Bij toepassing van de 2de pensioenpijler op het voltallig contractueel aangestelde OCMW-personeel wordt een korting op de responsabiliseringsbijdrage ten belope van 50% van de totaalkost van de 2de pensioenpijler toegekend.
Omdat, indien binnen de entiteit het geheel van de niet vastbenoemde personeelsleden van een pensioentoezegging via verschillende pensioenplannen geniet, waarvan het bijdrageniveau verschillend is in functie van bijvoorbeeld de personeelscategorie of de anciënniteit, enkel de laagste bijdrageniveaus in aanmerking worden genomen en worden toegepast op het geheel van het personeel om de aftrekbare kost, ten belope van 50%, te bepalen, dringt een herziening van de beslissing van de OCMW-raad van 04.11.2019 zich op.
De wet van 23 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid.
Het sectoraal akkoord 2008-2013 voor het personeel van de lokale en provinciale besturen, afgesloten in het Vlaamse onderhandelingscomité C1 van 9/12/2009.
Wet van 30 maart 2018 met betrekking tot het niet in aanmerking nemen van diensten gepresteerd als niet vastbenoemd personeelslid voor een pensioen van de overheidssector, tot wijziging van de individuele responsabilisering van de provinciale en lokale overheden binnen het Gesolidariseerde pensioenfonds, tot aanpassing van de reglementering inzake aanvullende pensioenen, tot wijziging van de modaliteiten van de financiering van het Gesolidariseerde pensioenfonds van de provinciale en plaatselijke besturen en tot bijkomende financiering van het Gesolidariseerde pensioenfonds van de provinciale en plaatselijke besturen.
In toepassing van het federaal gezondheidsakkoord stelde de OCMW-raad vast welke functies van de OCMW-personeelsleden, tewerkgesteld in het woonzorgcentrum Wedbos, vallen onder het toepassingsgebied van het federaal gezondheidsakkoord (publieke sector) van 18 juli 2005: verpleegkundig en verzorgend personeel, kinesitherapeuten, ergotherapeuten, maatschappelijk assistenten tewerkgesteld in zorgteams, diensthoofden en adjunct-diensthoofden die rechtstreeks hogervermelde personeelsgroepen omkaderen en logistiek assistenten (toekomst).
Net zoals voor het stadspersoneel is het OCMW via een groepsverzekering voor de tweede pensioenpijler van het contractueel personeel sinds 1 januari 2010 aangesloten bij de tijdelijke handelsvennootschap DIB-Ethias. De pensioentoelage werd bepaald op 2% van het pensioengevend jaarloon en werd met ingang van 1 oktober 2015 opgetrokken naar 3 %.
Op advies van de vereniging voor steden en gemeenten (VVSG) werd het personeel van de “federaal gefinancierde” gezondheidssectoren (o.a. woonzorgcentra en ziekenhuizen) in principe (voorlopig) niet opgenomen. In het federaal zorgakkoord – publieke sector van 18 juli 2005 werd nl. voorzien in specifieke plannen voor een tweede pensioenpijler voor contractanten en in financiering hiervoor. Er moest eerst duidelijkheid komen over de uitvoering van dit punt uit het federaal zorgakkoord om te vermijden dat er voor deze sector twee parallelle initiatieven naast elkaar ontstaan. Bovendien hadden we op dit ogenblik geen enkele garantie dat de OCMW’s die voor hun rusthuispersoneel in dat systeem zouden stappen, hiervoor de voorziene federale financiering zouden krijgen.
Aangezien er nu -bij toepassing van de 2de pensioenpijler op het voltallig contractueel aangestelde OCMW-personeel-, in toepassing van de wet van 30 maart 2018 een korting op de responsabiliseringsbijdrage ten belope van 50% van de totaalkost van de 2de pensioenpijler wordt toegekend, kan het eerder ingenomen standpunt terug in vraag worden gesteld.
