Terug
Gepubliceerd op 18/03/2025

2025_CBS_00845 - Omgevingsvergunning - het verder exploiteren en veranderen van een mestkalverenbedrijf langs Domeinstraat 20 (202500040GG) - Advies

College van Burgemeester en Schepenen
ma 17/03/2025 - 12:00 1.14
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Marlon Pareijn; Pieter Cowé; Nadine Laeremans; Tom Corstjens; Luc Van Laer; Kris Vangeel; Vera Celis; Francois Mylle, Algemeen Directeur; Anne-Laure Maes

Afwezig

Bart Julliams

Secretaris

Francois Mylle, Algemeen Directeur

Voorzitter

Marlon Pareijn
2025_CBS_00845 - Omgevingsvergunning - het verder exploiteren en veranderen van een mestkalverenbedrijf langs Domeinstraat 20 (202500040GG) - Advies 2025_CBS_00845 - Omgevingsvergunning - het verder exploiteren en veranderen van een mestkalverenbedrijf langs Domeinstraat 20 (202500040GG) - Advies

Motivering

Aanleiding en context

UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 17 maart 2023

 

Verslag van de omgevingsambtenaar

 

Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2024153312

Dossiernummer gemeente: 202500040

Inrichtingsnummer: 20230609-0016

 

De bestendige deputatie van de provincie Antwerpen heeft op 2 december 2024 een aanvraag ontvangen voor het verder exploiteren en veranderen van een mestkalverenbedrijf. De aanvraag werd op 5 februari 2025 volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Gegevens van de aanvrager

BOERMANS CommV gevestigd Domeinstraat 20 te 2440 Geel

 

Gegevens van de  ligging

Administratieve ligging: Domeinstraat 20

Kadastrale ligging: afdeling 2 sectie A nr. 911Y

 

Verslag

  1. Stedenbouwkundige basisgegevens

 

Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.

De aanvraag is volgens het gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28 juli 1978 gelegen in:

agrarisch gebied

De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.

 Ligging volgens BPA + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg.

 Ligging volgens RUP + bijhorende voorschriften :

De aanvraag is volgens het ruimtelijk uitvoeringsplan RUP zonevreemde woningen goedgekeurd op 29 januari 2009gelegen in overdruk zonevreemde woningen II

 De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling


Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

De aanvraag is gesitueerd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het ruimtelijke uitvoeringsplan.

 

Overeenstemming met dit plan

De aanvraag is in overeenstemming met dit plan en met de stedenbouwkundige voorschriften.

 

Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen

Niet van toepassing


Juridische grond

Besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne

Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid
Decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming

Verordeningen

algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer goedgekeurd op 29 april 1997.

Bouwcode goedgekeurd op 30 september 2024.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake breedband goedgekeurd op 9 juni 2017.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake openluchtrecreatieve verblijven en de inrichting van gebieden voor dergelijke verblijven goedgekeurd op 5 juli 2013.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid goedgekeurd op 5 juni 2009.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater goedgekeurd op 10 februari 2023.

gewestelijke stedenbouwkundige verordening voor publiciteitsinrichtingen goedgekeurd op 12 mei 2023.

 

  1. Historiek

Volgende vergunningen en/of weigeringen werden verleend:

  • Besluit nr. MLAV1/04-128 d.d. 15 juli 2004 door de deputatie houdende gedeeltelijke vergunning aan de heer Boermans Frank voor het verder exploiteren en veranderen door wijziging en uitbreiding van een rundveebedrijf voor een termijn verstrijkend op 15 juli 2024;
  • MLOV/05-24 : overname (27/04/2005) door de LV Van Ballaer-Boermans van een vergunde inrichting van de heer Boermans Frank;
  • Naamswijziging BS 01/07/2014 van LV Ballaer-Boermans naar Boermans LV;
  • MLDIV-2024-0041: Aktename d.d. 7 maart 2024 van het verzoek van CommV Boermans tot verlenging van de vergunningstermijn, in afwachting van de definitieve PAS, tot en met 31 december 2024;

