Terug
Gepubliceerd op 18/08/2020

2020_CBS_02355 - Omgevingsvergunning - het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning langs Velveken 71A (202000253NV) - Vergunning

College van Burgemeester en Schepenen
ma 17/08/2020 - 13:00 Bureel AD
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Vera Celis, Nadine Laeremans, Griet Smaers, Marleen Verboven, Ben Van Looveren, Marlon Pareijn, Rob Testelmans

Afwezig

Bart Julliams, Tom Corstjens, Francois Mylle

Voorzitter

Vera Celis
2020_CBS_02355 - Omgevingsvergunning - het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning langs Velveken 71A (202000253NV) - Vergunning 2020_CBS_02355 - Omgevingsvergunning - het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning langs Velveken 71A (202000253NV) - Vergunning

Motivering

Aanleiding en context

UITERSTE BESLISSINGSDATUM VOOR DIT DOSSIER: 24/8/2020

Verslag van de omgevingsambtenaar

 

Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2020005235

Dossiernummer gemeente: 202000253

 

De gemeente Geel heeft op 29/05/2020 een aanvraag Aanvraag omgevingsproject ontvangen voor het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning. De aanvraag werd op 25/06/2020 volledig en ontvankelijk verklaard.

 

Gegevens van de aanvrager

mevrouw Christiana Lornoy 

Larumseweg 59 te 2250 Olen

 

Gegevens van de  ligging

Administratieve ligging: Velveken 71A te 2440 Geel

Kadastrale ligging: Afdeling 13376, sectie G, perceel 99A2

 

Verslag

 

  1. Stedenbouwkundige basisgegevens

 

Ligging volgens de plannen van aanleg, uitvoeringsplannen, verkavelingen.

Koninklijk besluit van 28 juli 1978 - Gewestplan Herentals-Mol goedgekeurd op 28/07/1978 

bestemming: woongebieden met landelijk karakter

 

De woongebieden met een landelijk karakter zijn bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven.

bestemming: agrarische gebieden

 

De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.

 

De aanvraag is niet gelegen in een bijzonder plan van aanleg, RUP of verkaveling.

 

Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

 

De aanvraag dient getoetst te worden aan de bepalingen van het gewestplan.

 

Overeenstemming met dit plan

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en met de stedenbouwkundige voorschriften.

 

Afwijkings- en uitzonderingsbepalingen

Niet van toepassing.

 

Verordeningen

  • Wegen voor voetgangersverkeer (gewestelijk)
  • gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - verkavelingen
  • gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - parkeervoorzieningen
  • Hemelwaterputten (gewestelijk)
  • Weekendverblijven (gewestelijk)
  • Toegankelijkheid (gewestelijk)
  • gemeentelijke stedenbouwkundige verordening - basisverordening

 

  1. Historiek
  • Stedenbouwkundige vergunning reguliere procedure: 2016/00368, Bouwen van een eengezinswoning - Onbeslist

Aanvulling historiek

9/11/2016: aanvraag ingediend voor het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning en carport/fietsenstalling.

12/12/2016: CBS weigert owv de inplanting en gebruikte materialen. Roodbruine gegolfde platen die als gevelbekleding worden gebruikt zijn architectonisch niet verantwoord en niet inpasbaar in de omgeving.

Bouwheer stelt beroep in tegen deze weigering.

9/3/2017: deputatie verleent vergunning

15/5/2017: rechterbuur stelt beroep in tegen beslissing deputatie bij Raad voor Vergunningsbetwisting.

30/04/2019 Raad voor Vergunningsbetwisting vernietigt bij arrest de beslissing van de deputatie

8/8/2019: deputatie verleent opnieuw vergunning onder voorwaarde dat het dak-en gevelmateriaal bestaat uit rode of bruine variant van het merk 'Onduline', bestaande uit gerecucleerde cellulose-vezels gedrenkt in bitumen.

