UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 20/1/2024
Verslag van de omgevingsambtenaar
Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2023140046
Dossiernummer gemeente: 202300488
De gemeente Geel heeft op 24 oktober 2023 een aanvraag ontvangen voor het verbouwen van een woning, slopen van bijgebouwen en verharding en het oprichten van een bijgebouw. De aanvraag werd op 21 november 2023 volledig en ontvankelijk verklaard.
Gegevens van de aanvrager
mevrouw Amber Kreijkamp wonende Oude-Brugweg 16 te 2440 Geel en de heer Jan Peeters wonende Oude-Brugweg 16 te 2440 Geel
Gegevens van de ligging
Administratieve ligging: Oude-Brugweg 16
Kadastrale ligging: afdeling 2 sectie C nr. 191E3
Verslag
Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.
De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:
woongebied met landelijk karakter
de woongebieden met een landelijk karakter zijn bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven;
Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :
De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.
Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :
De aanvraag is niet gelegen in een ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling
Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag
De aanvraag is niet gesitueerd in een algemeen of bijzonder plan van aanleg of in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het gewestplan.
Overeenstemming met dit plan
De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.
Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen
Niet van toepassing
Verordeningen
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.
Algemene bouwverordening inzake weekendverblijven goedgekeurd op 8 juli 2005.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.
Algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen goedgekeurd op 12 mei 2012.
Volgende vergunningen en/of weigeringen werden verleend:
De aanvraag betreft
- het slopen van bestaande bijgebouwen
- het bouwen van een nieuw bijgebouw
- het verwijderen van klinkers in de tuin
- het verwijderen van asfalt van de oprit
- het plaatsen van een nieuwe oprit in klinkers
- het wijzigen van de gevels van de woning
- bouwen van een overdekt terras.
De bouwheer wenst de bestaande garage en het bestaand tuinhuis te slopen. De garage kent een oppervlakte van 44,80 m² en het tuinhuis heeft een oppervlakte van 10m².
Achteraan de tuin wordt een nieuwe garage met tuinberging opgericht op de linker en achter perceelsgrens. De oppervlakte van dit bijgebouw bedraagt 71,5 m². Deze constructie wordt opgericht met een plat dak en is 3 meter hoog.
De bestaande klinkers in het midden van de tuin en links naast de bestaande te slopen garage worden verwijderd.
De oprit die voorzien is in asfalt wordt eveneens verwijderd en wordt vervangen door waterdoorlaatbare klinkers.
De bestaande oprit heeft een oppervlakte van 179 m², de nieuwe oprit zal 192 m² innemen.
Het buitenschrijnwerk van de woning wordt vervangen en deels aangepast. Bestaande openingen worden hierdoor kleiner gemaakt (ramen minder hoog). Daarna worden de gevels geschilderd in een lichte kleur (wit/beige).
Achteraan de woning zal het bestaande terras deels worden overkapt. De totale bouwdiepte van de woning bedraagt hierdoor 17 meter.
Er werd geen openbaar onderzoek georganiseerd. De aanvraag heeft echter wel betrekking op de oprichting, uitbreiding of afbraak van scheidingsmuren of muren die in aanmerking komen voor gemene eigendom. In toepassing van artikel 83 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning werd met een beveiligde zending het standpunt gevraagd van de eigenaars van de aanpalende percelen.
Er werd geen bezwaar ingediend.
Op 5 januari 2024 werd het advies ontvangen van Dienst Integraal Waterbeleid
Zie advies in bijlage.
Advies: ongunstig
Op 8 januari 2024 werd het advies ontvangen van Intern stad Geel
Advies riolering
Zonering – aansluiting
Het perceel is gelegen in collectief geoptimaliseerd buitengebied. Bij de weg- en rioleringswerken van de Oude-Brugweg werd een gescheiden stelsel voorzien in het openbaar domein. Er werden huisaansluitputjes DWA en RWA geplaatst. Deze huisaansluitputjes met aansluitingen op de openbare riolering moeten worden gebruikt.
Riolering algemeen
Op het funderingsplan worden de nieuwe hemelwaterafvoeren gescheiden gehouden van het afvalwaterstelsel, wat ook een verplichting is.
Op het plan staan geen diameters opgegeven van de bestaande afvoerbuizen van het afvalwater. De afvoerbuizen van het hemelwater hebben een diameter van 110mm wat voldoet (max. 160mm).
Huishoudelijk afvalwater
Aan het afvalwatersysteem wijzigt er niets. Volgens het funderingsplan is er geen gescheiden stelsel van fecaal water (toilet) en grijs water (douche, lavabo, …) tot buiten de woning. Al het afvalwater is aangesloten op de septische put. Volgens het keuringsattest, uitgevoerd in 2013 o.w.v. een renovatie, zou enkel het fecaal water zijn aangesloten op de septische put. Na bevraging bij de aanvrager blijkt alles gescheiden te zijn bij de weg-en rioleringswerken en de aanleg van het private stelsel. Het afvalwater is aangesloten op het huisaansluitputje DWA.
Hemelwater
De Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater is van toepassing.
Hemelwaterput
Er is een bestaande hemelwaterput van 5000 L volgens het funderingsplan. In het keuringsattest wordt vermeld dat er een put is van 2500 L. Na bevraging bij de aanvrager blijkt er een put aanwezig te zijn met een volume van 10.000 L. Men zal alle nieuwe hemelwaterafvoeren van de uitbreiding aan de woning en van het nieuwe bijgebouw mee aansluiten op de bestaande hemelwaterput. Het hemelwater wordt reeds gebruikt voor toiletten, wasmachine en vermoedelijk dienstkraan. Men heeft de intentie om bij het nieuwe bijgebouw iets te voorzien om het regenwater te gebruiken wat zinvol is. De informatie over het herbruik staat niet vermeld in het dossier, maar werd opgevraagd via mail.
Infiltratievoorziening
De overloop van de regenwaterput zou al afwateren naar een infiltratiezone, dimensionering niet bekend. Op het plan van de bestaande toestand is deze niet ingetekend. Men zal de infiltratiezone uitbreiden tot een wadi met een volume van 3072 L en een oppervlakte van 10,24 m². Men heeft bij de berekening een dubbele aftrek van 30 m² gedaan wat niet kan worden toegestaan. Er mag slechts 30 m² in mindering gebracht worden. Dit betekent dat de wadi groter moet worden gedimensioneerd. Minimale dimensionering is dan 3961,32 L en 9,6032 m². De diepte van de voorziening bedraagt 30 cm. Hierdoor mag men de bodem mee inrekenen bij de infiltratieoppervlakte.
Men voorziet volgens de beschrijvende nota een noodoverloop vanuit de infiltratievoorziening naar de voorliggende openbare gracht via het huisaansluitputje RWA. Dit staat niet op het funderingsplan ingetekend. Dit is geen verplichting maar wordt wel toegestaan.
Waterdoorlatende verhardingen moeten voldoen aan de eisen van de GSV. Ook de onderfundering moet waterdoorlatend zijn.
Advies toegang tot het perceel
Er is een verharde toegang met overwelving op het openbaar domein die voor zowel huisnr. 16 als huisnr. 18 dient. Deze toegang sluit aan op de private oprit die zal heraangelegd worden in waterdoorlatende klinkers. De toegang moet behouden blijven.
Advies: voorwaardelijk gunstig
Niet van toepassing.
Wegenis
Het perceel is gelegen langsheen een gemeenteweg.
Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie «wonen», «verblijfsrecreatie», dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, «gemeenschapsvoorzieningen» of «openbare nutsvoorzieningen», kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.
§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken. Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.
§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.
§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :
1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;
2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;
3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.
Watertoets
Volgens artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 en latere wijzigingen betreffende het integraal waterbeleid dient de aanvraag onderworpen te worden aan de watertoets. Het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 en latere wijzigingen stelt nadere regels vast voor de toepassing van de watertoets. De aanvraag werd getoetst aan de kenmerken van het watersysteem, aan de relevante doelstellingen en beginselen van artikel 5, 6 en 7 van het decreet integraal waterbeleid, en aan de bindende bepalingen van het (deel)bekkenbeheerplan.
Het perceel paalt vooraan aan de onbevaarbare waterloop (van 2de categorie) Meirenloop die beheerd wordt door de provincie. De locatie is volgens de watertoetskaarten deels overstromingsgevoelig.
Mogelijke schadelijke effecten voor het water zouden kunnen ontstaan door wijziging van de kwaliteit van het oppervlaktewater of het grondwater, wijziging van infiltratie naar het grondwater, wijziging van de grondwatervoorraden en het grondwaterstromingspatroon, wijziging van het overstromingsregime, het afvoergedrag of de structuurkwaliteit van de waterloop, en wijziging van waterafhankelijke natuur.
