Terug
Gepubliceerd op 12/03/2025

2025_CBS_00792 - Bestemmingsneutraliteit voor hernieuwbare energie - Advies op de kennisgeving van het plan-MER - Beslissen: Goedkeuren

College van Burgemeester en Schepenen
ma 10/03/2025 - 13:00 1.14
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Marlon Pareijn; Pieter Cowé; Nadine Laeremans; Bart Julliams; Luc Van Laer; Kris Vangeel; Vera Celis; Francois Mylle, Algemeen Directeur; Anne-Laure Maes

Afwezig

Tom Corstjens

Secretaris

Francois Mylle, Algemeen Directeur

Voorzitter

Marlon Pareijn
2025_CBS_00792 - Bestemmingsneutraliteit voor hernieuwbare energie - Advies op de kennisgeving van het plan-MER - Beslissen: Goedkeuren 2025_CBS_00792 - Bestemmingsneutraliteit voor hernieuwbare energie - Advies op de kennisgeving van het plan-MER - Beslissen: Goedkeuren

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

dlb0029

Aanleiding en context

De in 2018 door de Vlaamse Regering goedgekeurde strategische visie van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen stelt dat via de invoering van bestemmingsneutraliteit voldoende ruimte voor hernieuwbare energie moet worden voorzien om een volledige transitie tegen 2050 te realiseren.

Hierop anticiperend heeft het Departement Omgeving beslist om een plan-MER te laten opstellen met het oog op de invoering van nieuwe regelgeving rond ‘bestemmingsneutraliteit voor hernieuwbare energie’. Die bestemmingsneutraliteit betekent dat de ruimtelijke bestemming van een gebied op zich geen weigeringsgrond vormt voor de inplanting van installaties voor hernieuwbare energie.

Om de mogelijke effecten van die nieuwe regelgeving op mens en milieu in kaart te kunnen brengen, wordt een procedure voor een plan-milieueffectrapportage (plan-MER) opgestart. Een eerste stap daarin is de publicatie van een kennisgevingsnota. In die nota staat onder meer een beschrijving van het plan (nl. de nieuwe regelgeving) en een voorstel van de methode waarop de milieueffecten van dat plan in het plan-MER beschreven en bestudeerd zullen worden.

De kennisgevingsnota ligt ter inzage aan het publiek en wordt ter advies voorgelegd aan de relevant geachte adviesinstanties in de periode van dinsdag 11 februari tot en met vrijdag 11 april 2025. 

Na de terinzagelegging zal  het Team Omgevingseffecten een beslissing nemen over de inhoud van het plan-MER, de bijzondere richtlijnen voor het opstellen van het plan-MER en de opstellers van het plan-MER.

De bestemmingsneutraliteit zal finaal in een decretaal initiatief gegoten worden (regelgeving). Het betreffende decreetsvoorstel ‘bestemmingsneutraliteit’ is er op heden nog niet, maar dit is geen beletsel t.a.v. voorliggende plan-milieueffectenrapportage. Het is wenselijk dat het plan-MER mee voeding geeft aan de ontwikkeling van dit decreetsvoorstel. 

Argumentatie

Voorliggend document betreft de kennisgeving en vormt zo de start van de plan-MER-procedure voor het decretaal initiatief en de verruimde definiëring van “bestemmingsneutraliteit voor hernieuwbare energie installaties, meer bepaald windturbines, zonneparken en batterijparken”. 

Doelstelling

Het doel is om de inplanting van hernieuwbare energie-installaties (windturbines, zonneparken en batterijparken) te vergemakkelijken door de planologische bestemming geen weigeringsgrond meer te laten vormen. Bestemmingsneutraliteit voor hernieuwbare energie betekent dat de ruimtelijke bestemming van een gebied op zich geen weigeringsgrond vormt voor de inplanting van allerhande productie-installaties van de verschillende vormen van hernieuwbare energie en de opslag en de ontsluiting die de lokale productie met zich meebrengt. In concreto houdt het dus in dat het winnen van hernieuwbare energie in het geval van bestemmingsneutraliteit (planologisch gezien) binnen elke bestemmingscategorie kan gebeuren. Door invoering van de bestemmingsneutraliteit zullen meer mogelijkheden gecreëerd worden om hernieuwbare energie kansen te bieden. 

  • Belangrijke bemerking: bestemmingsneutraliteit betekent niet dat er een vrijgeleide is om elke installatie zomaar overal te plaatsen. Het is de taak van de overheid om in haar ruimtelijk beleid haar eigen en Europese klimaatdoelstellingen en de ruimteclaims van alle sectoren zo goed mogelijk te verzoenen. Een ondoordachte inplanting kan in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening of met direct werkende normen vanuit andere sectorwetgeving en kan hinderend werken ten aanzien van andere maatschappelijke noden zoals instandhouding van de natuur, veiligheid, wonen, landschap, erfgoedwaarden, … De direct werkende normen vanuit sectorale wetgeving allerhande blijven dus onverminderd van kracht. Dit is het gevolg van artikel 4.3.3 van de VCRO. De beoordeling op vergunningenniveau blijft dan ook behouden, met inbegrip van de zogenaamde ‘opportuniteitstoets’ (o.m. toetsing aan de goede ruimtelijke ordening). Bestemmingsneutraliteit vormt dus enkel een hulpmiddel op planologisch niveau om hernieuwbare energie installaties te faciliteren, maar de trajecten die nadien nog volgen op projectniveau zijn bepalend of de hernieuwbare energieprojecten ook daadwerkelijk mits vergunningsverlening kunnen gerealiseerd worden, of onder welke beperkende voorwaarden. 