10/10/2019: buur stelt jurisdictioneel beroep tegen beslissing deputatie. Dit beroep is momenteel nog actueel ‘hangende’.

 

Partijen wensen hun geschil te beëindigen door wederzijdse toestemmingen te doen.

Het akkoord tussen partijen (bouwheer en buur) bestaat erin dat er een nieuwe aanvraag zal worden ingediend cfr overeenkomst van de bijgevoegde dading.

Indien nav deze nieuwe aanvraag een definitieve en uitvoerbare vergunning wordt verleend, doet de bouwheer afstand van de huidige vergunning van 8/8/2019 verleend door de deputatie, en doet de andere partij afstand van zijn beroep tegen deze vergunning.

 

  1. Beschrijving van de omgeving en de aanvraag

De aanvraag betreft het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning

Type handelingen: stedenbouwkundige handelingen

 

De aanvraag betreft het oprichten van een vrijstaande eengezinswoning.

 

De woning bevindt zich op een perceel dat gedeeltelijk gelegen is in woongebied met landelijk karakter en deels in agrarisch gebied.  Volgens het opmetingsplan van de landmeter is de maximale bebouwbare strook 3,34 meter, gelegen op 5 meter uit de rooilijn en achteraan maximum 15,58 meter breed.  Dit over een bebouwbare oppervlakte van 31,04 meter, rekening houdend met een afstand van 3 meter t.o.v. de perceelsgrens en de feitelijke grens met het agrarisch gebied.

De nieuw op te richten woning wordt voorzien in gevelsteenmetselwerk en dakpannen als dakbedekking. Hierdoor vervalt de weigeringsgrond.

Een parkeerplaats wordt voorzien vooraan de woning.

 

Het bouwvolume bedraagt 581,3 m³.

 

Volgens de beschrijvende nota van de architect:

Het eigendom is deels gelegen in woongebied met landelijk karakter en deels gelegen in agrarisch gebied.

De totale breedte van het kadastrale perceel bedraagt, gemeten op de rooilijn, 108,64 meter. Hiervan is circa 101 meter gelegen in agrarisch gebied en circa 7,63 meter gelegen in woongebied met landelijk karakter. Het deel van het eigendom gelegen in woongebied met landelijk karakter is trapeziumvormig. Naar achteren toe wordt het perceelsdeel in woongebied met landelijk karakter breder; op 8 meter uit de rooilijn is het perceelsdeel circa 10,67 meter breed en op 25 meter uit de rooilijn meet het circa 17,20 meter. De totale oppervlakte van het perceelsdeel gelegen in woongebied met landelijk karakter bedraagt circa 598,60 m². De bestaande bebouwing langs Velveken bestaat, zoals reeds eerder gesteld, quasi uitsluitend uit vrijstaande eengezinswoningen. Een eenduidige bouwlijn is er langs Velveken niet terug te vinden. Zo zijn de al wat oudere woningen Velveken 71 en 94 opgericht op slechts enkele meters uit de rooilijn, terwijl de woning Velveken 82A zich op circa 9 meter en het pand nr. 92 zich zelfs op circa 15 meter uit de rooilijn bevindt. Ook voor de woningen nrs. 69, 67, 65 en 63 varieert de diepte van de voortuinstrook van circa 8 meter t.e.m. circa 17 meter. Daarnaast variëren ook de breedtes van de voorgevels van de woningen sterk in de straat. Zo heeft de woning Velveken 94 een voorgevelbreedte van circa 5,5 meter, terwijl de links aanpalende woning nr. 92 een voorgevelbreedte heeft van circa 18 meter. Verder zijn de volgende voorgevelbreedtes (bij benadering) in de onmiddellijke omgeving terug te vinden: o Velveken nr. 90: circa 9,5 meter o Velveken nr. 88: circa 17 meter o Velveken nr. 86: circa 8 meter Er kan bijgevolg geconcludeerd worden dat er langs Velveken geen eenvormige bebouwing kan worden teruggevonden, noch wat perceelsbreedte, noch wat voorgevelbreedte betreft.