  1. Beschrijving van de omgeving en de aanvraag

De aanvraag heeft betrekking op een mestkalverenbedrijf en omvat:

Het verder exploiteren en veranderen van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op

het kadastrale perceel 2-A-911Y, omvattend:

Rubriek

Omschrijving

Hoeveelheid

9.4.2.c)2°

stallen met plaatsen voor 672 mestkalveren

herrubricering en wijziging door vermindering met 117 rundveeplaatsen

672 mestkalveren

15.1.1°

het stallen van 8 bedrijfsvoertuigen

uitbreiding

8 voertuigen

17.1.2.2.1°

de opslag van 1.000 liter propaan

uitbreiding

1.000 liter

17.3.2.1.1.1°b)

de opslag van 4,082 ton (4.900 liter) mazout in een ondergrondse houder

wijziging door indeling van de gevaarlijke stoffen volgens de CLP-verordening en doordat de vergunde opslag van 5.000 liter mazout in een BG tank wijzigt naar een opslag van 4.900 liter in een OG tank

4,082 ton

28.2.c)1°

de opslag van 1.950 m³ dierlijke mest

wijziging door vermindering met 100 m³

1.950 m³

45.4.e)1°

de opslag van 20 ton melkpoeder in 2 silo’s

uitbreiding

 

53.8.2°

een grondwaterwinning met een gezamenlijk opgepompt debiet van 735 m³/dag en 23.779 m³/jaar

wijziging door vermindering debiet put 2 met 5 m³/dag en

821 m³/jaar –als volgt:

- put 1 op een diepte van 80 meter met een debiet van 720 m³/dag en 20.000 m³/jaar

- put 2 op een diepte van 124 meter met een debiet van 15 m³/dag en 3.779 m³/jaar

23.779 m³/jaar

435 m³/dag

 

Volgende rubriek is niet meer van toepassing: 17.3.9.1.

Rubricering: 9.4.2.c.2 - 15.1.1 - 17.1.2.2.1 - 17.3.2.1.1.1.b - 28.2.c.1 - 45.4.e.1 - 53.8.2;

De vergunning wordt gevraagd voor een termijn tot 31 december 2025.

Tevens wordt een wijziging van het perceel mee opgenomen. De percelen 911R en 911s zijn samengevoegd en vallen nu onder perceel 911Y.

Boermans CommV beschikt over een milieuvergunning voor 672 vleeskalveren en 117 stuks vleesvee met een vervaldatum op 31 december 2024.  De exploitatie is gelegen te Domeinstraat 20 Geel. Voor de kalverhouderij zijn op dit moment nagenoeg geen technieken beschikbaar om te voldoen aan de generieke maatregelen uit het Stikstofdecreet. Omwille van deze reden heeft de exploitant beslist om momenteel slechts voor korte termijn een hernieuwing aan te vragen zodat de mogelijk bestaat om op nieuwe emissiebeperkende maatregelen in te spelen in 2025 wanneer de aanvraag tot hernieuwing voor langere termijn zal ingediend worden.

Via deze aanvraag wordt het aantal runderen wel gereduceerd.  Er wordt al enkele jaren geen vleesvee meer aangehouden, enkel de (wit)vleeskalveren zijn nog aanwezig.  In de rubriekenlijst worden daarom enkel nog de vleeskalveren opgenomen.

De inrichting blijft zo goed als ongewijzigd qua uitbating.  Naast de daling van het aantal kalveren om te voldoen aan de 5% reductie, worden een aantal andere rubrieken aangepast aan de bestaande/gewenste situatie.  Er wordt een uitbreiding gevraagd met 8 landbouwvoertuigen, 1.000 l propaan, 20 ton melkpoeder en een aanpassing van de mazoutopslag naar de werkelijke opslag van 4,082 ton. Een brandstofverdeelslang is niet langer aanwezig op de inrichting.  In bijlage vindt u het keuringsattest van de mazouttank.  De opslag voor dierlijke mest wordt eveneens verminderd tot 1.950 m³.