Bijgevolg werd advies gevraagd aan Departement Leefmilieu Dienst Integraal Waterbeleid die een ongunstige advies geven (WAAD-2023-33, zie bijlage):
"Ongunstig, aangezien het schadelijk effect niet kan worden voorkomen of beperkt door het opleggen van voorwaarden, waardoor de aanvraag niet verenigbaar is met het watersysteem en art. 1.2.2 van het decreet integraal waterbeleid. Onderhavig advies kan worden herzien indien gewijzigde plannen worden opgeladen waarbij rekening wordt gehouden met alle onder punt 4 besproken voorwaarden, maatregels en aandachtspunten.
• Volgens de beschrijvende nota wordt een bestaande wadi uitgebreid. Volgens het inplantingsplan bestaande toestand is er echter nog geen wadi aanwezig. Dit dient verduidelijkt te worden. De wadi dient groter gedimensioneerd te worden, rekening houdend met een maximale aftrek van 30m².
• maximaal toegestane diepte van een infiltratievoorziening op dit perceel 30 cm."
Aan dit advies kan worden tegemoetgekomen door het opleggen van voorwaarden:
Men dient de nieuwe hemelwaterafvoeren gescheiden te houden van de bestaande afvalwaterafvoeren.
De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.
De afvoerbuis voor het regenwater moet worden aangesloten op het huisaansluitputje RWA als men een noodoverloop voorziet vanuit de infiltratievoorziening. De bestaande afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater moet aangesloten zijn op het huisaansluitputje DWA.
Bij aanleg van de private riolering moet men rekening houden met de diepte van de bestaande aansluiting.
Putten of andere constructies (zoals septische put, hemelwaterput, infiltratievoorziening) dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.
Men moet de dakafvoeren van de uitbreiding en van het nieuwe bijgebouw aansluiten op de bestaande hemelwaterput met een volume van 10.000L.
Men moet inzetten op maximaal herbruik door de hemelwaterput te voorzien van een pomp. De volgende aftappunten moeten zeker voorzien worden: alle toiletten, een wasmachine en minstens één buitenkraan. De overloop dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.
De infiltratievoorziening moet aan volgende voorwaarden voldoen:
Waterdoorlatende verhardingen moeten voldoen aan de eisen van de GSV. Ook de onderfundering moet waterdoorlatend zijn.
Bij nieuwbouw is het verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende VLARIO-deskundige (VLARIO-keuring). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.
De bestaande verharde toegang met overwelving op openbaar domein moet behouden blijven.
Conclusie: gunstig mits voldaan wordt aan de hierboven vermelden voorwaarden. De overige bemerkingen uit het advies van Departement Leefmilieu Dienst Integraal Waterbeleid betreffende de waterloop dienen eveneens te worden nageleefd WAAD-2023-33 , zie bijlage).
Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening
Toetsing aan de beoordelingsgronden van artikel 4.3.1§2 van VCRO:
Functionele inpasbaarheid
Het betreft het verbouwen van een ééngezinswoning en herbouwen van een bijgebouw in een straat met meerdere ééngezinswoningen. De werken zijn inpasbaar.
Mobiliteitsimpact
Voor een ééngezinswoning met bijgebouw is de impact van de mobiliteit beperkt.
Schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid
De werken hebben een beperkt bouwvolume.
Visueel-vormelijke elementen
De woning en het bijgebouw worden opgericht in hedendaagse materialen.
Cultuurhistorische aspecten
Niet van toepassing.
Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid
Naast de beperkte hinder tijdens de bouwwerken wordt er geen verdere hinder verwacht.
Conclusie
Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening.
Resultaten openbaar onderzoek
Er diende over de aanvraag geen openbaar onderzoek gehouden te worden.
De aanpalende eigenaars werden op 30/11/2023 aangeschreven aangezien de aanvraag betrekking heeft op de oprichting, uitbreiding of afbraak van scheidingsmuren of muren die in aanmerking komen voor gemene eigendom. Er werd geen bezwaar ingediend.
Bespreking adviezen
De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van de volgende adviezen en beoordeelt deze als volgt:
Conclusie
Gunstig onder volgende voorwaarden:
De verbouwingswerken dienen uitgevoerd zoals aangeduid op de bouwplannen.
Het bestaande vloerpeil blijft behouden.
De bouwvrije voortuinstrook mag slechts voor de helft verhard worden, met een maximum breedte van 6 meter. Het overige dient aangelegd als tuin en als dusdanig onderhouden.
Alle verhardingen dienen uitgevoerd in waterdoorlatende materialen zowel in afwerking (toplaag) als fundering.
De bemerkingen gesteld door Departement Leefmilieu, Dienst Integraal Waterbeleid betreffende de onbevaarbare weterlopen in het advies met kenmerk WAAD-2023-3317 dd. 5/1/2024 dienen te worden opgevolgd. Voor het overige dienen volgende voorwaarden te worden uitgevoerd:
Men dient de nieuwe hemelwaterafvoeren gescheiden te houden van de bestaande afvalwaterafvoeren.
De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.
De afvoerbuis voor het regenwater moet worden aangesloten op het huisaansluitputje RWA als men een noodoverloop voorziet vanuit de infiltratievoorziening. De bestaande afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater moet aangesloten zijn op het huisaansluitputje DWA.
Bij aanleg van de private riolering moet men rekening houden met de diepte van de bestaande aansluiting.
Putten of andere constructies (zoals septische put, hemelwaterput, infiltratievoorziening) dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.
Men moet de dakafvoeren van de uitbreiding en van het nieuwe bijgebouw aansluiten op de bestaande hemelwaterput met een volume van 10.000L.
Men moet inzetten op maximaal herbruik door de hemelwaterput te voorzien van een pomp. De volgende aftappunten moeten zeker voorzien worden: alle toiletten, een wasmachine en minstens één buitenkraan. De overloop dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.
De infiltratievoorziening moet aan volgende voorwaarden voldoen:
Waterdoorlatende verhardingen moeten voldoen aan de eisen van de GSV. Ook de onderfundering moet waterdoorlatend zijn.
Bij nieuwbouw is het verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende VLARIO-deskundige (VLARIO-keuring). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.
De bestaande verharde toegang met overwelving op openbaar domein moet behouden blijven.
De slopingswerken dienen uitgevoerd overeenkomstig de aanduidingen van het goedgekeurde plan.
De nodige veiligheidsmaatregelen moeten in acht worden genomen.
De slopingswerken dienen met de grootste voorzichtigheid te gebeuren, vooral ter hoogte van de aanpalende garage. Alle gevels en dakranden die na de sloping vrijkomen moeten waterdicht worden afgewerkt.
Het gebouw dat wordt gesloopt bevat op basis van de datum van oprichting en/of renovatie mogelijk asbesthoudende bouwmaterialen. Voor de sloop van het gebouw moet u nagaan of asbesthoudende bouwmaterialen gebruikt werden.
Om na te gaan of er asbesthoudende toepassingen gebruikt werden in het gebouw, kan je via https://www.ovam.be/asbest-herkennen-0 meer informatie terugvinden. Ben je niet zeker van de gebruikte materialen of wil je geen risico nemen om je eigen gezondheid of dat van je buren in gevaar te brengen, kan je steeds een asbestinventaris laten opmaken door een asbestdeskundige inventarisatie.
Als er asbesthoudende bouwmaterialen aanwezig zijn in het gebouw moeten deze correct en veilig verwijderd worden. De activiteiten die verbonden zijn aan het werken met asbesthoudende bouwmaterialen mogen geen vrijstelling van asbestvezels of asbeststof veroorzaken.
De volgende asbesthoudende toepassingen kunnen zelf worden verwijderd of door een aannemer die erkend is om werken onder eenvoudige handelingen uit te voeren, voor zover deze via eenvoudige handelingen (bv. vlot losschroeven) kunnen worden weggenomen:
• hechtgebonden asbest die niet beschadigd is of waarbij er geen vrije vezels zichtbaar zijn en waarbij verwijdering geen aanleiding geeft tot een wijziging van de toestand
• hechtgebonden asbest die beschadigd is of waarbij er vrije vezels zichtbaar zijn en die verwerkt is in een buitentoepassing waarbij geen derden aanwezig zijn, voor zover de verwijdering geen aanleiding geeft tot een wijziging van de toestand
• asbesthoudend plaatmateriaal, asbestkarton, asbestcement in binnentoepassingen waarbij er geen bevestigingssysteem aanwezig is zoals schroeven, nagels of lijm, voor zover het asbest gefixeerd is en het weggenomen en verpakt wordt zonder gereedschappen te gebruiken voor demontage
• asbesthoudende koorden, dichtingen of pakkingen, remvoeringen en analoge materialen
Alle andere toepassingen mogen enkel verwijderd worden door gespecialiseerde asbestverwijderaars. Een overzicht van de erkende asbestverwijderaars in België vindt u hier: https://werk.belgie.be/nl/erkenningen/erkenning-asbest-bedrijven-erkend-voor-afbraak-verwijderingswerken.
De werken voor het verwijderen van asbest mag geen risico vormen voor je eigen gezondheid of voor de omgeving. Bij het verwijderen van asbesthoudende toepassingen moet u voldoen aan volgende voorwaarden om vezelverspreiding en blootstelling aan asbestvezels te voorkomen:
Behandeling van afval
De asbesthoudende toepassingen worden afzonderlijk opgeslagen en niet gemengd met het andere sloopafval.
Tijdens het vervoer, het laden en het lossen van afvalstoffen die asbestvezels of asbeststof bevatten, deze vezels en stof niet vrijkomen in de lucht en geen vloeistoffen worden verloren die asbestvezels kunnen bevatten.
Afvalstoffen die asbestvezels of -stof bevatten, zodanig worden behandeld, verpakt zijn of afgedekt, met inachtneming van de plaatselijke omstandigheden, dat er geen asbestdeeltjes in het milieu terechtkomen.
Asbestafval wordt afgevoerd naar een erkende stortplaats. U bezorgt de stortattesten binnen de 2 maanden na afbraak van het gebouw aan de milieutoezichthouder van stad Geel via milieu@geel.be.
Hinder naar de buurt moet zoveel mogelijk worden voorkomen. De verantwoordelijke neemt maatregelen ter voorkoming van hinder in de omgeving ten gevolge van o.a. stof, geluid, geur, water, afval,... Ten allen tijde worden de werken uitgevoerd in overstemming met de van toepassing zijnde voorwaarden uit VLAREM II en de politiecodex.
Lasten
Niet van toepassing
Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:
De verbouwingswerken dienen uitgevoerd zoals aangeduid op de bouwplannen.
Het bestaande vloerpeil blijft behouden.
De bouwvrije voortuinstrook mag slechts voor de helft verhard worden, met een maximum breedte van 6 meter. Het overige dient aangelegd als tuin en als dusdanig onderhouden.
Alle verhardingen dienen uitgevoerd in waterdoorlatende materialen zowel in afwerking (toplaag) als fundering.
De bemerkingen gesteld door Departement Leefmilieu, Dienst Integraal Waterbeleid in het advies met kenmerk WAAD-2023-3317 dd. 5/1/2024 dienen te worden opgevolgd. Voor het overige dienen volgende voorwaarden te worden uitgevoerd:
Men dient de nieuwe hemelwaterafvoeren gescheiden te houden van de bestaande afvalwaterafvoeren.
De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160mm.
De afvoerbuis voor het regenwater moet worden aangesloten op het huisaansluitputje RWA als men een noodoverloop voorziet vanuit de infiltratievoorziening. De bestaande afvoerbuis van het huishoudelijk afvalwater moet aangesloten zijn op het huisaansluitputje DWA.
Bij aanleg van de private riolering moet men rekening houden met de diepte van de bestaande aansluiting.
Putten of andere constructies (zoals septische put, hemelwaterput, infiltratievoorziening) dienen bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, worden voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.
Men moet de dakafvoeren van de uitbreiding en van het nieuwe bijgebouw aansluiten op de bestaande hemelwaterput met een volume van 10.000L.
Men moet inzetten op maximaal herbruik door de hemelwaterput te voorzien van een pomp. De volgende aftappunten moeten zeker voorzien worden: alle toiletten, een wasmachine en minstens één buitenkraan. De overloop dient te worden aangesloten op de infiltratievoorziening.
De infiltratievoorziening moet aan volgende voorwaarden voldoen:
Waterdoorlatende verhardingen moeten voldoen aan de eisen van de GSV. Ook de onderfundering moet waterdoorlatend zijn.
Bij nieuwbouw is het verplicht vóór de eerste ingebruikname van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende VLARIO-deskundige (VLARIO-keuring). Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel.
De bestaande verharde toegang met overwelving op openbaar domein moet behouden blijven.
De slopingswerken dienen uitgevoerd overeenkomstig de aanduidingen van het goedgekeurde plan.
De nodige veiligheidsmaatregelen moeten in acht worden genomen.
De slopingswerken dienen met de grootste voorzichtigheid te gebeuren, vooral ter hoogte van de aanpalende garage. Alle gevels en dakranden die na de sloping vrijkomen moeten waterdicht worden afgewerkt.
Het gebouw dat wordt gesloopt bevat op basis van de datum van oprichting en/of renovatie mogelijk asbesthoudende bouwmaterialen. Voor de sloop van het gebouw moet u nagaan of asbesthoudende bouwmaterialen gebruikt werden.
Om na te gaan of er asbesthoudende toepassingen gebruikt werden in het gebouw, kan je via https://www.ovam.be/asbest-herkennen-0 meer informatie terugvinden. Ben je niet zeker van de gebruikte materialen of wil je geen risico nemen om je eigen gezondheid of dat van je buren in gevaar te brengen, kan je steeds een asbestinventaris laten opmaken door een asbestdeskundige inventarisatie.
Als er asbesthoudende bouwmaterialen aanwezig zijn in het gebouw moeten deze correct en veilig verwijderd worden. De activiteiten die verbonden zijn aan het werken met asbesthoudende bouwmaterialen mogen geen vrijstelling van asbestvezels of asbeststof veroorzaken.
De volgende asbesthoudende toepassingen kunnen zelf worden verwijderd of door een aannemer die erkend is om werken onder eenvoudige handelingen uit te voeren, voor zover deze via eenvoudige handelingen (bv. vlot losschroeven) kunnen worden weggenomen:
• hechtgebonden asbest die niet beschadigd is of waarbij er geen vrije vezels zichtbaar zijn en waarbij verwijdering geen aanleiding geeft tot een wijziging van de toestand
• hechtgebonden asbest die beschadigd is of waarbij er vrije vezels zichtbaar zijn en die verwerkt is in een buitentoepassing waarbij geen derden aanwezig zijn, voor zover de verwijdering geen aanleiding geeft tot een wijziging van de toestand
• asbesthoudend plaatmateriaal, asbestkarton, asbestcement in binnentoepassingen waarbij er geen bevestigingssysteem aanwezig is zoals schroeven, nagels of lijm, voor zover het asbest gefixeerd is en het weggenomen en verpakt wordt zonder gereedschappen te gebruiken voor demontage
• asbesthoudende koorden, dichtingen of pakkingen, remvoeringen en analoge materialen
Alle andere toepassingen mogen enkel verwijderd worden door gespecialiseerde asbestverwijderaars. Een overzicht van de erkende asbestverwijderaars in België vindt u hier: https://werk.belgie.be/nl/erkenningen/erkenning-asbest-bedrijven-erkend-voor-afbraak-verwijderingswerken.
De werken voor het verwijderen van asbest mag geen risico vormen voor je eigen gezondheid of voor de omgeving. Bij het verwijderen van asbesthoudende toepassingen moet u voldoen aan volgende voorwaarden om vezelverspreiding en blootstelling aan asbestvezels te voorkomen:
Behandeling van afval
De asbesthoudende toepassingen worden afzonderlijk opgeslagen en niet gemengd met het andere sloopafval.
Tijdens het vervoer, het laden en het lossen van afvalstoffen die asbestvezels of asbeststof bevatten, deze vezels en stof niet vrijkomen in de lucht en geen vloeistoffen worden verloren die asbestvezels kunnen bevatten.
Afvalstoffen die asbestvezels of -stof bevatten, zodanig worden behandeld, verpakt zijn of afgedekt, met inachtneming van de plaatselijke omstandigheden, dat er geen asbestdeeltjes in het milieu terechtkomen.
Asbestafval wordt afgevoerd naar een erkende stortplaats. U bezorgt de stortattesten binnen de 2 maanden na afbraak van het gebouw aan de milieutoezichthouder van stad Geel via milieu@geel.be.
Hinder naar de buurt moet zoveel mogelijk worden voorkomen. De verantwoordelijke neemt maatregelen ter voorkoming van hinder in de omgeving ten gevolge van o.a. stof, geluid, geur, water, afval,... Ten allen tijde worden de werken uitgevoerd in overstemming met de van toepassing zijnde voorwaarden uit VLAREM II en de politiecodex.