De Gemeentelijke Stedenbouwkundige Verordening, goedgekeurd door de Deputatie van de provincie Antwerpen in zitting van 24 mei 2012, stelt in hoofdstuk 3.1 De minimale perceelsbreedte - artikel 5: ‐ De minimale perceelsbreedte t.h.v. de bouwlijn voor een bebouwbaar perceel bedraagt: ‐ bij aaneengesloten bebouwing: 6 m; ‐ bij halfopen bebouwing: 10 m; ‐ bij open bebouwing: 15 m. ‐ Afwijkingen op deze bepaling zijn toegelaten in volgende gevallen, mits een grondige motivering: ‐ Het een restperceel betreft ‐ Een kwalitatief project waarbij op gelijktijdig en binnen hetzelfde project meer dan 1 woning/gebouw wordt gerealiseerd. ‐ Het voorliggende project omwille van duurzame bouwprincipes (zonoriëntatie,…) niet kan voldoen aan deze bepalingen ‐ De minimale perceelsbreedte voor percelen bestemd als woongebied met landelijk karakter of woonparkgebied wordt afgestemd op de plaatselijke toestand en de perceelsbreedten in de directe omgeving. Aangezien onderhavige eigendom het laatste perceel(sdeel) van dit woonlint in woongebied met landelijk karakter betreft, kan er worden gesteld dat het hier om een 'restperceel' gaat. Een restperceel is, volgens de bepalingen in de stedenbouwkundige verordening, 'een perceel dat door de ontwikkelingen in de directe omgeving beperkt wordt qua invulling door o.a. perceelsconfiguratie, beperkte breedte of diepte,…, maar dat toch nog op een kwalitatieve manier kan bebouwd worden.

Als 1ste uitgangspunt werd het volume van een langgevelhoeve genomen: een lang smal volume met een aaneenschakeling van functies (schema A). Voor een betere inpasbaarheid op het perceel en ten opzichte van de bebouwing op het aangrenzend rechter perceel, werd dit lange volume in twee geknipt en werden de 2 delen opengeplooid volgens de hoek van het perceel (schema B en C). Op die manier ontstaat er een compact volume van rationeel geordende leefruimtes rondom een polyvalente tussenzone. De leefruimtes zelf zijn compacte ruimtes die in contact staan met de polyvalente tussenzone. De leefruimtes kunnen d.m.v. de schuifdeurenwand afgesloten worden van deze tussenzone of juist deel uitmaken van deze tussenzone. Alle leefruimtes bevinden zich op het gelijkvloers. Het volume wordt afgewerkt met een hellend dak boven de leefruimtes; boven de polyvalente tussenruimte zit een plat dak. Het volume refereert aan een schuur. 

Er worden geen wijzigingen aan het relief aangebracht. Het afgewerkte vloerpeil ligt 20 cm boven de as van de weg. De ophoging van de tuingrond rondom de woning is maximaal gelijk aan de vloerpas.


  1. Openbaar onderzoek

de aanvraag werd getoetst aan de criteria van artikels 11 t.e.m. 14 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

De aanvraag moet niet openbaar gemaakt worden. De vereenvoudigde vergunningsprocedure wordt gevolgd.

 

  1. Adviezen

Op 25/06/2020 werd advies gevraagd aan geel - openbare werken en verkeer.

 

  1. Project-MER

///

 

  1. Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen

 

Planologische toets

Woongebieden met landelijk karakter zijn in hoofdzaak bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven. Zowel bewoning als landbouw zijn bijgevolg de hoofdbestemmingen van het gebied, en beide bestemmingen staan er op gelijke voet.

 

De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op te minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden (artikel 11 van het Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen).

 

Wegenis

 

Het perceel is gelegen langsheen een gemeenteweg.