Uit de FAQ "DE VERMINDERING VAN DE RESPONSABILISERINGSBIJDRAGE INGEVOLGE DE WET VAN 30 MAART 2018" van de Federale Pensioendienst halen wij volgende nieuwe informatie: "indien binnen de entiteit het geheel van de niet vastbenoemde personeelsleden van een pensioentoezegging via verschillende pensioenplannen geniet, waarvan het bijdrageniveau verschillend is in functie van bijvoorbeeld de personeelscategorie of de anciënniteit, zullen enkel de laagste bijdrageniveaus in aanmerking worden genomen en worden toegepast op het geheel van het personeel om de aftrekbare kost, ten belope van 50%, te bepalen."
Concreet betekent dit dat we -bij toepassing van het raadsbesluit van 04.11.2019- voor 2019 (0,10%) slechts 1/30ste van de 50%kost pensioenbijdragen in rekening kunnen brengen. Voor 2020 (2%) zou dit 2/3de zijn en vanaf 2021 (3%) bedraagt de korting 3/3de.
Voor het dienstjaar 2019 wordt geen minimumpercentage opgelegd en kan het bestuur de bijdrage 2de pensioenpijler dus vrij bepalen. Voor het dienstjaar 2020 dient een verplichte bijdrage van 2% betaald te worden. Vanaf het dienstjaar 2021 bedraagt het verplicht bijdragepercentage 3%.
De bovengrens voor de financiële incentive is vastgesteld op 6% pensioenbijdrage.
Op basis van de prognoses van de FPD (Federale Pensioendienst) en de huidige kost (92.838,00 euro) kunnen we, bij gelijkblijvend beleid, volgende simulatie maken:
- de toepassing van 0,10 %, zoals beslist in OCMW-raad van 04.11.2019, blijft gehandhaafd voor het dienstjaar 2019. De kosten worden geraamd op 1.780,20 euro en de korting wordt geraamd op 1.576,97 euro. De netto meerkost wordt aldus vastgesteld op 203,23 euro.
- de minimum verplichte toepassing van 2%, zoals beslist in OCMW-raad van 04.11.2019 voor het dienstjaar 2020 genereert een geraamde meerkost van 35.604,00 euro en een geraamde korting van 42.814,00 euro. De netto winst wordt aldus vastgesteld op 7.210,00 euro.
of
- de OCMW-raad herziet zijn beslissing van 04.11.2019 en past 3% toe voor het dienstjaar 2020. (dit betekent in het nieuwe systeem van OFP Provant een participatie aan 40%) Dit genereert een geraamde meerkost van 53.406,00 euro en een geraamde korting van 73.122,00 euro. De netto winst wordt aldus vastgesteld op 19.716,00 euro.
- de verplichte toepassing van 3%, zoals beslist in OCMW-raad van 04.11.2019, blijft gehandhaafd vanaf het dienstjaar 2021. (dit betekent in het nieuwe systeem van OFP Provant een participatie aan 40%) De kosten worden geraamd op 53.406,00 euro en de korting wordt geraamd op 73.122,00 euro. De netto meerkost wordt aldus vastgesteld op 19.716,00 euro.
Er is echter een belangrijke keerzijde aan deze korting: ze wordt namelijk niet gefinancierd door extra middelen vanuit de Schatkist, maar door de lokale besturen zelf, nl. zij die geen korting op de responsabiliseringsbijdrage genieten omdat ze geen of een onvoldoende hoge bijdrage voor hun tweede pensioenpijler betalen.
Dit maakt dat de duurtijd van deze kortingsmaatregel onzeker is terwijl het engagement tot toepassing voortdurend is. Bovendien zal de kost, tengevolge de maximalisatie van de contratuele aanstellingen, jaarlijks stijgen.
De OCMW-raad beslist om de contractuele personeelsleden die vallen onder het toepassingsgebied van het federaal gezondheidsakkoord (publieke sector) van 18 juli 2005 via een groepsverzekering voor de tweede pensioenpijler aan te sluiten vanaf 1 januari 2019.
De pensioentoelage wordt bepaald op: