Terug
Gepubliceerd op 06/02/2024

2024_CBS_00234 - Stedenbouwkundig attest - Het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning met een zone voor bijgebouwen(SA 2506), gelegen Herentalsedijk, kadastraal afdeling 4, sectie D, nummer 60W2 - Attest

College van Burgemeester en Schepenen
ma 05/02/2024 - 13:00 1.14
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis; Nadine Laeremans; Bart Julliams; Tom Corstjens; Marlon Pareijn; Pieter Cowé; Luc Van Laer; Francois Mylle, Algemeen Directeur

Afwezig

Griet Smaers

Secretaris

Francois Mylle, Algemeen Directeur

Voorzitter

Vera Celis
2024_CBS_00234 - Stedenbouwkundig attest - Het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning met een zone voor bijgebouwen(SA 2506), gelegen Herentalsedijk, kadastraal afdeling 4, sectie D, nummer 60W2 - Attest 2024_CBS_00234 - Stedenbouwkundig attest - Het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning met een zone voor bijgebouwen(SA 2506), gelegen Herentalsedijk, kadastraal afdeling 4, sectie D, nummer 60W2 - Attest

Motivering

Aanleiding en context

UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 30/03/2024

 

Gegevens van de aanvrager

 

Eddy Daems

Langstraat 104

2440 Geel

 

Gegevens van het perceel

 

 

Kadastraal gekend als: 

(afd. 4) sectie D 60 W2

 

Ingewonnen adviezen

 

Niet van toepassing voor deze aanvraag.

 

Advies van de gewestelijke stedenbouwkundig ambtenaar

 

De gemeente is ontvoogd. Bijgevolg moet het advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar niet worden ingewonnen.

 

Standpunt van het college van burgemeester en schepenen

 

 

Bepaling welk plan van   toepassing is

De aanvraag is volgens het bij Koninklijk besluit van 28 juli 1978 - Gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28/07/1978 gelegen in woongebied met landelijk karakter. 

In deze gebieden de stedenbouwkundige voorschriften gelden van het KB van 28/12/1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen. de woongebieden met een landelijk karakter zijn bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven.

 

Het perceel is niet gelegen binnen een bijzonder plan van aanleg.

Het perceel is niet gelegen binnen een ruimtelijk uitvoeringsplan.

Het perceel is niet gelegen binnen een goedgekeurde verkaveling.

 

Verordeningen

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - inzake parkeren en stallen van auto's en fietsen goedgekeurd op 25 juni 2018.

Gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.

Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en vertraagde afvoer van hemelwater goedgekeurd op 23 juni 2006.

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening goedgekeurd op 12 mei 2012.

 

Beschrijving van de bouwplaats, de omgeving en de aanvraag

Omschrijving

De aanvraag betreft het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning met een zone voor bijgebouwen.

De woning zal worden opgericht met 2 bouwlagen en een schuin of plat dak.

 

Toetsing aan de decretale beoordelingselementen

Het perceel is gelegen langs een gemeenteweg.

 

Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie «wonen», «verblijfsrecreatie», dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, «gemeenschapsvoorzieningen» of «openbare nutsvoorzieningen», kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.

§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken. Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.

§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.

§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :

1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;

2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;

3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies. 

 

Watertoets

Volgens artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 en latere wijzigingen betreffende het integraal waterbeleid dient de aanvraag onderworpen te worden aan de watertoets. Het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 en latere wijzigingen stelt nadere regels vast voor de toepassing van de watertoets. De aanvraag werd getoetst aan de kenmerken van het watersysteem, aan de relevante doelstellingen en beginselen van artikel 5, 6 en 7 van het decreet integraal waterbeleid, en aan de bindende bepalingen van het (deel)bekkenbeheerplan.

Het voorliggende (bouw)project heeft geen omvangrijke oppervlakte. Bovendien worden er geen belangrijke ondergrondse constructies gebouwd en worden er geen grachten gedempt, overwelfd, ingebuisd of beschoeid, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat het schadelijk effect beperkt is. Enkel wordt door de toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt. Dit wordt gecompenseerd door de plaatsing van een hemelwaterput en/of infiltratie- en/of buffervoorziening, overeenkomstig de normen vastgelegd in de geldende gewestelijke/provinciale/gemeentelijke stedenbouwkundige verordening. Hemelwater en afvalwater worden gescheiden afgevoerd.

Door de maatregelen die genomen worden op het eigen perceel (hemelwaterput, infiltratie) moeten mogelijk schadelijke effecten op de waterhuishouding opgevangen worden.

 

 

Conclusie:

Er wordt een positief stedenbouwkundig attest afgeleverd voor het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning met een zone voor bijgebouwen onder volgende voorwaarden:

 

De inplanting dient te gebeuren binnen de zones zoals aangeduid op het goedgekeurde plan.