Art. 4.3.5.§ 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met als hoofdfunctie « wonen », « verblijfsrecreatie », dagrecreatie, met inbegrip van sport, detailhandel, dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening, vrije beroepen, industrie, bedrijvigheid, « gemeenschapsvoorzieningen » of « openbare nutsvoorzieningen », kan slechts worden verleend op een stuk grond, gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.

§ 2. Een voldoende uitgeruste weg is ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van deze minimale uitrusting kan worden afgeweken.

Een voldoende uitgeruste weg voldoet voorts aan de uitrustingsvoorwaarden die worden gesteld in stedenbouwkundige voorschriften of vereist worden door de plaatselijke toestand, daaronder begrepen de voorzieningen die in de gemeente voorhanden zijn en het ruimtelijk beleid van de gemeente.

§ 3. In het geval de opdrachtgever instaat voor zowel het bouwen van de gebouwen als de verwezenlijking van de voor het project noodzakelijke wegeniswerken, of in het geval de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een overheid de wegenis aanbesteedt, kan de omgevingsvergunning voor de gebouwen worden afgeleverd zodra de omgevingsvergunning voor de wegeniswerken is verleend.

Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan in dat geval een afdoende financiële waarborg voor de uitvoering van de wegeniswerken eisen.

§ 4. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing :
1° in verkavelingen waar geen of beperktere lasten op het vlak van de weguitrusting zijn opgelegd;
2° voor land- of tuinbouwbedrijven en voor bedrijfswoningen van een land- of tuinbouwbedrijf;
 3° op het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van bestaande constructies.Watertoets

Artikel 8 van het decreet van 5 juli 2013 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad van 8 oktober 2013) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets genoemd wordt. Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een risicozone, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

Enkel wordt bij toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt.  Dit moet gecompenseerd worden door de plaatsing van een hemelwaterput of de aanleg van een infiltratievoorziening.

 

Mer-screening

///

Natuurtoets

///

Erfgoed-/archeologietoets

///

Mobiliteit

///

Toegankelijkheidstoets

///

Decreet grond- en pandenbeleid

///

Scheidingsmuren

///

Milieuaspecten

///

 

Goede ruimtelijke ordening

 

De aanvraag is inpasbaar in de omgeving en verenigbaar met de goede plaatselijke aanleg.

 

Resultaten openbaar onderzoek

Er werd geen openbaar onderzoek gehouden

 

Bespreking adviezen

De omgevingsambtenaar heeft kennis genomen van volgende adviezen:

Het advies van geel - openbare werken en verkeer afgeleverd op 23/07/2020 is volledig gunstig

Opmerkingen adviezen:

Perceel is gelegen in individueel te optimaliseren buitengebied. Er is geen riolering aanwezig, wel een gracht. Na overleg met Aquafin kunnen we dit perceel echter beschouwen als collectief te optimaliseren buitengebied. Het perceel sluit aan bij dit gebied. Dit betekent dat de bouwheer 2 mogelijkheden heeft voor het DWA. Ofwel voorziet hij een septische put van min. 2000 L (1200 L is onvoldoende) en een IBA zoals op het plan voorzien is. Deze IBA moet losgekoppeld worden als er in de toekomst riolering wordt gelegd. Ofwel legt de bouwheer 2 septische putten met een volume van min. 2000 L per put. Een eerste septische put dient voor het fecaal water. De overloop van deze put gaat naar een tweede septische put waaraan het grijs water (water afkomstig van bv. douche) is aangesloten. De overloop van de tweede put gaat naar de gracht gelegen ter hoogte van het perceel met een korte inbuizing die naar de overkant van de straat gaat. De tweede put moet in de toekomst ook worden afgekoppeld bij aanleg van riolering. DWA (droogweerafvoer) en RWA (regenwater) moeten gescheiden gehouden worden tot aan de rooilijn.Volgens de hemelwaterverordening moet men een hemelwaterput plaatsen van minstens 5000 L. Dit is op het plan voorzien. De overloop van deze put gaat naar de infiltratievoorziening, dewelke ook verplicht is. De noodoverloop van de infiltratie mag worden aangesloten op de gracht. De stad plaatst de huisaansluitputjes (controleputjes) en realiseert de aansluiting op de gracht.