Methodiek en beschrijving van de alternatieve scenario's

De nota beschrijft de juridische context, onderzoekt de mogelijke milieueffecten en stelt vier scenario’s voor waarbij verschillende gradaties van ruimtelijke versoepeling worden onderzocht in het uiteindelijke plan-MER. Het 1e scenario omvat het huidige (juridisch en beleids-) kader inzake inplanting van hernieuwbare energie en zal dienst doen als referentiescenario. Het 2de scenario betreft het reeds definitief door de Vlaamse Regering goedgekeurde wijzigingsdecreet om de inplanting van windturbines te faciliteren. De twee andere scenario’s vertegenwoordigen elk een steeds ruimere interpretatie van het begrip bestemmingsneutraliteit. De definiëring van deze 3 scenario’s geeft weer hoe ze in het MER geïnterpreteerd worden als voorwerp van het onderzoek (de zogenaamde alternatieven), en elk telkens de inplanting van hernieuwbare energie (planologisch gezien) meer mogelijk maken of faciliteren:

  • Scenario 1 (nulalternatief) – Behoud van de huidige situatie in de toekomst: Beperkte bestemmingsneutraliteit op basis van artikel 4.4.9 VCRO. Wind- en zonneparken blijven gebonden aan specifieke bestemmingen en vergunningsvoorwaarden.
  • Scenario 2 (beperkt scenario) – Uitbreiding van bestemmingsneutraliteit naar meer zones: Toestaan van windturbines, zonneparken en batterijparken in buffergebieden en landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Beschermde landschappen en kwetsbare natuurgebieden blijven uitgesloten.
  • Scenario 3 (basisscenario) – Verregaande bestemmingsneutraliteit met beperkingen: Alle bestemmingen worden in principe geschikt geacht voor hernieuwbare energie, op uitzondering van ruimtelijk kwetsbare gebieden (agrarische gebieden met ecologisch belang, agrarische gebieden met ecologische waarde, bosgebieden, brongebieden, groengebieden, natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde, natuurontwikkelingsgebieden, natuurreservaten, overstromingsgebieden, parkgebieden, valleigebieden). Extra toetsing op ruimtelijke draagkracht en mogelijke hinder wordt vereist op projectniveau.
  • Scenario 4 (uitgebreid scenario) – Volledige bestemmingsneutraliteit: Geen beperkingen op basis van ruimtelijke bestemming. Hernieuwbare energie kan overal worden ingepland, dus ook in ruimtelijk kwetsbare gebieden. Beoordeling wordt projectgebonden voorzien via een ruimtelijke ordeningstoets.

De beoordelingsgrond voor de 4 scenario’s is milieutechnisch van aard: Voor grote en middelgrote windturbines wordt gebruik gemaakt van zogenaamde ‘zeefkaarten’ in lijn met de methodiek voor het plan-MER sectorale voorwaarden windturbines Vlarem II.  Daarnaast wordt de impact van de uitrol van zowel de grote als middelgrote windturbines, als andere technologieën (kleine windturbines, zonneparken en batterijparken) beoordeeld op basis van hun karakteristieke kenmerken en dimensies.   

Regelgeving bevoegdheid

Artikel 56-57 van het decreet lokaal bestuur - algemene bevoegdheidsbepalingen college van burgemeester en schepenen
<p>Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd op basis van artikel 56-57 van het decreet lokaal bestuur</p>

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college burgemeester en schepenen neemt kennis van de kennisgevingsnota van het plan-MER voor ‘bestemmingsneutraliteit voor hernieuwbare energie’.

Artikel 2

Het college burgemeester en schepenen wenst een voorwaardelijk positief advies te verlenen mits inachtname van volgende aandachtspunten: 

  • Het principe van bestemmingsneutraliteit kan bijdragen aan de realisatie van de Vlaamse klimaat- en energiedoelstellingen indien dit gebeurt met aandacht voor de lokale ruimtelijke context en landschappelijke inpasbaarheid.
  • De bestemmingsneutraliteit mag niet leiden tot een onevenredige inplanting van windturbines of zonneparken in gebieden die reeds een hoge ruimtedruk kennen (met name de ruimtelijke kwetsbare gebieden, maar ook woongebieden en landbouwgebieden waar de grootte van een specifiek energieproject de schaal en draagkracht overschrijdt, met bijzonder aandacht voor visuele verstoring, geluidshinder, slagschaduw etc.).
  • Vraag om extra aandacht te hebben voor afstemming met lokaal beleid en hoe de interactie tussen gemeentelijke en bovenlokale bevoegdheden (provinciaal en Vlaams niveau) zal worden georganisseerd.