen hebben;

4.1. Voor de wijziging van infiltratie naar het grondwater

Voor wat betreft het aspect infiltratie kunnen de schadelijke effecten worden ondervangen 

indien de aanvraag minstens voldoet aan de gewestelijke, provinciale, gemeentelijke 

stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten e.a. Verder moet voldaan worden aan art. 6.2.2.1.2 § 4 van Vlarem II met betrekking tot de afvoer van hemelwater, doelstelling 

6° a) opgenomen in art. 5 van het decreet integraal waterbeleid en het concept 'vasthoudenbergen-afvoeren' dat opgenomen is in de waterbeleidsnota en de stroomgebiedbeheerplannen. 

Prioriteit moet uitgaan naar hergebruik van hemelwater en vervolgens naar infiltratie boven 

buffering met vertraagde afvoer.

Vermijden afstroom van hemelwater

Ondoorlatende verhardingen wateren af naar naastliggende groenzones voor infiltratie op eigen terrein. Om infiltratie op eigen terrein te behouden, dient de groenzone minimaal 25% van de verharde oppervlakte te bedragen. De groenzone dient te worden uitgewerkt met een licht komvormige maaiveldverlaging van minimum 5 cm diep.

Verhardingen moeten maximaal waterdoorlatend zijn. Waterdoorlatende verharding dient te worden aangelegd onder een helling van minder dan 0,5% op een waterdoorlatende 

funderingslaag. Alle lagen dienen een minimale doorlatendheid van 5.4*10-5 m/s te hebben. 

Bovendien mogen er geen afvoerkolken worden voorzien. Steenslagfundering moet conform 

Standaardbestek 250 voor waterdoorlatende verhardingen aangelegd worden. Indien dit niet het geval is, dienen deze verharde oppervlaktes meegenomen te worden in de berekening van de infiltratievoorziening en naar de infiltratievoorziening af te wateren.

Verhardingen moeten maximaal waterdoorlatend zijn. De waterdoorlatende verharding wordt aangelegd onder een helling tussen de 0.5% en 2%. Het water dient af te stromen naar een groenzone die minimaal 15% van de afstromende oppervlakte heeft. Alle lagen dienen een minimale doorlatendheid van 5.4*10-5 m/s te hebben. Bovendien mogen er geen afvoerkolken worden voorzien. Steenslagfundering moet conform Standaardbestek 250 voor waterdoorlatende verhardingen aangelegd worden. Indien dit niet het geval is, dienen deze verharde oppervlaktes meegenomen te worden in de berekening van de infiltratievoorziening en naar de infiltratievoorziening af te wateren.

4.2. Voor de wijziging van overstromingsregime

Er mag geen ruimte voor water verloren gaan. Door het oprichten van constructies en 

door ophogingen wordt immers overstroombare ruimte ingenomen, waardoor op die 

plaats geen overstromingswater geborgen kan worden. Dit kan er toe leiden dat het 

gevaar voor wateroverlast in de omgeving toeneemt. Om de overstromingsproblemen 

in de omgeving niet te verergeren, moet bij voorkeur het verlies van 

waterbergingsruimte vermeden worden door het project/plan te realiseren zonder 

inname van ruimte voor water (zie figuur 1).

Het project is gelegen binnen de T10 contour van de overstromingskaarten (fluviaal of pluviaal én palend aan de waterloop) waardoor het een aanzienlijk overstromingsrisico met zich meedraagt, zowel binnen het project als naar de omgeving bij inname van deze ruimte voor water. Het is dan ook niet mogelijk om de schadelijke effecten te voorkomen waardoor het project niet in aanmerking kan komen voor vergunning (dit in lijn met de standpunten die zijn opgenomen in de omzendbrief van de minister 16 december 2022). Het project dient te worden herzien waarbij alle constructies buiten de T10 contour van de 

pluviale/fluviale overstromingskaarten worden geplaatst.

Figuur 1: pluviale overstromingskaart – T100 toekomstig klimaat (waterinfo.be)

Het project is gelegen binnen de T100 contour van de pluviale/fluviale overstromingskaarten. 