Maximumbreedte inrit wordt gerespecteerd.

Gunstig advies onder voorwaarde: Ofwel septische put van min.2000 L en IBA ofwel 2 septische putten van min. 2000 L per put.

 

Besluit

Gunstig onder volgende voorwaarden:

 

De woning dient ingeplant en opgericht zoals aangeduid op de bouwplannen.

 

Nota wordt genomen van de aanwezigheid van een autostaanplaats vooraan de woning.

 

Nota wordt genomen van de 'overeenkomst van dading' waarin wordt gesteld dat de buur rechts akkoord gaat met de voorgestelde plannen.

 

De zone rondom het hoofdgebouw dient als tuin te worden aangelegd en als dusdanig gehandhaafd. Alle verhardingen dienen te gebeuren met waterdoorlatende materialen.

 

Elke woning dient uitgerust met één of meer rookmelders of moet beschikken over een branddetectiesysteem dat gekeurd en gecertificeerd is door een daartoe erkend organisme. De rookmelder dient conform te zijn aan NBN EN 14.604, reageert op de rookontwikkeling bij brand door het produceren van een scherp geluidssignaal, en is niet van het ionische type.
Opmerkingen inzake de plaatsing van de rookmelders: minstens één rookmelder per bouwlaag, in kamerwoningen moet elke kamer ermee uitgerust zijn, mogelijke opstelling in de hal, gang, slaapkamer, living, wasplaats, kelder, verwarmingslokaal; plaatsing wordt afgeraden in de badkamer, keuken, garage.

 

De plaatsing van een hemelwaterput is verplicht overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering dd. 05/07/2013 inzake hemelwaterputten. Die hemelwaterput dient aan volgende eisen te voldoen:

  • met een inhoud van minimum 5.000 liter;
  • de volledige dakoppervlakte dient in één of meerdere hemelwaterputten af te wateren;
  • een pomp wordt op de hemelwaterput aangesloten;
  • de overloop van de hemelwaterput wordt aangesloten op een infiltratiebed, een gracht, en oppervlaktewater of de regenwaterafvoer van de openbare riolering. Indien deze voorzieningen niet voor handen zijn dan wordt de overloop aangesloten op de openbare riolering;
  • de hemelwaterput dient geplaatst te zijn alvorens het gebouw in gebruik wordt genomen;
  • de hemelwaterput dient bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn;
  • de hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen, die toegevoegd wordt in bijlage, terwijl de plaatsing dient te gebeuren voor het gebouw in gebruik genomen wordt;
  • het water uit de hemelwaterput dient te worden herbruikt voor tenminste 2 verschillende aftappunten bv. buitenkraan, wasmachine, spoeling wc...

 

Voor de afvoer van het huishoudelijk afvalwater (HAW) dienen twee septic-tanks te worden geplaatst:

- Septic-tank 1 : voor opvang van enkel zwart HAW (= afvalwater verontreinigd met fecaliën afkomstig van het toilet);

- Septic-tank 2 : voor opvang van de overloop van septic-tank 1 én grijs HAW (= alle huishoudelijk afvalwater niet afkomstig van toiletspoeling, bijvoorbeeld: afvalwater van bad, douche, wastafel en wasmachine). 

 

De overloop van septic-tank 2 komt rechtstreeks in een gracht of overwelving. Het volume van de twee septic-tanks bedraagt minimaal 2000 L per tank.

 

Bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook dienen deze septische putten voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.

 

De afvoer van de afval- en regenwaters dient via een gescheiden stelsel te gebeuren.