De bouwdiepte van het hoofdgebouw bedraagt maximum 17 m.

Rechts op het perceel dient een erfdienstbaarheid te worden voorzien naar het achterliggende perceel.

De bouwstroken zijn gelegen op 3 m van deze erfdienstbaarheid.

De maximum oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt 75 m².

De voorschriften van de gemeentelijke verordeningen dienen te worden gevolgd.

Bij indiening van een omgevingsvergunning dient voldaan te worden aan de gewestelijke hemelwaterverordening 2023.

Eventuele verhardingen dienen beperkt te blijven tot een strikt minimum en dienen te worden uitgevoerd in waterdoorlatende materialen. Enkel een terras aan de woning mag uitgevoerd worden in niet-waterdoorlatende materialen, maar dient wel af te wateren en te infiltreren op het eigen terrein.

Er mogen geen werken uitgevoerd worden op het openbaar domein zonder voorafgaandelijke toelating en onder de vooropgestelde voorwaarden van het stadsbestuur.

De kosten voor het uitvoeren van aanpassingswerken aan het openbaar domein of het verplaatsen van nutsvoorzieningen zijn ten laste van de bouwheer.

De vloerpas ligt op maximum 20 cm en kan verhoogd worden door het aantal meter tussen de voorgevel en de rooilijn te vermenigvuldigen met 2 cm, en dit tot een maximum van 40 cm.

Indien voor de uitvoering van de stedenbouwkundige handelingen een bronbemaling geplaatst zal

worden, moet deze aangevraagd worden via het omgevingsloket voor de start van de

bronbemaling. De bronbemaling moet voldoen aan de bepalingen van Vlarem II afd. 5.53.6.1. Het

bemalingswater moet zoveel mogelijk terug in de grond worden ingebracht buiten de

onttrekkingszone. Hiervoor kan gebruikgemaakt worden van infiltratieputten, infiltratiebekkens of

infiltratiegrachten. 

 

Bij de aanvraag tot omgevingsvergunning zal een grondige toetsing gebeuren aan de goede ruimtelijke ordening en kan de vergunningverlenende overheid bijkomende voorwaarden of wijzigingen aan het concept opleggen op basis van de concrete plannen.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot stedenbouwkundig attest  goed te keuren en een gunstig stedenbouwkundig attest af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:


De inplanting dient te gebeuren binnen de zones zoals aangeduid op het goedgekeurde plan.

De bouwdiepte van het hoofdgebouw bedraagt maximum 17 m.

Rechts op het perceel dient een erfdienstbaarheid te worden voorzien naar het achterliggende perceel.

De bouwstroken zijn gelegen op 3 m van deze erfdienstbaarheid.

De maximum oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt 75 m².

De voorschriften van de gemeentelijke verordeningen dienen te worden gevolgd.

Bij indiening van een omgevingsvergunning dient voldaan te worden aan de gewestelijke hemelwaterverordening 2023.

Eventuele verhardingen dienen beperkt te blijven tot een strikt minimum en dienen te worden uitgevoerd in waterdoorlatende materialen. Enkel een terras aan de woning mag uitgevoerd worden in niet-waterdoorlatende materialen, maar dient wel af te wateren en te infiltreren op het eigen terrein.

Er mogen geen werken uitgevoerd worden op het openbaar domein zonder voorafgaandelijke toelating en onder de vooropgestelde voorwaarden van het stadsbestuur.

De kosten voor het uitvoeren van aanpassingswerken aan het openbaar domein of het verplaatsen van nutsvoorzieningen zijn ten laste van de bouwheer.

De vloerpas ligt op maximum 20 cm en kan verhoogd worden door het aantal meter tussen de voorgevel en de rooilijn te vermenigvuldigen met 2 cm, en dit tot een maximum van 40 cm.

Indien voor de uitvoering van de stedenbouwkundige handelingen een bronbemaling geplaatst zal

worden, moet deze aangevraagd worden via het omgevingsloket voor de start van de

bronbemaling. De bronbemaling moet voldoen aan de bepalingen van Vlarem II afd. 5.53.6.1. Het

bemalingswater moet zoveel mogelijk terug in de grond worden ingebracht buiten de

onttrekkingszone. Hiervoor kan gebruikgemaakt worden van infiltratieputten, infiltratiebekkens of

infiltratiegrachten. 

 

Bij de aanvraag tot omgevingsvergunning zal een grondige toetsing gebeuren aan de goede ruimtelijke ordening en kan de vergunningverlenende overheid bijkomende voorwaarden of wijzigingen aan het concept opleggen op basis van de concrete plannen.