Om het risico op wateroverlast te beperken binnen het project en naar de omgeving kan een 

maximale oppervlakte van 200 m² bebouwd worden binnen het overstromingsgevoelige gebied (10% van de T100-overstromingscontour op het eigen terrein). Eventuele bebouwing dient maximaal uit de T100 contour te worden geweerd.

Uit de meest recente modellen blijkt dat voor een bui met een terugkeerperiode van 100 jaar ter hoogte van het perceel in kwestie een waterpeil van 20,33 mTAW optreedt. Ergere 

overstromingen zijn niet uit te sluiten en er kan geen sluitende garantie gegeven worden dat er zich op het perceel in de toekomst geen wateroverlast (meer) zal voordoen. 

Door het overstromingsrisico moet het vloerpeil van het toekomstig aan te leggen 

gebouw voldoende hoog gekozen worden. Het overstromingsveilig bouwpeil bedraagt 

20,63 mTAW.

 

Advies van de gewestelijke stedenbouwkundig ambtenaar

 

De gemeente is ontvoogd. Bijgevolg moet het advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar niet worden ingewonnen.

 

Standpunt van het college van burgemeester en schepenen

 

Bepaling welk plan van toepassing is

De aanvraag is volgens het bij Koninklijk besluit van 28 juli 1978 - Gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28/07/1978 gelegen in woongebied met landelijk karakter. 

In deze gebieden de stedenbouwkundige voorschriften gelden van het KB van 28/12/1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen. de woongebieden met een landelijk karakter zijn bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven;

 

Het perceel is niet gelegen binnen een bijzonder plan van aanleg.

Het perceel is niet gelegen binnen een ruimtelijk uitvoeringsplan.

Het perceel is niet gelegen binnen een goedgekeurde verkaveling.

 

Verordeningen

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.

Gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.

Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen goedgekeurd op 12 mei 2012.

 

Beschrijving van de bouwplaats, de omgeving en de aanvraag

Omschrijving

De aanvraag betreft het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning met een zone voor bijgebouwen.

 

Toetsing aan de decretale beoordelingselementen

Het perceel is gelegen langs een gemeenteweg.

 

Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie «wonen», «verblijfsrecreatie», dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, «gemeenschapsvoorzieningen» of «openbare nutsvoorzieningen», kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.

§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken. Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.

§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.

§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :

1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;

2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;

3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.

 

 

Watertoets

Volgens artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 en latere wijzigingen betreffende het integraal waterbeleid dient de aanvraag onderworpen te worden aan de watertoets. Het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 en latere wijzigingen stelt nadere regels vast voor de toepassing van de watertoets. De aanvraag werd getoetst aan de kenmerken van het watersysteem, aan de relevante doelstellingen en beginselen van artikel 5, 6 en 7 van het decreet integraal waterbeleid, en aan de bindende bepalingen van het (deel)bekkenbeheerplan.

Het perceel gelegen te Geel, Afdeling 3, Sectie L, nrs. 529C en 529D stroomt af naar de Roosbroekenloop, een onbevaarbare waterloop van 2de categorie die beheerd wordt door .Provincie Antwerpen – Grote Nete. De locatie is volgens de watertoetskaarten overstromingsgevoelig.

 Mogelijke schadelijke effecten voor het water zouden kunnen ontstaan door wijziging van de kwaliteit van het oppervlaktewater of het grondwater, wijziging van infiltratie naar het grondwater, wijziging van de grondwatervoorraden en het grondwaterstromingspatroon, wijziging van het overstromingsregime, het afvoergedrag of de structuurkwaliteit van de waterloop, en wijziging van waterafhankelijke natuur.;

De mogelijk schadelijke effecten worden opgevangen door de plaatsing van een hemelwaterput en een infiltratievoorziening.

 

 

Conclusie:

Voorwaardelijk gunstig voor het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning met een zone voor bijgebouwen onder volgende voorwaarden:

 

De strook voor het hoofdgebouw is gelegen op 5 m van de waterloop links op het perceel en op 6 m van de beide rooilijnen.

Achter de strook voor het hoofdgebouw wordt een 10 m diepe tuinstrook voorzien.

Daarachter ligt de strook voor bijgebouwen op 5 m van de waterloop, op 6 van de rooilijn van de Kruisdries en tot op 3 m van de grens met het agrarisch gebied.

De maximum oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt 75 m².

De oppervlakte aan verharding dient zo beperkt mogelijk te worden gehouden en alle verharding, met uitzondering van een tuinterras, dient te worden uitgevoerd in waterdoorlatende materialen.

De aanvraag tot omgevingsvergunning dient te voldoen aan gewestelijke Hemelwaterverordening 2023, goedgekeurd door de Vlaamse Regering van 10 februari 2023.

 

Er dient gevolg te worden gegeven aan het advies van provinciale dienst Integraal Waterbeleid dd. 26/03/2024 met kenmerk WAAD-2024-0660.

 

Er mogen geen werken uitgevoerd worden op het openbaar domein zonder voorafgaandelijke toelating en onder de vooropgestelde voorwaarden van het stadsbestuur.

De kosten voor het uitvoeren van aanpassingswerken aan het openbaar domein of het verplaatsen van nutsvoorzieningen zijn ten laste van de bouwheer.

 

De vloerpas ligt op maximum 20 cm en kan verhoogd worden door het aantal meter tussen de voorgevel en de rooilijn te vermenigvuldigen met 2 cm, en dit tot een maximum van 40 cm.

 

Bij de aanvraag tot omgevingsvergunning zal een grondige toetsing gebeuren aan de goede ruimtelijke ordening en aan de gewestelijke Hemelwaterverordening 2023 en kan de vergunningverlenende overheid bijkomende voorwaarden of wijzigingen aan het concept opleggen op basis van de concrete plannen.

 


 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot stedenbouwkundig attest goed te keuren en een gunstig stedenbouwkundig attest af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:
 

De strook voor het hoofdgebouw is gelegen op 5 m van de waterloop links op het perceel en op 6 m van de beide rooilijnen.

Achter de strook voor het hoofdgebouw wordt een 10 m diepe tuinstrook voorzien.

Daarachter ligt de strook voor bijgebouwen op 5 m van de waterloop, op 6 van de rooilijn van de Kruisdries en tot op 3 m van de grens met het agrarisch gebied.

De maximum oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt 75 m².

De oppervlakte aan verharding dient zo beperkt mogelijk te worden gehouden en alle verharding, met uitzondering van een tuinterras, dient te worden uitgevoerd in waterdoorlatende materialen.

De aanvraag tot omgevingsvergunning dient te voldoen aan gewestelijke Hemelwaterverordening 2023, goedgekeurd door de Vlaamse Regering van 10 februari 2023.

 

Er dient gevolg te worden gegeven aan het advies van provinciale dienst Integraal Waterbeleid dd. 26/03/2024 met kenmerk WAAD-2024-0660:

* Eventuele bebouwing dient maximaal uit de T100 contour te worden geweerd.

* Door het overstromingsrisico moet het vloerpeil van het toekomstig aan te leggen gebouw voldoende hoog gekozen worden. Het overstromingsveilig 

bouwpeil bedraagt 20,63 mTAW. 

Voorafgaand aan de eventuele werken aan de waterloop moeten de nodige 

omgevingsvergunningen en/of machtigingen verkregen worden.

 

Er mogen geen werken uitgevoerd worden op het openbaar domein zonder voorafgaandelijke toelating en onder de vooropgestelde voorwaarden van het stadsbestuur.

De kosten voor het uitvoeren van aanpassingswerken aan het openbaar domein of het verplaatsen van nutsvoorzieningen zijn ten laste van de bouwheer.

 

De vloerpas ligt op maximum 20 cm en kan verhoogd worden door het aantal meter tussen de voorgevel en de rooilijn te vermenigvuldigen met 2 cm, en dit tot een maximum van 40 cm.

 

Bij de aanvraag tot omgevingsvergunning zal een grondige toetsing gebeuren aan de goede ruimtelijke ordening en aan de gewestelijke Hemelwaterverordening 2023 en kan de vergunningverlenende overheid bijkomende voorwaarden of wijzigingen aan het concept opleggen op basis van de concrete plannen.