 

De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160 mm.

 

Het buffervolume van de infiltratievoorziening dient minimum 1505 liter te bedragen.

 

De oppervlakte van de infiltratievoorziening dient minimum 2,40 m² te bedragen.

 

De woning dient te voldoen aan de EPB-eisen.

 

Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname en bij belangrijke wijzigingen van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende deskundige. Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsnet.

 

Er mogen geen werken uitgevoerd worden op het openbaar domein zonder voorafgaandelijke toelating en onder de vooropgestelde voorwaarden van het stadsbestuur.

 

De kosten voor het uitvoeren van aanpassingswerken aan het openbaar domein of het verplaatsen van nutsvoorzieningen zijn ten laste van de bouwheer.

 

Indien voor de uitvoering van de stedenbouwkundige handelingen een bronbemaling geplaatst zal worden, moet deze aangevraagd worden via het omgevingsloket voor de start van de bronbemaling. De bronbemaling moet voldoen aan de bepalingen van Vlarem II afd. 5.53.6.1. Het bemalingswater moet zoveel mogelijk terug in de grond worden ingebracht buiten de onttrekkingszone. Hiervoor kan gebruikgemaakt worden van infiltratieputten, infiltratiebekkens of infiltratiegrachten. Indien dit technisch onmogelijk is mag het water geloosd worden via de RWA-aansluiting.

 

De eventuele plaatsing van een mazouttank dient te beantwoorden aan de installatievoorwaarden, opgelegd in de Vlaremwetgeving zoals beschreven in bijlage bij de bouwvergunning.

 

De vloerpas ligt op maximum 20 cm en kan verhoogd worden door het aantal meter tussen de voorgevel en de rooilijn te vermenigvuldigen met 2 cm, en dit tot een maximum van 40 cm.

 

Het peil van de woning ligt hiermee maximum 40 cm boven de as van de weg.

 

Lasten

///

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen sluit zich aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Artikel 2

Het college van burgemeester en schepenen beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:

 

De woning dient ingeplant en opgericht zoals aangeduid op de bouwplannen.

 

Nota wordt genomen van de aanwezigheid van een autostaanplaats vooraan de woning.

 

Nota wordt genomen van de 'overeenkomst van dading' waarin wordt gesteld dat de buur rechts akkoord gaat met de voorgestelde plannen.

 

De zone rondom het hoofdgebouw dient als tuin te worden aangelegd en als dusdanig gehandhaafd. Alle verhardingen dienen te gebeuren met waterdoorlatende materialen.

 

Elke woning dient uitgerust met één of meer rookmelders of moet beschikken over een branddetectiesysteem dat gekeurd en gecertificeerd is door een daartoe erkend organisme. De rookmelder dient conform te zijn aan NBN EN 14.604, reageert op de rookontwikkeling bij brand door het produceren van een scherp geluidssignaal, en is niet van het ionische type.
 Opmerkingen inzake de plaatsing van de rookmelders: minstens één rookmelder per bouwlaag, in kamerwoningen moet elke kamer ermee uitgerust zijn, mogelijke opstelling in de hal, gang, slaapkamer, living, wasplaats, kelder, verwarmingslokaal; plaatsing wordt afgeraden in de badkamer, keuken, garage.

 

De plaatsing van een hemelwaterput is verplicht overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering dd. 05/07/2013 inzake hemelwaterputten. Die hemelwaterput dient aan volgende eisen te voldoen:

  • met een inhoud van minimum 5.000 liter;
  • de volledige dakoppervlakte dient in één of meerdere hemelwaterputten af te wateren;
  • een pomp wordt op de hemelwaterput aangesloten;
  • de overloop van de hemelwaterput wordt aangesloten op een infiltratiebed, een gracht, en oppervlaktewater of de regenwaterafvoer van de openbare riolering. Indien deze voorzieningen niet voor handen zijn dan wordt de overloop aangesloten op de openbare riolering;
  • de hemelwaterput dient geplaatst te zijn alvorens het gebouw in gebruik wordt genomen;
  • de hemelwaterput dient bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook, voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn;
  • de hemelwaterput dient te voldoen aan de code van de goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen, die toegevoegd wordt in bijlage, terwijl de plaatsing dient te gebeuren voor het gebouw in gebruik genomen wordt;
  • het water uit de hemelwaterput dient te worden herbruikt voor tenminste 2 verschillende aftappunten bv. buitenkraan, wasmachine, spoeling wc...