Het grondwater van grondwaterwinning 1 wordt gebruikt voor de beregening van 20 ha akkerland.  Rekening houdende met een behoefte van 1.000 m³/ha  wordt een jaardebiet van 20.000 m³ gevraagd.  Het dagdebiet is maximaal 720 m³.  De percelen die beregening worden bevinden zich rond de boerderij.

 

  1. Openbaar onderzoek

Overeenkomstig de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning is de gewone procedure van toepassing en moet de aanvraag openbaar gemaakt worden.

Het openbaar onderzoek werd gehouden van 15 februari 2025 t.e.m. 16 maart 2025. Er werden geen bezwaarschriften ingediend.

Er werd geen informatievergadering gehouden.

 

  1. Adviezen

Er werd advies gevraagd aan Milieu - Juridische Dienst IOK. Dit advies wordt enkel gebruikt als ondersteuning van de omgevingsambtenaar bij de opmaak van het verslag GOA.

 

  1. Project-MER

De aanvraag heeft betrekking op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij het besluit van de Vlaamse Regering d.d. 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.- screening. De aanvraag werd daarom getoetst aan de criteria van bijlage II van het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid (DABM).
Op basis van het aanvraagdossier kan aangenomen worden dat de opmaak van een project-MER geen meerwaarde zal zijn bij het beoordelen of het project aanzienlijke milieueffecten zal veroorzaken. Er wordt gesteld dat de aanvraag niet MER-plichtig is.

  1. Inhoudelijke beoordeling van het dossier

Natuurtoets

De exploitatie is gelegen op ca. 3,21 km van Habitatrichtlijngebied, 2,55 km van VEN-gebied en 4,90 km van Vogelrichtlijngebied. 

De aanvrager voegt een impactscoreberekening toe van de vergunde en de nieuwe situatie, alsook een berekening van de depositietoenametool. De vergunning wordt aangevraagd voor bepaalde duur, namelijk slechts tot 31 december 2025. Het decreet over de programmatische aanpak stikstof (hierna: ‘stikstofdecreet’) vereist een minimale reductie in ammoniakemissies van 5% bij rundveehouderijen die een vergunning willen met een einddatum na 31 december 2025. Aangezien de exploitant de vergunning slechts aanvraagt tot 31 december 2025 zijn de emissiereducties niet van toepassing.

De aanvraag bevat geen passende beoordeling. Conform art. 21 van het stikstofdecreet is hoofdstuk 3 van het stikstofdecreet van toepassing op alle omgevingsvergunningsaanvragen die worden ingediend tot en met 31 december 2030,. De exploitatie heeft een impactscore hoger dan 0,025%. Er dient dus een passende beoordeling opgemaakt te worden conform art. 36 van het stikstofdecreet.

De gevraagde einddatum van voorliggende aanvraag valt voor 31 december 2030. Bijgevolg is er geen PAS-referentie 2030 van toepassing.

Art. 38 van het stikstofdecreet bepaald de voorwaarden waaraan voldaan moet zijn om een passende beoordeling te bekomen die stelt dat er geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de SBZ-H mogelijk is. Voor exploitaties zonder een PAS-referentie 2030 moet aan volgende voorwaarden voldaan zijn:

Impactscore lager dan 50%

Geen stijging van de depositie ten opzichte van de huidige vergunde situatie

Gelet op de gegevens toegevoegd aan de aanvraag, lijkt er voldaan aan de voorwaarden van art. 38 van het stikstofdecreet voor het bekomen van geen gunstige passende beoordeling. Het blijft echter aangewezen om een passende beoordeling toe te voegen aan de aanvraag.
Gelet op de aard en de ligging van de exploitatie en op basis van de beschikbare gegevens in de omgevingsvergunningsaanvraag lijkt het aanneembaar te stellen dat de exploitatie geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in VEN-gebied zal veroorzaken, noch dat de exploitatie een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van Habitatrichtlijngebieden zal veroorzaken, op voorwaarde dat de exploitant zich houdt aan de voorwaarden opgelegd in de relevante wetgeving en voor zover de exploitant zich gedraagt naar de code van goede natuurpraktijk. Het is wenselijk dat er als nog een passende beoordeling aan de aanvraag wordt toegevoegd die een gunstige beoordeling krijgt.


Milieuaspecten

Algemeen
Er werden, voor zover gekend bij de stad Geel, geen klachten geuit met betrekking tot de exploitatie tijdens het openbaar onderzoek noch tijdens de exploitatie van de bestaande inrichting.

 

Water

Bedrijfsafvalwater

De exploitatie loost geen bedrijfsafvalwater. Het afvalwater afkomstig van de voederkeuken wordt opgevangen in de mestkelder.

Grondwater

De exploitant beschikt over twee grondwaterwinningen. Met voorliggende aanvraag wordt een wijziging gevraagd van het totaal te winnen debiet grondwater. De wijziging betreft een daling van het totaal debiet met 821 m3/jaar tot een maximaal totaal debiet van 23.779 m3/jaar. Grondwaterwinning 1 (GWW 1) onttrekt grondwater op 80 m-mv uit de watervoerende laag met HCOV-code: 0252 Zand van Diest, aan een maximaal debiet van 720 m3/dag en 20.000 m3/jaar. Grondwaterwinning 2 (GWW 2) onttrekt grondwater op 124 m-mv uit de watervoerende laag met HCOV-code: 0254 Zanden van Berchem en/of Voort, aan een maximaal debiet van 15 m3/dag en 3.779 m3/jaar.

De aanvrager geeft aan dat het grondwater wordt gebruikt voor het beregenen van akkers, als drinkwater voor dieren en voor huishoudelijk toepassingen. De aanvrager geeft volgende debieten mee per activiteit:

Beregenen akkers: 20.000 m3/jaar;

Drinkwater dieren: 3.779 m3/jaar;

Huishoudelijk toepassing: 150 m3/jaar.

De som van alle toepassingen bedraagt een totaal jaarverbruik van 23.929 m3/jaar. De exploitant vraagt echter twee grondwaterwinningen aan voor slechts 23.779 m3/jaar. Het is aangewezen dat de exploitant het gevraagde op te pompen debiet grondwater wijzigt naar het correcte debiet.

Beide grondwaterwinningen beschikken over een aftapkraantje en een peilbuis met een binnendiameter van minimum 18 mm. Er lijkt voldaan aan art. 5.53.2.2. van Vlarem II.

De meetinrichting van de grondwaterwinning wordt niet meegegeven. Elke grondwaterwinning moet uitgerust zijn met een meetinrichting van een type conform art. 5.53.3.2. van Vlarem II.

Overwegende dat VMM, Afdeling Water voor de aangevraagde rubriek 53.8.2° optreedt als adviesverlenende instantie omtrent de gevraagde hernieuwing en verandering van de grondwaterwinning, wordt geadviseerd om het standpunt van deze administratie m.b.t. de ligging en de gevraagde debieten te volgen.

Hemelwater

In de vergunning van de exploitatie werd opgenomen dat de vergunninghouder regenwateropvang dient te voorzien voor minimaal de nieuwe stal. Het opgevangen regenwater dient nuttig gebruikt te worden. (opgelegd in MLAV1/04-128). De exploitant geeft in de aanvraag aan dat er werd voldaan aan deze voorwaarde: de inrichting beschikt over een hemelwateropslag van 200 m³ zoals aangeduid op het uitvoeringsplan.  Het hemelwater wordt gebruikt om de stallen te reinigen. De hemelwateropvang staat niet vermeld op het uitvoeringsplan dat bij de aanvraag is gevoegd. Het is ook niet duidelijk hoeveel hemelwater op deze manier kan worden hergebruikt of waar het reinigingswater in wordt opgevangen. Vermoedelijk is dit in de mestkelder. De exploitant dient dit te verduidelijken.

 

Biodiversiteit

De exploitatie is gelegen op ca. 3,21 km van Habitatrichtlijngebied, 2,55 km van VEN-gebied en 4,90 km van Vogelrichtlijngebied.

De aanvrager voegt een impactscoreberekening toe van de vergunde en de nieuwe situatie, alsook een berekening van de depositietoenametool. De vergunning wordt aangevraagd voor bepaalde duur, namelijk slechts tot 31 december 2025. Het decreet over de programmatische aanpak stikstof (stikstofdecreet) vereist een minimale reductie in ammoniakemissies van 5% bij rundveehouderijen die een vergunning willen met een einddatum na 31 december 2025. Aangezien de exploitant de vergunning slechts aanvraagt tot 31 december 2025 zijn de emissiereducties niet van toepassing.

De aanvraag bevat geen passende beoordeling. Conform art. 21 van het stikstofdecreet is hoofdstuk 3 van het stikstofdecreet van toepassing op alle omgevingsvergunningsaanvragen die worden ingediend tot en met 31 december 2030,. De exploitatie heeft een impactscore hoger dan 0,025%. Er dient dus een passende beoordeling opgemaakt te worden conform art. 36 van het stikstofdecreet.

De gevraagde einddatum van voorliggende aanvraag valt voor 31 december 2030. Bijgevolg is er geen PAS-referentie 2030 van toepassing.

Art. 38 van het stikstofdecreet bepaalt de voorwaarden waaraan voldaan moet zijn om een passende beoordeling te bekomen die stelt dat er geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de SBZ-H mogelijk is. Voor exploitaties zonder een PAS-referentie 2030 moet aan volgende voorwaarden voldaan zijn:

  • Impactscore lager dan 50%
  • Geen stijging van de depositie ten opzichte van de huidige vergunde situatie

Gelet op de gegevens toegevoegd aan de aanvraag, lijkt er voldaan aan de voorwaarden van art. 38 van het stikstofdecreet voor het bekomen van geen gunstige passende beoordeling. Het blijft echter aangewezen om een passende beoordeling toe te voegen aan de aanvraag.


Lucht

Door het houden van vleeskalveren zal de exploitatie geur- en stofhinder kunnen veroorzaken.

Volgens de gegevens in de aanvraag bedraagt de geuremissie 23.923,20 geureenheden in de nieuwe situatie.  Er is een daling ten opzichte van de vergunde situatie door de stopzetting van de exploitatie van 39 vleesstieren = 1.388,4 geureenheden minder.

De exploitatie is gelegen te midden een groot landbouwgebied. De afstand tot de meest nabijgelegen woning bedraagt 140 m. Tevens geeft de aanvrager aan steeds een goed (technisch) management te voeren.

Gelet op de ligging in agrarisch gebied en het realiseren van een daling van geuremissies door het verminderen van het aantal dieren, lijkt gesteld te kunnen worden dat de aanvraag geen onaanvaardbare geurhinder met zich meebrengt.


Geluid

Geluidshinder kan ontstaan door het houden van de dieren en het rijden met tractoren.

De aanvrager geeft aan dat de dieren tijdig gevoed worden zodat de dieren geen hongerstress ondervinden.

De aanvrager geeft aan de motoren van voertuigen stil te leggen wanneer er geen activiteit vereist is.

Gelet op de ligging in agrarisch gebied, lijkt de exploitatie geen onaanvaardbare geluidshinder met zich mee te brengen.


Mobiliteit
Door het aanleveren van voeder, het ophalen van kalveren en mest en het ophalen van krengen door Rendac, wordt er 1 transport per dag en 7 tot 8 transporten per week verwacht. De exploitatie zal zo’n 16 vervoersbewegingen per week met zich meebrengen. Het aantal transporten zal niet toenemen ten opzichte van de bestaande toestand.

De exploitatie is gelegen langs een voldoende uitgeruste weg. Vrachtwagen en tractoren kunnen op de eigen site staan tijdens het laden en lossen. De exploitatie lijkt geen onaanvaardbare mobiliteitshinder met zich mee te brengen.