 

Voor de afvoer van het huishoudelijk afvalwater (HAW) dienen twee septic-tanks te worden geplaatst:

- Septic-tank 1 : voor opvang van enkel zwart HAW (= afvalwater verontreinigd met fecaliën afkomstig van het toilet);

- Septic-tank 2 : voor opvang van de overloop van septic-tank 1 én grijs HAW (= alle huishoudelijk afvalwater niet afkomstig van toiletspoeling, bijvoorbeeld: afvalwater van bad, douche, wastafel en wasmachine). 

 

De overloop van septic-tank 2 komt rechtstreeks in een gracht of overwelving. Het volume van de twee septic-tanks bedraagt minimaal 2000l per tank.

 

Bij plaatsing in de bouwvrije voortuinstrook dienen deze septische putten voorzien op minimum 8 meter uit de wegas en met een minimum van 2 meter uit de rooilijn.

 

De afvoer van de afval- en regenwaters dient via een gescheiden stelsel te gebeuren.

 

De afvoerbuizen voor het regenwater (grijs) en het huishoudelijk afvalwater (oranje) dienen een diameter te hebben van max. 160 mm.

 

Het buffervolume van de infiltratievoorziening dient minimum 1505 liter te bedragen.

 

De oppervlakte van de infiltratievoorziening dient minimum 2,40 m² te bedragen.

 

De woning dient te voldoen aan de EPB-eisen.

 

Het is verplicht vóór de eerste ingebruikname en bij belangrijke wijzigingen van de privéwaterafvoer deze te laten keuren door een erkende deskundige. Hierbij wordt nagegaan of de scheiding van hemelwater en afvalwater wordt nageleefd. Zonder keuringsattest van de erkende deskundige mag de privéwaterafvoer niet worden aangesloten op het openbaar rioleringsnet.

 

Er mogen geen werken uitgevoerd worden op het openbaar domein zonder voorafgaandelijke toelating en onder de vooropgestelde voorwaarden van het stadsbestuur.

 

De kosten voor het uitvoeren van aanpassingswerken aan het openbaar domein of het verplaatsen van nutsvoorzieningen zijn ten laste van de bouwheer.

 

Indien voor de uitvoering van de stedenbouwkundige handelingen een bronbemaling geplaatst zal worden, moet deze aangevraagd worden via het omgevingsloket voor de start van de bronbemaling. De bronbemaling moet voldoen aan de bepalingen van Vlarem II afd. 5.53.6.1. Het bemalingswater moet zoveel mogelijk terug in de grond worden ingebracht buiten de onttrekkingszone. Hiervoor kan gebruikgemaakt worden van infiltratieputten, infiltratiebekkens of infiltratiegrachten. Indien dit technisch onmogelijk is mag het water geloosd worden via de RWA-aansluiting.

 

De eventuele plaatsing van een mazouttank dient te beantwoorden aan de installatievoorwaarden, opgelegd in de Vlaremwetgeving zoals beschreven in bijlage bij de bouwvergunning.

 

De vloerpas ligt op maximum 20 cm en kan verhoogd worden door het aantal meter tussen de voorgevel en de rooilijn te vermenigvuldigen met 2 cm, en dit tot een maximum van 40 cm.

 

Het peil van de woning ligt hiermee maximum 40 cm boven de as van de weg.

 

Lasten

///