Stallen
De exploitatie beschikt over één stal met ruimte voor 672 mestkalveren. De stal is volledig gelegen in agrarisch gebied. Er is voldaan aan de verbods- en afstandsregels van art. 5.9.6.1. van Vlarem II.


Mestopslag
Met voorliggende aanvraag daalt de mestopslag tot 1.950 m3. De stal is voorzien van een mestkelder waarin 950 m3 mengmest wordt opgeslagen. Buiten de stal voorziet de exploitant een mestzak met een capaciteit van 1.000 m3. Er is voldoende mengmestopslag conform art. 5.9.2.3. §1 van Vlarem II.
De mestzak moet voldoen aan de voorwaarden van art; 5.9.2.3., §2 van Vlarem II.


Bodem

De exploitant geeft aan dat mest wordt opgeslagen in mestdichte kelders en dat er geen bedrijfsafvalwater wordt geloosd vanuit de mestkelders. Er lijkt voldaan aan art. 5.9.2.1., §3 van Vlarem II.

Ter hoogte van de aansluiting van de drijfmesttank wordt een morsvat geplaatst zodat bij aan of afkoppelen gemorste vloeistof in dit vat terecht komt. Het morsvat moet voldoen aan de vereisten van art. 5.9.2.3., 5, punt 2° van Vlarem II.

 

Gevaarlijke producten

De exploitant vraagt een regularisatie aan van de opslag van mazout. De exploitatie was vergund voor de opslag van 5.000 liter mazout, met de gewenste verandering daalt de opslag tot 4.900 liter.

Een nieuwe rubriek wordt aangevraagd voor de opslag van het gevaarlijke gas propaan in een bovengrondse vaste houder met een volume van 1.000 liter.

Opslagplaats propaangas

De opslagplaats van de vaste houder lijkt te voldoen aan de scheidingsafstanden vastgelegd in het Koninklijk besluit van 21 oktober 1968 betreffende de opslagplaatsen voor vloeibaar gemaakt handelspropaan, handelsbutaan of mengsels daarvan in vaste ongekoelde houders.

Opslagplaats mazout

De aanvrager voegt het keuringsattest van de opslagtank voor mazout toe aan de aanvraag. De keuring vond plaats op 4 mei 2023.

De houder is voorzien van een overvulbeveiligingssysteem (systeem elektrisch sonde).

De ondergrondse houder staat ingepland naast de stal. Op basis van het aangeleverde uitvoeringsplan is niet geheel duidelijk of de houder op minstens 0,75m van de muur van de stal en minstens 2m van de mestkelder van de stal is gelegen conform art. 5.17.4.2.1., §3 van Vlarem II. Het is aangewezen dat de exploitant deze afstanden verduidelijkt.


Lopende bijzondere milieuvoorwaarden

De vergunninghouder dient regenwateropvang te voorzien voor minimaal de nieuwe stal. Het opgevangen regenwater dient nuttig gebruikt te worden. (opgelegd in MLAV1/04-128). De exploitant geeft in de aanvraag aan dat er werd voldaan aan deze voorwaarde: de inrichting beschikt over een hemelwateropslag van 200 m³ zoals aangeduid op het uitvoeringsplan.  Het hemelwater wordt gebruikt om de stallen te reinigen. De hemelwaterput van 200 m³ werd niet aangeduid op het uitvoeringsplan. Het is ook niet duidelijk hoeveel regenwater op deze manier kan gerecupereerd worden.

 

Conclusie milieutechnische beoordeling

Met betrekking tot de onderzochte milieutechnische aspecten in voorliggende beoordeling en op basis van de gegevens in de aanvraag lijkt gesteld te kunnen worden dat er geen indicaties zijn tot het verlenen van een negatief advies. Het lijkt echter wel aangewezen om bij eventuele vergunningverlening in de mate van het mogelijke rekening te houden met onderstaande bemerkingen, aanvullingen, aanbevelingen en/of voorstellen voor bijzondere voorwaarden. 

De exploitant vraagt een wijziging van het totaal debiet te winnen grondwater aan. Het gevraagde totaal debiet bedraagt 23.779 m3/jaar. Gelet op de toepassingen van het grondwater met bijhorende debieten zal het totaal te winnen debiet 23.929 m3/jaar bedragen. Het is aangewezen dat de exploitant het correcte debiet meegeeft. 

De exploitatie heeft een impactscore hoger dan 0,025%. Het is aangewezen dat een passende beoordeling wordt toegevoegd aan de aanvraag conform art. 36 van het stikstofdecreet. 

De ondergrondse houder voor mazout ligt nabij de bestaande stal. Op basis van het aangeleverde uitvoeringsplan kan niet met zekerheid gesteld worden dat er voldaan wordt aan de scheidingsafstanden conform art. 5.17.4.2.1, §3 van Vlarem II.

Volgens de aanvraag wordt hemelwater gebruikt om de stallen te reinigen. De exploitant dient de hemelwateropvang aan te duiden op het uitvoeringsplan, aan te geven hoeveel hemelwater er op deze manier wordt hergebruikt en wat er gebeurt met het reinigingswater

Advies omgevingsambtenaar

Uitgaande van de gegevens opgenomen in het aanvraagdossier en rekening houdende met bovenstaande bemerkingen dient deze vergunningsaanvraag voor het onderdeel ‘ingedeelde inrichting of activiteit’ te worden geadviseerd als voorwaardelijk gunstig op voorwaarde dat: 

met betrekking tot water: 

  • uit het advies van VMM, Afdeling water blijkt dat de bemaling geen ontoelaatbare schade veroorzaakt aan bodem en grondwaterlagen en dat de aangevraagde ligging en hoeveelheden aanvaardbaar zijn; 
  • de exploitant het aangevraagde debiet te winnen grondwater aanpast naar het correcte debiet, namelijk 23.929 m3/jaar; 
  • volgens de aanvraag wordt hemelwater gebruikt om de stallen te reinigen. De exploitant dient de hemelwateropvang aan te duiden op het uitvoeringsplan, aan te geven hoeveel hemelwater er op deze manier wordt hergebruikt en wat er gebeurt met het reinigingswater.

met betrekking tot  biodiversiteit: 

  • een passende beoordeling wordt toegevoegd aan de aanvraag conform art. 36 van het stikstofdecreet; 

met betrekking tot gevaarlijke stoffen: 

  • de exploitant de afstand tussen de ondergrondse mazouttank en de muren en kelder van de stal meegeeft. Er dient voldaan te zijn aan de scheidingsafstanden van art. 5.17.4.2.1., §3 van Vlarem II. 

indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning voorwaardelijk gunstig te adviseren mits de volgende voorwaarden/bemerkingen:

  •         met betrekking tot water:
  • uit het advies van VMM, Afdeling water blijkt dat de bemaling geen ontoelaatbare schade veroorzaakt aan bodem en grondwaterlagen en dat de aangevraagde ligging en hoeveelheden aanvaardbaar zijn;
  • de exploitant het aangevraagde debiet te winnen grondwater aanpast naar het correcte debiet, namelijk 23.929 m3/jaar;
  • de exploitant  de hemelwateropvang aanduid op het uitvoeringsplan en verduidelijkt hoeveel hemelwater er op deze manier wordt hergebruikt en wat er gebeurt met het reinigingswater.

  •         met betrekking tot biodiversiteit:
  • een passende beoordeling wordt toegevoegd aan de aanvraag conform art. 36 van het stikstofdecreet;

  •         met betrekking tot gevaarlijke stoffen:
  • de exploitant de afstand tussen de ondergrondse mazouttank en de muren en kelder van de stal meegeeft. Er dient voldaan te zijn aan de scheidingsafstanden van art. 5.17.4.2.1., §3 van Vlarem II.

 

indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen.